Aan de leden van Provinciale Staten

Vergelijkbare documenten
Besluitvorming. Plafond/streefbedrag Minimumbedrag 0

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, Inleiding

Provinciale Staten van Noord-Holland

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten, PS2008MME13-1 -

Provinciale Staten VOORBLAD

Aan de leden van Provinciale Staten

HERZIEN. Spelregelkader EU-cofinanciering

Aan de leden van Provinciale Staten. Nr.: /47/A.20, EZ Groningen, 20 november 2003

TOELICHTING. Regeling uitvoering van LEADER-projecten Oost-Groningen. Regeling lopende kosten LEADER

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Titel : Voorbereiding Vuelta Inhoudsopgave. Ontwerpbesluit pag. 4.

Nadere regels Fonds Leefbaarheid Landelijk Gebied Flevoland

19 mei 2015 Corr.nr , FC Nummer 36/2015 Zaaknr

College van Gedeputeerde Staten Statenvoorstel. Ontwerp-besluit pag. 4. Toelichting: pag. 5

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel

"^&& groningen 1/) CC UJ 2 5 MEI Aan Provinciale Staten. Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnummer Antwoord op

AANVRAGEN COFINANCIERINGSFONDS, AANVRAAGRONDE SEPTEMBER 2016

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel

Provinciale Staten VOORBLAD

Statenmededeling aan Provinciale Staten

[^Zeeland. - 1 NAlW Provincie. I Z AK >4r;. ICLASS. Gedeputeerde Staten. de voorzitter van de Provinciale Staten p/a Statengriffie

Subsidieregeling tender ICT en zorg, onderwijs, cultuur, toerisme, arbeidsmarkt, sport, welzijn, landbouw en verkeer en vervoer

P r o v i n c i e F l e v o l a n d

OPENBAAR documentnummer Zaaknummer verwijsnummer

PS2009MME College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten,

17 november 2015 Corr.nr , FC Nummer 82/2015 Zaaknr

nummer 59 van 2004 Besluit namens gedeputeerde staten van Drenthe van16 juni 2004, kenmerk Ec/A3/ , Productgroep Economie Nummer 59 van 2004

5 minuten versie voor Provinciale Staten

PS2011MME05-1. Ontwerp-besluit pag. 3

Cofinanciering INTERREG-project Oranjerie en completeren tuin De Buitenplaats te Eelde

Onderwerp: Lokale Ontwikkelingsstrategie voor de regio Holland Rijnland Besluitvormend

ONTWERP-RAADSVOORSTEL VAN BenW AAN DE RAAD VOOR 22 december 2011

Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om:

HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH. Beschikbaarstelling cofinanciering voor rijks- en Europese programma s uit het MIG

Statenvoorstel PS 04/06 A

Jclè cv.lci^cxd<d. Beslisnota GS. vfirwiisniimmer. rinnlimantnummfir * * Zaakniimmfir. bescriikkiiigen eii ibüei^i'ingcr

Raadsvoorstel Zaaknr: 37837

Commissie Welzijn, Zorg en Cultuur Commissie Ruimte, Water en Groen (t.k.) 23 april 2002 Nr , PB Nummer 25/2002

Geachte heer Brouns en heer Jager,

3 Q NOV /48/A.20, LGW Galen Last L.J. van (050)

Aan de leden van Provinciale Staten

Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om:

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten,

Datum : 15 november 2007 Nummer PS : PS2007WMC08 Afdeling : MOW Commissie : WMC

Datum: Adviserend. Datum: Informerend

Aan de gemeenteraad Vergadering: 7 oktober 2013

Achtergrond Op 19 december 2012 hebben PS met statenstuk het algemene kader voor revolverend financieren vastgesteld.

Bijlagen: Ondertekende brief met verzoek om bijdrage uit het Provinciaal Herstructurerings Programma. Brief Gedeputeerde Staten van 21 maart 2012

OPENBAAR illllllllllllllllllllllll Zaaknummer verwijsnummer

Programma Energie Samenvatting Projectplan

PS2011RGW : Statenvoorstel rapport Randstedelijke Rekenkamer Vitaal Platteland Provincie Utrecht. Ontwerp-besluit pag. 5

- 1 PS2010RGW09. Datum : Nummer PS : PS2010RGW09 Afdeling : ILG Commissie : RGW Registratienummer : 2010INT Portefeuillehouder : Krol

GS brief aan Provinciale Staten

Ontwerpbesluit. Toelichting

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op de artikelen 4, 6 en 32 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;

9 februari 2016 Corr.nr , LGW Nummer 13/2016 Zaaknr

PS2009WMC Ontwerpbesluit pag. 5

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Datum : 26 april 2005 Nummer PS 2005ZCW04 Dienst/sector : R&G/RLU Commissie ZCW. Bijlage(n): diversen (zie blz. 7)

Inbreng CDA: Voorjaarsnota 2017 & Kadernota

Naam en telefoon. Y. de Graaf M. van t Hof Afdeling. Portefeuillehouder

Proposal evaluatie van de economische programma s IAG en FPM. Groningen, februari 2016

Inventarisatie WOB verzoek. Documenten

Tussenstand OP EFRO Noord-Nederland SNN PS bijeenkomst 25 juni Yvonne van Mastrigt

OplegvelRaadsvoorstel inzake de financiele verwerking van de Wet maatschappelijke ondersteuning

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 19 september 2017

h.ebels(&gemeentelangediik.ni en (in cc.) s.appeiman(d~c~emeenteiangediik.nl

POP En de relatie met Natura 2000

Datum : 6 september 2005 Nummer PS : PS2005IME06 Dienst/sector : MEC/DER Commissie : IME

Publiekssamenvatting Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Noord-Nederland Versnelling is nodig

CRO Luchthaven Rotterdam

Inleiding pag. 1. Ontwerp-besluit pag. 3. Toelichting pag 5. Bijlage(n): 1 Verzoekbrieven OLM

2 1 m /4/A.9, RS Bijl P.H.K. (050) P.

Datum : 13 december 2005 Nummer PS : PS2006ZCW03 Dienst/sector : MEC/DMO Commissie : ZCW Registratienummer : 2005MEC002130i Portefeuillehouder : Kamp

Retailagenda provincie Groningen

Gedeputeerde staten, Besluiten vast te stellen de Beleidsregel actieve openbaarheid Zuid-Holland 2017.

Bijlage 05 Stad en Regio Sleutelprojecten

W) ^, Pi^ovincie L4f groningen

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

p t" c!! HOLLAND ZUID

Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad.

Geachte mevrouw Dekker,

Statenvoorstel nr. PS/2015/867

Raadsvergadering, 2 februari Voorstel aan de Raad. Onderwerp: Economisch Actie Programma

Titel : Wet Markt en Overheid; bepalen welke economische activiteiten zijn aan te merken als zijnde van algemeen belang in de zin van de Wet

2 3 F B. m. lllllllllllllllllllllllllllillliini

Datum : 21 augustus 2007 Nummer PS : PS2007BEM34 Afdeling : PMF Commissie : BEM Registratienummer : 2007INT Portefeuillehouder : Binnekamp

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad,

nummer 23 van 2005 Vaststelling Beleidsregels bij het Kader voor projectontwikkeling kijk

Oan Provinsjale Steaten

1. Aanpak beoordeling Regionale en Innovatieve Projecten door RGA

: Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan "Katwijk aan den Rijn 2012

statenstukken Provinciale Staten WEB-265 behandeling: Heukelom, G.R.J. van Agenda nr: Vergadering GS: Nr: WEB /2

De uitvoering van de onderzoeken is gebaseerd op het zogenaamde Groninger Model. Over dit model hebben wij u reeds eerder geïnformeerd.

SAMENVATTING VOORGESCHIEDENIS

Verordening schade-advisering ruimtelijke ordening Flevoland

Verplaatsing agrarische bedrijven

Ontwerpbesluit pag. 3. Toelichting pag. 4. Bijlage(n): Najaarsrapportage 2016

Raadsvoorstel. 3. Inleiding

Aan de leden van Provinciale Staten

Transcriptie:

Aan de leden van Provinciale Staten Datum : 7 november 2007 Briefnummer : 2007-43644/45/A.18, PP Zaaknummer : 34859 Behandeld door : Berg J.A.H. van den Telefoonnummer : (050) 316 4183 Antwoord op : Bijlage : Onderwerp : Reactie op motie PS inzake inzet provinciale cofinancieringsmiddelen Geachte dames en heren, Op 27 juni jl. heeft u een motie aangenomen, waarin u uitspreekt dat (1) de besluitvorming over de aanwending van de co-financieringsmiddelen in de PS dient plaats te vinden en dat (2) bij de toekenning van co-financieringsmiddelen het te verwachten rendement van projecten een nadrukkelijk criterium moet vormen. Uw verzoek hiertoe was o.a. gebaseerd op de inschatting dat er de komende periode mogelijk sprake zal zijn van een toenemende co-financieringsbehoefte, die tot een grotere selectiviteit noopt. 1 Betrokkenheid PS bij de toekenning van co-financieringsmiddelen aan projecten in het kader van de reserve co-financiering Kompas Allereerst een reactie op uw wens om het debat en de besluitvorming over de toekenning van middelen in PS te laten plaatsvinden. Naar onze mening bestaat die mogelijkheid in het kader van de reserve co-financiering Kompas in feite nu al. Het 'piepsysteem' waarmee nu wordt gewerkt, biedt u de mogelijkheid om binnen 3 weken te reageren op ons principebesluit tot concrete subsidietoekenning. Alles afwegende zijn wij van mening dat deze werkwijze behoorlijk adequaat heeft gefunctioneerd. Langs deze weg kunt u een oordeel geven over de provinciale cofinanciering voordat er met de daadwerkelijke uitvoering van een project wordt gestart. Wij stellen dan ook voor om deze praktijk (vooralsnog) te continueren. Maar de invloed van uw Staten op de toekenning van middelen reikt aanzienlijk verder dan het piepsysteem. Aan de voorkant heeft u via de criteria, die zijn gekoppeld aan de reserve co-financiering Kompas, bepaald op welk type projecten de provinciale middelen moeten worden ingezet. Ook is het een noodzakelijke (maar geen voldoende) voorwaarde dat de inzet van deze provinciale middelen wordt gekoppeld aan externe subsidieprogramma s, waarvan de provincie de doelstellingen, actielijnen en prioritaire thema s heeft onderschreven (zoals bv. Kompas, Interreg en Leader). Daarmee passen deze projecten inhoudelijk nagenoeg altijd binnen het provinciaal beleid. In de Voorjaarsnota (VJN) 2007 is verder aangegeven dat er boven op de 3.98 mln. die de komende jaren (netto) beschikbaar is in het kader van reserve Cofinanciering Kompas, nog eens 3 mln. extra beschikbaar wordt gesteld (t/m 1

2013) "breed in te zetten op de cofinanciering van structuurversterkende projecten die passen binnen onze prioritaire thema's" (blz. 25). Daartoe wordt in de VJN ook een aantal thema's benoemd. Wij hebben dat daar als volgt samengevat: Wij geven daarbij voorrang aan projecten met een aantoonbare spin-off richting het regionale MKB, de regionale kennisinfrastructuur en de vitaliteit van het platteland. Daarnaast moet het gaan om projecten die substantieel worden gecofinancierd door andere partijen. Bijvoorbeeld door rijksoverheid (Fonds Economische Structuurversterking/ILG etc.), de gemeenten of maatschappelijke organisaties zoals de kennisinstellingen. Daarnaast hebben wij in onze brief van 21 september 2007 voorgesteld om voor de cofinanciering een additioneel bedrag van 1 mln. in 2008, oplopend tot 4 mln. in 2011, beschikbaar te stellen. In totaal komt er hiermee een bedrag beschikbaar van krap 8 mln. in 2008 oplopend tot 11 mln. in 2011 voor projecten die moeten voldoen aan een aantal strenge criteria en die moeten passen binnen benoemde prioritaire provinciale thema s. Wij komen hierop verderop terug. Hoe zouden uw Staten nog sterker kunnen worden betrokken bij de inzet van middelen op projecten? In principe is het denkbaar om een bepaalde vorm van tenderen te introduceren, waarbij u enkele malen per jaar (bv. 2 maal) voor een deel van het budget een keuze kunt maken uit de dan voorliggende (besluitvormingsgerede) projecten. Alvorens onze opvattingen te geven over zo n tendersysteem, maken wij enkele opmerkingen over de wijze waarop het proces om te komen tot provinciale meefinanciering nu veelal plaatsvindt. Het overleg met de initiatiefnemers van projecten is vaak een langdurig en complex proces. In de meeste gevallen adviseren wij over de wijze waarop een project moet worden opgezet om voor financiering uit een van de externe subsidiekaders in aanmerking te komen en begeleiden wij initiatiefnemers in de procedures. Ook komt in een aantal gevallen de vraag naar provinciale meefinanciering aan de orde. Omdat wij als provincie veelal als 'restfinancier' optreden, wordt pas in de laatste fase van de procesgang van een project, als de projectopzet- en uitwerking er voldoende gedegen uitzien en de andere financieringsbronnen kansrijk lijken, definitief bepaald of en voor welk bedrag wij als provincie mee willen doen. En als we dan meedoen, willen wij, in het belang van de klant, via korte besluitvormingsprocedures zo snel mogelijk kunnen handelen. In het begin van het overleg- en ontwikkelingstraject geven wij de initiatiefnemer hooguit indicaties van onze mogelijke bereidheid mee te financieren. Dit maakt het lastig om uw Staten al in de beginfase van het project de cofinancieringvraag voor te leggen (want dan leggen wij ons richting initiatiefnemer te veel vast). Hoe verdraagt deze werkwijze zich met een tendersysteem? Niet zo goed, naar onze mening. Het tendersysteem heeft als voordeel dat je een afweging kunt maken in een situatie waarin een groep projecten allemaal voldoen aan de criteria, maar opgeteld meer vragen dan je beschikbaar hebt. Een tendersysteem verdraagt zich naar onze mening echter niet goed met onze werkwijze waarbij wij initiatiefnemers, die vaak al een lang traject hebben moeten doorlopen, snel duidelijkheid willen geven als wij eenmaal hebben vastgesteld dat een provinciale bijdrage goed te verdedigen is. Want snelheid is er niet het sterkste punt van een tendersysteem. Bij een systeem met 2 tenders per jaar bestaat de kans dat indieners vele maanden moeten wachten tot hun projecten eindelijk worden beoordeeld. En dan nog kan het project, ook als het voldoet aan alle criteria, afvallen, wanneer andere projecten als beter worden beoordeeld. Daaraan kan nog het volgende nadeel worden toegevoegd. Een tenderregeling zal, zeker als het een formele (te publiceren) regeling wordt, tot relatief veel aanvragen leiden ( niet 2

geschoten altijd mis ), waarvan de meeste volstrekt kansloos zullen zijn. Het administratief, bestuurlijk en juridisch gedegen afhandelen van deze aanvragen, zal veel extra ambtelijk inzet vragen (Inzet die we op dit moment niet beschikbaar hebben). Tot slot: wij komen in een wat lastige positie terecht ten opzichte van de andere provincies, die zonder tendersysteem de financiering van hun projecten sneller voor elkaar hebben en daardoor sneller en (dus) in grotere mate een beroep kunnen doen op externe financieringsbronnen (die werken volgens het principe wie het eerst komt die het eerst maalt ). Om bovenstaande redenen vinden wij een tendersysteem niet wenselijk. Wij stellen dan ook voor om niet te besluiten tot een ander systeem van besluitvorming over de provinciale inzet op projecten. Wij zullen wel (zoals gebruikelijk) strak monitoren hoe de voorraad aan projecten zich ontwikkeld en tot welke cofinancieringsbehoeften dit kan leiden. 2 De criteria waarop projecten worden getoetst Vervolgens uw tweede wens om bij de toekenning van provinciale cofinancieringsmiddelen het te verwachten rendement van projecten nadrukkelijker als criterium te hanteren. Onze reactie hierop plaatsen wij hieronder in een wat breder perspectief dan het criterium 'rendement' alleen. Wat betreft het toekennen van provinciale middelen in het kader van de reserve Cofinanciering Kompas is door u in 2000 en 2002 een aantal basiscriteria vastgesteld. Nu de programmaperiode van Kompas bijna is afgelopen en een aantal nieuwe programma's wordt opgestart, doet zich de vraag voor of dit consequenties zou moeten hebben voor deze criteria. In de VJN 2007 is aangegeven dat wij hierover onze gedachten nader zullen bepalen. Naar onze mening is er bij nader inzien geen aanleiding om de basiscriteria die u in 2002 heeft vastgesteld fors te wijzingen. Wel stellen wij voor: om bepaalde criteria wat nader te expliciteren (zie bijlage 1), om de externe subsidieprogramma s die aan de reserve cofinanciering zijn gekoppeld aan te passen aan nieuwe situatie (de nieuwe programma s). om binnen het beschikbare cofinancieringbudget van ca 8 mln. in 2008 oplopend tot 11 mln. in 2011 te gaan werken met enkele compartimenten en daarbij mede uit te gaan van de programma s en thema s die in de VJN 2007 zijn genoemd. om tussen die compartimenten flexibele schotten te plaatsen, in die zin dat jaarlijks wordt bekeken of de middelen per compartiment toereikend zijn en of er aanleiding is om tot een verschuiving te komen verder stellen wij voor om de naam reserve Cofinanciering Kompas met ingang van 1 januari 2008 te vervangen door reserve Cofinanciering ruimtelijk-economische programma's. In de bijlage is de aangepaste set criteria voor deze nieuwe reserve opgenomen. Allereerst een aantal opmerkingen over de criteria waarmee de projecten worden beoordeeld. Projecten die een beroep doen op provinciale meefinanciering moeten in ieder geval voldoen aan de (hoge) eisen die er vanuit de verschillende externe subsidiebronnen worden gesteld. Hoewel de in de bijlage opgenomen criteria in essentie maar in beperkte mate afwijken van de criteria die uw Staten in 2002 hebben vastgesteld, is het wel de verwachting dat in het Piekenprogramma en het OP EFRO er op een aantal criteria veel 'strenger' zal worden getoets dan in het Kompasprogramma het geval 3

was. Bijvoorbeeld op de criteria legitimiteit, effecten en efficiency. Bij dit laatste criterium gaat het in essentie om de "value for money", dus om de verhouding tussen de effecten en de kosten. In feite betreft het hier de vraag naar het rendement. Tot slot willen wij bij dit onderdeel benadrukken dat ook als een project aan alle relevante criteria voldoet, het geen automatisme is dat een project ook door ons wordt meegefinancierd. Er zijn heel wat Kompas- en andere projecten geweest die wel aan de criteria voldeden, maar door ons niet zijn meegefinancierd, omdat het project zich uiteindelijk ook zonder provinciale bijdrage kon redden (dat is altijd onze inzet). Naarmate de beschikbare middelen minder toereikend zijn, zullen wij binnen onze projectenvoorraad strenger (moeten) selecteren. Daarbij is het rendement van een project, de value for money, uiteraard een zeer belangrijke toetssteen, naast het bestuurlijk belang dat wij aan een project toekennen en de risico's die er aan verbonden zijn. Hoewel wij van mening zijn dat alle projecten waaraan wij provinciale cofinanciering toekennen, in ieder geval streng getoetst moeten worden op de criteria van de onderscheiden externe subsidiekaders (en voor die toets ook moeten slagen), moet bij de rendementsvraag van projecten wel een aantal relativerende kanttekeningen worden geplaatst. Allereerst is het vaak uitermate lastig om het rendement vast te stellen (en dat vervolgens te beoordelen) van projecten waarmee bv. beoogd wordt de kennisinfrastructuur of het innovatief vermogen van bedrijven te versterken. Ten tweede is de rendementsvraag vaak nog moeilijker te beantwoorden voor projecten die meegefinancierd worden uit de externe subsidieprogramma s, die niet zozeer gericht zijn op majeure kennisprojecten of economisch structuurverstekende projecten, maar zich vooral richten op projecten die beogen grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren of de sociaal-economische vitaliteit van het platteland te versterken. Het betreft hier vaak kleinschalige projecten, die meestal om een relatief geringe provinciale cofinanciering vragen. Maar deze provinciale bijdragen zijn wel essentieel om ook de middelen van deze programma s optimaal te kunnen benutten voor Groningse projecten. Overigens moet ook bij deze projecten de vraag gesteld worden: krijgen wij voldoende waar voor ons geld? 3 Compartimenten met flexibele schotten binnen de reserve cofinanciering Hiervoor is aangegeven dat wij een voorstel willen uitwerken dat kort samengevat op het volgende neerkomt: het beschikbare cofinancieringbudget van ca 8 mln. in 2008 oplopend tot 11 mln. in 2011 wordt verdeeld over een viertal compartimenten (programma s/thema s). Tussen die compartimenten worden flexibele schotten geplaatst. D.w.z. dat jaarlijks wordt bekeken of de middelen per compartiment toereikend zijn en/of er aanleiding is om tot een verschuiving te komen. Wij stellen voor om te starten met de volgende indeling en inzet van middelen: A Structuurversterkende projecten met name gekoppeld aan de externe financieringsbronnen als Pieken in de Delta, het OP EFRO, het Fonds Economische Structuurversterking (FES) en eventueel nieuwe programma s waaruit majeure projecten kunnen worden gefinancierd; het gaat hier m.n. om projecten op het terrein van innovatie, versterking van de regionale kennisinfrastructuur, energie en versterking van het MKB in den brede. Jaarbudget: 6.0 mln. in 2008 oplopend tot 8 mln. in 2011. 4

B C D Projecten gekoppeld aan externe financieringsbronnen als de Interregprogramma s, het Waddenprogramma en het ILG/onderdeel Leader en EU POP en het Europese Visserijprogramma; het gaat hier met name om de wat kleinschaliger projecten gekoppeld aan prioritaire provinciale thema s (kennis, water, energie) en om de sociaaleconomische vitalisering van het platteland (waaronder versterking MKB, toerisme en recreatie in relatie tot cultuur/natuur) Jaarbudget: 1.0 mln. oplopend tot 2 mln. in 2011. Projecten die niet aan een van de hiervoor genoemde externe subsidiebronnen kunnen worden gekoppeld, maar wel aantoonbare spin-off richting het regionale MKB, de regionale kennisinfrastructuur en de vitaliteit van het platteland hebben. Het moet hier wel gaan om projecten waaraan een voldoende bestuurlijk belang wordt toegekend, die aantoonbaar zonder provinciale meefinanciering niet van de grond komen en die voldoende scoren op de criteria genoemd onder E in de bijlage. Jaarbudget: 0.7 mln. Procesgeld voor haalbaarheidsonderzoeken en (m.n.) het inhuren van externe expertise om veelbelovende projectideeën uit te werken tot concrete (besluitvormingsrijpe) projectvoorstellen ten behoeve van een van de genoemde externe subsidiekaders. Verwacht wordt dat deze inzet met name nodig is voor het Fonds Economische Structuurversterking en het Waddenprogramma. Jaarbudget: 0.3 mln. In bijlage 1 presenteren wij de aangepaste set criteria voor de reserve meefinanciering ruimtelijk-economische programma s. Wij gaan ervan uit dat wij met bovenstaande aanpak in voldoende mate tegemoet komen aan hetgeen u in de motie hebt gevraagd. Tevens vragen wij uw oordeel over onze voorstellen inzake de verdeling van de provinciale co-financieringsmiddelen over de 4 compartimenten en met de criteria zoals ze in bijlage 1 zijn opgenomen. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen:, voorzitter., secretaris. 5

Bijlage : toetsingscriteria reserve Cofinanciering ruimtelijk-economische programma's A B C D E Het moet in beginsel gaan om projecten die ook uit een van de volgende subsidiekaders wordt gefinancierd (en dus passen binnen/voldoen aan doelstellingen/criteria die voor een belangrijk deel ook door ons zijn onderschreven) het Piekenprogramma/het OP EFRO de Interregprogramma's het Waddenprogramma het Investeringsprogramma Landelijk Gebied (onderdeel EU POP/Leader) het Europese Visserijprogramma het FES eventuele nieuwe ruimtelijk-economisch relevante subsidieprogramma's Bij projecten die gekoppeld worden aan de programma s Pieken in de Delta, het OP EFRO en het FES moet in beginsel gaan om structuurversterkende projecten die passen binnen de prioritaire provinciale thema's. Deze projecten moeten goed scoren op de criteria effectiviteit, efficiency, risico's en legitimiteit. Legitimiteit: Is de inzet van overheidsmiddelen legitiem en het meest geëigend voor dit project? Zijn andere maatregelen overwogen? Overheidsingrijpen ter bevordering van innovatie is economisch gezien legitiem, indien de markt maatschappelijk wenselijke ontwikkelingen niet of te traag tot stand brengt. Effectiviteit: Hoe effectief is het project? In hoeverre draagt het bij aan de provinciale doelen? Efficiëntie:Hoe staat het met de kostenefficiëntie van het project? Ook kan hierbij gelet worden op de relatie tussen private investeringen en publieke uitgaven. Deze laatste verhouding zegt iets over de mate waarin met publieke middelen investeringen in de markt uitgelokt kunnen worden en zegt tevens iets over de bereidheid en acceptatie van projecten in de markt. Risico s: Wat zijn de risico s van het project? Hier wordt gelet op de mogelijke afbreukrisico s van het project. Dit om te voorkomen dat wordt geïnvesteerd in een project waar later niets uitkomt. Projecten die gekoppeld worden aan de externe financieringskaders zoals de Interregprogramma s, het Waddenprogramma en het ILG (onderdeel UO POP/Leader) moeten vanzelfsprekend de toets van deze programma s goed doorstaan, alvorens zij in aanmerking kunnen komen voor provinciale meefinanciering. Voor alle projecten waaraan op zich voldoende bestuurlijk belang wordt toegekend, geldt dat goed onderbouwd moet worden dat zonder provinciale bijdrage de financiering niet rond kunnen komen. De provinciale bijdrage moet tevens in een evenwichtige verhouding staan met de bijdrage van andere partijen Verder gelden de volgende criteria het project (of tot een programma geclusterde projecten) moet uitvoeringsgereed zijn 6

de totale projectkosten bedragen in totaal minimaal 100.000 (m.u.v. de Interreg- en Leaderprojecten). de voorkeursvolgorde voor de financiering van projecten is: eerst de externe financieringsbronnen, vervolgens de provinciale sectorale middelen en daarna de middelen uit de reserve Cofinanciering ruimtelijkeconomische programma's. Procedure Voorstellen tot cofinanciering van projecten uit de reserve meefinanciering kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend. Het college van GS zal haar principebesluit tot subsidietoekenning aan PS voorleggen, met het verzoek daar binnen 3 weken op te reageren. 7