De Verpleegkundige Informaticus: Cyberzuster of wat?



Vergelijkbare documenten
Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

De 6 Friesland College-competenties.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

Werkdocument 1 Opleidingsconcept

Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

Competenties met indicatoren bachelor Civiele Techniek.

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Lerend leren werken. Brede vakbekwaamheid en de integratie van leren, werken en innoveren

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

Format voor het plan van aanpak voor het aanvragen van een ster

Werkopdracht vijfde ontwikkelsessie. Opbrengsten ontwikkelsessie 5. Wat zijn bouwstenen?

Van: Werkgroep Beroepsprofiel Bachelor of Engineering. Betreft: Evaluatie Bachelorprofiel Engineering met de techniekhogescholen

Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen. Marinka Kuijpers & Frans Meijers

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

Factsheet Competenties Ambtenaren

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Leeftijdbewust personeelsbeleid Ingrediënten voor een plan van aanpak

Context. Instroom. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 2 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 3 Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving.

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

3. De CNaVT-profielen

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Wat is Positieve gezondheid en wat kan het voor ouderen betekenen?

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Niveaubeschrijvingen NLQF per descriptor met toelichting, versie 23 maart 2017

Scriptiegroep. Bijeenkomst 08

Competentieprofielen. Uitgangsituatie

Bijlage 1 Lijst met afkortingen 91. Bijlage 2 Belangrijke organisaties 95. Bijlage 3 Bronnen 99

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 5 juli 2019 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Voorbereiding interactieve deel

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 14 april 2014 Betreft Beroep en opleiding verpleegkundige

Steeman HRD Assessment Centers

Kennisdeling in lerende netwerken

Medical Imaging/ Radiation Oncology Masteropleiding Haarlem

Samenvatting. Adviesaanvraag

Student Company op het hbo. Stappenplan

Competentie niveaus HHS TIS opleiding Werktuigbouwkunde

Beweging in veranderende organisaties

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie

Competenties tussen innovatie en universiteit

Competenties Luuk van Paridon. Analyseren

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Macrodoelmatigheidsdossier BSc Business Analytics AANVRAAGFORMULIER NIEUWE OPLEIDING. 1. Basisgegevens. Tongersestraat LM Maastricht

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

ALV V&VN-SPV 17 mei De SPV wel/niet niveau EQF6? Waar gaat het nu allemaal over?

Eindtermen vervolgopleiding intensive care verpleegkundige

Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten.

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Samenvatting bijeenkomst Stip aan de Horizon 14 maart 2016

Haalbaarheidsonderzoek

Inhoudsopgave. 1. Inleiding Eisen aan competentiemodellen...14

INTRODUCTIE TOOLBOX voor GEBRUIKERS. duurzame plaatsing van werknemers met autisme

Het Sectorwerkstuk. Naam leerling

Toolkit Cliëntenparticipatie Zorg en Welzijn

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase

Niveau 1 Competenties uit het curriculum HBO Werktuigbouwkunde (aan de Haagse Hogeschool)

UITGEBREIDE INHOUDSOPGAVE

DOMEINBESCHRIJVING 27 MEI 2014 VOORLOPIG CONCEPT

Habilis Executive Search. Productie en Techniek

Nieuwe tijden ander sociaal werk. Hans Boutellier Conferentie Wmo-werkplaatsen Utrecht 10 oktober 2014

2 Verpleegkundige theorieën en classificatiesystemen Verpleegkundige theorieën Verpleegkundige classificatiesystemen 33

Visiedocument Expertisenetwerk Kinder- en Jeugdpsychiatrie (EKJP)

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006

Individueel verslag Timo de Reus klas 4A

HET NIEUWE CURRICULUM WERKVELD HBO-V 19 NOVEMBER 2015

Introductie Methoden Bevindingen

VRAAG & ANTWOORD. Sectoraal generiek functiegebouw. Versie:

Aan de slag met duurzame inzetbaarheid 3 november 2015

MARKETEER RESULTAATGEBIEDEN. Wat kan ik doen om de doelen te bereiken? (Activiteiten) Wat moet ik bereiken? (Doelen)

Eindbeoordeling Stage 1 Code: ST1

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.

Een leven lang leren in de techniek

DE DOMEINBEPALING VAN HET BEROEP

Competenties en leerresultaten

Onderzoeksopzet Vrijwilligers in de Wmo Wmo-werkplaats Noord Jolanda Kroes Hanzehogeschool Groningen

We vragen je om in ieder geval twee documenten te lezen. Deze kun je via de volgende linkjes downloaden.

HET NIEUWE WERKEN IN RELATIE TOT PERSOONLIJKE DRIJFVEREN VAN MEDEWERKERS. Onderzoek door TNO in samenwerking met Profile Dynamics

Overzicht. Onderzoekstaal. TOHBO Inholland. Taalbeleid Inholland

Gras groeit sneller door eraan te trekken!

Ambachtsman of dienstverlener III

Naar een betere Match. Inventarisatie knelpunten onderwijs arbeidsmarkt in Zorg en welzijn in Haaglanden Nieuwe Waterweg Noord

Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18. In de startblokken 19

Landelijke Kwalificaties MBO

1. Arbeidsmarktvraagstukken 2. Professionele werkomgeving 3. Kenniscentrum

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar Regeling Externe toezichthouders bij examens

AOS docentonderzoek bijeenkomst 2 Onderzoeksdoel en -vragen

AOS docentonderzoek bijeenkomst 2 Onderzoeksdoel en -vragen 9/21/ Rian Aarts & Kitty Leuverink

Wanneer is onderzoek goed: de kwaliteitscriteria

De rol van HR diensten in de beweging naar meer eigenaarschap van onderwijsteam over onderwijskwaliteit

Competentiegericht Onderwijs

Transcriptie:

De Verpleegkundige Informaticus: Cyberzuster of wat? Een onderzoek naar het competentieprofiel van de Verpleegkundige Informaticus Hogere Opleiding Verpleegkundige Informatica 2002 Ans Zijderveld

- 1 - Samenvatting Dit rapport:"een vooronderzoek naar het competentieprofiel van de verpleegkundige informaticus" staat in het kader van het ontwikkelen van een beroeps(deel)profiel. In dit rapport is daarnaast veel aandacht besteed aan de maatschappelijke relevantie van de waarde van zo'n beroeps(deel)profiel. Minister Borst schrijft in een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer in oktober 2000: "Technologische ontwikkelingen gaan gepaard met ethische vraagstukken en met verdergaande differentiatie en specialisatie in de beroepsuitoefening. Al deze veranderingen hebben gevolgen voor de rol en positie van professionals, zijn van invloed op de individuele behandelrelatie en de beroepsuitoefening en stellen nieuwe eisen aan professionals die niet altijd gemakkelijk in de beroepsuitoefening zijn in te passen. De in gang zijnde veranderingen bieden weliswaar nieuwe mogelijkheden maar leiden ook tot (rol)onduidelijkheid." De informatica is een nieuw vakgebied binnen de Gezondheidszorg. Het ministerie van Economische Zaken heeft een taskforce ICT "Werken aan ICT" ingesteld, waarin wordt geconstateerd dat ernstige tekorten dreigen aan werknemers die zowel kennis van ICT als kennis van een bepaald toepassingsgebied hebben en werknemers die de eigen opleiding of discipline beoefenen met kennis van en gevoel voor de mogelijkheden die de ICT daarbij kan bieden. Ze worden respectievelijk de contextbewuste ICT-er en de ICTbewuste professional genoemd. De verpleegkundige informatica geldt als een vakgebied wat, relatief gezien, in de kinderschoenen staat en nog redelijk onbekend is in Nederland. In tegenstelling tot de medische informatica, die als verschillende richtingen aan de hogescholen en universiteiten gelden, zijn er in Nederland 2 opleidingen voor verpleegkundigen. Eén aan de Hogeschool Holland als post-hbo opleiding en één als particulier initiatief van het bedrijfsleven. Op internationaal niveau zijn de ontwikkelingen echter al geruime tijd in ontwikkeling. Het Nightingale project, een Europees initiatief dat zich richtte op het ontwikkelen van curricula en leermiddelen voor "nursing informatics" is hier een voorbeeld van. Onder de regie van de Taskforce ICT worden op dit moment binnen de opleidingen in de gezondheidszorg/verpleegkunde projecten ontwikkeld, waarin ICT een plaats moet krijgen binnen het MBO als het HBO op zowel het gebied van ICT gebruik in het onderwijs als vakinhoudelijke toepassingen. Daarbij krijgen ICT competenties een belangrijke plaats toebedeeld. In dit rapport is dan ook een uitgebreide studie gedaan naar de term: "competenties". Een beroepsprofiel, immers, bestaat gedeeltelijk uit de beschrijving van competenties. Op dit gebied zijn de ontwikkelingen en onderzoeken in volle gang en blijkt de term competenties een veelvoud aan definities en uitgangspunten te hebben. In het vakgebied verpleegkundige informatica bleek, tijdens dit onderzoek, een discussie gaande tussen de wetenschappers. De "verpleegkundige" informatica zou een te enge term zijn. Deze discussie heeft als kern: de verpleegkundige informatie is een onderdeel van een intergraal en multidisciplinair Elektronisch Patiënten Dossier (EPD), versus de benadering van dit EPD vanuit de verpleegkunde en niet integrale optiek. Ook in de gehouden enquête onder de verpleegkundige informatici komt deze discussie duidelijk naar voren. Echter deze discussie heeft een "ruis". (Ruis is een bekende term binnen communicatie en betekent "storende factoren die de vorm en daardoor de boodschap en de herkenbaarheid van de boodschap in gevaar brengen.")

- 2 - Deze ruis is niet eenvoudig te onderkennen; in mijn optiek speelt daarbij aan de ene kant het niet optimale imago van de verpleegkundige en aan de andere kant de mogelijkheden die men in de werkkring krijgt om het "verpleegkundige" op het gebied van de informatica uit te oefenen. Deze ruis is echter wel bepalend voor het verder ontwikkelen van een beroeps, c.q. beroeps(deel)profiel. Met name de term "beroeps(deel)profiel" speelt hierbij een grote rol. Een beroepsprofiel zou een apart profiel kunnen betekenen. Een beroeps(deel)profiel zou een afgeleidde kunnen zijn van het inmiddels ontwikkelde beroepsprofiel van de verpleegkundige. Ondanks de respons binnen de enquête op de term "verpleegkundige informaticus" is tijdens dit onderzoek bij mij de opinie gegroeid dat juist deze term de herkenbaarheid van de beroepsgroep in het algemeen en de verpleegkundige informaticus in het bijzonder ten goede komt. Binnen dit vooronderzoek naar de competenties is dan ook de nadruk gelegd op de meerwaarde van de verpleegkundige achtergrond. Er is een poging gedaan om "de taal" van de gezondheidszorg te vertalen in competenties. Met andere woorden: de "context" aan te tonen van de context bewuste ICT-er; de verpleegkundige informaticus. Dit vooronderzoek kan dan ook als brug gezien worden tussen de twee verschillende vakgebieden: gezondheidszorg en ICT.

- 3 - Inhoudsopgave Samenvatting 1 Inhoudsopgave 3 Voorwoord 5 1 Inleiding en verantwoording 6 1.1 Toelichting bij het lezen 6 1.2 De aanleiding voor het onderzoek 6 1.3 De opbouw van het rapport 7 2. De probleemstelling 8 2.1 De doelstelling van dit onderzoek 8 2.2 De vraagstelling 8 2.3 De subvragen 8 3 Onderzoeksmethode 9 3.1 Type onderzoek 9 3.2 Literatuurstudie 9 3.3 Open interviews 9 3.4 De enquête 10 4 De maatschappelijke context en het onderwijs 12 4.1 De taskforce ICT 12 4.2 Ministerie van VWS 13 4.3 De gezondheidszorg en ICT 13 4.4 De ICT binnen de basisopleidingen in de gezondheidszorg 13 5. Competenties 14 5.1 De maatschappelijke context van competenties 14 5.2 Definitie van competenties 15 5.3 Het onderzoek naar competenties van Jeroen Onstenk. 17 5.4 De inhoudsclassificatie van competenties 21 6 Het domein verpleegkunde 23 6.1 Het domein verpleegkunde 23 6.2 De Wetgeving 24 6.3 Het beroepsprofiel voor de verpleegkundige 25 6.4 De taakgebieden 25 6.5 Het taakgebied E: professiegebonden taken 26 6.6 Het taakgebied F: organisatiegebonden taken 27 6.7 De consensus verpleegkundige Verslaglegging 27 6.8 Het beroeps(deel)profiel 28 7 Het domein informatica 29 7.1 Het beroepenveld 29 7.2 De ICT-lifecycle 30 7.3 De werkomgeving 30 7.4 Centrale activiteiten van de informaticus 30 7.5 Indeling van de competenties 31 7.6 De competenties van de ICT-er in het algemeen 31 7.7 De competenties van de informaticus 31

- 4-8 Het domein verpleegkundige informatica 33 8.1 Definitie verpleegkundige informatica 33 8.2 Het elektronische patiënten dossier (EPD) 34 8.3 Classificaties, ordeningen: 34 8.4 VIRM en het VMDSN-AIG 35 8.5 Klinische/kritische zorgpaden 36 8.6 Beroepsverenigingen, projecten, e.a. 36 8.7 De profielschets van de HOVI (2000) 38 8.8 Het beroepsprofiel V.I. van de ANA 39 9 Het onderzoek 42 9.1 De open interviews 42 9.2 De enquêtevragen nr 1 t/m 4 43 9.3 Het concept competentieprofiel versie 1 43 9.4 De enquêtevragen nr 1 t/m 61 46 10 De resultaten van de enquête 48 10.1 Functiebenamingen beknopte omschrijvingen 48 10.2 De resultaten 51 10.3 Het overzicht 76 11 Discussie, conclusies en aanbevelingen 79 11.1 Discussie 79 11.2 Conclusies bij subvraag 1: 79 11.4 Conclusies bij subvraag 3 82 11.5 Conclusies bij de hoofdvraag 86 Literatuurlijst en internet bronnen 90 Bijlagen 92 Bijlage 1: Begrippenlijst 92 Bijlage 2: Voorlichtingsgids en Curriculum HO VI 95 Bijlage 4: Het beroepsprofiel van de verpleegkundige specialist in E-Healthcare 98 Bijlage 5: Functiebeschrijving verpleegkundig informaticus 99 Bijlage 6: Lijst open interview 103 Bijlage 7: voorbeeld enquêtevragen 105

- 5 - Voorwoord Vanaf 2000 heb ik twee jaar aan de Hogere Opleiding verpleegkundige informatica (HOVI) gestudeerd op de Academie Zorg en Welzijn van de Hogeschool Holland te Diemen. De laatste fase van deze opleiding betreft een stage waarin een onderzoek plaatsvindt. Van dit onderzoek het verslag op deze website. In dit onderzoek ben ik op zoek gegaan naar het antwoord op de volgende vraag: "Wat zijn de competenties van een verpleegkundige informaticus (V.I.)?" Dit onderzoek kan als een vooronderzoek naar een beroepsprofiel, c.q beroeps(deel)profiel worden beschouwd. Mijn keuze voor dit onderwerp heeft verschillende redenen. De persoonlijke redenen zijn mijn ervaringen de afgelopen periode met het zoeken naar een functie die aansluit bij deze opleiding. Ik word daarbij geconfronteerd met zowel de naamsonbekendheid van de V.I. als met de onbekendheid van de inhoud van het vak. Kortom wat men van onze beroepsgroep kan verwachten. Zo was de reactie van één van mijn vrienden, toen ik vertelde dat ik deze studie ging doen: "Oh, je wordt een cyberzuster!" Deze opmerking heeft me sindsdien niet meer losgelaten. Ook binnen mijn studiegroep signaleerde ik regelmatig het gemis van een beroepsprofiel. Toen ik mijn voorstel voor dit onderzoek voorlegde aan Hans Springer, coördinator van de HOVI, was ook zijn reactie direct instemmend. Vanuit de opleiding is er behoefte aan een inventarisatie van de opleiding. En dan met name in hoeverre de opleiding aansluit op de beroepspraktijk van de V.I. De enthousiaste reacties van de geënquêteerden, V.I. die eerder afgestudeerd en werkzaam zijn binnen verschillende functies in de gezondheidszorg en het bedrijfsleven, hebben mij in dit vooronderzoek nog eens verder gesterkt. Tijdens mijn stage ben ik benaderd door het Landelijk Expertisecentrum Verzorging Verpleging (LEVV) in hoeverre mijn onderzoek kan bijdragen op het gebied van ICT en gezondheidszorg. Gedurende dit vooronderzoek is mijn bewondering voor het innovatieve karakter van deze opleiding gegroeid. Vanuit het ministerie van Economische zaken is door onderzoek gesignaleerd dat er een ernstig tekort aan het ontstaan is aan mensen die zowel kennis van ICT als kennis van een bepaald toepassingsgebied hebben. In dit stuk worden ze de "contextbewuste ICT-ers" genoemd. En juist de HOVI opleiding voorziet inmiddels al gedurende 10 jaar aan deze behoefte. Tot slot wil ik hierbij de wens uitspreken dat dit onderzoek een positieve bijdrage zal leveren aan het verder ontwikkelen van een beroepsprofiel van de V.I. Dit beroepsprofiel kan op zijn beurt namelijk weer een bijdrage vormen aan de verdere professionalisering en beroepsidentiteit van deze beroepsgroep. Ik wil hierbij iedereen die betrokken is geweest bij dit vooronderzoek bedanken voor hun medewerking, enthousiasme en feedback. Deze medewerking heb ik als overweldigend ervaren en heeft mij gesteund tijdens mijn stage. Verder wil ik met name Hans Springer en mijn twee kinderen bedanken voor hun steun, geduld en vertrouwen.

- 6-1 Inleiding en verantwoording In dit hoofdstuk wordt de aanleiding en het doel voor het gehouden onderzoek beschreven. In paragraaf 1.2 worden de hoofdvragen en de subvragen behandeld. In 1.3 wordt de opbouw van dit rapport beschreven. 1.1 Toelichting bij het lezen Ondanks dat de term: "verpleegkundige informaticus" (V.I.) als onderdeel van dit onderzoek geldt, is deze term doorgevoerd in het gehele rapport om de leesbaarheid te vergroten. Met de term verpleegkundige informaticus worden zowel mannen als vrouwen bedoeld. Tevens wordt de term V.I. gebruikt voor het vakgebied verpleegkundige informatica. Dit rapport is op verschillende manieren te lezen. Voor de V.I. zullen met name hoofdstuk 10 en hoofdstuk 11 interessant zijn. In hoofdstuk 10 zijn de volledige antwoorden weergegeven en in de hoofdstuk 11 zijn de conclusies en aanbevelingen verwerkt. Voor de geënquêteerden waarbij de stellingen vragen hebben opgeroepen, raad ik aan hoofdstuk 5 te lezen. Voor de lezers die niet bekend zijn met het vakgebied verpleegkundige informatica, zijn met name de hoofdstukken 4 t/m 8 relevant. 1.2 De aanleiding voor het onderzoek Het ontbreken van een beroepsprofiel van de V.I. is de aanleiding voor dit vooronderzoek naar de competenties van de V.I. in Nederland. Een beroepsprofiel is een omschrijving, zowel het heden als de nabije toekomst betreffende, van de belangrijkste en meest voorkomende activiteiten in de beroepsuitoefening. Het beroepsprofiel bevat een gestructureerde verzameling uitspraken over: de essentie van een beroep of groep van beroepen; de centrale beroepsactiviteiten; de taken en handelingen die als regel in de uitoefening van het beroep voorkomen; de mate van verantwoordelijkheid, complexiteit en transfer. In het beroepsprofiel moet voldoende breedte tot uitdrukking komen. Dat wil zeggen duurzaamheid, in meerdere bedrijven uit te voeren en in meerdere functies uit te oefenen. Dit vooronderzoek betreft een inventarisatie van competenties van de V.I. die gebruikt kan worden om tot de ontwikkeling van een beroepsprofiel voor V.I. in Nederland te komen. Een beroepsprofiel op zijn beurt kan een bijdrage leveren aan de verdere professionalisering en de ontwikkeling van de beroepsidentiteit. Het verheldert wat wel en wat niet van de beroepsgroep verwacht kan worden en kan als basis dienen voor het ontwerpen van functieprofielen. In het buitenland en dan met name in de V.S. en Canada zijn vele studies geweest naar het inhoudelijke domein verpleegkundige informatica. Inmiddels zijn pogingen ondernomen om een beroepsprofiel te ontwikkelen. Zo heeft de American Nurses Association (A.N.A.) een concept: "The Scope of Practice of Nursing Informatics and the Standards of Practice and Professional Performance for the Informatics Nurse Specialist" uitgebracht (hoofdstuk 8). Op Europees gebied vindt het Nightingale Project plaats.

- 7 - Deze studie richt zich met name op de Nederlandse V.I. en hun werkgebied, en is dan ook in eerste instantie geschreven voor de V.I. zelf. De vraag vanuit de Hogeschool Holland, Hans Springer, de coördinator van de Hogere Opleiding Verpleegkundige Informatica (HOVI) sluit bij dit onderzoek aan. Deze vraag betreft: hoe sluit de huidige opleiding aan bij de huidige beroepspraktijk? Dit rapport kan eveneens ter informatie dienen voor andere werkers in de gezondheidszorg en het bedrijfsleven. 1.3 De opbouw van het rapport In hoofdstuk 2 de probleemstelling, waarbij naast de hoofdvraag: "Wat zijn de competenties van de V.I?", de subvragen zijn geformuleerd. Deze subvragen bestaan uit: 1. Wat is de maatschappelijke context van het beroep V.I.? 2. Hoeveel V.I. zijn volgens de huidige definities van verpleegkundige informatica werkzaam? 3. In hoeverre kan een beroepsprofiel van de V.I. als beroeps(deel)profiel van het beroepsprofiel van de verpleegkundige aansluiten? In hoofdstuk 3 wordt de onderzoekmethode, validiteit en betrouwbaarheid van dit onderzoek beschreven. Een groot gedeelte van dit rapport is ingeruimd voor de inhoudelijke oriëntatie. Deze is opgesplitst in 5 hoofdstukken, namelijk hoofdstuk 4 de maatschappelijke context met betrekking op ICT in de gezondheidszorg en de plaats van de HOVI- opleiding daarin. Hoofdstuk 5 is gericht op onderzoek naar competenties. Hoofdstuk 6, hoofdstuk 7 en hoofdstuk 8 zijn respectievelijk besteed aan het domein verpleegkunde, informatica en verpleegkundige informatica. Binnen de twee eerste domeinen, de verpleegkunde en de informatica, zijn beroepsprofielen met omschreven competenties beschikbaar. In hoofdstuk 9 zijn de resultaten van de gehouden open interviews en de literatuurstudie beschreven die tot de enquêtevragen hebben geleid. In hoofdstuk 10 zijn de resultaten van de enquête weergegeven. In hoofdstuk 11 zijn de discussie en conclusies van het onderzoek bij de subvragen en de hoofdvraag beschreven. In dit hoofdstuk tevens een concept versie van het competentieprofiel van de V.I. met name gericht op het beroeps(deel)profiel van de verpleegkundige.

- 8-2. De probleemstelling Inmiddels is een groep afgestudeerde V.I. werkzaam binnen zowel gezondheidsinstellingen als het bedrijfsleven. Daarbij doen zich verschillende problemen voor: 1. In het algemeen: bij zowel instellingen binnen de gezondheidszorg als in het bedrijfsleven, zoals ICT bedrijven en adviesbureaus op het vlak ICT en gezondheidszorg is men in geringe mate bekend met deze opleiding en daaruit voortvloeiende beroepsgroep. 2. Door het ontbreken van een beroepsprofiel is het voor zowel studenten als afgestudeerden V.I. moeilijk aan te geven bij werkgevers wat de meerwaarde van deze specialisatie inhoudt. 3. Het ontbreken van een competentieprofiel en taakgebieden van de V.I. bemoeilijkt het ontwerp van duidelijke functiebeschrijvingen * 2.1 De doelstelling van dit onderzoek Het doel van dit vooronderzoek is een aanzet tot het verder ontwikkelen van beroepsprofiel voor de V.I. Dit onderzoek naar de competenties van de V.I. is dan ook in eerste instantie gedaan voor de V.I. zelf. Het gaat hierbij om personen die voldoen aan de toelatingseisen van de Hogere Opleiding verpleegkundige informatica. Deze toelatingseisen zijn een verpleegkundige opleiding A-, B-, Z- of HBO-V. Deze opleidingen voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 3 van de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (wet BIG) De Hogeschool INHOLLAND verzorgd sinds 10 jaar de Hogere Opleiding Verpleegkundige Informatica (HOVI) Evenals binnen de gezondheidszorg is de trend binnen het hoger beroepsonderwijs dat de beroepspraktijk een steeds meer centrale rol krijgt. Ook hier geldt een verschuiving van aanbodgericht naar vraaggerichte inrichting van het onderwijs. Daarom wil Hans Springer, de coördinator van de HOVI, dit onderzoek naar de competenties als uitgangspunt nemen voor verdere ontwikkeling binnen de opleiding. Daarbij sluit dit onderzoek aan bij het advies van de Commissie arbeidsmarktvraagstukken van de Sociaal-economische Raad aan. Deze stelt dat in het advies Versterking kwalificatiestructuur beroepsonderwijs: "Beroepsprofielen moeten vastgesteld worden aan de hand van eenduidige procedures, waarbij alle betrokkenen samenwerken." 2.2 De vraagstelling Dit onderzoek betreft dan ook een onderzoek naar de benodigde competenties voor de beroepspraktijk van de V.I. in Nederland oftewel de hoofdvraag: "Over welke competenties moet een V.I. beschikken om het beroep van V.I. in Nederland uit te kunnen oefenen. 2.3 De subvragen Met het bewustzijn dat zowel de verpleegkundige informatica, als de Verpleegwetenschap* in Nederland nog betrekkelijk jong zijn, kreeg ik te maken met subvragen, namelijk: 1. Wat is de maatschappelijke context van het beroep van de V.I. in Nederland?. 2. Hoeveel V.I. ers zijn volgens de huidige definitie van verpleegkundige informatica werkzaam? 3. In hoeverre kan een beroepsprofiel van de V.I. aansluiten, c.q. een beroeps(deel)profiel * van het beroepsprofiel van de verpleegkundige worden? * Zie begrippenlijst

- 9-3 Onderzoeksmethode In dit hoofdstuk zal de methode en aanpak van het onderzoek beschreven worden. Achtereenvolgens komen het type onderzoek, de onderzoekspopulatie, een beschrijving van de enquête en de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek aan de orde. 3.1 Type onderzoek Het onderzoek heeft een voornamelijk explorerend karakter in een triangulatie aanpak (Baarda, D.B. & de Goede, M.P.M. & Teunisse J., 2001). Het onderzoek is opgesplitst in 3 delen, namelijk: een literatuurstudie, open interviews en een enquête. 3.2 Literatuurstudie In de eerste fase van dit onderzoek is door middel van een documentanalyse, dat wil zeggen het raadplegen van verschillende bronnen, informatie verzameld voor het onderzoek. Deze informatie is later verwerkt in de enquêtes. Het literatuur- en bronnenonderzoek is in vijf gebieden opgedeeld, namelijk: 1. De HOVI opleiding in de maatschappelijke context en opleidingen in Nederland. 2. De maatschappelijke context van competenties, een gangbare definitie van competentie en een inhoudsclassificatie van competenties. 3. De competenties beschreven in de beroepsprofielen verpleegkundige. 4. De competenties beschreven in de beroepsprofielen van de HBO-I. 5. De definitie van verpleegkundige informatica, waarbij inhoudelijke zaken aan bod komen die van belang zijn voor de enquête. De informatie was afkomstig uit, onder andere de mediatheek van de Hogeschool Holland, de Algemene Vergadering Verzorging Verpleging (AVVV), het Landelijk Expertise centrum Verzorging & Verpleging (LEVV) en het Internet. Een overzicht van de geraadpleegde bronnen is terug te vinden in de literatuur - en bronnenlijst. 3.3 Open interviews Het doel van de open interviews was om een beeld te vormen over de kennis, ervaringen en meningen van de verschillende kandidaten. Het werven van de 5 kandidaten voor de open interviews is gedeeltelijk geschiedt op aanwijzing van Hans Springer en gedeeltelijk door mijzelf geselecteerde kandidaten. Daarbij zijn de kandidaten persoonlijk of telefonisch benaderd. De selectie van de kandidaten bestond uit een expert op het gebied van de verpleegkundige informatica en auteur van verschillende artikelen, een eerstejaars HOVI student, een tweedejaars HOVI student, een afgestudeerde V.I. werkzaam als consultant bij een ICT bedrijf, een verpleegkundige werkzaam als marketing consulent bij een ICT bedrijf en een verpleegkundige die een adviesbureau voor ICT in de gezondheidszorg aan het oprichten was. Deze laatste twee verpleegkundige hadden de opleiding aan de HOVI niet gevolgd om daarmee een beeld vormen over het verschil in competenties van beide groepen. De informatie en vragen, bijlage 5, uit deze interviews zijn later verwerkt in de enquête.

- 10-3.4 De enquête Het doel van de enquête was een toetsing van de omschreven competenties, verkregen uit de informatie van de literatuurstudie en open interviews, met de dagelijkse beroepspraktijk van afgestudeerden V.I. Het werven van de kandidaten voor de enquête is gedeeltelijk met behulp van Hans Springer gebeurd. Via e-mail zijn de kandidaten benaderd. Verder heeft één kandidaat gereageerd op de oproep die op het forum van het zorgportaal was geplaatst. Het aantal kandidaten kwamen daarmee op 35. De selectiecriteria vond plaats op het gegeven dat de V.I.'er minimaal één jaar aan de HOVI afgestudeerd zouden zijn. De vorm van de enquête Bij het maken van de enquête is rekening gehouden met een aantal voorwaarden om het de geënquêteerden zo comfortabel mogelijk te maken. De voorwaarden waren: een overzichtelijke vragenlijst met open en gesloten vragen en dat de benodigde invultijd, ongeveer veertig minuten, verdeeld kon worden over 5 clusters. Een andere reden hiervoor was tevens een eventuele storing op de server. Verder is de kandidaten de mogelijkheid geboden om de enquête als Word document te krijgen. Twee kandidaten hebben hiervan gebruik gemaakt. De enquête is als formulier op een homepage geplaatst op het internet, waarbij de antwoorden als e-mail geretourneerd werden. De Formulier Mailer met het CGI-Script * is van de website van de provider gedownload en aangepast. Deze website is op 30 juli na uitgebreid te zijn getest de lucht ingegaan. Deze website is op 30 juni de lucht ingegaan. De sluitingsdatum was 4 augustus 2002 In het gedeelte "de persoonlijke gegevens" zijn naast naam, adres, enz, het jaar van afstuderen aan de HOVI, functiebenaming en een omschrijving van de functie in steekwoorden gevraagd. Tevens is ook toestemming gevraagd om deze gegevens uit te wisselen met: de Hogeschool Holland i.v.m. de alumnidag op 4 oktober 2002, het Landelijk Centrum Verzorging Verpleging en de beroepsvereniging V.I. in oprichting. De vragen/stellingen zijn verwerkt in 4 aparte sites/gedeelten. Deze bestonden uit gedeeltelijk gesloten en gedeeltelijk uit open vragen. Omdat de geënquêteerden in vele verschillende functies binnen de gezondheidszorg of bedrijfsleven werkzaam zijn, is voor twee verplicht in te vullen gesloten vragen gekozen, namelijk of men het met deze stelling eens was en of deze stelling van toepassing was op de huidige beroepspraktijk van de geënquêteerde. De open vragen betroffen de mogelijkheid de stelling te herformuleren, de mogelijkheid om aan te geven of een vervolgopleiding was gevolgd en de mogelijkheid om een opmerking te plaatsten. Verder zijn enkele vragen gesteld met betrekking op de bronnen die men in de beroepspraktijk gebruikt voor informatie. De verwerking van de enquête Voor de verwerking van de respons e-mails werd gebruik gemaakt van het programma Excel, een onderdeel van Microsoft Office. Alle gegevens werden ingevoerd in een spreadsheet, opgeschoond en verwerkt over verschillende andere spreadsheets. Van alle gesloten vragen werden de percentages berekend en met elkaar vergeleken. Procentuele afwijkingen per vraag kwamen hierdoor duidelijk aan het licht, terwijl bovendien de grote lijn naar voren kwam. Op basis van die uitkomsten werden analyses gemaakt en conclusies getrokken. De persoonlijke gegevens zijn ingevoerd in een Access-database. * Zie begrippenlijst

- 11 - De inhoud van de enquête Naar aanleiding van de literatuurstudie en de open interviews is uitgegaan van een concept opsomming van de competenties in het kader van de gekozen inhoudsclassificatie. De inhoudelijke uitwerking van de vragen/stellingen zijn te vinden in hoofdstuk 9 De validiteit en betrouwbaarheid Het onderzoek heeft een middelgroot karakter en kan om die reden een landelijke afspiegeling geven. Het aantal inmiddels afgestudeerden V.I. over de afgelopen 5 jaar betreft een groep van ongeveer 100 mensen. Het aantal V.I., die voor de enquête benaderd zijn, is 35. De respons bedroeg : 32. Daarvan zijn 4 (2 alleen de persoonlijke gegevens en bij 2 het ontbreken van één of meer delen) afgevallen. Het uiteindelijke aantal kwam daarmee op 28. Het betreft een voornamelijk explorerend onderzoek, wat betekent dat er een aanzet gegeven is dat om een noodzakelijk vervolg vraagt. Gezien het feit dat het om een kwalitatief onderzoek ging en gezien de korte tijd die ik heb gehad om mijn onderzoek te doen, acht ik een aantal van 28 enquêtes voldoende om binnen deze beperkingen tot conclusies te kunnen komen. De conclusies die zijn getrokken hebben betrekking op de informatie die uit de open interviews, de enquête en het literatuuronderzoek is verzameld en kunnen om die reden doorgetrokken worden naar een algemeen beeld.

- 12-4 De maatschappelijke context en het onderwijs In dit hoofdstuk de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van ICT in Nederland en de plaats van ICT in de gezondheidszorg. Verder een inventarisatie van opleidingen op het gebied van ICT in gezondheidszorg. 4.1 De taskforce ICT Het Kabinet, gealarmeerd door signalen vanuit de ICT-sector en de ICT gebruikende organisaties en instellingen over een feitelijk en toenemend tekort aan ICT-ers, een Taskforce "Werken aan ICT" ingesteld. Aan deze Taskforce, samengesteld uit betrokkenen vanuit de ICT bedrijfstak zowel als gebruikers van ICT en vanuit het onderwijsveld, is in mei 1999 de opdracht verstrekt om acties te definiëren om de tekorten aan ICT-ers te helpen oplossen. In het rapport wat in oktober 1999 is uitgebracht wordt de verwachting uitgesproken dat in de komende jaren 80% van de bestaande bedrijvigheid zal worden beïnvloed door het toenemend gebruik van informatie en communicatie technologie. In dit stuk komt men tot de conclusie dat ICTfuncties enorm kunnen verschillen; dat een ICT-er geen technische informaticus hoeft te zijn en dat de ICT-sector is op zoek naar drie 'soorten' medewerkers, namelijk: 1. De ICT-ers in enge zin, dit zijn vooral technische informatici en bedrijfskundige informatici 2. De contextbewuste ICT-ers, dit zijn ICT-ers die zowel kennis van ICT als een bepaald toepassingsgebied hebben 3. De ICT-bewuste professionals, mensen die de eigen opleiding of discipline beoefenen met kennis van en gevoel voor de mogelijkheden die ICT daarbij kan bieden. Groep 2 en 3 worden tezamen gezien als het raakvlak tussen de specifieke ICT-discipline en de verschillende toepassingsgebieden. Men concludeert daarbij dat op dit moment ICT-ers vanwege gebrek aan kennis bij anderen, soms inefficiënt worden ingezet.de organisaties zijn in dit onderzoek in 2 gebieden onderverdeeld, namelijk: 1. De ICT-gebruikers: Dit zijn ICT-intensieve organisaties, waarvan het primaire proces niet de ICT is. Daarbij worden de contextbewuste informatici als essentieel voor een goede communicatie tussen de professionals van het primaire proces en de ICTafdelingen (die vaak niet met elkaar geïntegreerd zijn) gezien. Ook voor goede uitbesteding van ICT taken aan gespecialiseerde toeleveranciers is aan de inkoopzijde ICT kennis nodig. De ICT-bewuste professionals zijn verder van groot belang om de ICT-push richting innovatie van het primaire proces te bevorderen. 2. De ICT-dienstverleners: Deze ontwikkelen maatwerk software, detacheren ICT-ers, en installeren, onderhouden en beheren ICT-systemen, ICT-opleidingen en ICT-advisering. Met name in dit gebied is een grote behoefte aan contextbewuste en bedrijfskundige informatici.

- 13-4.2 Ministerie van VWS In een brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Den Haag 10 oktober 2000 staat o.a.: De professional (waaronder de verpleegkundigen en verzorgenden) in de gezondheidszorg wordt vanuit verschillende invalshoeken geconfronteerd met maatschappelijke veranderingen en veranderingen in de zorgsector. Het gaat niet langer alleen meer om de optimale zorg voor de patiënt, maar ook om doelmatigheid en gepast gebruik. De patiënt wordt mondiger en beschikt ook over kennis over het zorgproces. De aard van de zorgvragen verandert naar vragen rond beperkingen en handicaps. Als gevolg van veranderingen in de organisatie van de zorg kot het werken in teams in de plaats van de solistische beroepsuitoefening. Technologische ontwikkelingen gaan gepaard met ethische vraagstukken en met verdergaande differentiatie en specialisatie in de beroepsuitoefening. Al deze veranderingen hebben gevolgen voor de rol en positie van professionals, zijn van invloed op de individuele behandelrelatie en de beroepsuitoefening en stellen nieuwe eisen aan professionals die niet altijd gemakkelijk in de beroepsuitoefening zijn in te passen. De in gang zijnde veranderingen bieden weliswaar nieuwe mogelijkheden maar leiden ook tot (rol)onduidelijkheid. Daardoor kan onvrede en een gevoel van demotivatie ontstaan. De gemotiveerdheid van de professionals is een belangrijke factor voor de volksgezondheid, nu en in de toekomst. 4.3 De gezondheidszorg en ICT De verpleging geldt als één van de kerndisciplines in de gezondheidszorg. Maatschappelijke ontwikkelingen en voortschrijdende technologische ontwikkelingen vragen een voortdurende aanpassing van de verpleegkundige beroepsoefenaar. In opdracht van Ministerie van Economische zaken is in 2001 een schrijven uitgebracht. Dit stuk: "ICT in de Nederlandse Zorg; visie 2000-2005" beschrijft de problemen binnen de gezondheidszorg in Nederland zoals: wachtlijsten, werkdruk, personeelstekorten, noodzaak tot kwaliteitsverbetering, enz. Daarbij staan de komende jaren ingrijpende wijzigingen die in de zorg te wachten, zoals stelselveranderingen zorgketen en nieuwe taakverdelingen tussen huisarts, specialist en verpleegkundige. De Informatie- en Communicatie Technologie (ICT) wordt gezien als een factor die een bijdrage kan leveren aan veranderingen in de zorg en daarmee aan het terugdringen van bestaande problemen. In deze publicatie is een beschrijving van trends en paradigmaverschuivingen in de zorg, gevolgd door een beeld van toekomstig ICT inzet bij deze trends en verschuivingen. Een passage uit dit stuk is: "De techniek stelt de patiënt in staat meer voor zichzelf te zorgen. De zorg verschuift van activiteit op een vaste plek door vaste professionals, naar een werkterrein waar patiënten meer "empowered" raken, hun eigen gegevens bijhouden (diabetespas), hun eigen activiteiten uitvoeren (thuisdialyse) en met monitoring op afstand (tele-zorg) kunnen leven." 4.4 De ICT binnen de basisopleidingen in de gezondheidszorg Al in de jaren 80 is de Stichting informatica Opleiding verpleegkundige, de SIOV, opgericht. Deze stichting organiseerde applicatiecursussen informatica voor leidinggevende verpleegkundigen. De stichting is in de tijd opgeheven in de veronderstelling dat de HBO-V opleidingen deze cursussen zouden integreren in hun opleiding. Echter dit is voorafgaande jaren nauwelijks gebeurd * Inmiddels is men onder druk van de regering binnen zowel het HBO als het MBO gezondheidszorg bezig een inhaalslag op het gebied van ICT te maken. * Hanneke Hilmann, LCVV, toespraak op congres ICT in de verpleging, Ede 4 april 2002

- 14-5. Competenties In dit hoofdstuk een verslag van de literatuurstudie naar aanleiding van competenties. Hierin wordt de maatschappelijke context van competenties beschreven, een literatuurstudie naar de definitie van competenties en een inhoudsclassificatie. Deze classificatie wordt zowel door de HBO-I raad als het AVVV gebruikt. 5.1 De maatschappelijke context van competenties Een leven lang leren: Op 28 januari 1997 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen per brief aangegeven dat hij levenslang leren als adviesthema voor de Onderwijsraad beschouwt. Er dient, aldus de Minister, tot een coherente gedachtevorming over de plaats en de inbedding van levenslang leren in de toekomstige samenleving gekomen te worden. De achtergrond is dat door de moderne kenniseconomie, waarin nieuwe ontwikkelingen zich in een steeds sneller tempo voordoen en innovatie steeds belangrijker wordt, een beroepsbevolking vereist die steeds weer bijleert om kennis op peil te houden en nieuwe kennis op te doen. Een afgeronde opleiding op jonge leeftijd is niet meer toereikend voor het gehele arbeidzame leven; een leven lang leren is noodzakelijk om de employability * van werknemers te behouden. In 1997 is een advies Versterking kwalificatiestructuur beroepsonderwijs opgesteld door de Commissie arbeidsmarktvraagstukken van de Sociaal-economische Raad. Beroepsprofielen moeten vastgesteld worden aan de hand van eenduidige procedures, waarbij alle betrokkenen samenwerken. De commissie onderscheidt zes dimensies aan sleutelkwalificaties: 1) de algemeen instrumentele dimensie: ofwel basale en breed toepasbare beroepskennis en vaardigheden, interdisciplinaire kennis 2) de cognitieve dimensie: ofwel denken en handelen 3) de persoonlijkheidsdimensie: ofwel individueel gedrag 4) de sociaalcommunicatieve dimensie: ofwel communiceren en samenwerken 5) de sociaalnormatieve dimensie: ofwel aan- en inpassing in de bedrijfscultuur 6) de strategische dimensie: ofwel een kritische instelling. In april 1998 bracht de Onderwijsraad advies uit over de bijdrage van het beroepsonderwijs aan een leven lang leren. In dit advies wordt voorgesteld het begrip sleutelkwalificaties niet te gebruiken, omdat dit begrip al op te veel verschillende manieren is gedefinieerd. In plaats daarvan stelt de Onderwijsraad voor te spreken over verschillende typen competenties. De Raad onderscheidt beroepscompetenties, leercompetenties, loopbaancompetenties en burgerschapscompetenties en concludeert dat (beroeps)onderwijs dient bij te dragen aan de verwerving van deze uiteenlopende competenties. Bij beroepscompetenties gaat het om: 1) Vakmatige competentie 2) Methodische competentie 3) Sociale competentie 4) Participerende competentie 5) Leercompetenties hebben betrekking op: Leerstrategieën, waaronder studievaardigheden representatie- en geheugenstrategieën * Zie begrippenlijst

- 15 - metacognitie en leerattitude, oftewel het willen benutten van leermogelijkheden. 6) Loopbaancompetenties hebben in de optiek van de Raad betrekking op: kennis en inzicht in de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt op vaardigheden om nieuwe banen te verwerven (sollicitatievaardigheden netwerkvaardigheden) en op kennis en inzicht in de relatie tussen eigen competenties en verlangde kwalificaties. 7) Burgerschapscompetenties ten slotte hebben betrekking op kennis, vaardigheden en houdingen die zowel in het sociale verkeer als in de persoonlijke levenssfeer zelfsturend handelen mogelijk maken. De Raad is van oordeel dat in het kader van een leven lang leren gewenste competenties of kwalificaties zullen veranderen en afgeleid zullen moeten worden van eisen vanuit de beroepsuitoefening (beroepscompetenties), vanuit de noodzaak steeds op allerlei terreinen bij te blijven (leercompetenties), vanuit de eisen van een turbulente arbeidsmarkt (loopbaancompetenties) en vanuit de persoonlijke levenssfeer en maatschappelijke participatie (burgerschapscompetenties). 5.2 Definitie van competenties Vanuit het Nationaal actieprogramma Een leven lang leren wordt geredeneerd dat vanuit concurrentie overwegingen permanente scholing voor bedrijven een noodzaak is en dat werknemers in staat moeten zijn met voortdurende competentieontwikkelingen te reageren op flexibilisering van arbeidsverhoudingen. Inmiddels is het begrip competentie in alle geledingen van de samenleving ingeburgerd. Echter ook daar is een veelvoud aan definities en omschrijvingen van het begrip competentie ontstaan. Klarus (2002) komt in zijn studie: Competenties een plaats geven tot de conclusie dat het begrip competentie niet eenduidig is en dat vele belangen schuil gaan in de verklaringen ervan. Zo blijken in de Amerikaanse literatuur over competentiemanagement binnen het bedrijfsleven competenties vooral betrekking te hebben op persoonlijke bekwaamheden, algemene persoon- en gedragskenmerken. Hierbij moeten we denken aan fundamentele vermogens als overtuigingskracht, communicatieve en sociale vaardigheden, creativiteit, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, maar ook aan waarden, normen, visies en motivatie. In de Nederlandse kwalificatiestructuur voor het MBO gaat het vooral om specifieke vakvaardigheden en vakkennis. De eindtermen van het HBO daarentegen hebben veelal betrekking op academische kennis en cognitieve vaardigheden. Het geheel van competenties wordt door Spencer en Spencer voorgesteld als een ijsberg. Daarbij is slechts een beperkt deel van competenties direct waar te nemen en te beoordelen. Het grootste gedeelte bevindt zich onder de waterlijn. Het kost veel meer moeite hier grip op te krijgen, zowel in termen van waarnemen en beoordelen als in termen van leren, ontwikkelen en transfer *. In het schema is het ijsberg model van Spencer en Spencer (1993) aangevuld én met een aantal (management) dimensies én met de constatering dat competenties zich altijd voordoen, altijd verschijnen, in een concrete handelingscontext Het topje van de ijsberg is niet alleen het best waarneembaar en beoordeelbaar, maar ook het best te beïnvloeden (opleidbaar). Hoe verder we onder de waterspiegel geraken hoe moeilijker de kwaliteit waarneembaar (beoordeelbaar) en beïnvloedbaar is. Voor * Zie begrippenlijst

- 16 - detransfer van de ene naar de andere handelingssituatie geldt het omgekeerde: handelingsvaardigheden zijn moeilijker te transfereren dan persoonskenmerken en motieven. Model Stoas Onderzoek Bos (1999) komt in haar studie: Competentie: verheldering van een begrip tot dezelfde conclusie. Ze doet daarbij een beschrijving van de generieke componenten die het begrip weergeven. Dit doet ze door definities vanuit het bedrijfsmatig perspectief te vergelijken met definities uit het onderwijskundig perspectief. Deze componenten zijn: - Een inhoudsclassificatie-component dat aangeeft om welke competentie het gaat - De context waarin de competentie uitgevoerd wordt - Vaardigheden die nodig zijn om de competentie uit te voeren - Persoonlijke eigenschappen die sturing kunnen geven aan de manier van uitvoering van de competentie - Criteria waaraan de competentie moet voldoen Het Instituut voor Onderzoek van het Wetenschappelijk Onderwijs (IOWO) naar aanleiding van de bevindingen van Bos een basismodel voor een competentie ontwikkeld. Dit model heeft de volgende kenmerken: De competentie zelf betreft altijd handelen en leidt tot een adequaat resultaat of product. Ook aan het product of resultaat kan men een criteria verbinden De context wordt opgevat als de (beroeps)situaties waarin gehandeld wordt Vaardigheden en kennis vormen het instrumentarium.het handelen wordt bovendien bepaald door persoonlijkheidskenmerken en waarden en normen.

- 17 - Een voorbeeld hiervan is: student Handelt (op niveau) vertaalt bedrijfskundige problemen in hypothesen en onderzoeksvragen en ontwerpt een onderbouwd onderzoeksplan en onderzoeksdesign In situatie/context Met als resultaat/ effect M.b.v. instrumentarium In de rol van onderzoeker, of organisatie adviseur om via verwerking en analyse van onderzoeksgegevens te komen tot beantwoording van de probleemstelling (inclusief aanbevelingen) m.b.v. de juiste kwalitatieve en/of kwantitatieve onderzoeksmethoden en een uitwerking volgens de empirische, of de interventiecyclus De situatie waaraan een competentie is verbonden kunnen variëren op een schaal van standaard tot steeds anders. In geval van standaard is kennis en vaardigheden voldoende om adequaat te kunnen handelen. In geval van steeds anders is een verdiepte, verpersoonlijkte kennis en vaardigheden nodig (=inzicht). Inzicht ontstaat door ervaring + metahandelen, bijvoorbeeld reflectie. Het HBO niveau betreft in principe steeds andere situaties; metahandelen en inzicht zijn dus nodig. bron: IOWO 5.3 Het onderzoek naar competenties van Jeroen Onstenk. Naar aanleiding van de studie van Bos is er gezocht naar een inhoudsclassificatie die bruikbaar was voor het onderzoek. De keuze in dit onderzoek is gevallen op de definitie en inhoudsclassificatie van Jeroen Onstenk. Daar waren verschillende redenen voor, namelijk: de holistische en drie dimensionale benadering van competenties. Daarbij heeft ook het HBO-I platform * deze inhoudsclassificatie gebruikt en bij navraag bleek dat de Algemene Vergadering Verzorging Verpleging (AVVV), die momenteel in een onderzoek doen naar een format beroeps(deel)profiel voor verpleegkundigen, ook deze classificatie te hanteren. Volgens J. Onstenk is definitie van beroepscompetentie een samengesteld construct: "Het vermogen van werknemers om kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden te benutten om concrete activiteiten op adequate wijze te verrichten (plannen, uitvoeren, controleren en sturen) en daarbij om te gaan met de opgaven, problemen, dilemma's en tegenstrijdigheden die zich in de arbeidsactiviteit kunnen voordoen, op zo'n wijze dat * Zie hoofdstuk 5: Het domein informatica

- 18 - voldaan wordt aan bepaalde standaards". Door te spreken over vermogen wordt benadrukt dat het bij competentie gaat om persoonlijke handelingsbekwaamheid in een reeks van (verwante) situaties. Er kan niet volstaan worden met een gedetailleerde en fragmentarische uitwerking naar bijvoorbeeld kenniselementen of vaardigheden. Deze moeten geïntegreerd worden tot handelingsbekwaamheid. Dat wil zeggen het adequaat kunnen plannen, uitvoeren, controleren en sturen van concrete beroepsrelevante activiteiten. Een integratie die door de competente persoon zelf geconstrueerd moet worden, maar deze kan daarbij ondersteund worden door een competentiegerichte leeromgeving. Kennis en vaardigheden moeten benut kunnen worden op zo n wijze dat voldaan wordt aan de standaarden die binnen het beroep worden gesteld ten aanzien van het handelingsresultaat. Omdat de aard en mate van competentie gedacht wordt vanuit het resultaat betekent dat overigens ook dat mensen op verschillende manieren, dus met verschillende sets kennis en vaardigheden, competent kunnen zijn. Kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden als korte aanduiding van de elementen van competentie is conventioneel. Het is daarbij niet de bedoeling deze begrippen als een analytische typologie te introduceren, zoals deze in de onderwijskunde en bij onderwijskundig ontwerpen wel wordt gebruikt en die suggereert dat het om psychologisch wezenlijk verschillende zaken gaat. Eerder gaat het er om te benadrukken dat de competente professional bij het aanpakken van beroepsrelevante problemen een aantal persoonsgebonden gereedschappen inzet (Engeström, 1987; 1994): dingen die hij weet, die hij kan, die hij wil. Er zou een pleidooi gehouden kunnen worden dat het eigenlijk allemaal om vaardigheden gaat, waarin kennis is geïntegreerd (Wolf, 1989), of om kennis opgevat als bekwaamheden (Kessels, 1996; 2000). Men zou een onderscheid kunnen maken tussen kennis en vaardigheden, waarbij houdingen worden opgevat als reactieve vaardigheden (Romiszovski, 1989). Er zijn ook diverse benaderingen, waarin wordt uitgegaan van een breed kennisbegrip. Zo wordt onderscheid gemaakt tussen know how en know that (Polanyi, 1966), tussen declaratieve, procedurele en conditionele kennis (Anderson, 1983; Gott, 1993), tussen gecodificeerde kennis, tacit kennis en gesitueerde kennis (Young, 2000; Guile en Young, forthcoming), tussen persoonsgebonden en expliciete kennis (Nonaka en Takeuchi, 1995) of tussen gecodificeerde en tacit vormen van inzicht, ontwerpkennis, gebruikskennis en bekwaamheden (Geerligs en Nieuwenhuis, 2000). Al deze benaderingen benadrukken dat kennis niet alleen bestaat uit datgene dat in de boeken staat, maar ook wat in hoofd, hand en hart zit. En vaardigheden bestaan niet alleen uit iets kunnen doen, maar hebben op zijn minst een kennisaspect: je weet (al of niet bewust) wat en hoe je moet doen. Wezenlijk voor het hier uitgewerkte competentiebegrip is dat het enerzijds gaat om een complex samengestelde set van verschillende kenniselementen, die anderzijds geïntegreerd ingezet moet kunnen worden bij het aanpakken van de voor de professionele beroepspraktijk relevante opgaven, problemen en dilemma's. Competenties kunnen gekarakteriseerd worden naar hun inhoud (waar hebben ze betrekking op), naar het beheersingsniveau (hoe goed kun je bepaalde problemen aan) en naar het zingevingproces (welke betekenis heeft de competentie voor de beroepsbeoefenaar). Met name het zingevingaspect is belangrijk. Een competentie die geen persoonlijke; betekenis heeft voor de beroepsbeoefenaar is geen competentie: geen bekwaamheid zonder betrokkenheid. Het gaat bij competenties om de vermogens van de medewerker of beroepsbeoefenaar. Competenties zeggen iets over de persoon (welk type problemen kan iemand aan) en omvatten in principe het vermogen mee te groeien met ontwikkelingen die niet geheel te voorspellen zijn. Competentie is een open, ontwikkelingsgericht begrip: competenties kunnen zich langs de drie dimensies ontwikkelen: verbreden en verschuiven (inhoud), verdiepen (betere

- 19 - beheersing) en verrijken (meer betrokkenheid). En dat is natuurlijk een buitengewoon interessant aspect van het competentiebegrip in het licht van de veranderende eisen aan vakbekwaamheid. In plaats van steeds te proberen in beeld te brengen wat er precies vereist wordt of zal worden, en daarmee per definitie achter de feiten aan te lopen, komt de vraag centraal te staan hoe mensen moeten worden toegerust om mee te kunnen met de veranderingen of, sterker nog, daar mede vorm aan te kunnen geven door participatie in continue verbetering en innovatieprocessen. Competent handelen kan gedefinieerd worden als het op adequate wijze kunnen omgaan met de opgaven en problemen die zich (kunnen) voordoen in de beroepspraktijk (Engeström, 1987; 1994). Deze komen in de beroepspraktijk niet afzonderlijk en één voor één voor, maar veelal in combinatie. Men moet niet alleen bepaalde sets taken kunnen uitvoeren en de bijbehorende productieopgaven kunnen oplossen, maar ook verschillende taken kunnen afstemmen en plannen en om kunnen gaan met onverwachte problemen en veranderingen. En dat moet dan gebeuren in de context van arbeidsorganisatie als geheel: het productieproces, de organisatie, de sociaalcommunicatieve context. Opgaven en problemen in de beroepsuitoefening kunnen dus te maken hebben met het productiesysteem, het beheers- en reguleringssysteem en het sociaal-cultureel systeem waarbinnen de beroepsbeoefenaar functioneert (Onstenk, 1997). Productieopgaven hebben betrekking op het object van de arbeidsactiviteit (het materiaal en het product), van de gehanteerde instrumenten en technologie en van de mate waarin de organisatie van de arbeid regelproblemen toelaat. Beheers- en reguleringsopgaven hebben vooral te maken met het functioneren in een bedrijf als hiërarchische en arbeidsdelige organisatie. Sociaal-culturele opgaven komen voort uit het functioneren in de beroeps- en bedrijfspraktijkgemeenschap: samenwerking met collega's, een bepaalde beroeps- of bedrijfscultuur en binnen de beroepsgroep of het bedrijf bestaande theorieën en opvattingen met betrekking tot het beroep. Deze probleemvelden overlappen en zijn met elkaar verbonden. Zo hangen regelproblemen (planning van het werk; oplossen van non-routine gebeurtenissen) zowel af van de productieopgaven als van de organisatie van de besturingsstructuur van het arbeidsproces. Bij samenwerking spelen zowel de productie- als de sociaal-culturele opgaven een rol. In de verschillende dimensies van het arbeidsproces kunnen zich allerlei storingen voordoen, die van de opgave een probleem maken. Bij wat complexere opgaven zijn vaak verschillende oplossingen mogelijk, dus moet er gekozen worden. Belangrijk is bovendien zich te realiseren dat het niet om op voorhand harmonieus op elkaar afgestemde opgaven en eisen gaat, maar dat in een concrete situatie tegengestelde eisen kunnen spelen, die een situatieadequate keuze vereisen. De situationele component van arbeidshandelen verwijst vaak naar de regelproblemen (De Sitter, 1994) die een professional tegenkomt. Het werk, bijvoorbeeld een ontwerp- of besluitvormingsproces kan nooit geheel voorspeld en gepland worden, maar wordt gekenmerkt door onverwachte gebeurtenissen, ontwikkelingen en tegenspraken, waar de professional mee om moet gaan. Bij het inspelen op machtsverhoudingen en verschillende belangen is flexibiliteit nodig. Er bestaan vaak verschillende partijen en belangen of er kan gekozen worden uit verschillende manieren. De organisatorische context en de cultuur van de praktijkgemeenschap bepaalt vaak de wijze waarop dergelijke problemen kunnen worden aangepakt. Taakuitvoering en probleemaanpak vinden plaats in een bepaalde samenwerking- en coördinatiestructuur. Samenwerking vereist participatie in de groep (team, projectgroep, bedrijf, beroep), hetgeen een zekere mate van gedeelde normen en waarden en het ontwikkelen van motivatie, identiteit en betrokkenheid met bedrijf en/of beroep veronderstelt. Dat wordt een stuk lastiger als het gaat om communicatie tussen twee afdelingen of om specialisten die samen aan een project werken, of wanneer er actoren met verschillende belangen bij zijn betrokken.