Informele Zorg 2014 Onderzoeksdocumentatie. Rapport. Auteurs Joeri Roels Nicole Braams

Vergelijkbare documenten
Rapport. Vrijetijdsomnibus Onderzoeksdocumentatie. Josien Knops Joeri Roels Reinder Banning

Onderzoeksverantwoording Dataverzameling Informele Zorg 2016

Memo. 6 januari aan Lotte Vermey cc van Vincent de Heij. onderwerp Steekproef voor het onderzoek Sociaal Vitaal Platteland 2014.

Rapport Responsverantwoording Culturele veranderingen en SCP Leefsituatie Index 2017/2018

Woningmarktmodule 2015 The making of.. CBS 7 April 2016

Aanvullende module Leefstijlmonitor Bewegen & ongevallen 2015 Onderzoeksdocumentatie. Auteurs: Frank Engelen Christianne Hupkens

Sociale Domein Index 2016 Onderzoeksdocumentatie

Aanvullende module Leefstijlmonitor Bewegen en Ongevallen 2015

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Rapport. Leefstijlmonitor Onderzoeksdocumentatie en Kwaliteitsrapportage. Auteurs: Frank Engelen Christianne Hupkens

Sociale Domein Index 2017 Onderzoeksdocumentatie

SCP Culturele Veranderingen 2010

SCP Culturele Veranderingen 2008

Rapport Onderzoeksverantwoording Culturele veranderingen en SCP Leefsituatie Index 2014

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE PARTICIPATIE

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE PARTICIPATIE

Opvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. module Jongeren

Emancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording

Bijlage A Gebruikte databestanden

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE MILIEU EN INKOMENSWAARDERING

Centraal Bureau voor de Statistiek ONDERZOEKSVERANTWOORDING WOON 2009, Divisie Pilot Dataverzameling Sector Dataverzameling

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE MILIEU

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. module Gezondheid en Arbeid

Rapport Onderzoeksverantwoording Culturele veranderingen en SCP Leefsituatie Index 2016

Culturele Veranderingen 2012 Onderzoeksdocumentatie. Rapport. Moniek Coumans Josien Knops

Rapport. Persoonlijke Veiligheid Onderzoeksdocumentatie & kwaliteitsanalyse

Onderzoektechnische verantwoording. Opinieonderzoek Solidariteit

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. module Jongeren JONG

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

Enquête Sociale Scheidslijnen

Weging Gezondheidsenquête

Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar beroep en regio, pilot Barometer culturele diversiteit

Vrijwillige inzet 2008

OViN continu in beweging: Beter bereikbaar via web, telefoon of face-to-face

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording

Centraal Bureau voor de Statistiek

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. module SCP - LEEFSITUATIE SLI

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

Omnibusenquête deelrapport. Werk, zorg en inkomen

Innovatie Woononderzoek

Weging Gezondheidsenquête, vanaf 2010

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Vrijwillige inzet 2010

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE (POLS) module SCP LEEFSITUATIE / EUROPEAN WELFARE SURVEY SLI/EWS

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

Weging Woningmarktmodule Erwin Vondenhoff 28 januari 2016

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

in Nederland 2010 Onderzoeksbeschrijving11 Publicatiedatum CBS-website: 14 september 2011 Den Haag/Heerlen

Onderzoeksdocumentatie LWW 2007

Microdataservices. Bronvermelding

Gezondheidsenquête Methode en respons

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Documentatierapport Leefsituatie werkenden-niet werkenden (LWW-EU) 2007V1

Uitgebreide onderzoeksbeschrijving van het Consumenten ConjunctuurOnderzoek (CCO) vanaf januari 2017

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Enquête Welzijn en ervaringen op het werk

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie

Microdata Services. Documentatierapport Personen in de Enquete Beroepsbevolking naar familie relatie in huishouden (EBBFAMILIETAB)

Omnibusenquête deelrapport. Ter Zake Het Ondernemershuis

Centraal Bureau voor de Statistiek. Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO) Onderzoeksdocumentatie

Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) ingeschreven personen, nietgecoördineerd.

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

Rapport Tijdsbestedingsonderzoek 2016: Onderzoeksdocumentatie en Kwaliteitsrapportage

Rapport Tijdsbestedingsonderzoek 2016: Onderzoeksdocumentatie en Kwaliteitsrapportage

Onderzoektechnische verantwoording Burgerperspectieven 2013

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. RECHT Slachtofferschap van criminaliteit, Rechtshulp DOCUMENTATIE

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

VRLGBABURGERLIJKESTAATBUS

Omnibusenquête deelrapport. Zoetermeer FM

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Gezondheidsenquête, Leefstijlmonitor en Gezondheidsmonitor. 12 april 2018 Christianne Hupkens

Documentatierapport Logies verstrekkende bedrijven naar provincie (LVB)

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2

Centraal Bureau voor de Statistiek!" ##

Dongen, april 2004 Ond.nr.: 7166.fdg/mv

Documentatierapport Adresrugnummer met

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Documentatierapport Persoonskenmerken van alle in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) ingeschreven personen (GBAPERSOONTAB)

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Vraag naar Arbeid 2015

Onderzoektechnische verantwoording Burgerperspectieven 2015

Microdata Services. Documentatie Personen in Nederland met gegevens over hun arbeidsverleden in de afgelopen 4 jaar (RAVTAB)

Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services. Documentatierapport Hackaton bestand

binnen Rotterdam

afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie inkomen

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. RECHT Slachtofferschap van criminaliteit, Rechtshulp

Microdata Services. Documentatie Maandbedragen van personen met een Ziektewetuitkering (ZWPERSOONMNDBEDRAGBUS)

Documentatierapport Burgerlijke staat van in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) opgenomen personen (GBABURGERLIJKESTAATBUS)

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Vrouwen In maatschappelijke Besluitvorming (VIB 2010) Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt

Checklist voor peilingen Jelke Bethlehem

Een onderzoek in opdracht van Sociaal en Cultureel Planbureau, te Den Haag.

Kijk- en luisteronderzoek 2013b

Transcriptie:

Informele Zorg 2014 Onderzoeksdocumentatie Rapport Auteurs Joeri Roels Nicole Braams

Projectnummer 300508 Informele Zorg 2014/2015 Divisie SER / Sector SAL / Taakgroep SDV 31-05-2015 kennisgeving De in dit rapport weergegeven opvattingen zijn die van de auteurs en komen niet noodzakelijk overeen met het beleid van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 4 1.1 Doel van dit document... 4 1.2 Definities, acroniemen en afkortingen... 4 1.3 Referenties... 4 2. Doel, achtergrond en geschiedenis van het onderzoek... 5 3. Dataverzameling... 6 3.1 Steekproef... 6 3.1.1 Steekproefkader en doelpopulatie... 6 3.1.2 Verhuizingsstrategie... 6 3.1.3 Steekproefontwerp...7 3.2 Benaderingsstrategie... 8 3.3 Vragenlijstontwikkeling...10 3.4 Instructie... 11 3.5 Veldwerk... 11 4. Verwerken (data processing)... 13 4.1 Inleiding... 13 4.2 Invoerdata...14 4.3 Uniformeren en controleren waarneemdata...14 4.4 Verrijken... 15 4.5 Afleiden... 15 4.6 Weging... 17 4.7 Aanmaken bestanden en beveiliging... 17 5. Kwaliteit en weging... 19 5.1 Afbakenen statistische respons en nonresponsanalyse... 19 5.2 Wegen... 19 5.3 Plausibiliteitsanalyse... 20 6. Opgeleverde producten... 22 6.1 Microbestanden... 22 6.2 Statistische beveiliging... 22 3

1. Inleiding 1.1 Doel van dit document In dit document wordt verslag gedaan van het onderzoek Informele Zorg. De voorbereiding, dataverzameling en verwerking van de gegevens worden beschreven. Daarnaast dient dit document als naslagwerk voor onderzoekers die meer inzicht wensen in de achtergrond van het onderzoek en in het tot stand komen van de analysebestanden. 1.2 Definities, acroniemen en afkortingen Begrip SCP VWS GBA / BRP GIR COROP gebieden CCF Omschrijving Sociaal en Cultureel Planbureau. Volksgezondheid, Welzijn en Sport Gemeentelijke Basisadministratie / Basisregistratie Personen (nieuwe naam). Gebieds Indelingen Register. Indeling van Nederland in gebieden van één of meer aangrenzende gemeenten in een provincie ontworpen voor regionaal onderzoek. Controlled Circulation File; een databestand dat zodanig beveiligd is, zodat er geen inhoudelijke conclusies over herkenbare eenheden getrokken kan worden. 1.3 Referenties 1. Moniek Coumans, Respons- en plausibiliteitsanalyse Enquête Informele Zorg 2014, 26-05-2015. CBS. 2.Ralph Meijers en Remco Paulissen, Weging Informele Zorg 2014, mei 2015. CBS. 4

2. Doel, achtergrond en geschiedenis van het onderzoek Het SCP wil op verzoek van VWS een nieuw onderzoek opzetten naar de informele zorg (mantelzorg en (zorg)vrijwilligers). De aanleiding is een motie die eind 2012 in de Tweede Kamer is aangenomen. Een onderdeel van de vraag is een actuele stand van zaken van de informele zorg. Het gaat dit keer niet alleen over mantelzorg (zoals in 2008), maar ook over vrijwilligers (in de zorg). De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Wat is de feitelijke omvang van de informele zorg, bij welke groepen is de bereidheid om (meer of andere) informele zorg te geven groter dan bij anderen en met welke kenmerken hangt het (willen) geven samen? Door het CBS zullen de data vooral worden gebruikt ten behoeve van de statistieken van Sociale Samenhang. 5

3. Dataverzameling 3.1 Steekproef 3.1.1 Steekproefkader en doelpopulatie De doelpopulatie bestaat uit personen van 18 jaar of ouder die in Nederland wonen en deel uitmaken van particuliere huishoudens (randvoorwaarde 2 van de benaderingsstrategie, zie paragraaf 3.2). Zodoende wordt de institutionele bevolking niet benaderd voor dit onderzoek. Er worden steekproeven van personen getrokken uit het steekproefkader dat CBS gebruikt voor alle personensteekproeven in 2014. Dit kader is afgeleid uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en bevat ongeveer zeven procent van alle in Nederland woonachtige personen. De steekproef wordt in 3 porties getrokken en uitgezet. Maandelijks wordt een gestratificeerde tweetrapssteekproef van personen getrokken. Hierbij wordt gestratificeerd naar coropgebied. In de eerste trap worden per coropgebied deelgemeenten geselecteerd met kansen evenredig aan hun bewonersaantallen. In stedelijke gebieden is een deelgemeente ongeveer gelijk aan een wijk, terwijl in landelijke gebieden een deelgemeente vaak overeenkomt met de gemeente zoals die bestond vóór de gemeentelijke fusies in 1998. Tevens wordt in de eerste trap voor elke geselecteerde deelgemeente het aantal te trekken personen berekend. Het gewenst aantal te trekken personen per deelgemeente is vooraf bepaald en voor iedere deelgemeente gelijk. Deze zogenoemde clusteromvang wordt op één gezet. De omvang wordt aangepast bij deelgemeenten die met kans 1 in de steekproef terecht komen. Voor die deelgemeenten is het aantal te trekken personen gelijk aan het product van de steekproeffractie en het inwonertal. Dit levert de grootste precisie voor de uitkomsten van Informele Zorg en heeft geen nadelige gevolgen voor de dataverzameling omdat geen aanhuis waarneming plaatsvindt. De tweede trap is een random steekproef van personen van 18 jaar of ouder in de geselecteerde deelgemeenten met omvangen zoals vastgesteld in de eerste trap. De leeftijd wordt voor elke portie bepaald op de eerste dag van de maand waarin de internetwaarneming start. Bij de steekproefbewerking gaat een deel van de getrokken steekproef verloren. Het betreft personen waarvoor het adres onvolledig is, of tot adressen van de institutionele bevolking behoort, of de afgelopen twaalf maanden in een andere CBS-steekproef voorkwam. De ervaring leert dat genoeg voor uitzet overblijft als elf procent extra wordt getrokken. Daarom wordt een steekproef van omvang 21.500 1,11 = 23.865 personen getrokken. Voor de derde portie worden bovendien nog 5.000 x 1,11 = 5.550 personen op reserve getrokken. Ten behoeve van de telefonische waarneming wordt de steekproef voor de start van de veldwerkperiode verrijkt met telefoonnummers. De cati porties worden gesplitst in twee belbestanden (een voor 65- en een 65 jaar of ouder). Er wordt met de planning van de telefonische benaderingen rekening gehouden met leeftijd. 3.1.2 Verhuizingingsstrategie Verhuizers worden gedurende het onderzoek niet herbenaderd. 6

3.1.3 Steekproefontwerp Naar verwachting is de responskans voor de actieven hoger dan voor de niet-actieven. Vanwege de onzekerheid over de grootte van dit effect is hiermee geen rekening gehouden bij het bepalen van de steekproefomvang. Uitgangspunt voor het bepalen van de steekproefomvang is randvoorwaarde 4 (zie paragraaf 3.2): het gewenste responsaantal is 2.500 personen voor zowel groep a (actieven) als groep b (niet-actieven). Actieven zijn personen die mantelzorg verlenen of actief zijn als vrijwilliger in de zorg. Het aandeel actieven in de doelpopulatie is niet bekend. Op basis van de Gezondheidsenquête 2012, het onderzoek Sociale Samenhang 2012 & 2013 en schattingen van het SCP wordt het aandeel actieven geschat op 25%. Om er vrij zeker van te zijn dat het gewenste responsaantal wordt gerealiseerd, wordt de steekproefomvang zodanig berekend dat de linker grens van het 95%-betrouwbaarheidsinterval van de verwachte respons voor de actieven gelijk is aan 2.500. Bij een verwachte responskans van 47,9% en bij een te benaderen steekproef van 5.375 personen is het verwacht aantal respondenten 5.375 0,479 = 2.573 met 95%-betrouwbaarheidsmarge van 1,96 wortel (0,479 0,521 5.375) = 72. De linker grens van het 95%-betrouwbaarheidsinterval van het verwacht aantal respondenten voor de actieven is dan 2.573 72 = 2.501. Bij een percentage actieven van 25% moeten 5.375 / 0,25 = 21.500 steekproefpersonen worden uitgezet. Naar verwachting leidt dit tot 21.500 * 0,75 * 0,479 = 7.719 responsen voor de nietactieven, dus ruim boven de eis in randvoorwaarde 4. De steekproef wordt in 3 porties uitgezet. Er is besloten de steekproefomvang niet gelijkmatig te verdelen over de drie porties, maar in de eerste twee porties 8.000 personen uit te zetten en in de derde portie 5.500 personen. De eerste reden is dat er in november (2 e portie) meer CATI capaciteit is. De eerste portie is ook wat groter gekozen, omdat op basis van de realisatie van deze portie in oktober een eerste schatting van het aandeel actieven en de responskans gemaakt kan worden. Op basis van deze realisaties zal de benodigde steekproefomvang voor de derde portie bepaald worden. Om te kunnen compenseren voor een lager aandeel actieven tot minimaal 20% wordt de derde portie ruimer getrokken (10.500 personen) en vlak voor de uitzet gereduceerd tot het benodigde aantal. Dit kan groter of kleiner zijn dan de vooraf ingeschatte 5.500. Eind oktober is het definitieve aantal bekend. In Tabel 3.1.3.1 zijn de steekproefaantallen en de verwachte responsaantallen per portie weergegeven uitgesplitst naar de groep actieven en niet-actieven. Tabel 3.1.3.2 geeft vervolgens de realisatie weer. 7

Tabel 3.1.3.1. Steekproefaantallen en verwachte respons per mode uitgesplitst naar portie en groep actief / niet-actief. portie 1 portie 2 portie 3 portie 1+2+3 Actief niet-actief actief niet-actief actief niet-actief actief niet-actief totaal CAWI Steekproef 2.000 6.000 2.000 6.000 1.375 4.125 5.375 16.125 21.500 respons 660 1.980 660 1.980 454 1.361 1.774 5.321 7.095 weigering 58 174 58 174 40 120 156 468 624 CATI Steekproef 744 2.231 744 2.231 511 1.534 1.999 5.996 7.995 respons 297 892 297 892 204 613 799 2.398 3.197 respons totaal 957 2.872 957 2.872 658 1.975 2.573 7.719 10.292 Tabel 3.1.3.2. Steekproefaantallen en gerealiseerde respons per mode uitgesplitst naar portie en groep actief / niet-actief. portie 1 portie 2 portie 3 portie 1+2+3 Actief niet-actief actief niet-actief actief niet-actief actief niet-actief totaal CAWI Steekproef - schatting actief/nietactief 2.000 6.000 2.000 6.000 500 1500 4.500 13.500 18.000 respons 715 921 810 1.015 194 260 1.719 2.196 3.915 weigering 86 101 20 207 207 CATI Steekproef - schatting actief/nietactief 744 2.231 744 2.231 511 1.534 1.999 5.996 7.995 respons 648 896 503 1002 134 232 1.285 2.130 3.415 respons totaal 1.363 1.817 1.131 2.017 328 492 3.004 4.326 7.330 3.2 Benaderingsstrategie Randvoorwaarden: 1. Het veldwerk wordt uitgevoerd in de maanden september tot en met december 2014. 2. De doelpopulatie bestaat uit de in Nederland woonachtige personen van 18 jaar of ouder. De leeftijd wordt bepaald bij het begin van de cawi enquêtemaand. De institutionele bevolking, dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen, en 8

personen die niet zijn ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie worden niet voor dit onderzoek benaderd. 3. De benadering van de steekproefpersonen vindt plaats conform de CBS vastgestelde strategie. Uitgangspunt daarbij is dat er gestart wordt met internetwaarneming (cawi), gevolgd door telefonische (cati) herbenadering. 4. Er worden ten minste 2.500 responsen gerealiseerd in zowel groep a (actieven) als groep b (niet-actieven). 5. SCP en CBS stellen in overleg de inhoud van de vragenlijsten en de vraagformuleringen vast. 6. Interviews worden verricht in de Nederlandse taal. 7. De elektronische vragenlijsten worden door CBS geprogrammeerd en getest conform de bij CBS gangbare werkwijze. 8. De gemiddelde duur van de vragenlijst is afhankelijk van in welke groep een respondent valt. De gemiddelde duur van de vragenlijst voor respondenten die actief zijn in de zorg (mantelzorger of/en vrijwilliger) bedraagt gemiddeld 32 minuten. Voor de niet-actieven (naar schatting 75% van de doelpopulatie) is de vragenlijst gemiddeld 10,36 minuten. Alle niet-actieven krijgen dezelfde vragenlijst (kernvragen en een blok met vragen over de bereidheid om hulp te geven). 9. Aan iedere te benaderen persoon wordt een aanschrijfbrief verstuurd met daarin het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek. In de aanschrijfbrief wordt medegedeeld dat het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met het Sociaal Cultureel Planbureau. In de aanschrijfbrief wordt vermeld dat het om een gezamenlijk onderzoek van CBS en SCP gaat, en dat de gegevens voor publicaties van zowel SCP als CBS worden gebruikt (informed consent). 10. De interviewers (agents) worden geïnstrueerd via een e-learning module. SCP wordt betrokken bij de opzet van de instructie. 11. Voor de kwantitatieve monitoring van Informele Zorg wordt maandelijks een overzicht geleverd met daarin het aantal steekproefpersonen en het aantal respondenten per portie per mode en het gerealiseerde responspercentage per portie. 12. SCP ontvangt maandelijks een standaard voortgangsoverzicht met daarin de veldwerkresultaten per maand en totaal en een uitsplitsing naar actief en niet-actief. Bij tegenvallende veldwerkresultaten wordt met SCP samen naar eventuele herstelmaatregelen gezocht. De veldwerkperiode van Informele Zorg loopt van 11 september tot en met 31 december 2014. De standaard benaderingsstrategie van het CBS voor deze waarneemmodes wordt toegepast. Respondenten ontvangen een aanschrijfbrief met het verzoek om de vragenlijst via internet in te vullen. In de brief zijn een inlogcode en een gebruikersnummer opgenomen. Daarnaast wordt in de brief ingegaan op het doel van het onderzoek en wordt erin aangekondigd dat een telefonische benadering volgt als geen reactie wordt ontvangen van de respondent via internet. Een week na de verzending van de aanschrijfbrief wordt een rappelbrief verstuurd naar degenen die op dat moment nog niet hebben gerespondeerd. Weer een week later gebeurt hetzelfde. De verzenddatums van de aanschrijf- en rappelbrieven worden op donderdag gekozen opdat respondenten in het weekend de vragenlijst kunnen invullen. Indien de donderdag een feestdag is wordt de woensdag gekozen. Personen die daarna nog niet gerespondeerd hebben, die niet hebben aangegeven niet meer benaderd te willen worden én waarvan er bij het CBS een telefoonnummer bekend is, worden telefonisch (cati) herbenaderd. Er wordt voorafgaand aan de telefonische herbenadering geen nieuwe brief gestuurd. De 9

telefonische herbenadering duurt drie weken. Er worden drie contactpogingen gedaan, gespreid over de waarneemperiode. Per contactpoging worden drie belpogingen ondernomen, een in de ochtend, een in de middag en een in de avond. Alle interviewers zijn specifiek getraind in medewerking verkrijgen van respondenten en in de toepassing van de voorgeschreven interviewtechnieken. Ten behoeve van Informele Zorg worden alle interviewers voor Informele Zorg voor aanvang van de waarneemperiode geïnstrueerd met behulp van e-learning. Medewerking verkrijgen voor Informele Zorg vormt onderdeel van deze instructie. In de week voor de start van de eerste cati porties, krijgen interviewers de mogelijkheid om de vragenlijst in te zien en door te nemen. De algemene folder wordt bijgevoegd bij de aanschrijfbrief. De aanname is dat 25% van de respons tot groep a (actieven) behoort. De laatste steekproefportie wordt bepaald op basis van de eerder gehaalde responsen. 3.3 Vragenlijstontwikkeling De vragenlijst bestaat uit verschillende delen. Ten eerste wordt vastgesteld wie er informele zorg bieden (om vast te stellen hoeveel mensen er mantelzorg geven en/of vrijwilliger in de zorg zijn): de kernvragenlijst. Deze bevat ook relevante achtergrondkenmerken. Ten tweede zullen vervolgvragen worden afgenomen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen: a. Mensen die actief zijn in de informele zorg als mantelzorger, om meer te weten te komen over bijvoorbeeld hun belasting en het gebruik van ondersteuning, b. Mensen die actief zijn in de informele zorg als vrijwilliger, c. Ten derde zullen vragen gesteld worden over de bereidheid om zorg te geven. Zoals beschreven in de randvoorwaarden, bestaat de doelpopulatie uit de in Nederland woonachtige personen van 18 jaar of ouder. SCP en het CBS stellen samen de inhoud van de vragenlijst en de vraagformulieren vast. Het is de eerste keer dat dit onderzoek door het CBS wordt uitgevoerd. De Informele Zorg vragenlijst bestaat uit een aantal delen: 1. Intro 2. Mantelzorgers 3. Vrijwilligers 4. Bereidheid tot het geven van hulp Niet elke respondent doorloopt de hele vragenlijst. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen actieven (vrijwilligers, mantelzorgers) en niet-actieven. Hiervoor zijn 2 screeningsvragen in de vragenlijst opgenomen. Zie tabel 3.3.1. voor een overzicht van de blokken voor de verschillende groepen respondenten. De onderzoeksthema s bestaan uit de aard en omvang van informele zorg, kenmerken van de potentiele helpers, kwaliteit van de gegeven zorg, ervaren belasting van informele helpers, en bereidheid om zorg te geven. Verder wordt een vergelijking gemaakt tussen actieven en nietactieven, evenals een vergelijking binnen een groep actieven (vrijwilligers en mantelzorgers). 10

De volledige huishoudbox wordt gebruikt. Tabel 3.3.1. Onderwerpen vragenlijst opgesplitst voor de verschillende groepen respondenten; actieven en niet-actieven Nietactieven Vrijwilligers Mantelzorgers Vrijwilligers EN Mantelzorgers Achtergrondkenmerken [1] Omvang van de hulp [1] Opvattingen [1] Achtergrondkenmerken hulpbehoevende [2] Geboden hulp [2] Ervaren belasting en positieve gevolgen van het zorgen [2] Gevolgen voor werk en eigen gezin [2] Kwaliteit van de zorg [2] Delen van de zorg, coördinatie en afstemming [2] Ondersteuning [2] Hulp door vrijwilligers [3] Bereidheid hulp geven [4] Tijdens het veldwerk komen er vanuit de agents vragen over de definitie van mantelzorger. De definitie van mantelzorger had geen urenrestricties, daarom worden ook respondenten die maar een uurtje per maand mantelzorg geven meegerekend. Gevolg is dat respondenten die heel minimaal aan mantelzorg doen, een relatief lange vragenlijst moeten doorlopen. Hier is door de opdrachtgever bewust voor gekozen, maar is misschien een overweging voor de volgende keer. De vragenlijstduur was daardoor voor sommige personen bijna drie kwartier. 3.4 Instructie Interviewers zijn geïnstrueerd via een e-learning module. 3.5 Veldwerk Er moesten ten minste 2.500 responsen worden gerealiseerd in zowel groep a (actieven) als groep b (niet-actieven). De target is ruim gehaald en uiteindelijk zag de respons er als volgt uit, zie tabel 3.5.1. 11

Tabel 3.5.1.Totaaloverzicht respons IZG 2014 Cawi Cati Cawi en cati Zowel mantelzorg als 310 7,9% 121 3,5% 431 5,9% vrijwilliger Alleen mantelzorger 1.260 32,2% 1.073 31,4% 2.333 31,8% Alleen vrijwilliger 149 3,8% 91 2,7% 240 3,3% Niet actief of onbekend 2.195 56,1% 2.130 62,4% 4.326 59% Totaal respons 3.915 100% 3.415 100% 7.330 100% Uiteindelijk zeer er 3.004 respondenten van actieven gerealiseerd en 4.326 responsen van nietactieven of onbekend. De cawi respons was 21,75% en de cati respons was 42%. Ondanks dat de target van cawi niet is gehaald, is er wel aan de responsafspraak voldaan. 12

4. Verwerken (data processing) De term dataprocessing wordt gebruikt om de werkzaamheden samen te vatten die nodig zijn om aan de antwoorden die respondenten geven op de vragen in de vragenlijst plausibele statistische informatie te kunnen ontlenen. De verwerking van de data is volledig geautomatiseerd door middel van het bouwen van een productiestraat. Het verwerken is uitgevoerd door de Sector Arbeid, Inkomen en Leefsituatie (SAL) van de Divisie Sociaal-economische en ruimtelijke statistieken (SER) van het CBS. 4.1 Inleiding Onderstaande figuur geeft het verwerkingsproces van de onderzoek data voor Informele Zorg in hoofdlijnen aan. De zes deelprocessen worden in de volgende paragrafen in meer detail beschreven. Figuur 4.1.1: Procesmodel Verwerkingsproces Informele Zorg Data ophalen uit enquête systeem Microdatabestanden Uniformeren Microbestand Verrijken met registers Microbestand GBA Inkomen GIR Polis Afleidingen Microbestand Weging Populatiebestanden Microbestand met gewichten Aanmaken bestanden en beveiliging Publicatiebestand en analysebestand 13

4.2 Invoerdata De data zijn afkomstig van enquêtes uitgezet via het internet (CAWI) en telefonisch (CATI) en worden elektronisch opgeslagen in het enquête systeem van het CBS. Bij dit onderzoek zijn er geen schriftelijke vragenlijsten uitgestuurd. De range- en routingcontrole zijn vastgelegd in de vragenlijstschema s en zijn vervolgens in de elektronische vragenlijsten ingebouwd. Deze controles worden automatisch uitgevoerd tijdens het afnemen van de enquête. Range controles zijn o.a.: - formaat van variabele, - variabele heeft juiste naam, - waarde bereik van variabele conform afspraak, - dubbele sleutels. Routing controles zijn o.a.: - indien een blok niet op de route ligt, mogen de variabelen ook geen waarde hebben, - indien een blok wel op de route ligt moeten deze in principe (tenzij veld niet verplicht) ook een waarde hebben. 4.3 Uniformeren en controleren waarneemdata De recordstructuur (en dus ook de metadata) van enquêtedata is mode specifiek. In CAWI mode wordt bijvoorbeeld de weet niet of weigert categorie (indien van toepassing) als aparte categorie weergegeven, terwijl dat niet in de CATI mode is. In het uniforme model wordt daar één vraag van gemaakt. Ook kan de vraagstelling in verschillende modes iets afwijken, of bevatten de verschillende modes iets andere antwoordcategorieën. In ons geval is de meta voor beide modes vrijwel identiek (op weetniet en weigert na). Voor twee variabelen is de meta in beide modes verschillend: Dit geldt voor variabele ZwrHlp (blok Ervaring ) en Zwaar (blok Vrijwil ). Dit is in het uniforme model gecorrigeerd. Het kan ook voorkomen dat gedurende het onderzoek er voor een mode meerdere versies van een vragenlijst worden gebruikt (eventueel ook met een verschil in variabelen). Dus ook per versie kunnen er verschillen qua recordstructuur zijn. Hierdoor zijn er voor één onderzoek vaak verschillende bestanden opgeslagen in het enquête systeem. In ons geval is er per mode slechts sprake van één versie. Doel van uniformeren is om tot één uniforme recordstructuur te komen. Het bepalen van de uniforme recordstructruur is een ontwerpactiviteit. Dit betekent dat de metadata van het uniforme datamodel vooraf gedefinieerd wordt op basis van alle metadata van alle modes en versies. Vervolgens kunnen bij het uniformeren de databestanden van de diverse modes (en versies) worden samengevoegd tot één fysiek bestand. Per case is dan ook duidelijk uit welke mode het record komt. Vanwege het ontbreken van papieren vragenlijsten is het handmatig controleren hiervan niet nodig geweest. 14

4.4 Verrijken Na het samenvoegen van alle enquête data in één bestand, is het bestand verrijkt met registerinformatie. Deze informatie is afkomstig uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), het GIR (gebiedsindelingen register), uit inkomensgegevens uit 2013 en uit het polisbestand 2014. In het polis-bestand is bekend of een persoon werkzaam is in een bepaalde periode, en zo ja in welke branche. In de volgende tabel is weergegeven welke registervariabelen zijn toegevoegd. De tweede kolom bevat de variabele namen zoals deze voorkomen in het geleverde SPSS bestand. In de derde kolom is vermeld waar de variabele vandaan komt. Tabel 4.4.1.Overzicht verrijkingsvariabelen Variabele omschrijving Naam variabele bestand Bron Gemeentecode GemCode GIR 2014 Landsdeel Landsdl GIR 2014 Stedelijkheid Stedgem GIR 2014 Stadsgewest StadGew GIR 2014 Provincie Prov GIR 2014 Herkomstgroepering (1) ag_aflgeneratie GBA 2014 Herkomstgroepering (2) ag_aflherkomst GBA 2014 Samenstelling huishouden ag_typehuishouden GBA 2014 Plaats in huishouden ag_plaatsinhuishouden GBA 2014 Indicator huishouden met H_INK Inkomensbestand 2013 inkomen Primair inkomen van het PRIMINKH Inkomensbestand 2013 huishouden Bruto inkomen van het BRUTINKH Inkomensbestand 2013 huishouden Besteedbaar inkomen van het BESTINKH Inkomensbestand 2013 huishouden Gestandaardiseerd inkomen GESTINKH Inkomensbestand 2013 van het huishouden Belangrijkste inkomstenbron BBIHALG1 Inkomensbestand 2013 van het huishouden Indicator persoonlijk inkomen PINK Inkomensbestand 2013 bekend Persoonlijk primair inkomen PERSPRIM Inkomensbestand 2013 Persoonlijk bruto inkomen PERSBRUT Inkomensbestand 2013 Persoonlijk inkomen PERSINK Inkomensbestand 2013 Sociaal economische SECCOAL1 Inkomensbestand 2013 categorie van de persoon In welke branche is de onderzoekspersoon werkzaam? (meerdere antwoorden mogelijk) Afl_werkzaam1 Afl_werkzaam2 Afl_werkzaam3 Afl_werkzaam4 Afl_werkzaam5 Afl_werkzaam6 Afl_werkzaam7 Afl_werkzaam8 Polisbestand 2014 (september t/m december) 4.5 Afleiden Naast registervariabelen zijn er ook afgeleide variabelen toegevoegd. Deze worden toegevoegd voor analyse en publicatie doeleinden, of als deze variabelen in de weging (zie paragraaf 4.6 en 5.2) gebruikt worden. Ook zijn meerkeuzevragen omgezet naar dummy variabelen (dichotomiseren). Er zijn ook enkele afleidingen op basis van het huishouden en huishoudsamenstelling. 15

Voor het huishouden wordt voor maximaal 8 personen in het huishouden informatie opgeslagen. Informatie voor een huishoud lid is opgeslagen in de variabelen: OPi, PLHHi, M_Vi, Lfti en BurgSti, met i=1..8. Zie tabel 4.5.1. De ondervraagde persoon (OP) hoeft niet op plaats 1 te staan in het huishouden, en kan dus in principe op plaats 1 t/m 8 staan. Op welke plaats de OP staat, is opgeslagen in de variabele Afl_Regelnr_OP. Als deze bijvoorbeeld gelijk is aan 2, dan staat informatie over de OP in de variabelen OP2, PLHH2, M_V2, Lft2 en BurgSt2. Indien er een partner aanwezig is van de OP, wordt de plaats ervan in het huishouden aangegeven in de variabele Afl_Regelnr_PA. Er worden afgeleide variabelen voor de OP en de eventuele partner gemaakt en opgeslagen in de variabelen: Afl_Regelnr_OP, Afl_Lft_OP, Afl_PLHH_OP, Afl_Geslacht_OP, Afl_BurgSt_OP, Afl_Lft_PA, Afl_PLHH_PA en Afl_M_V_PA. Zie tabel 4.5.1. Er zijn geen handmatige gaafmaak acties op records uitgevoerd. Voor de afleiding van sommige variabelen zijn wel voor missende waarden inhoudelijke beslissingen gemaakt waar deze bij te voegen. Voor de volgende variabelen geldt: Afl_Typehuishouden4 : Onbekende of lege huishoudtypes zijn in categorie 3 toegevoegd. Afl_bestinkh4 : Onbekende inkomens zijn aan kwartiel 2 toegevoegd. Afl_gestinkh4 : Onbekende inkomens zijn aan kwartiel 2 toegevoegd. In onderstaande tabel 4.5.1 is aangegeven welke afgeleide variabelen gemaakt zijn. Tabel 4.5.1.Overzicht afgeleide variabelen Variabele omschrijving Naam variabele Overige opmerking bestand Kolom met indicatie OPi Is gelijk aan 1 als de OP op plaats i staat onderzoekspersoon Plaats huishouden PLHHi Geldt op enquête datum persoon i Geslacht persoon i M_Vi Geldt op enquête datum Leeftijd in jaren persoon i Lfti Geldt op enquête datum Burgerlijke staat van BurgSti Geldt op enquête datum persoon i Regel nr OP in Afl_Regelnr_OP Waarde 1..8 of missing huishoudbox Leeftijd van de Afl_lft_OP - onderzoekspersoon op enquêtedatum Plaats huishouden OP Afl_PLHH_OP Geldt op enquête datum Geslacht OP Afl_Geslacht_OP Geldt op enquête datum Burgerlijke staat OP Afl_BurgSt_OP Geldt op enquête datum (enquetedatum) Regel nr Partner in Afl_Regelnr_PA Waarde 1..8 of missing huishoudbox Leeftijd partner Afl_Lft_PA Geldt op enquête datum Plaats huishouden partner Afl_PLHH_PA Geldt op enquête datum Geslacht partner Afl_M_V_PA Geldt op enquête datum Mode waarvan record Afl_mode CAWI of CATI afkomstig is Persoon is actief als Afl_Actief - mantelzorger en/of vrijwilliger Indikking leeftijd OP Afl_lft_OP6 Indikking op basis van Afl_lft_OP Indikking leeftijd OP Afl_lft_OP14 Indikking op basis van Afl_lft_OP Type huishouden Afl_Typehuishouden4 Indikking in 4 categorieën Provincie met vier grote steden apart Afl_provplus - 16

Herkomst (autochtoon, westerse allochtoon, niet-westerse allochtoon) Afl_herkomst3 Indikking in 3 categorieën van variabele herkomst uit GBA 2014. Herkomstgeneratie Afl_herkgnrt Afleiding van ag_aflgeneratie en ag_aflherkomst uit GBA 2014. Indeling van het besteedbaar inkomen in kwartielen Indeling van het gestandaardiseerd inkomen in kwartielen Afl_bestinkh4 Afl_gestinkh4 Afleiding van BVRPERCBESTINKH Afleiding van BVRPERCGESTINKH Verder zijn ook meerkeuze vragen omgezet naar dummy variabelen (dichotomiseren). Deze variabelen hebben de namen van de originele meerkeuze vragen met de prefix Afl_. Hieronder volgt een lijst met de dummy variabelen die afgeleid zijn van meerkeuze vragen: Afl_RedGnHlp_1 Afl_RedGnHlp_7, Afl_Beperk_1 Afl_Beperk_9, Afl_SrtHlp_1 Afl_SrtHlp_9 Afl_WatAfsprkL_1 Afl_WatAfsprkL_5, Afl_HlpAnder_1 Afl_HlpAnder_10, Afl_WieBelVerz_1 Afl_WieBelVerz_9, Afl_Voorziening_1 Afl_Voorziening_5, Afl_MrVoorz_1 Afl_MrVoorz_5, Afl_WrNietMrVoorz_1 Afl_WrNietMrVoorz_8, Afl_OndrsteunGebr_1 Afl_OndrsteunGebr_7, Afl_MrOndersteun_1 Afl_MrOndersteun_7, Afl_SrtOrgan_1 Afl_SrtOrgan_7, Afl_EerstCon_1 Afl_EerstCon_8, Afl_MotiefVW_1 Afl_MotiefVW_9, Afl_SrtHulp_1 Afl_SrtHulp_10, Afl_SrtBeperk_1 Afl_SrtBeperk_9, Afl_MatchNiet_1 Afl_MatchNiet_3, Afl_Welk_Onderst_1 Afl_Welk_Onderst_4, Afl_GeenHlpRed_1 Afl_GeenHlpRed_8, Afl_Overheid_1 Afl_Overheid_7. 4.6 Weging In dit deelproces worden eindgewichten toegevoegd aan het bestand. Hiermee kunnen o.a. gewogen schattingen worden gemaakt voor de hele populatie. Om te kunnen wegen, worden populatietabellen gebruikt (afkomstig uit registers) waarnaar gewogen wordt. Zie paragraaf 5.2 voor een uitgebreide uitleg over de weging. 4.7 Aanmaken bestanden en beveiligen Als laatste stap worden uit het microbestand twee bestanden gemaakt. Een bestand voor analyse binnen het CBS (nonrespons- en plausibiliteitsanalyse) en een bestand voor SCP. Uit 17

dit laatste bestand zijn identificerende variabelen verwijderd, en ook variabelen die voor de analyse nodig waren, maar niet voor publicatie geschikt zijn. 18

5. Kwaliteit en weging 5.1 Afbakenen statistische respons en nonresponsanalyse Alleen onderzoekspersonen die de vragenlijst volledig hebben ingevuld worden tot de statistische respons gerekend. Als een record gewogen dient te worden, moeten alle weegvariabelen van dit record gevuld te zijn. Deze variabelen zijn afleidingen, en/of afkomstig uit registers. Van de 7330 records respons blijken 19 records af te vallen voor weging. Dit leidt tot 7311 records. Van deze 19 records zijn er 11 institutionele huishoudens en 8 huishoudens met sommige variabelen waarvan register informatie onvoldoende is gebleken. Alle overige weegvariabelen zijn gevuld. Er zijn 12425 records terug verkregen, waarvan er 7311 tot bruikbare respons gerekend kan worden, en 11336 records geschikt voor nonrespons analyse. Op dit bestand is een nonresponsen plausibiliteitsanalyse uitgevoerd. Bij de analyse is gekeken naar leeftijd, geslacht, landsdeel, stedelijkheid, burgerlijke staat, gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen en of een persoon wel of niet werkzaam is in de zorg. Deze variabelen zijn voor respons en nonrespons bekend. Voor de respons is ook gekeken of ze actief zijn als vrijwilliger of mantelzorger. Onderstaande paragraaf is een samenvatting van Coumans[1]: Uit de analyse blijkt dat de respons selectief is naar bevolkings- en regionale kenmerken (verschil is significant). Vrouwen en gehuwden nemen meer deel dan gescheiden respondenten, verweduwden en vooral degenen die nooit gehuwd zijn geweest. De leeftijdscategorie van 18 tot 35 jaar neemt minder deel dan alle oudere leeftijdsgroepen. Ook 55 tot 65-jarigen responderen relatief meer. De respons in zeer sterk verstedelijkte gebieden is minder dan de overige gebieden. Mensen in de laagste inkomenscategorie responderen aanzienlijk minder dan de hogere inkomenscategorieën. Vooral bij herkomst is een sterk verschil te zien in de respons; slechts 45 procent van de niet westerse allochtonen heeft deelgenomen, tegenover ongeveer twee derde van de autochtonen en westerse allochtonen. Voor een uitgebreide beschrijving van de analyse, zie Coumans[1]. 5.2 Wegen Weging geschiedt bij de personenonderzoeken door de statistische afdeling. Hierbij worden twee gewichten aangemaakt: correctiegewichten en eindgewichten. Met de eindgewichten kan het responsbestand opgehoogd worden naar de populatie, en kunnen gewogen schattingen en/of tabellen gemaakt worden. Om er voor te zorgen dat het responsbestand representatief wordt voor de populatie waarover uitspraken gedaan moet worden, worden deze gewichten door een weegprocedure aangemaakt en toegevoegd aan het bestand. Correctiegewichten corrigeren voor scheefheid als gevolg van nonrespons. Een reden om naar een bepaald kenmerk te wegen, is dus dat dit kenmerk over- of ondervertegenwoordigd is in de respons t.o.v. de doelpopulatie. Om naar zo n kenmerk te kunnen wegen, moet dit kenmerk wel bekend zijn voor iedere respondent en moet het totaal aantal personen in de doelpopulatie bekend zijn voor iedere categorie van het kenmerk. Bovendien moet het kenmerk correleren 19

met één of meerdere doelvariabelen. Indien dit niet het geval is, heeft het wegen naar dit kenmerk namelijk geen effect op de uitkomsten van het onderzoek. Een andere reden om naar een bepaald kenmerk te wegen, is dat er naar dit kenmerk wordt uitgesplitst in publicatietabellen. Door het kenmerk in dezelfde categorieën op te splitsen in de weging als in de publicatietabellen, wordt ervoor gezorgd dat de randtotalen in de publicatietabellen juist zijn. Op basis van de insluitgewichten (bepaald bij de steekproef trekking) en de correctiegewichten, worden eindgewichten bepaald. Deze eindgewichten tellen dan ook op tot het populatieaantal waarnaar gewogen is. Als peildatum voor de populatie is de datum 01-11- 2014 genomen. Nadat een nonrespons analyse is gedaan op het databestand, zijn de volgende variabelen (en kruisingen) opgenomen in het weegmodel. Tussen haakjes staan de aantal categorieën waarin de variabele is opgedeeld: BurgerlijkestaatOP(4) + GeslachtOP(2) * LeeftijdOP(14) + Herkomst(3) + GeslachtOP(2)*LeeftijdOP(6)+BurgerlijkestaatOP(2)+ Stedgelijkheid(5)+ ProvinciePlus(16)+ Typehuishouden(4)+ GestandaardiseerdHuishoudInkomen(4). Gebruikte methode is Lineair Wegen. Bij een weging is het belangrijk om de verdeling van de gewichten te onderzoeken. De verdeling van de gewichten kan geëvalueerd worden aan de hand van: het minimale correctiegewicht, het maximale correctiegewicht, het aantal negatieve eindgewichten, het aantal eindgewichten tussen 0 en 1 (corresponderende respondenten zouden voor minder dan zichzelf meetellen in schattingen) en de bovengrens van het design-effect. Het minimale correctiegewicht bedraagt 0,0904 en het maximale correctiegewicht bedraagt 4,2380. Er zijn geen negatieve eindgewichten, dus is begrenzing van de correctiegewichten niet nodig en ook alle eindgewichten zijn groter dan 1. De wortel van het design-effect bedraagt 1,1241. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de weging voldoende goed voor nonrespons corrigeert en plausibel is. Voor uitgebreide analyse en uitleg van de weging en ook indeling van de gebruikte weegvariabelen, zie Meijers en Paulissen [2]. 5.3 Plausibiliteitsanalyse Op het gewogen responsbestand is een plausibiliteitsanalyse uitgevoerd. Onderstaande paragraaf is een samenvatting van Coumans[1]: Uit de analyse volgt dat onder de actieven zich beduidend meer vrouwen dan mannen bevinden. Vooral bij combi mantelzorg en vrijwilligerswerk is het aandeel vrouwen relatief hoog. Ook is in deze groep het aandeel tussen de 55 en 74 jaar relatief hoog. Degenen die 20

alleen vrijwilligerswerk doen, zijn relatief vaak tussen 66-75 jaar. Mantelzorgers zijn relatief vaak tussen 36 en 55 jaar. Naar herkomst zijn geen geen heel opvallende verschillen te zien, behalve dat onder degenen die vrijwilligerswerk doen of mantelzorg bieden relatief veel autochtonen voorkomen. Degenen die het actiefst zijn (dus mantelzorg en vrijwilligers werk) en degenen die alleen mantelzorg bieden zijn naar verhouding vaak gehuwd. Degenen die alleen vrijwilligers werk doen zijn relatief vaak verweduwd. Ook hebben zijn ten opzichte van de niet-actieven en degenen die of mantelzorg of vrijwilligerswerk bieden het laagste inkomen. Zie voor een uitgebreide analyse en beschrijving, referentie Coumans[1]. 21

6. Opgeleverde Produkten 6.1 Microbestanden De volgende bestanden zijn geleverd: Naam bestand Datum Records Variabelen Opmerking IZG2014U.SAV 25-11-2014 5592 486 Ongewogen tussenbestand IZG2014U_SCP.SAV 31-03-2015 7311 496 Gewogen eindbestand 6.2 Statistische beveiliging De microbestanden voor de verschillende afnemers worden vaak nog statistisch beveiligd. De wijze van beveiliging kan verschillen. Onder statistische beveiliging verstaan we hier het voorkómen dat er inhoudelijke conclusies over herkenbare eenheden kunnen worden getrokken op basis van gepubliceerd of anderszins beschikbaar gesteld CBS-materiaal. Uit de statistische publicaties van het CBS (StatLinetabellen, web-artikelen, persberichten, wetenschappelijke artikelen) mogen zulke conclusies niet getrokken kunnen worden. Maar ook als het CBS microdata beschikbaar stelt voor wetenschappelijke analyse, moet deze grondregel van de statistiek overeind blijven. Er is nog geen verdere statistische beveiliging toegepast. Dat zal gebeuren op de DANS- en/of de CCF bestanden. De inhoud van deze bestanden moet nog met de externe partij(en) afgestemd worden. 22