VOORBEELD LESPLAN SPORTKAMP GLOBALE IDEE



Vergelijkbare documenten
Clinic Spelvormen Start2Volley-clinic 2 Seizoen

GET FIT 2 HIKE Rompstabilisatie

LES 7. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, tikspelen, springen.

Tik me dan als je kan!

Oranje slingers. Stofzuigen bij Maxima & Willem-Alexander. Speluitleg: Speluitleg:

Trainen met beperkt materiaal

De vernieuwde spelvormen

Watergewenning met kleuters

Vormen voor Warming up

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker?

Bal in de hoepel gooien

De motorische ontwikkeling van het jonge kind

Loopcoördinatie latten, hoepels, 4steps, side steps

OEFENSTOF CIRCULATIE-MINIVOLLEYBAL

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

Augustus DSC Kerkdriel De Leidraad Kanjers. Jeugdopleidingsplan DSC Kerkdriel

Lessen 1 ste middelbaar

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen

Schoolzwemmen. Leerlijnoefeningen Ondiep Diep Benodigdheden Aandachtspunten. Klimmen op een drijvende mat en vervolgens gaan staan.

werkblad Basisopstelling 2 Vak 1 Glijden en klimmen Vak 2 Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 TENNIS.

Statische rekoefeningen

LES 38 GROEP: 3 t/m 8 Handstand, mikken, over de kop gaan

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen!

DE WEK Programma Site De olympische spelen. De Olympische Spelen. Pagina 1 van 1

Het spellenboek. De plaatjes laten zien wat je bij elk spelletje nodig hebt. Hieronder zie je wat elk plaatje betekent:

Inleiding. Kern. Groep 3 en 4 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

TOP-SAMENWERKINGSSPELEN

Het grote voetbalavontuur

Gymrooster groep 3 Opgesteld voor 20 weken, dus twee keer in het jaar uitvoeren Elske Schudde CZ 09/10

LESFICHE. ORGANISATIE OEFENSTOF OPMERKING Vrij lopen in de zaal (10 )

Spel en oefenvormen voor hockey op school

LES 34. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, tikspelen, Stoeien. DOELSTELLINGEN:

TIPS VOOR SPORT EN SPEL

Oefening A: loslopen Acties: Spelers lopen in een vierkant aan de zijkant van het veld lichtjes los. Dit voor een 4-tal minuten.

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL DOELSTELLINGEN:

Let s Smash! StreetSmash Spellenboek Voor Sportleiders. Superhandig. boekje

(nodig: een basketbal, een basketbalring, een stopwatch)

Cursus Rust. Het Slotervaart, een ziekenhuis met ambitie KINDERGENEESKUNDE TELEFOONNUMMER

SPEL 1. Kangoeroe buidel-dief. Doel: Uitleg: Te moeilijk? Te makkelijk?

Bouncebal. Voorbereiding voor hockeyvormen

LES 9. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, klimmen, mikken DOELSTELLINGEN:

LES 37. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, springen, mikken. DOELSTELLINGEN:

Klap, stamp en sla. Opmerking. Tijd: 1-5 min. Deelnemers: minimaal 2 Materiaal: niets Opstelling: kinderen vormen tweetallen. Verloop van het spel:

Bungelende emmer. Benodigdheden: emmertje, touw, kleine ballen Aantal spelers: 3+ Voorbereiding : geen Leeftijd: 4+ Soort: spel

Lichaams- en balbeheersing bij supermicroben en microben. Kaderweekend VBL 21 mei 11

Training Week nummer Datum Trainingskern Oefening

Ga naar je trainingen! De trainer helpt mee jouw zwakkere punten te ontdekken.

Hieronder staan enkele voorbeeld rekoefeningen voor het onderlichaam:

TESTBATTERIJ SPEELFASE jarigen

Inleiding. Kern A B A B A B A B A B A B A B. Groep 7 en 8 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

LES 32. GROEP: 3 t/m 8 Over de kop gaan, Tikspelen, Balanceren.

LES 42. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, springen, doelspelen

Bewegingstussendoortjes

MULTISKILLS MOTORIEK WARMING-UP

vv Woudenberg 26 oktober 2011

Oefeningen voor beenspieren

Warming-up: Jagerbal. Partij: 6 : 6 op 2 grote doelen + keepers

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BADMINTON

kuiten kuiten Quadriceps benen 1 OPDRACHT: maak de knipmes beweging

STOEP- RANDEN

6b. Naar knieënstand. 6c. Naar zijwaartse zit en lig. Steun op uw handen en ga rustig op uw zij liggen Sta via oefening 7 veilig op vanaf de grond

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

Niveau 1 A. 3,5 lang en 3 breed, afgebakend met kegels

Algemene basis voor het geven van handbalinitiatie op scholen/speelplein

Lesthema Sprinten 3: Teamsprint Groep 5 6

Verkorte doelwachters cursus uitgever Freddy Swimberghe

LES 31. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, Hardlopen, Mikken. DOELSTELLINGEN:

Lesthema Sprinten 3: Teamsprint Groep 3 4

Blessurepreventie en stabilisatieprogramma voor jonge tennisspeler

Romp Hieronder volgen verschillende oefeningen ter versterking van de romp.

Clinic - Van statisch naar dynamisch

Individuele vendelreeksen Trommelreeks voor het Brechts Korpsvendelen

Leskaart les 5, ronde 3

Oefenstof voor aquamove:

Balspelen. Beschrijving van de activiteit

14.5. Impressie / Plattegrond

playbook SPRINGSAUTE TIKTOUCHE BEESTBETE DARTFLECHE

LES 14. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Tikspelen, Afgooispelen. DOELSTELLINGEN:

Pittenzakken gooien. Trampolinespringen en hordeloop. Duikelen en slalom

Draaiboek. Koningsspelen. Brede school

Spelactiviteiten voor groep 1-2: Vertelspel tafel: Spelactiviteiten:

Inhoudsopgave. Traingingsmap. Warming-up...3 Circuit...4 Overzicht...7 Scorelijst...8 Bronnen / achtergrondinformatie...9.

Reeksbeschrijving Bondsreeks

De 11+ Een compleet warming-up programma

13. MICROBEWEGINGEN VOOR IN DE BADKAMER

KAMPHUIS "DE BLOKKEN" BAARLE - NASSAU

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 Springen, tikspelen, jongleren. DOELSTELLINGEN:

Uitwerking vrije lessen

POULEINDELING GROEP 5 & 6

TESTBATTERIJ SPEELFASE jarigen

Pleinspelen. Beschrijving van de activiteit

Kamphuis De Blokken Baarle-Nassau

Watersafety test 12. Baan Vier - Schoolzwemmen - pg 1

Aankleding: ballonnen, slingers, rode neuzen, jongleerspullen,

Balworstelen. Probeer twee (basket)ballen vast te houden. De ander probeert één bal los te krijgen. Gebruik een timer bijv. 40 sec.

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN:

Transcriptie:

VOORBEELD LESPLAN SPORTKAMP GLOBALE IDEE De opbouw van dit lesplan vertrekt vanuit een mengeling van niet-sportspecifieke fundamentele vaardigheden en meer sportspecifieke vaardigheden. Bronnen zijn voornamelijk de lesgeversmap van Multimove en de BeeBall oefenmap. De niet-sportspecifieke fundamentele vaardigheden zijn opgesplitst in twee blokken: - 9u30 tot 10u50: vaardigheden betreffende objectcontrole zijnde vangen, werpen, slaan, trappen, dribbelen, heffen, duwen, trekken en dragen - 13u30 tot 14u50: locomotorische vaardigheden zijnde wandelen, lopen, glijden, klimmen, springen, landen, zwaaien en roteren. De meer sportspecifieke vaardigheden (11u10 tot 12u30 en 15u10 tot 16u30) zijn doorheen de week opgebouwd zodat vrijdagnamiddag een BeeBall tornooi gespeeld kan worden. Dit kan gemakkelijk op basis van de BeeBall trainingskaarten (beschikbaar op de website van VBSL of op kantoor van VBSL). Bij alle oefeningen en spelvormen, zowel sportspecifieke als fundamentele vaardigheden, ligt de nadruk op ervaring opdoen. De focus ligt daarbij op het aanbieden van een prikkelende context waarbij de kinderen zelf kunnen experimenteren, ervaren, uitgedaagd worden om te ontdekken en te denken. Het is niet de bedoeling om kinderen training te geven. Durf out of the box te denken en waag u gerust ook letterlijk op ongekend terrein (zwembad, bos, speelplein, ). Startactiviteiten en dagafsluiters zijn liefst met de hele groep samen, in het kader van de onderdelen van de dag. GLOBALE OPBOUW Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag 9u00 9u30 Startactiviteit Startactiviteit Startactiviteit Startactiviteit Startactiviteit 9u30 10u50 Vangen en werpen Slaan Trappen en dribbelen Trekken en duwen Heffen en dragen 10u50 11u10 Break Break Break Break Break 11u10 12u30 BeeBall BeeBall BeeBall BeeBall BeeBall 12u30 13u30 Lunch Lunch Lunch Lunch Lunch 13u30 14u50 Wandelen en lopen Springen en landen Zwaaien en roteren Klimmen en glijden Afsluitend tornooi 14u50 15u10 Break Break Break Break Vriendjes welkom!

15u10 16u30 BeeBall BeeBall BeeBall BeeBall 16u30 17u00 Dagafsluiter Dagafsluiter Dagafsluiter Dagafsluiter ENKELE OEFENINGEN PER ONDERDEEL Vaardigheden betreffende objectcontrole Basissetting Variatie Materiaal Aandachtspunten Andere omgeving Vangen en werpen Kabouterjacht De kabouters wonen in bomen en willen graag op bezoek bij de kabouters aan de andere kant van het bos. Ze moeten dan echter de open plek oversteken, waar de heks hen kan beheksen tot een standbeeld (aangooien met foambal). Als een kabouter behakst is kan deze bevrijd worden door een andere kabouter die door de benen kruipt/. Kabouters hebben een toverbol en kunnen bevrijd worden wanneer ze een toverbol heen en weer gooien. Laten ze de toverbol vallen, dan zijn ze ook behekst. Met vershillende hindernissen in het bos. Met twee heksen. De heksen moeten de kabouters Bomen: hoepels, fietsbanden, kruisje op de grond, Foamballen Toverbollen: pittenzakjes, tennisballen, plastic ballen, Maak de heks herkenbaar (hesje, ) Zorg dat kinderen niet naar het hoofd gooien. Bos of speeltuin: gebruik natuurlijke hindernissen Water: kabouters lopen met romp onder water, baken een veilige zone af dat dient raken op een bepaalde plek (benen, als bos, armen, rug, ). Slaan Eilandbal met haaien Eilandbewoners proberen grote kokosnoten naar elkaar te gooien zonder dat de haai ze kan onderscheppen. De haai probeet zoveel mogelijk kokosnoten te onderscheppen en verzamelen in een box. Ballon hoog Ballon zo lang mogelijk in de lucht houden al Meerdere eilanden: van eiland A via eiland B en C naar eiland D Verschillende manieren van werpen tussen eilanden: rollen, onderhands, bovenhands, één hand, twee handen, botspas, Met (niet)voorkeurshand Met twee handen tegelijk Eilanden: matten, kegels, krijt, Kokosnoten: allerlei ballen etc Grote doos voor haaien Eén ballon per kind Voorzie veel ballen. Zorg dat er zo weinig mogelijk niveauverschil is tussen eilanden en zee, zodat de kinderen hun voeten niet kunnen verzwikken. Voorzie ballonnen van verschillende omvang Bos of speeltuin: natuurlijke hindernissen gebruiken als eilanden Water: meer haaien (verplaatsen in water is moeilijker) Bos of speeltuin: natuurlijke

tikkend met handen in beperkte bewegingsruimte. Afwisselend links en rechts Steeds ander lichaamsdeel (hoofd, been, hand, schouder, ) Verplaatsing: bv. overkant bereiken In mijnenveld (met hindernissen onderweg) Op zitvlak, op knieën, Idem, twee kinderen met één ballon Ruimte afbakenen met lint, krijt, hindernissen - parcours Water: ballon mag water niet raken Trappen Is dit hokey? Twee ploegen trachten object in doel of afgebakende zone te slaan Hertenjacht De herten lopen op een afgebakend terrein. Eén of twee jagers trachten hen te raken (trappen met zachte bal). Wanneer een hert geraakt wordt, moet het voor verzorging even aan de kant. Allen met (niet)voorkeurshand Eén ploeg steekt over laverend tussen andere ploeg, andere ploeg zit in veld en probeert al zittend bal weg te slaan Geraakte herten worden mee jager Herten kunnen het schot afweren door de bal zelf weg te trappen De jagers krijgen meer ballen Gelijke groep jagers en herten. Wanneer een hert de bal kan stoppen onder de voet wisselen de functies. De geraakte herten dienen ter revalidatie naast het terrein door 3 poortjes te trappen en kunnen dan opnieuw de wei op. Hockeystick met bal: krant met sokbal, tak met pingpongballetje, grote zitbal met zachte stok, Doel: kegels, mat, krijt, Zachte ballen, strandballen, Varieer het aantal spelers per ploeg i.f.v. de haalbaarheid, begin met 2 tot 4 spelers per ploeg. Kranten kunnen niet tegen regen, ook niet tegen een beetje Maak afspraken omtrent wegrollende ballen Baltype aanpassen aan lichaamsdelen die geraakt mogen worden en vaardigheden van kinderen Bos: herten kunnen zich verstoppen Duizendpoot Duizendpoot probeert ballen te Zachte ballen Ballen in functie van de Speeltuin: extra

Dribbelen Kinderen vormen een duizendpoot (schouders vasthouden, lint, ) die tegen de bal zal trappen. De lesgever trapt een bal naar verschillende plaatsen van de duizendpoot (kop, staart, links, rechts, ). De duizendpoot trapt terug op verschillende manieren (voetpunt, binnenkant voet, buitenkant voet, al liggend met onderbeen als de duizendpoot rust, ) 4 seizoenen In het midden van het terrein liggen vier soorten ballen door mekaar. In elke hoek ligt één bal. De kinderen dribbelen de juiste ballen naar de juiste hoek. ontwijken. Wanneer hij geraakt wordt moet hij zich op een andere manier verplaatsen (op handen en knieën, rugwaarts, al huppelend, ) Duizendpoot heeft een zwakke plek (duidelijk aangeduid). Wanneer deze geraakt wordt, wisselen de kinderen aan de rand van het terrein met de duizendpoot van functie. Twee duizendpoten trachten mekaar te raken op hun zwakke plek. Voorzie veel ballen op het terrein. De duizendpoot verdedigt een doel, de andere kinderen trachten te scoren. De duizendpoot verplaatst zich en tracht binnen een bepaalde tijd zoveel mogelijk doelpunten te maken. Op het terrein zijn er verschillende doelen en veel ballen. Ballen drijven aan de voet(en) Ballen drijven over de grond met de hand(en) 4 lichte ballen: pingpongbal, tennisbal, strandbal en ballon Aan elke balsoort een andere manier van dribbelen toekennen (basketbal met linkerhand, volleybal met rechterhand, voetbal met linkervoet, foambal met rechtervoet) Verschillende ballen: voetbal, volleybal, basketbal, basebal, softbal, pingpongbal, foambal, strandbal, tennisbal, zitbal, Materiaal om vaardigheden van de kinderen Doelen: rij kegeltjes, doel, dozen, hoepels, poortje, Zorg ervoor dat de ballen niet kunnen wegrollen Benadruk dat de oefeningen niet op snelheid uitgeoefend moeten worden Overloop vooraf welke bal in welke hoek moet komen beschutting voor duizendpoot, andere kinderen kunnen ook vanaop hoogte trappen. Water: waterslang in ondiep water. Trappen met knie, onderbeen en voet. Bos: vooral aan de voet drijven

midden terrein en hoeken aan te duiden: matten, krijt, kegels, lint, dozen, Trekken en duwen Pak me dan als je kan Iedereen heeft één bal en dribbelt over het terrein. Ondertussen probeert men de bal bij de ander weg te slaan. Wie zijn bal kwijt is, haalt hem terug en doet weer mee. Duwdans Twee kinderen staan tegenover elkaar (aangezicht naar elkaar) en houden de handen op elkaars schouders. Proberen elkaar al duwend uit evenwicht te brengen. Wie als eerste een voet verplaatst verliest. Bal aan de voet drijven Bal met handen over de grond drijven Lesgever kiest tikker(s) Wie bal verliest, legt bal aan de kant, geeft hand aan kind dat bal wegduwde. Ze vormen een duo met één bal. Vier terrein, bij balverlies, schuif je een terrein op. Idem, op één been. Eerste die tweede voet op grond zet, verliest. Op één been, handen op rug, duwen met schouders. Op knieën tegenover elkaar. Eerste die valt, verliest. Krabpositie (handen- en voetensteun, zitvlak naar grond). Door duwen tegenstander dwingen met zitvlak grond te raken. Idem met pittenzak op buik. Pittenzak valt = verliezen. Verschillende soorten ballen Terrein afbakenen: kegels, krijt, lint, Hesje voor tikkers Mat Pittenzakjes Balbezit is belangrijker dan bal van een ander kind wegduwen. Tikkers herkenbaar maken. Zorg ervoor dat ballen niet ver kunnen wegrollen. Regelmatig wisselen van partner Water: oefening op knieën meest geschikt. Omwenteling Idem, in buiklig. Zachte Regelmatig wisselen van Water: ondiep

Heffen en dragen Per twee. Ene kind in ruglig, armen en benen gespreid. Andere kind draait ene kind om. Eerst biedt liggend kind geen weerstand, nadien wel. Brandweerman Twee kinderen kruisen de armen en nemen elkaars polsen vast. Een derde kind (voor de kleinste: een pop, knuffelbeer, kist, ) gaat op de armen zitten. Op deze manier verplaatst het drietal zich op het terrein. Idem, handen- en voetensteun. Trachten omver te duwen. Met en zonder weerstand. De dragers draaien 360 Het gedragen kind ligt in buiklig over de gekruiste armen Hindernissen waarover, -rond, - onder, -langs het drietal zich verplaatst ondergrond (matten, gras, ) Poppen, knuffelberen, dozen, partner Niet op snelheid. Aandacht gaat naar juiste manier van dragen. water Bos, speeltuin: natuurlijke hindernissen gebruiken Water: Dragers gebruiken een plankje om kindje te verplaatsen Touw dragen Dik touw met uiteinden aan elkaar geknoopt op de grond. Kinderen in een kring heffen het touw van de grond en leggen een parcours af zonder het touw los te laten en zonder dat het touw de grond raakt. Idem, lichte voorwerpen aan touw die grond niet mogen raken. Aan het touw is een vlaggetje bevestigt. Touw doorgeven tot vlaggetje op de beginpositie eindigt. Idem, kinderen liggen in ruglig met hooft naar midden van kring. Heffen touw boven hoofd. Idem, met meerdere vlaggetjes Kinderen heffen het touw, gaan zitten en staan terug recht. Idem, kinderen liggen in ruglig met hoofden naar midden van kring. Dik touw Vlaggetjes Lichte voorwerpen Lesgever helpt touw te dragen. Water: touw dat zinkt, touw dat niet zinkt Locomotorische vaardigheden Basissetting Variatie Materiaal Aandachtspunten Omgeving Wandelen en lopen Het koekoeksnest (wandelen) Per 2 hand in hand, zonder blinddoek Blinddoeken Tip voor kinderen: In water:

Materiaal verspreid in de zaal = eieren. Kinderen vetrerekken in koppeltjes (1 geblinddoekt, 1 wijst via verbale instructies de weg) aan één zijde. Doel: aan overkant raken en zo min mogelijk eireren stuk trappen. Per 3 in een treintje, laatste geen blinddoek Variaties in richting, snelheid, Eieren (kegels, blokken, lege drankverpakking en, ) duidelijke en korte instructies Matriaal: zacht en mag omvallen drijvende objecten ontwijken In bos: takken etc ontwijken Droog naar de overkant (wandelen evenwicht) Kinderen proberen m.b.v. 3 materialen de overkant te halen zonder de grond te raken. Overkant bereiken a.d.h.v. afbeeldingen: groen licht is bewegen, rood licht is stilstaan in afgeproken houding (handen in de lucht, zo klein mogelijk, ) Overkant bereiken op afgesproken manier (tippen van tenen, door benen buigen, ) Per 2 met 3 materialen Per 4 met 4 materialen Bierviltjes, samen gevouwen kranten, tegels, blokken, Tip voor kinderen: stap voor step, niet om ter snelst Laat de kinderen creatief zijn In water: stappen van ene naar andere plankje dat ondergeduwd wordt Ritmisch schaduwlopen (lopen) Kinderen volgen lesgever kriskras over het terrein. Niemand mag nog bewegen als de lesgever stopt en zich omdraait. Loopstijlen afwisslen (snel/traag, links/rechts, ). Ritmisch lopen. Altijd ander kind vooraan in trein Per 2 Achterwaarts lopen, zijwaarts lopen, Andere bewegingsvormen: huppelen, galopperen, met de armen draaien, Geen Ritme: steun van muziek, handgeklap, Iedereen een keer achter lesgever/koploper Stabiel evenwicht bij bevriezen Blad, steen, schaar (lopen reactiesnelheid) Kinderen staan tegenover elkaar. Duel blad, steen, schaar. Verliezer spurt weg (over een lijn). Winnaar probeert winnaar te tikken. Winnende kind tikt eerst de grond en dan verliezer Zit, rug aan rug. Eén kind vertrekt onverwacht, tweede probeert te tikken. Sokkenbal, krantenball in plastic zak, Tip voor kinderen: knieën hoog heffen en sprinten op bal van voet (eventueel eerst oefening daarop) In water: blad, steen, schaar (na) kopje onder (gaan)

Springen en landen Haaientikspel De kinderen lopen verspreid op het terrein. Wanneerd e lesgever Haai! roept, springen alle kinderen in een hoepel. De haai tikt de kinderen die nog niet in de hoepel gesprongen zijn. Het eerst getikte kind wordt de nieuwe haai. Weglopende partner trachten te raken met krantenbal, sokkenbal, Springen met vooraf afgesproken sprongetjes (zijwaarts, achterwaarts, op één been, ) In hoepel springen en gaan zitten Lopen 2 per 2 hand in hand Huppelen tussendoor Verschillende materialen vervangen hoepels (bank, krant, blok, ) Meerdere haaien Hoepels, alternatieve voor hoepels Hesje (voor haaien) Blad, steen, schaar eerst oefenen Let op dat kinderen niet uitschuiven over de opgestelde materialen In water: duiken door horizontale of verticale hoepel In bos: springen op stronken, In speeltuin: springen op tuigen, Zwaaien Beestige sprongen Kinderen springen verspreid op terrein volgens instructies van lesgever: als een konijn, kikker, aap, kangoeroe, kat, hond, tijger, ooievaar, slang, Vlaggenzwaaien (slingeren) Kinderen verspreid met vlag. Fanfaremuziek. Kinderen zwaaien ter plaatsen: Laag bij de grond Hoog in de lucht Links naar rechts Boven naar onder Voor naar achter Ter plaatse of in verplaatsing 2 groepen, in midden afbeelding met rugzijde omhoog. 1 kind gaat afbeelding oprapen en toont deze aan zijn groep. Groep beeldt uit, andere groep raadt. Lesgever doet voor, kinderen imiteren Per 2: spiegelbeeld Zwaaiend rondstappen, mekaar niet raken In treintje (in stand, al stappend), voorste leidt Idem, twee stappende treintjes die mekaar niet hinderen Afbeeldingen van dieren Vlaggen (met of zonder stok) Muziek Laat veel ruimte voor expressie en creativiteit bij de kinderen Geef als lesgever niet alleen het voorbeeld, maar spring ook mee Tip voor kinderen: goed steunen Laat kinderen zowel rechts als links draaien. In water: spetten zoals dieren In bos: tikkertje spelen als springende dieren In bos: extra hindernissen, vlag is stok met bladeren Touwzwaaien (slingeren) Kinderen verpreid met touw. Muziek met Per 2: 1 touw heen en weer zwaaien Per 3: 2 zwaaien touw heen en weer, Touw (sjaal, slinger, ) Voldoende spreiding van kinderen In water: per 2 touw over

verschillende ritmes. Kinderen zwaaien op ritme van muziek: Slingerend in de lucht Kronkelend over de grond Op snel muziekritma 3 e springt er over Per 2 touw heen en weer zwaaien, rest springt 1 voor 1 over touw Per 2 touw heen en weer zwaaien, rest springt ter plaatse omhoog wanneer touw passeert Muziek met verschillende ritmes Regelmatig wisselen van functie bij partnerwerk wateroppervlak, 3 e springt als een dolfijn over touw Roteren Klimmen Hoog en droog (zwaaien) De kinderen staan op een trapeze. De lesgever of partner ondersteunt de schommelbeweging. Kinderen maken tijdens schommelen een halve draai. Rollen en roteren Kennismaken met verschillende vormen via instructies van lesgever: Roteren met: 1 arm, andere arm, 2 armen, 1 been, ander been, 2 benen, vuisten, enkels, bovenlichaam, onderlichaam, hele licchaam, Hoog boven, laag beneden, voorwaarts, achterwaarts, zijwaarts, met richtingsveranderingen, ter plaatsen, in beweging roteren Elektrische draad (sluipen en kruipen) Kinderen sluipen onder steeds lager hangende draden. (Eventeel belletje verraadt wanneer draad geraakt wordt = elektrische Kinderen onderhouden zelf schommelbeweging Volledige draai maken Afwisselend linker- en rechterbeen heffen Door benen buigen tijdens schommelen Tegen (aangereikt) voorwerp slaan of trappen Afwisselend snel en traag Afwisselend krachtig, zwak en voorzichtig Afwisselend strak en ontspannen Oefeningen met gehele lichaam staand, zittend, knielend, liggend, groot, klein, smal, breed, uitvoeren Uitvoeren a.d.h.v. beschrijvingen (als een boor, kurkkentrekker, tol, boomstam, ) Achterwaarts, zijwaarts, Kruipen sluipen Sluipen met vastgebonden voeten. Per 2: achter mekaar, naast mekaar Trapeze (schommel, stok, 2 touwen aan elkaar geknoopt, 2 ringen met stok, ) Foambal, Eventueel muziek Draden, belletjes, stoelen (of zoiets) Voldoende spreiding van kinderen Zwaaibewegingen met hele arm, niet met pols alleen Instructies geven aan de hand van vragen (wie kan er?) Muziek verhoogt de intensiteit, plezierbeleving, inleving, ) Laat plaats, zodat ze niet in mekaars gezicht trappen Voeten niet te strak In water: sluipen met zoveel mogelijk van het lichaam

schok). Per 2: A geblinddoekt, B instructies samen binden onder water Zandbak: Glijden Spiderman (sluipen en kruipen) Kinderen zijn spinnen en verplaatsen zich volgens de instructies van de lesgever door het net (willekeurig gespannen touwen op allerlei hoogtes max 1m tussen stoelen, tafels, sportramen, ): Willekeurig onder, over en tussen draden Enkel sluipen onder draden Enkel klauteren over en tussen draden Idem steeds 1 voet en hand houdt contact met grond Afwisselend over en onder een draad Grote lenteschoonmaak (glijden) Kinderen verspreid met doekje. Volgens instructies van lesgever houden ze een gezamellijke lenteschoonmaak: vloer schrobben met beide handen, met linker hand, met rechter hand, in verschillende richtingen met onder elk hand een doekje, met linkervoet, met rechtervoet, Zittend met beide voeten, zittend met achterwerk, liggend met rug, liggend met buik, muren poetsen met Voorwerpen naar een doos brengen: - gele voorwerpen naar gele doos, - gele groep ale voorwerpen naar gele doos, Schrobben met cirkelvormige bewegingen, met rechtlijnige bewegingen Kleine en grote bewegingen Handen of voeten in 1 of 2 plastic voeten Ter plaatse of in beweging In afgebakende zone zonder te botsen Per 2 Met skateboard, op knieën (knieën blijven ter plaatsen) Draden, belletjes, stoelen (of zoiets), gekleurde voorwerpen, 4 dozen Doeken die goed glijden op ondergrond (stoffen doeken, platic borden, skateboard, plastic zakken, ) Draden voldoende strak houden (desnoods aanspannen) Materiaal mag niet omvallen als kind in draad blijft haken Test vooraf de doeken In bos: tussen bomen en struiken In speeltuin: op en rond speeltuigen In water: wanden en bodem van zwembad schrobben In speeltuin: toestellen schrobben Skateboard (glijden) Ruitenwisser: vanuit handen- en knieënsteun linke en rechts bewegen (skateboard onder Kniestand: één knie op skateboard, steppen, met beiden handen skateboard vasthouden Skateboarden Rekkers/fietsban den/ Zorg dat de kinderen stevige schoenen dragen, geen turnpantoffels

handen, skateboard onder knieën, ) Houtzagen: per 2 met skateboard hout zagen (kniezit) Wand-zit: rug tegen muur, skateboard er tussen, op en neer rijden over muur Tegen de stroom: skateboard vastmaken aan rek/boom/paal/ met rekker/fietsband/. Kind tracht tegen de stroom in te bewegen Handenwerk: kniezit of buiklig, voortbewegen met handen Skaten: één been = steunbeen op skateboard, met andere been afduwen Bochten maken door gewicht te verplaatsen op skateboard Rek/boom/paal/