Brussel, juni 2005. Verslagboek. Studiedag SER-SERV Den Haag Brussel Lissabon Donderdag 2 juni 2005 Vlaams Parlement



Vergelijkbare documenten
Mark Rutte: 'Ik zou het vuur redden'

Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag

Hoe kan u strategie implementeren en tot leven brengen in uw organisatie?

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Werken in een andere sector of branche: iets voor u?

Speech staatssecretaris Mark Rutte bij het Lustrumsymposium Whose university is it? op 8 juni 2005 in Leiden.

Hoe beïnvloedt het Europese beleid de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen?

Inhoud. 2 Ondernemen in een veranderende wereld. 4 Inzicht in jezelf en de ander

Een wat strenge stem, hij wil graag officiëler klinken dan hij in wezen is.

Aan de Schrans in Leeuwarden is één van de meest opvallende orthodontiepraktijken. van Noord-Nederland gevestigd. Daarin werkt

Sprankelend Spraakmakend Verrassend Inspirerend Waanzinnig

Verslag ouderavond FIT(s) OP DE KRING

U schrijft ook dat wij Belgen bang zijn voor elkaar. Hoezo?

Majesteit, Koninklijke Hoogheid, excellenties, dames en heren,

EEN LEVEN LANG LEREN

De Voorzitter van de Adviesraad Internationale Vraagstukken De heer Mr. F. Korthals Altes Postbus EB Den Haag. Den Haag, november 2004

Tweede Europese Forum over de cohesie Georganiseerd door de Europese Commissie

Geachte Genodigden, beste kandidaten, beste vrienden. Trots op onze organisatie: de Liberale Vakbond.

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?

Dank u wel kolonel Lambrichts, mevrouw Sybilla Dekker, Generaal, geachte aanwezigen,

De Drievoudige Bottom Line, een noodzakelijke economische innovatie

Allereerst wil ik de organisatoren van deze dag, de Stichting Lezen en Schrijven

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

IN ZES STAPPEN MVO IMPLEMENTEREN IN UW KWALITEITSSYSTEEM

In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen

DE GROTE LERAREN ALS SPIEGEL VOOR ZELFREFLECTIE?.

Congrestoespraak Lodewijk Asscher PvdA-congres, 3 november GESPROKEN WOORD GELDT-

Sprankelend Spraakmakend Verrassend Inspirerend Waanzinnig

Leiderschap in Turbulente Tijden

U in het middelpunt Die migraine hè Levenservaring verzilveren

Voorwoord 9. Inleiding 11

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

PE,PEPP en Samen Werken

Toespraak Voorzitter bij het in ontvangst nemen van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012 op 20 november 2012 in de Oude Zaal

Toespraak ter gelegenheid van het Gelderse MEP op 14 mei 2018

Don t wait for a miracle Make one!

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Luc Van den Brande Laten we samen aan Europa bouwen

Diverser personeel. Mooi, en dan? Dr. Mtinkheni Gondwe

De evolutie van de preventie in een Europees kader

Carla du Pree. Johan Huizinga en de bezeten wereld. De rol van publieke intellectueel tussen twee wereldoorlogen ISVW UITGEVERS

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei

moedigen. We streven immers naar een beleid dat de grenzen van de verschillende organisaties binnen de Vlaamse overheid overstijgt.

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk

STRATEGISCH PLAN Excellent onderwijs voor een innovatieve regio

MAAK WERK VAN EEN INNOVATIEVE ORGANISATIECULTUUR IN UW KMO

Dit nieuwe verkiezingsjaar volgt op het bijzondere politieke jaar 2017.

Standaard Eurobarometer 80. DE PUBLIEKE OPINIE IN DE EUROPESE UNIE Najaar 2013 NATIONAAL RAPPORT BELGIË

Visie Missie. De missie van onze stichting is de volgende: wie je morgen bent creëer je vandaag met de som van gisteren

MINISTERIE VAN DEFENSIE WERKGROEP STAAL EERSTE DRUK, NOVEMBER 2007 VISIE LEIDINGGEVEN

Presentatie Tekst Top plan (talentontwikkelingsplan) Amy Kouwenberg OABCE1A

Doel is om voor deelnemers een beeld te schetsen van hoe het pensioen in elkaar steekt en hoe hun eigen pensioen er voorstaat.

Voorbeeldig onderwijs

Algemene beschouwing

Tijd voor herbezinning over de waarde van niet-betaald werk

Verkiezingsprogramma D66 Maastricht Samen Sterker

40 jaar Vlaams parlement

Werkgevers Ondernemers. In gesprek over de inhoud van het onderwijs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hierbij gaan voor de delegaties de conclusies die de Europese Raad op bovengenoemde bijeenkomst heeft aangenomen.

Verkiezingsprogramma D66 Maastricht Samen Sterker

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

8653/19 voo/mak/hh 1 TREE.1.B

Manifest voor de Rechten van het kind

INHOUDSOPGAVE: Vooraf 2. Inleiding 3. Doelstellingen, strategie en belangrijkste activiteiten 4-5. Communicatie 6.

Persoonlijk rapport van: Marieke Adesso 29 Mei

Nypels Speelt. 8 ingrediënten voor verbindend samenwerken

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo

Onderwijsconcept Albeda Zet De Toon!

Colloquium NIC 1/10/2015: afsluiting

6.1 De Net Promoter Score voor de Publieke Sector

Timemanagement? Manage jezelf!

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 maart 2015 (OR. en)

Belbin Teamrollen Vragenlijst

SOHO!-dag Stimuleer Ondernemend Hoger Onderwijs

MEDEZEGGENSCHAP EN SUCCESFACTOREN. Ruysdael onderzoek 2015

Examen HAVO. Nederlands Nederlands. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage

Van belang. Het verhaal van de Nederlandse Vereniging van Banken

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Colofon Juni Eindredactie: Dorine van Walstijn, projectleider. EDventure Bezuidenhoutseweg AG Den Haag

Als je te weinig van een kind verwacht, komt er niet uit wat er in zit. Onderwijsminister Marja van Bijsterveldt INTERVIEW

Wij zijn Kai & Charis van de Super Student en wij geven studenten zin in de toekomst.

ecourse Moeiteloos leren leidinggeven

Eindexamen havo maatschappijwetenschappen pilot 2014-II

Allereerst wil ik u een gezegend, gezond en gelukkig Nieuwjaar toewensen! En uiteraard hoop en wens ik dat het uw ondernemingen goed gaat.

Je doel behalen met NLP.

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

Strategienota Ruimte, Relatie & Rekenschap

Ron Bormans Voorzitter CvB Hogeschool Rotterdam. Bestuur Vereniging Hogescholen Lid Commissie Veerman

Openingsgebeden INHOUD

betreffende sensibilisering, preventie en handhaving inzake discriminatie op de arbeidsmarkt van personen met een migratieachtergrond

Toespraak Freya Saeys, actualiteitsdebat VP

Cultureel Perspectief in Rijswijk

Startbijeenkomst Zorginstituut Nederland. Een impressie 2 april 2014

13617/16 van/ons/sv 1 DG E 1C

Examen HAVO. Nederlands. tijdvak 2 dinsdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Nameting Scan Mijn Bedrijf

Medewerkerbetrokkenheid. 1. Werk aan medewerkertevredenheid. Betrokkenheid uit jezelf. Waarom zou iemand het maximale inzetten voor een werkgever?

1 Ben of word jij weleens gepest?

Achtergrond van het onderzoek:

Transcriptie:

Brussel, juni 2005 Verslagboek Studiedag SER-SERV Den Haag Brussel Lissabon Donderdag 2 juni 2005 Vlaams Parlement 1

Inhoud Inhoud... 2 1. Voorwoord... 3 2. Feniks... 4 3. Vlaamse sociale partners over de Lissabonstrategie... 6 4. Nederlandse sociale partners over de Lissabonstrategie... 9 5. Van het land van ooit naar het land van straks gaat door het land van nu... 12 5.1. Belangrijkste bronnen... 21 6. Wat is het belang van de Lissabonstrategie voor het Vlaamse beleid?... 22 7. Duurzame ontwikkeling in Vlaanderen... 24 8. Duurzame ontwikkeling in Nederland... 28 9. Werkgroep 1 Slimmer werken en doorstromen op de arbeidsmarkt... 33 9.1. Slimmer werken en sociale innovatie... 33 9.2. Erkennen verworven competenties (EVC) in Vlaanderen... 37 10. Werkgroep 2 Duurzaamheid: de milieu en economie interface... 44 11. Slottoespraak... 52 12. Publicaties... 58 12.1. SERV... 58 12.2. SER... 58 Bijlagen... 59 1. Sociaal-economische indicatoren... 59 2

1. Voorwoord Op donderdag 2 juni organiseerde de Sociaal-Economische-Raad van Vlaanderen (SERV) samen met de Nederlandse Sociaal-Economische Raad (SER) in het Vlaams Parlement een studiedag over de Lissabonstrategie. Om de twee jaar vindt zo n gezamenlijke studiedag plaats waarin de sociale partners en stakeholders uit beide regio s actuele beleidsvraagstukken bestuderen en vergelijken. Dit jaar sluit de studiedag aan bij de Lissabonstrategie die tijdens de voorjaarstop van maart werd bijgewerkt. De studiedag focust op twee pijlers uit de Lissabonstrategie met name Onderwijs en arbeidsmarkt en Duurzame ontwikkeling. In de voormiddag kwamen de visies van de sociale partners en de bevoegde ministers en staatssecretarissen aan bod. In de namiddag werden twee werkgroepen georganiseerd. In de eerste werkgroep kregen we het verhaal over Slimmer werken in Nederland en het Erkennen van Verworven Competenties in Vlaanderen. In de tweede werkgroep over duurzaamheid bestudeerden we het innovatie- en transitiebeleid voor milieu en energie in beide regio s. Dit verslagboek bevat de schriftelijke weergave van de toespraken op de studiedag en de hand-outs van de workshops uit het namiddagprogramma. Wij hopen dat deze uitwisseling van inzichten uit Vlaanderen en Nederland u een stap verder op weg kan helpen om de Lissabondoelstellingen te bereiken. Pieter Kerremans administrateur-generaal SERV 3

2. Feniks Inleidende column Tom Naegels De Standaard, Spijkerschrift, 4 juni 2005 AMAI, geïnteresseerd dat ik plots ben in Europa! Nu niet dat ik die grondwet gelezen heb, god nee zeg, maar ik heb toch maar een studiedag bijgewoond over een Europees thema. (Oké, het was niet helemaal spontaan, ik moest er werken.) Georganiseerd door de Sociaal Economische Raden van Vlaanderen en Nederland. Over de Lissabon-strategie. Nee, loopt u nou niet weg, het is echt leuk. De Lissabon-strategie is het project van de Europese Unie om tegen 2010 de Europese economieën om te vormen tot,,de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie" ter wereld. Nog vijf jaar dus, en de werkgelegenheid spát van Europa af. Je zal al je beide benen en armen kwijt moeten zijn, en je kop erbij, voor je nog een excuus hebt om niét aan het werk te zijn. In vergelijking met ons zal Amerika lijken op Tadzjikistan in de nadagen van de Sovjets. De Chinezen krijgen het nakijken, de ambitieloze spleetogen. India, daar lachen wij eens mee. Bovendien zal de economische groei volledig ecologisch en sociaal verantwoord zijn. Een paradijs, die Lissaboneske Unie. Nog vijf jaar. Poewee. Karel De Gucht had dan toch gelijk:,,het nee was een nee van de angst. Men is bang voor zijn toekomst en zijn job. Terwijl de Unie net de beste garantie is op meer jobs!'' Alleen, er is een probleem. Het verdrag van Lissabon werd opgesteld in 2000. We zijn nu 2005, halfweg, en we zitten niet meteen op schema. Om niet te zeggen dat er heel weinig gebeurd is om de doelstellingen te halen. Om niet te zeggen niks. Een rapport van de Nederlandse Sociaal-Economische Raad (SER), uit juni vorig jaar:,,vooralsnog weinig resultaat.'' Conclusie van deze studiedag: nog steeds weinig resultaat. Remedie: we zullen enorm hard moeten werken als we 2010 nog willen halen. Zal dat gebeuren? Wellicht niet. Naar goede gewoonte was het Frank Vandenbroucke, de sombere sibille van de socialisten, die de duidelijkste woorden sprak:,,de Lissabon-methode werkt pas als er politieke wil is in de lidstaten. Er wordt nu vooral veel lippendienst bewezen. En die lippendienst werkt. Je kunt perfect een Europese vergadering binnenstappen en zeggen dat je regering zich duidelijk engageert voor dit en dat en dat je gelooft in zus of zo, en iedereen applaudisseert." Of deze:,,we hebben jarenlang feestelijk onze voeten geveegd aan de Lissabon-doelstellingen. We gaan enorme inspanningen moeten doen om tegen 2010 meer jongeren, ouderen en allochtonen aan het werk te krijgen. Er zijn dramatisch weinig 55-plussers actief. En als het gaat over allochtonen zitten we niet eens achter in het peloton: we hebben het peloton gewoon gelost. Vlaanderen heeft de laagste allochtone werkzaamheidsgraad van heel Europa. Om die kloof 4

tegen 2010 weg te werken, zullen we een toename moeten realiseren van 2.000 tot 5.000 jobs voor allochtonen per jaar.'' Nog zo één en het regent bananen. Het probleem, volgens Vandenbroucke, is dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor de Lissabon-strategie. Het is een schitterend project, maar geen enkele Europese regering of sociale partner engageert zich ervoor. En dan zijn we verbaasd als de Europese burgers de voordelen van de Unie niet willen zien. Gelukkig was er op die studiedag ook de Nederlandse staatssecretaris voor Onderwijs Mark Rutte. Als u dacht dat onze Guy Verhofstadt een voluntarist was, dan hebt u deze jongen nog niet gehoord. Op dit moment gaat het niet al te best met Nederland, het land is in verwarring en kampt met een depressie, maar dat is maar tijdelijk. Als Rutte in de toekomst blikte, pakweg naar 2015 of 2020, dan zag hij een Nederland dat,,zich krachtig omhoog gewerkt heeft, herboren, als een feniks uit de as herrezen. De periode van conflicten en confrontaties heeft louterend gewerkt. Het vertrouwen, ook in de overheid, is teruggekeerd. Tal van allochtonen hebben hun emancipatie voltooid. Zeker een van onze instellingen bevindt zich hoog in de internationale top-50 van universiteiten. Na het poldermodel wordt Nederland nu geprezen vanwege het foldermodel - de voorbeeldige, ja zelfs bijna verleidelijke wijze waarop de integrale aanpak van maatschappelijke en economische uitdagingen heeft plaatsgevonden.'' En hoe zal dat mirakel gebeuren? Dat wist de staatssecretaris niet goed. Maar hij geloofde erin. En geloof, daar ging het 'm om. Vuur, en inspiratie.,,politici brengen het vuur aan de mensen. Optimisme is onze plicht.'' We wensen hem veel succes. 5

3. Vlaamse sociale partners over de Lissabonstrategie Ilse Dielen Voorzitter SERV Toen we beslisten om ter gelegenheid van 20 jaar SERV een gemeenschappelijke studiedag met een Europees tintje te organiseren, wisten we nog niet dat onze Nederlandse collega s zich met een morning after -gevoel naar hier zouden moeten begeven, de dag na het referendum over de Europese Grondwet. Uit de resultaten van de referenda, eerst in Frankrijk, dan in Nederland, zullen we ook als sociale partners de lessen moeten trekken. Elk van ons heeft wel zijn eigen kritieken op de Europese ontwikkelingen. Maar ten gronde delen we de opvatting dat zowel de uitbreiding als de verdere eenmaking van Europa een goede zaak zijn. Zoals we ook elk onze kritieken hebben op het ontwerp van Europese Grondwet, maar ten gronde samen van oordeel zijn dat het globaal een noodzakelijke stap vooruit is. Inmiddels blijkt dat, zij het om verschillende redenen, belangrijke delen van de Europese publieke opinie deze opvatting niet delen. Dit moet op een of andere wijze een antwoord krijgen, ook vanuit de sociale partners. Alleen is de vraag welk. Is het antwoord er een van minder Europa? Of is het antwoord er vooral een van meer en beter? Ik blijf alvast voor het laatste kiezen. Dit antwoord zal in eerste instantie ook van de eigen politici moeten komen. Het zijn zij die in Lissabon, Maastricht, Bologna, Göteborg... de beslissingen nemen en Europa gestalte geven. Als we de kloof tussen de Europese burger en het Europese beleid willen herstellen, dan zullen we in eerste instantie de burger sterker moeten betrekken bij de voorbereiding in zijn regio of land van de Europese besluitvorming, maar ook bij de omzetting van de Europese strategieën in eigen nationaal beleid. En dan zijn de advies- en overlegorganen van de sociale partners daarin een uitermate belangrijke interface, zowel voor dat uploaden als voor het downloaden. SER en SERV willen beide die rol opnemen. Getuige daarvan dat we beide het afgelopen jaar standpunten hebben voorbereid rond de twee belangrijkste Europese dossiers van het voorjaar: de herziening van de Lissabonstrategie en de algemene Dienstenrichtlijn. Belangrijk is echter ook dat we als sociale partners die rol daadwerkelijk KUNNEN opnemen. En hier zie ik 4 voorwaarden die ik graag met jullie overloop. Het vereist ten eerste dat we tijdig om advies worden gevraagd en/of in overleg kunnen treden bij de voorbereiding van het Belgische standpunt. Dat gebeurde vroeger nogal op ad hoc ba- 6

sis. Vandaag stellen we met genoegen vast dat dit veel systematischer gebeurt dan voorheen. Al vragen we wel dat die systematiek standaard zou worden ingebouwd in elk beleidsdomein dat voor de sociale partners een bijzondere relevantie heeft. Tweede vereiste is de transparantie van de besluitvormingsprocessen bij multilevelgovernance. Dit is het mooie Engelse woord voor een staatsstructuur waar B-H-V crisissen zich kunnen voordoen. In ieder geval was het precies het gebrek aan transparantie dat voor de sociale partners één van de kernproblemen vormde in het nationale Lissabonbeleid. De nationale vertaling van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, dat was redelijk duidelijk, zeker in Vlaanderen. De SER heeft er in zijn advies over de evaluatie van de Lissabonstrategie terecht op gewezen dat België, samen met Denemarken en Zweden, tot de weinige landen behoort waar echt sprake is van een tripartiete aanpak van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren. Maar voor de Lissabonstrategie in zijn geheel is het ons nooit gelukt. Die verzoop in een complex raderwerk van werkgroepen, waarbij telkens een andere regering, de kar moest trekken en de coördinatie ver zoek was In ons SERV-standpunt van februari over de herziening van de Lissabonstrategie hebben we met zeer veel nadruk aangegeven dat dit niet vatbaar is voor herhaling. De huidige Vlaamse Regering heeft daar duidelijk oren naar. Vorige maandag hebben we tijdens het overleg tussen SERV-partners en Vlaamse Regering uitdrukkelijk te horen gekregen dat men, naar het voorbeeld van het Vlaamse actieplan werkgelegenheidsrichtsnoeren, tot een Vlaams Lissabonplan wil komen en dit via driepartijenoverleg tussen regering en sociale partners in VESOC. Derde vereiste is dat er een begin van consensus is over de marsrichting. In een recente set van bestuurlijke aanbevelingen voor een Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling ( STRADO voor de kenners) hebben SERV en MiNa-Raad nog even herinnerd aan de volgens de OESO belangrijkste tekortkomingen bij dergelijke strategische aanpak. Als eerste tekortkoming werd toen aangestipt het ontbreken van een geïntegreerde langetermijnvisie. Dit is en blijft een uitermate belangrijke uitdaging: de neuzen richten vanuit een gemeenschappelijke overtuiging waar we met ons samenlevingsmodel naar toe willen. We zijn daar als Vlaamse sociale partners in 2001 aardig in geslaagd, met het zogenaamde Pact van Vilvoorde: 21 doelstellingen voor de 21ste eeuw. Terwijl het in andere landen het vaak de regering was die de kar trok, waren het toen de sociale partners die het voortouw namen, tegen de achtergrond van de Lissabondoelstellingen en vanuit de overtuiging dat we hoe dan ook moesten zoeken naar een evenwichtige aanpak van de economische, sociale en ecologische doeleinden, vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling en internationale openheid. Zoals het vandaag opnieuw de sociale partners zijn die het voortouw nemen voor de herziening van dit Pact, wat we rond willen krijgen voor het zomerreces, met respect voor het evenwicht tussen de drie pijlers van de Lissabonstrategie. Dat is even moeilijk geweest, onmiddellijk na de mededeling-barroso over de herziening van de Lissabonstrategie, met zijn 7

ongelukkige beeld van de drie kinderen, waarbij alleen het eerste ziek zou zijn en zorgen zou behoeven. De Europese Lentetop heeft de zaak echter opnieuw op de sporen kunnen zetten, met herstel van het evenwicht tussen de drie pijlers en waarbij gaandeweg nu toch ook duidelijk wordt hoe de strategie voor economische groei en werkgelegenheid zich verhoudt tot het Göteborgproces, tot het Lissabonproces voor onderwijs en opleiding en tot de open coördinatie voor sociale bescherming en sociale inclusie. Dat brengt me bij een vierde en laatste vereiste: het aanvaarden van de eigen verantwoordelijkheid als sociale partners. Zowel in het Lissabonproces als in het specifieke Luxemburgproces voor werkgelegenheid werd steeds sterk benadrukt de eigen rol die de sociale partners hebben te vervullen, Het moet en kan niet allemaal van de overheid komen. We hebben een eigen verantwoordelijkheid als sociale partners om via overleg en via gezamenlijke actie de globale langetermijnstrategie mee vorm te geven. We moeten die rol opnemen. Maar we willen ook dat die rol erkend wordt en de eigen initiatieven van de sociale partners gefaciliteerd worden door de overheid. Op dat punt gaat het zeker de goede weg op. Zo hebben de Belgische overheden, in het bijzonder in samenwerking met Nederland, eind vorig jaar kunnen bekomen dat de sectorfondsen (of de O & O fondsen, zoals ze in Nederland worden genoemd) eindelijk door de Europese Commissie worden erkend als privé-gelden en niet langer meer worden verguisd als concurrentievervalsende staatssteun. En met de sectorconvenants tussen Vlaamse Regering en sectorale sociale partners is jaren geleden reeds de weg ingeslagen van win-win-operaties, waarbij Vlaams overheids- en sectoraal initiatief sterker op elkaar gaan aansluiten. Dat zal hoe dan ook nodig zijn want zowel de Nederlandse als de Vlaamse arbeidsmarkt staan voor een zeer bijzondere uitdaging: de integratie van allochtonen. Discriminatie door werkgevers bestaat, zoals er ook bij werknemers en klanten weerstanden tegen allochtonen bestaan. We kunnen elkaar met de vinger gaan wijzen. Of de dingen gaan vergoelijken. De beide helpen ons echter geen stap vooruit. We hebben in het Pact van Vilvoorde gesteld te willen komen tot een evenredige arbeidsparticipatie van kansengroepen, inzonderheid van allochtonen in 2010. En ook in de nieuwe geïntegreerde Europese richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid komt deze uitdaging terug. We moeten dan ook op zoek naar die instrumenten, die aanpak, waarmee we werkelijk de zo noodzakelijke resultaten kunnen behalen. En over het muurtje bij de buren kijken, kan hierbij dan misschien helpen. 8

4. Nederlandse sociale partners over de Lissabonstrategie Herman Wijffels Voorzitter SER Het zal u niet zijn ontgaan dat Europa in is in Nederland. De redenen daarvoor zijn echter andere dan we een jaar geleden hoopten, toen we in de SER het advies over de evaluatie van de Lissabon-strategie voorbereidden. Toen we vorig jaar, op 18 juni om precies te zijn, het SER-advies in de plenaire raad bespraken, hoopten we dat de evaluatie van de Lissabon-strategie ook in Nederland het bewustzijn zou vergroten dat de relatie tussen Europa en de nationale beleidswereld moet worden versterkt. Dat ook duidelijk zou worden dat de Lissabon-strategie niet een speeltje is van lastige Brusselse bureaucraten waaraan we ons op nationaal niveau niet zoveel gelegen hoeven te laten liggen. Met andere woorden, we hoopten dat mensen in brede kring zouden gaan inzien, dat de Europese ambities waardevol zijn en overeenkomen met onze eigen ambities. Sterker nog, dat we Europa nodig hebben om een leidende kenniseconomie te worden met een hoge levenskwaliteit en met respect voor zowel sociaal-culturele waarden als de natuurlijke omgeving. Hoe kijken we tegen ons advies aan in het licht van het rapport-kok van afgelopen najaar en de voorjaarstop van afgelopen maart? Laat ik eerst de twee hoofdlijnen van het SER-advies schetsen. In feite zijn die simpel. De eerste hoofdlijn is communautair en bestaat allereerst uit een pleidooi voor de verdere voltooiing van de interne markt. Daar zit nog groeiperspectief. Een recent SER-advies over de ontwerp-dienstenrichtlijn, dat unaniem was, moet ook in dit verband worden gezien. Daarnaast is de SER voorstander van een versterking van het Europese kennis- en innovatiebeleid. Veel meer samenwerking en bundeling van kennis en middelen zijn nodig om in Europa een innovatief klimaat te ontwikkelen dat mondiaal concurrerend is. Een klimaat ook dat aantrekkingskracht uitoefent op toponderzoekers van alle nationaliteiten. Dat is nodig om een duurzame economische groei in een vergrijzend Europa mogelijk te maken. Dat is ook nodig om ervoor te zorgen dat kennis wordt ingezet om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. De tweede hoofdlijn betreft de link tussen het Europese en het nationale beleid. Nationale beleidsmakers moeten de Lissabon-agenda naar zich toe trekken. Nationale regeringen en parlementen moeten de communautaire Lissabon-doelstellingen centraal stellen in hun nationale beleidsagenda. Op deze manier kan de Lissabon-agenda een veel prominentere plaats 9

krijgen in het debat tussen regering en parlement. In het Nederlandse parlement - en ook daarbuiten - leeft de Lissabon-strategie namelijk nauwelijks. Om die reden sprak de SER zich een jaar geleden uit vóór de totstandkoming van nationaal actieplannen voor de realisering van de Lissabon-strategie. In zo n plan, zo schreven we, moet worden geëxpliciteerd wat de voor Nederland relevante Lissabon-doelstellingen zijn, hoe deze moeten worden verwezenlijkt en wie wat en wanneer gaat doen. Dit zal de samenhang en de transparantie ten goede komen. Tegen deze achtergrond kunnen we met tevredenheid naar het rapport-kok kijken. Met de SER zijn Kok c.s voor een Europees ontwikkelingsmodel met een heldere groeiagenda, die steunt op een hogere arbeidsdeelname en een aanhoudende groei van de arbeidsproductiviteit. De voltooiing van de interne markt en meer aandacht voor kennis en innovatie staan daarin centraal. Deze groeiagenda heeft alleen kans van slagen als de verbinding met het nationale beleid is verzekerd. Hiertoe dienen nationale actieplannen worden opgesteld. Op dit niveau moeten ook hervormingen plaatsvinden, die de toekomstige houdbaar van ons sociaal stelsel kunnen waarborgen. Het is duidelijk dat hier ook een belangrijke rol is weggelegd voor het maatschappelijke middenveld, in het bijzonder voor de sociale partners. Mijn conclusie is dat er accentverschillen zijn met het rapport-kok, maar dat de hoofdlijnen in dezelfde richting gaan. De Europese Raad van afgelopen maart heeft het rapport-kok in belangrijke mate onderschreven en heeft ook duidelijke, vooral economische, accenten gezet, die begrijpelijk zijn in het licht van de aanhoudende economische stagnatie. Wel is er enige zorg over het evenwicht tussen de drie pijlers: economie, sociaal en ecologie. Het kan en mag niet zo zijn, dat de Lissabon-strategie uiteindelijk terugvalt tot een eenzijdig economische beleidsconcept. Van verzorgingsstaat naar welvaartstaat Een van de belangrijkste vraagstukken waar we in Nederland mee worstelen is de vraag hoe we de 20ste-eeuwse verzorgingstaat, die toch vooral een passief en beschermend karakter had gekregen, kunnen omvormen in een 21ste-eeuwse activerende welvaartstaat. Wat dit betreft neem ik graag de typering van minister Vandenbroucke over, die het kernachtig uitdrukte: De traditionele welvaartstaat is in zekere zin passief. Eerst moet zich een sociaal risico voordoen en pas dan spannen de instellingen hun vangnet met uitkeringen. Elders stelt hij: De traditionele welvaartstaat biedt wel een uitkering maar geen uitweg. In mijn visie biedt de 21-eeuwse welvaartstaat nog steeds bescherming aan diegenen die dat echt nodig hebben. Die moderne welvaartstaat zorgt ook voor een verzekeringsstelsel dat risico s van inkomensverlies en inkomensonzekerheid afdekt. Dit maakt dat mensen risico s 10

durven nemen en flexibel zijn. Maar voorop moet staan dat de welvaartsstaat investeert in mensen, in hun capaciteiten en in de benutting hiervan. Dat is nodig om mensen volwaardig in de samenleving te kunnen laten participeren. Het gaat erom mensen in positie te brengen op een arbeidsmarkt die voortdurend in beweging is. We spreken in dit verband wel van een transitionele arbeidsmarkt. Daarbij kies ik niet voor flexibilisering naar Angelsaksisch model, maar voor een model dat meer aansluit bij de tradities in de Noord-Europese of Scandinavische landen met een goed voorzieningenniveau dat gekoppeld is aan scholingsarrangementen. Carrières zullen langer duren. Mensen moeten in staat zijn en gelegenheid krijgen hun talenten te ontplooien via deelname aan het arbeidsproces en het op peil houden en verder ontwikkelen van hun kennis en vaardigheden. In het licht van de vergrijzing hebben we in de toekomst iedereen nodig. Dat leidt ertoe dat in de sociale zekerheid het accent moet worden verlegd van nazorg (als de risico s eenmaal zijn ingetreden) naar voorzorg (het voorkomen dat risico s zullen gaan intreden). Er zal met andere woorden moeten worden gezocht naar een nieuw evenwicht tussen inkomenswaarborg en preventie, activering en reïntegratie. De omvorming naar een moderne welvaartsstaat gaat niet zonder slag of stoot. Ook in het op consensus gerichte Nederland leidt verandering tot onzekerheid en onrust. Daar is niets vreemds aan. Veranderingen tasten immers gevestigde belangen aan en lang niet alle veranderingen zijn verbeteringen. Daarom zijn politiek leiderschap en visie nodig gekoppeld aan een evenwichtig toekomstgericht beleid, dat met overtuiging wordt uitgedragen. Aan deze voorwaarden wordt helaas onvoldoende voldaan. De kloof tussen de beleidsmakende elite en de gewone man en vrouw in de straat neemt toe, zo is de algemene observatie. En ook hier staat Nederland niet alleen in. 11

5. Van het land van ooit naar het land van straks gaat door het land van nu Mark Rutte Nederlands staatssecreatris voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Das beste, was wir von der Geschichte haben, ist der Enthusiasmus, den sie erregt. Dat schreef Goethe, ruim anderhalve eeuw geleden. Het beste dat geschiedenis nalaat, is het enthousiasme dat zij veroorzaakt. Niet deze woorden, maar wel het gevóel dat ze zo treffend uitdrukken, vormde mijn voornaamste drijfveer om geschiedenis te gaan studeren. Het verleden boeide mij niet alleen. Het verleden inspireerde mij. Enthousiasmeerde mij. Waarom? Vanwege het altijd aanwezige vooruitgangsgeloof. Van de vroegste geschiedenis, De klassieke tijd, De middeleeuwen, Maar natuurlijk vooral de renaissance, de verlichting, de industriële revolutie En zelfs de inktzwarte oorlogsjaren van de vorige eeuw: Altijd was er dat geloof in de toekomst. Dat vertroúwen in de toekomst. Het verlangen naar de toekomst. Het beste dat geschiedenis nalaat, is het enthousiasme dat zij veroorzaakt. Op dit moment is er in Nederland een ongekende belangstelling voor de geschiedenis. Historici, zoals Geert Mak, zijn topseller-auteurs. Tv-programma s over toen trekken een miljoenenpubliek. De Da Vinci Code breekt alle records. En de discussie over een historische canon, wordt breeduit gevoerd. Wat ik echter bij dit terugkijken naar vroeger bemerk, zijn vooral de sentimentele motieven. Een gevoel van: vroeger, toen alles beter was. Daarbij past bijvoorbeeld ook dat een tentoonstelling over de jaren vijftig, in het Noordbrabants museum, in korte tijd bijna 170.000 bezoekers trok. De titel van de expositie? Knus Dat zegt eigenlijk al genoeg. 12

De huidige belangstelling voor de geschiedenis lijkt dan ook vooral een vlucht. Een vlucht uit het heden. Een vlucht naar vroeger. Maar naast een gevoel van ergernis, die deze nostalgie oproept, vind ik het ik ben tenslotte historicus ook een interessant fenomeen. Hoe komt het dat Nederland in korte tijd van een toekomstgerichte natie is veranderd in een land dat verlangend terugkijkt naar vroeger, toen alles beter was? Onlangs publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau haar tweejaarlijkse rapport over de stand van het land. Nederlanders zijn somber, welhaast depressief zo was het beeld. Bovendien denkt men dat het in de toekomst alleen maar slechter wordt: de maatschappij wordt harder, killer en onveiliger. Het gekke is echter dat, ondanks deze somberte, meer dan 80 procent zegt over het eigen leven tevreden of zelfs zeer tevreden te zijn. Zijn Nederlanders dan schizofreen? Nee. Het blijkt in andere landen niet veel anders. Uit de Eurobarometer blijken ook Belgen over hun eigen levenssituatie veel optimistischer zijn dan over de situatie van het land als geheel. Kijkend naar België, is wel opvallend dat u hier een decennium op ons lijkt vóór te lopen. Toen Nederland eind jaren negentig de economische hausse nog euforisch vierde, was er hier al sprake van een malaise. Ik herinner me een lezing van uw oud-premier Mark Eyskens die hij in 1999 in Nederland hield. Daarin probeerde hij onder meer een verklaring te vinden voor de opmerkelijke ontevredenheid in België. Hoe kon het toch dat een welvarend land politiek en maatschappelijk zo verward en zo radeloos was? Was het t gebrek aan een externe bedreiging? Was het de verandering van waardeschalen als gevolg van de informatierevolutie? Waarbij de samenleving zo complex wordt, dat het voor kiezers onmogelijk is te oordelen over maatschappijnlijke en politieke onderwerpen. En dan noodgedwongen op het gevoel afgaat: irrationeel, sentimenteel, emotioneel impulsgedrag. Inmiddels zijn we in Nederland dus ook zo ver. Het vertrouwen in de overheid is de laatste jaren ook in Nederland, zoals u weet, enorm afgenomen. Misschien gaat het daarbij tóch om een puur-nederlands fenomeen. 13

Wat dat betreft is de visie van de Amerikaanse historicus James Kennedy interessant. Deze hoogleraar Nieuwste geschiedenis aan de Amsterdamse Vrije Universiteit legt een verband met het sterke Nederlandse verlangen naar consensus. Dit verlangen staat volgens hem het debat in de weg en stimuleert een collectief geheugenverlies. Zoals in de jaren zestig Nederland in korte tijd transformeerde van een conservatief land in een modern, open en tolerante natie zo voltrok zich de af afgelopen jaren het tegenovergestelde. Dit opmerkelijke gedrag, zo betoogt Kennedy, kan grotendeels worden gezien als een neveneffect van de Nederlandse consensuscultuur, waarin overeenstemming over de algemene richting van de maatschappij als uiterst belangrijk geldt. Als een bepaalde consensus tot stand is gekomen in Nederland, is het erg moeilijk om kritiek te leveren; mensen zijn niet langer echt geïnteresseerd in filosofische discussies over de grondslagen en de dieper liggende kwesties die nu door de consensus beslecht zijn. Deze algehele overeenstemming moedigt de discussie ook niet aan. ( ) En de beschermers van de oude orde, verrast door de felheid van de tegenreactie, gooien prompt hun oude principes overboord en omarmen de nieuwe ideeën. Niet zonder eigen inbreng natuurlijk, want Nederlandse elites matigen alles wat zij aanraken. Maar door de bocht gaan ze toch. ( ) Tot zover James Kennedy. Het klopt inderdaad dat bepaalde sentimenten in korte tijd massaal worden geaccepteerd. Dat gebeurt op tal van terreinen. We gaan met z n allen uit ons dak bij Oranje. Totdat het fout gaat. Dan vinden we met z n allen weer dat Dick Advocaat moet opstappen. En toen André Hazes plotseling stierf, bleken we allemaal opeens de grootste fan van deze zanger. Nederland is nu dus al enkele jaren een land in verwarring. En dat is volgens mij ook een weerslag op onze gouden fin du siecle. Want in die periode liggen de wortels van deze verwarring. De economie floreerde; de consumptie nam toe tot in het absurde. Nederland speelde luilekkerland. Met lange files naar de woonmalls. Met aannemers die dag en nacht keukens en badkamers verbouwden. Met tweede en derde vakanties. (En tussendoor dan nog een stedentripje.) Met dagelijks vers ingevlogen Italiaanse lamsham in de delicatessenwinkels. Met wekelijks wel ergens de opening van een nieuw, nog trendy-er restaurantje. 14

Toen, toen begon er iets te knagen. Er ontstond een gevoel van: is dit nou alles? Er ontstond een gevoel van: we zijn wel rijk, maar zijn we eigenlijk wel gelukkig? En vooral: worden we wel gelukkiger als we nóg meer consumeren. Wat er gebeurde, was dat de culturele ontwikkeling niet langer synchroon liep met de economische ontwikkeling. Economisch liep het als een trein, maar wat we misten was bezieling en verbondenheid. En dus worstelen we met de vraag: wat verenigt ons Nederlanders nu eigenlijk. Er is een roep om bezieling, om inspiratie. Er is behoefte aan een brug tussen het individu en de gemeenschap. Aan nieuwe vormen van collectieve beleving. Dat is iets Francis Fukuyama ruim tien jaar geleden al voorspelde. Om de liberale democratie in stand te houden, zijn betrokkenheid en gezamenlijkheid onontbeerlijk, schreef hij. En eerder al legde ook de filosoof Karl Popper een verbinding tussen de individuele en collectieve belangen. Optimism is a moral duty - het is een morele plicht om optimistisch te zijn, was zijn conclusie. Optimisme is een plicht, juist omdat een goede afloop niet vanzelfsprekend is. Er zijn geen wetten van de vooruitgang, ook niet in wetenschap en techniek. Daarom is er de opdracht de toekomst vorm te geven. En ik citeer Popper: 'De toekomst hangt af van wat wij doen. Wij dragen alle verantwoordelijkheid. Dus het is onze plicht, niet om het kwaad te voorspellen, maar om te vechten voor een betere wereld.' (einde citaat) En misschien hebben politici nog wel een extra plicht: namelijk om de bezieling, het vuur, als een soort hedendaagse Prometheus weer terug te geven aan de mensen. Het onderwijs Met deze woorden kom ik nu bij de rol van het onderwijs, zoals ik die zie. Want juist waar het gaat om het stimuleren van een optimistische levensvisie, het wegtrekken van die deken van negativisme, het teruggeven van het vuur aan de mensen, juist daarbij speelt het onderwijs een cruciale rol. Wat het onderwijs mensen kan en moet leren, is namelijk samenwerken en samenleven. Het onderwijs is de hofleverancier van de sociale cohesie. Het is tenslotte misschien wel de enige sector waar mensen uit alle lagen en groepen van de bevolking samenkomen. Het is de plaats bij uitstek waar mensen kunnen oefenen in rekening houden met elkaar. Daarnaast leert het onderwijs mensen oog te hebben voor feiten en voor proporties. Het leert mensen kritisch na te denken en tijd te nemen voor reflectie. En primaire reacties te beteugelen. 15

Het onderwijs heeft dan ook bij uitstek een taak bij het creëren van bezieling, vertrouwen, optimisme en nieuwe ambitie in Nederland. Zonder de economische functie van het onderwijs te kort te willen doen, kan de maatschappelijke rol niet genoeg benadrukt worden. In het onderwijs worden de burgers van de maatschappij van morgen gevormd. Ze worden er voorbereid op zowel de arbeidsmarkt als op de maatschappij als geheel. Of het nu gaat om de basis of de top van de kennissamenleving: de vakkrachten én de kenniselite van morgen zitten vandaag op school. Jonge mensen die leren te leven en werken in een internationale en competitieve omgeving. Een omgeving die aanpassingsvermogen vergt, maar gelijkertijd de kracht je eigen plaats en meerwaarde te kennen. Dat vraagt om openheid. Om nieuwsgierigheid. Dat vraagt om respect. Om de flexibiliteit. En dat vraagt om zelfbewustzijn. We moeten leren enerzijds effectief om te gaan met talrijke culturele verschillen. En anderzijds onze culturele eigenheid te koesteren. Zulk onderwijs prikkelt mensen het beste uit zichzelf te halen. Uit persoonlijke verantwoordelijkheid. En uit maatschappelijke verantwoordelijkheid. Kijken we naar het hoger onderwijs, dan kan vanuit dat perspectief studeren dus geen nevenactiviteit zijn. Niet iets dat je er bij doet om later dankzij het opgedane netwerk makkelijk een goedbetaalde baan te krijgen. Vanuit dat perspectief moet de hele gemeenschap van hoger onderwijs, de docenten, de studenten, de verenigingen, in het teken staan van die bezieling en die vorming. En vanuit dat perspectief, onderwijs dat mensen aanspoort het beste uit zichzelf te halen, kan de student geen passieve consument zijn. De student moet juist centraal staan. Het middelpunt waar de hele universitaire wereld om draait. Zulk onderwijs is geen eenheidsworst. Zulk onderwijs erkent de individuele verschillen. Zulk onderwijs ontdekt verborgen talent zoals dat van veel allochtonen. Zulk onderwijs stimuleert excellentie waarbij uitblinkers niet als strebers worden neergezet. Alleen zo krijgen we een generatie mensen die niet alleen economisch van waarde is, maar ook in staat is het maatschappelijk debat van morgen te bepalen. 16

Van mensen met een hogere opleiding mogen, nee móeten we verwachten dat zij niet alleen beschikken over een hoog kennisniveau, maar ook over een kritische, eigenzinnige houding. Alleen door deze maatschappelijke functie op waarde te schatten kan het onderwijs zijn economische functie optimaal vervullen. En dat zal meer dan nodig zijn. De machtsoverdracht van West naar Oost is in volle gang. De Pacific wordt het nieuwe centrum en het lijkt erop dat we alle zeilen zullen moeten bijzetten om zelfs maar een bijbootje van de nieuwe economische grootmachten daar te worden. Tekenend in dat kader is wel het boek The World is Flat van New York Times-journalist Thomas Friedman. In bijna 500 pagina s schetst hij het beeld van de op economisch en technologisch vlak razendsnel oprukkende Aziatische wereld. Met honderden miljoenen steeds hoger opgeleide ambitieuze jonge mensen die staan te trappelen het verder te schoppen dan hun ouders. Het boek bevat een dringende waarschuwing aan de Verenigde Staten: politici, economen, ondernemers, onderschat deze macht niet! Anders worden we binnen een paar jaar weggevaagd! En wat schrijft deze Friedman over Europa? Niets! Helemaal niets! Kennelijk telt het oude Europa voor hem in economisch opzicht al niet eens meer mee Overal gaan de alarmbellen. De kamers staan vol rook. Het vuur smeult langs de wanden. En wij? Wij zitten rustig bij elkaar. Ervan overtuigd dat er geen brand komt. En als er wél brand komt, dan verzinnen we vast wel iets om die te blussen. Daar zijn we tenslotte snel, slim en handig genoeg voor Maar heus: er komt geen brand. Het hoger onderwijs moet alle zeilen bijzetten. Maar dat geldt óók heel nadrukkelijk voor het middelbaar beroepsonderwijs. Want ook deze vorm van onderwijs heeft zowel maatschappelijk als economische een cruciale taak. Juist de sociale cohesie, ik noemde die al eerder, is afhankelijk van de middengroepen, gevormd door het middelbaar beroepsonderwijs. Met alle aandacht voor de kennissamenleving moeten we ervoor waken geen onderkaste te creëren van mensen die buiten de boot vallen omdat ze met hun handen willen werken. Ik zie het dan ook als voorwaarde voor de vakmatig geschoolden werk te hebben en te houden. Juist hier geldt dat kwaliteit en toewijding het onderscheidend vermogen leveren. Het gaat erom hoe goed het werk wordt uitgevoerd. Hoe attent de dienstverlening is. 17

Hoe flexibel de instelling is. Gevolg is wel dat ook de eisen gesteld aan het middelbaar beroepsonderwijs hoger en hoger worden. We verwachten vakmanschap én creativiteit; sterk zijn met hoofd én handen; een hamer kunnen vasthouden én goed weten te verkopen. Het is een uitdaging de komende jaren het evenwicht tussen beide kwaliteiten te behouden. Kortom het onderwijs, zowel het hoger als het middelbaar beroepsonderwijs, speelt een hoofdrol waar het gaat om het inspireren van de volgende generatie. Bij het wegtrekken van die deken van negativisme, bij het teruggeven van het vuur aan de mensen. Dit kan niet zonder een duidelijke en actieve inbreng van mijn ministerie. Wij zijn het die leiding moeten geven aan het debat. Wij zijn het die prioriteit moeten geven aan de kwaliteit van het onderwijs. En wij zijn het die erop moeten letten dat de student steeds centraal blijft staan. De toekomst Ik begon met het breed gedragen verlangen naar het Nederland van ooit. Via het Nederland van nu kom ik nu met u bij het Nederland van straks. Hoe ziet ons land eruit in, laten we zeggen zo tussen 2015 en 2020? Bleek dan de huidige malaise slechts een weeffoutje in onze nationale geschiedenis? Zijn we dan die tolerante multiculturele samenleving die we voor kort nog dachten te zijn? Hebben dan optimisme en vooruitgangsgeloof weer hun gerechtvaardigde positie herkregen? Ja. Ik denk van wel. Ik geef toe, het is mijn persoonlijke optimisme, mijn privé-vooruitgangsgeloof. Maar dat is tenslotte mijn morele plicht. Als ik kijk naar het Nederland van straks zie ik een land dat zich krachtig omhooggewerkt heeft. Niet ondanks de malaise. Maar dankzij malaise. Herboren, als een feniks uit haar eigen as herrezen. De periode van conflicten en confrontaties heeft louterend gewerkt. Het onbespreekbare is uitgesproken. Het verborgene is zichtbaar geworden. De pijn is gevoeld. 18

Het vertrouwen is teruggekeerd. Het vertrouwen in de uniciteit van de Nederlandse samenleving, Het vertrouwen tussen burgers onderling. Tussen bevolkingsgroepen. En het vertrouwen in instituties. Na het poldermodel, wordt Nederland nu geprezen vanwege het foldermodel de voorbeeldige, ja zelfs bijna verleidelijke wijze waarop de integrale aanpak van maatschappelijke en economische uitdagingen heeft plaatsgevonden. En uiteraard: onderwijs speelde bij dit alles een sleutelrol. Het heeft niet alleen gezorgd voor een hoog kennisniveau, maar ook bijgedragen aan de vorming van geïnspireerde, bezielde mensen. Talenten, en vooral ook de verborgen talenten, zijn aangeboord en ontwikkeld. Excellentie heeft een kans gekregen. Tal van allochtonen hebben hun maatschappelijke emancipatie voltooid door juist vanuit hun krachten te opereren: ze hebben (kleinschalige) bedrijven gestart en ze profiteren van hun internationale oriëntatie. Het glooiend landschap van het hoger onderwijs is een berggebied geworden met naast hoogvlaktes imposante toppen. Nederland trekt meer buitenlandse studenten en Nederlandse studenten gaan vaker naar het buitenland. Het Nederlands hoger onderwijs heeft in het buitenland de A-merkstatus. Zeker één van onze instellingen bevindt zich hoog in de internationale top-50 van universiteiten. Er is een internationale onderwijs-ranking en de campus is op veel plaatsen met succes ingevoerd. Nederlandse kenniswerkers worden wereldwijd gewaardeerd vanwege hun culturele meerwaarde: ze combineren hun hoge niveau van kennis met een groot optimisme, zijn creatief en enthousiast. Het zijn informele netwerkers die als geen ander weten om te gaan met verschillen en ze beschikken bovendien over een groot kritisch vermogen. Verder is Nederland, na de rimpelingen tussen 2002 en 2005, al weer jaren een stabiel en rustig land is, met nauwelijks stakingen en uitstekende arbeidsverhoudingen. Een cultureel verschijnsel, maar óók het gevolg van het gemiddeld hoge niveau van scholing: er is een breed middenkader dat graag investeert in een betere samenleving. 19

Dat alles uit zich ook in een weer fors toegenomen vertrouwen in de overheid. Nederland bekleedt weer een prominente positie in het rijtje van de high-trust countries. De overheid stuurt veel meer via bezieling, inspiratie en overtuiging dan via wet- en regelgeving. Dat geeft optimaal ruimte aan de professionals. En daardoor een veel grotere tevredenheid bij de burger. Die krijgt weer het hoge niveau aan voorzieningen dat past bij een rijk en ontwikkeld land. Dit Nederland van straks, een utopie? Misschien. Waar het mij echter om gaat, is niet een kloppend toekomstbeeld te schetsen. Maar een positief toekomstbeeld. Een toekomst die het waard is voor te vechten. Een toekomst waardoor mensen weer geïnspireerd worden het beste uit zichzelf te halen. En een toekomst dat is absoluut géén beroepsdeformatie waarbij onderwijs een cruciale rol heeft gespeeld en speelt. Want zo n toekomst, daar ben ik van overtuigd, hebben we nodig om nu in te geloven. En nu met z n allen aan te gaan werken. Slot Ik wil mijn Nederlandse bijdrage hier in België graag eindigen op dezelfde wijze als uw voormalig premier Mark Eyskens in 1999 zijn lezing in Nederland eindigde. Namelijk met een kleine, veelzeggende anekdote. De anekdote verhaalt over een vraag die werd gesteld aan de Franse schrijver, toneelschrijver en filmregisseur Jean Cocteau. De vraag luidde: Monsieur, als uw huis in brand zou staan en u hebt uw naasten uit de brand gered, u die zo n mooie verzameling heeft van boeken en kunst, wat zou u uit de brand redden? Cocteau antwoordde zonder blikken of blozen en blijkbaar zonder na te denken: Het vuur natuurlijk. Ik zou het vuur redden. En ik ben het hartgrondig met Jean Cocteau en Mark Eyskens eens. Dat is de essentie, daar gaat het om: Wij moeten het vuur redden. Het vuur van de gedachte, het vuur van de creativiteit, het vuur van de solidariteit, het vuur van de menselijke warmte en het vuur van de samenwerking. 20