Goedkeuringsverslag van het plan-mer voor het provinciaal RUP Afbakening Kleinstedelijk gebied Maasmechelen

Vergelijkbare documenten
Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag van het plan-mer voor de Oostelijke Tangent te Sint-Niklaas en Temse

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren

Goedkeuringsverslag van het plan-mer voor 3 te consolideren locaties voor grootschalige kleinhandel te Tielt-Winge, Kampenhout-Sas en Ternat

Goedkeuringsverslag van het plan-mer voor het provinciaal RUP Dendermonde-West

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Openluchtrecreatieve verblijven PRUP Molenzijdse Heide (Merksplas) en Hof van Eeden / t Heultje (Westerlo)

RUP Oude Dokken Gent

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Initiatiefnemer: Provinciebestuur Vlaams-Brabant. Dienst Ruimtelijke Ordening Provincieplein Leuven. 15 juli 2011 PLIR-0008-GK

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Uitbreiding Recreatiepark Hengelhoef te Houthalen-Helchteren.

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Sint-Janspoort Kortrijk. Initiatiefnemer:

Goedkeuringsverslag van het plan-mer voor het provinciaal RUP Afbakening Kleinstedelijk Gebied Waregem. Initiatiefnemer van RUP en plan-mer:

Plan-MER-Verslag. Plan: Initiatiefnemer:

Goedkeuringsverslag van het plan-mer voor het gemeentelijk RUP Kustfront te Oostende. Initiatiefnemer van RUP en plan-mer:

Eurostadium Brussels

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Project-MER-Verslag. Project:

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Omleidingsweg Anzegem

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1'

Goedkeuringsverslag van de planmilieueffectrapportage voor het gewestelijk RUP Missing Link N60 ter hoogte van Ronse

Provincieraadsbesluit

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Nieuwe elektriciteitscentrale van T-Power NV te Tessenderlo

Provincieraadsbesluit

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

p r o c e s n o t a R U P B e e l d b e p a l e n d e B a k e n s i n h e t l a n d s c h a p

VR DOC.0014/ mei 2011 PLIR-0050-GK

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Richtlijnen milieueffectrapportage

p r o v tn c I e Limburg

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

Project-MER-Verslag. Verdere exploitatie van elektriciteitscentrale Langerbrugge

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Renogen biomassa-wkk te Ham

Initiatiefnemer: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Gouvernementstraat Gent. 13 december 2011 PLIR-0043-GK

Richtlijnen milieueffectrapportage. Plan-MER. Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Richtlijnen milieueffectrapportage. Plan-MER OMLOOP VOOR GRONDGEBONDEN GEMOTORISEERDE SPORTEN TE MAASEIK (Neeroeteren), Waterloos

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Plan-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport. Plan: Nationaal Operationeel Plan voor de Belgische Visserijsector

Project-MER-Verslag. Project:

Inrichting Zeehaventerrein Langerbruggekaai/De Nest te Gent en Evergem

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Aanvullende richtlijnen milieueffectrapportage. Project-MER. Oosterweelverbinding

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Infomoment Verapazbrug

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kasteelpark de Merode Procesnota 1

M. e.r.-screening

Goedkeuring plan-milieueffectrapport voor het Geïntegreerd Kustveiligheidsplan

plan-mer uitgevoerd volgens het integratiespoorbesluit van 18 april 2008 voor de milieueffectrapportage over ruimtelijke uitvoeringsplannen

Hervergunning en verandering van de activiteiten van URSA BENELUX bvba te Waregem-Desselgem

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit

Project-MER-Verslag. Nippon Shokubai ECA 3 -project. Initiatiefnemer: Nippon Shokubai Europe Nieuwe Weg 1 Haven Zwijndrecht

Goedkeuring project-milieueffectrapport Aanleg AX

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Optimalisatie Wachtbekken Webbekom

afbakening zeehavengebied Antwerpen

PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018)

Doe- en koopgebouwen rond de Cristal Arena te Genk

Goedkeuring project-milieueffectrapport Ontwikkeling van veld 12 van project The Loop (Gent)

Provincieraadsbesluit

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN

Transcriptie:

Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportage Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag van het plan-mer voor het provinciaal RUP Afbakening Kleinstedelijk gebied Maasmechelen Initiatiefnemer van PRUP en plan-mer: Provincie Limburg 3de Directie Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Natuur Universiteitslaan 1 3500 Hasselt PLIR0004-GK 4 maart 2011

1 Inleiding De Provincie Limburg laat een plan-milieueffectrapport (plan-mer) opmaken ter voorbereiding en als onderbouwing van het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP) dat opgemaakt wordt in het kader van het afbakeningsproces van het kleinstedelijk gebied (KSG) op provinciaal niveau Maasmechelen. Het plan-mer onderzoekt op basis van het resultaat van de voorstudie tot afbakening (2005) volgens de huidige inzichten de milieueffecten van de voorgestelde eventuele bestemmingswijzigingen en hoe deze vanuit milieuoogpunt passen binnen het geheel van de bestemmingen binnen het kleinstedelijk gebied t.o.v. het open ruimtebeleid buiten de afbakeningslijn: - de bestaande kleinhandelsconcentratie als geïntegreerd stedelijk project langs de N78 - gebied voor stedelijke ontwikkeling aan de zuidelijke Poort E314 - woonuitbreidingsgebied Oude Baan - herbestemming naar woongebied van de oude Patro-terreinen - woonreservegebied aan de Noordelijke Poort N78 - gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders. Het voorgenomen plan, het PRUP, is plan-mer-plichtig in het kader van het decreet van 27 april 2007 1 (hierna plan-m.e.r.-decreet). Het PRUP vormt immers het kader voor de toekenning van een vergunning voor projecten als bedoeld in de rubriek 10a ( industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 ha of meer ) en de rubriek 10b ( stadsontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen of van projecten met een mogelijke gelijkaardige aanzienlijke impact met een verkeersgenerende werking van pieken van 1.000 of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur ) van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004. Het plan-mer werd opgemaakt volgens de procedure van het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2009 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan (BS 30 mei 2008). De nota voor Publieke Consultatie (NPC) werd door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 26 mei 2009. De ter inzage legging liep van 2 juni 2009 tot en met 1 juli 2009. De NPC was gedurende deze ter inzage legging te raadplegen bij de gemeenten Maasmechelen, Lanaken en Dilsen-stokkem, op het provinciehuis in Hasselt, bij de dienst Mer te Brussel en op de respectievelijke websites. Parallel aan de ter inzage legging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd, incl. deze die geraadpleegd worden in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP. De ontvangen inspraakreacties en adviezen op de volledig verklaarde NPC werden behandeld op de richtlijnenvergadering van 29 september 2009 en dit in functie van het opstellen van de richtlijnen. De overheden en instanties die op de hoogte gebracht waren van de publicatie van de NPC waren uitgenodigd op deze vergadering. Zowel met de reacties van het publiek als met de opmerkingen/suggesties van de geraadpleegde adviesinstanties werd rekening gehouden bij het opstellen van de richtlijnen door de dienst Mer. De richtlijnen hadden betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-mer. De richtlijnen werden betekend aan de initiatiefnemer op 2 december 2009. 1 Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS 20 juni 2007). 2/10

De initiatiefnemer heeft op 26 april 2010 een ontwerpversie van het plan-mer ingediend bij de dienst Mer. Deze ontwerpversie werd ter advies bezorgd aan de overheden vermeld in de bijlage bij de richtlijnen. De adviezen op de ontwerpversie werden behandeld op de ontwerptekstvergadering van 1 juli 2010. In deze vergadering werd aan de initiatiefnemer gevraagd om de ontwerpversie van het plan-mer nog verder aan te vullen op een aantal punten. Het definitief plan-mer werd ontvangen door de dienst Mer op 15 september 2010 met de vraag om goedkeuring ervan. Met dit goedkeuringsverslag wordt de milieueffectrapportage voor het PRUP Afbakening Kleinstedelijk gebied Maasmechelen afgerond. Het plan-mer werd uitgevoerd conform de richtlijnen en conform de opmerkingen gemaakt tijdens de ontwerptekstvergadering. Het bevat alle informatie die krachtens artikel 4.2.8, 1, 5 van het D.A.B.M. vereist is. Het bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven in de verdere besluitvorming. 2 Vorm en presentatie Het voorliggende milieueffectrapport, bestaande uit het eindrapport, een bijlagebundel en een kaartenbundel in bijlage alsook een aparte bundel met de Niet-Technische samenvatting, is naar vorm en presentatie een verzorgd document geworden. Het bevat voldoende kaart- en fotomateriaal zodat het een vlot leesbaar en toegankelijk document is. Het document bevat ook een inhoudstafel, een verklarende woordenlijst, een lijst met afkortingen, een literatuurlijst, lijsten met tabellen, afbeeldingen, kaarten en bijlagen. Kaarten zijn in de tekst of in de kaartenbundel als bijlage opgenomen en de verwijzingen ernaar zijn meestal duidelijk. De effecten en milderende maatregelen worden niet altijd cartografisch gesitueerd. Het rapport bevat tevens een leeswijzer zoals bedoeld in het Richtlijnenboek m.e.r.. Toch omvat het MER nog heel wat slordigheden. Zo wordt op p.17 in 1.1 en 1.2 nog vanuit gegaan dat dit om een ontwerptekst gaat terwijl het hier wel degelijk om een definitieve versie gaat (zie voetnoot op elke pagina). Ook zijn er enkele verwijzingen naar tabellen nog onduidelijk (bijv. de verwijzing naar de tabellen 1.15 en 1.16 op p.258 zijn onduidelijk omdat deze tabellen niet bestaan). Het MER bevat ook nog heel wat tikfouten (bijv. op p.27: Sint- Truiden en Tongeren en als kleinstedelijk, op p.30 provincieaal, op p.41: Kempen vormt een nu een, op p.60 voor de het voormalige, p.60 centrum, p.60 stedelijke functies valt., p.60 biopool bipool, p.61 afbakeningslijn er het afbakeningslijn en het, p.95 van de de grens, p.114 grracht, ). Op de overgang van p.257 naar p.258 zit er bovendien nog een lay-out-probleem. De Inleiding (Hoofdstuk 1) beschrijft, naast een zeer beknopte beschrijving van het plan en het reeds doorlopen planproces, ook de toetsing aan de planmer-plicht en de leeswijzer. Ook de volgende stappen in het besluitvormingstraject, incl. de vervolgmogelijkheden voor actieve en passieve openbaarheid, werden in dit deel opgenomen. De nodige informatie over de initiatiefnemers en het team van deskundigen, verantwoordelijk voor het opstellen van dit MER zijn opgenomen in hoofdstuk 2. Dit deel geeft daarmee heel concreet het doel van dit milieueffectrapport aan. De taak van elke betrokken partij kan hierdoor duidelijk afgeleid worden. De niet-technische samenvatting werd in een afzonderlijk boekje in het MER opgenomen. De kwaliteitsbeoordeling van deze samenvatting volgt verder in 12 van dit verslag. 3/10

3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming van het plan Het plan-mer bevat de doelstelling en verantwoording van het voorgenomen PRUP, i.e. een ruimtelijk kader scheppen voor de gewenste ontwikkeling binnen de afbakening van het Kleinstedelijk gebied Maasmechelen. De doelstellingen en de verantwoording van het voorgenomen plan kadert in de doel- en taakstellingen bepaald door het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) en het ruimtelijk structuurplan van de provincie Limburg (RSPL). Om de doel- en taakstellingen te realiseren is het noodzakelijk dat een aantal bestemmingen gewijzigd worden. Het planmer heeft de doelstelling en verantwoording van het voorgenomen plan in relatie tot het RSV en het RSPL beschreven. Behoeftes voor het gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders worden in hoofdstuk 3 voldoende omschreven. Zoals ook in de planmer is aangegeven is Maasmechelen te situeren respectievelijk in het stedelijk netwerk Limburgs Mijngebied als in het stedelijk netwerk Zuidelijk Maasland, als stapsteen in transnationale context. Het kleinstedelijk gebied is ook gelegen in de Maasvallei, een gedeelte van de afbakening is zelfs gelegen in de nog actieve Holocene alluviale vlakte (zie verder). De doelstelling van het plan-mer is het in beeld brengen en beoordelen van de milieueffecten t.g.v. de respectievelijke planonderdelen. Bij de effectbeoordeling is meestal rekening gehouden met de impact van de aangrenzende en omliggende gebieden en functies op de geplande herbestemmingen en bestemmingswijzigingen. Zo is er rekening met de volgende RUP-procedures: PRUP voor bipool Eisden-Lanklaar, GRUP voor toeristischrecreatieve as Hoeveweg, GRUP voor Spartacusplan en het GRUP voor ontzanding en opvulling door Lugo/Artilaval Naast de verantwoording en onderbouwing van de ligging van de afbakeningslijn wordt in de plan-mer het onderzoek naar de mogelijke ligging van de afbakeningslijn verfijnd, vooral daar waar de afbakeningslijn grenst aan de deelplannen 2 en 7. In het planmer wordt het verloop van de planmer-procedure (volgens het integratiespoor) in concreto geschetst en wordt ook het verloop van de verdere RUP-procedure uit de doeken gedaan. Tevens wordt verduidelijkt dat voor de realisatie van projecten nog vergunningen nodig zijn en omdat bijlage II-projecten van het project-m.e.r.-besluit niet uit te sluiten zijn er mogelijks nog projectmer s ofwel gemotiveerde verzoeken tot ontheffing van de projectmer-plicht ingediend moeten worden door de aanvrager van de bouwvergunning. Het goedgekeurde plan-mer wordt ofwel volledig geïntegreerd in de toelichtingsnota van het RUP, ofwel als apart document behouden. Het goedgekeurde plan-mer maakt alleszins integraal deel uit van het RUP. Het goedgekeurde plan-mer zal dan ook te samen met het voorlopig vastgesteld RUP in openbaar onderzoek gaan. Er dient voor de vaststelling of onderwerping van het RUP aan de wetgevingsprocedure rekening gehouden te worden met het goedgekeurd plan-mer en er dient bij de vaststelling van het RUP door de initiatiefnemer een verklaring opgesteld te worden die samenvat hoe de milieuoverwegingen in het plan werden geïntegreerd, hoe rekening gehouden werd met het goedgekeurde plan-mer en de uitgebrachte adviezen in het kader van het openbaar onderzoek en de redenen waarom 4/10

gekozen is voor het PRUP zoals het aangenomen is en dit rekening houdende met de andere redelijke alternatieven die behandeld zijn. 4 Beschrijving van het plan en de alternatieven Het voorgenomen plan betreft het PRUP afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen met daarbinnen begrepen een aantal planelementen en/of deelplannen (zie 1 van dit verslag). De afbakening van het kleinstedelijke gebied en de plangebieden binnen deze afbakening zelf worden nauwgezet beschreven in 3.1 en 3.4 van de planmer. De beoogde doelstellingen per deelplan, het beoogde planningsprogramma en de inrichtingsprincipes voor het plangebied worden in het hoofdstuk 3 duidelijk geschetst. In het plan-mer worden geen beleidsalternatieven onderzocht aangezien de beleidskeuzes werden gemaakt op het niveau van de structuurplannen (RSV en RSPL). Er werd in het plan-mer ook geen locatiealternatieven voor de diverse planonderdelen onderzocht omdat binnen het stedelijk gebied, gezien de bestaande toestand en de gestelde doelstellingen, geen andere locaties nog mogelijk zijn. Wat uitvoerings- of inrichtingsalternatieven betreft, worden er vanuit het planmer heel wat voorstellen geformuleerd (op basis van de inschatting van de effecten binnen de verschillende disciplines) voor de locatie van een aantal specifieke structuren (i.e. optimale zonering vanuit milieuoogpunt) en voor de verfijning van het voorliggende plan en dit zowel ruimtelijk (ifv. het op te stellen grafisch plan) als t.b.v. de stedenbouwkundige voorschriften. Dit is in deze planmer op een voldoende wijze gebeurd. 5 Juridische, administratieve en beleidsmatige context De belangrijkste juridische en beleidsmatige randvoorwaarden worden op voldoende wijze opgesomd in hoofdstuk 4. Het rapport geeft telkens duidelijk aan waar de relevantie zich situeert. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component worden duidelijk cartografisch gepresenteerd. 6 Bestaande toestand, milieueffecten en maatregelen 6.1 Algemene methodologische aspecten De disciplines die in het MER grondig aan bod komen zijn: Bodem, Water, Mobiliteit, Geluid, Lucht, Fauna & Flora, Landschap, Bouwkundig erfgoed & Archeologie en Mensruimtelijke aspecten (incl. Gezondheid). Het planmer bevat wel geen hoofdstuk die duidelijk de algemene methodologische aspecten van het milieuonderzoek in deze planmer beschrijft. Daarvoor wordt er o.a. voor de 5/10

milieubeoordeling telkens, en per deelplan, verwezen naar de eerder in dit m.e.r.-proces opgestelde Nota voor publieke consultatie. Wel worden in de bijlage I nog enkele methodologische aspecten voor de disciplines Lucht, Geluid en Mobiliteit meegegeven. Het planmer bevat ook geen ingreep-effectschema zoals dat gewoonlijk in een MER voorkomt. In een dergelijk schema worden normaal voor alle relevante ingrepen (invulling van de plangebieden) een overzicht gegeven van de mogelijke effecten die men verder in de planmer zal beschrijven (eigenlijk een schematische vertaling van 7.3.3 uit de Nota voor publieke consultatie ). Een dergelijk ingreep-effectschema kan als leidraad gebruikt worden voor de lectuur van de hoofdstukken waarin de beschrijving van de milieueffecten aan bod komen. Algemeen kan zo n tabel op een overzichtelijke wijze aangeven welke effecten zullen beoordeeld worden. Het ontbreken van zo n schema is jammer. Verder werden in de hoofdstukken 6 t.e.m. 11 per deelgebied en daarbinnen per discipline de verschillende effectgroepen beschreven en eventuele milderende maatregelen voorgesteld. Heel dikwijls worden zelfs enkel milderende maatregelen beschreven zonder dat er een duidelijke effectbeschrijving aan vooraf is gegaan en dit vanuit het voorzorgsprincipe. 6.2 Huidige situatie en referentiesituatie Als referentiesituatie werd de huidige toestand gekozen. Dit is voor dit plan ook de terechte keuze. De beschrijving van deze referentiesituatie is in hoofdstuk 5 op een degelijke wijze gebeurd waardoor de lezer een duidelijk inzicht krijgt van de toestand van het leefmilieu binnen het studiegebied. In eerste instantie werd er een algemene beschrijving gegeven van het gehele studiegebied zijnde het gebied binnen de voorgestelde perimeter van de afbakening van het Kleinstedelijk gebied (plangebied) en de iets ruimere omgeving waarop mogelijke effecten nog kunnen verwacht worden. Daarna volgt er per deelplan een meer gedetailleerdere beschrijving. Daarbij dient er opgemerkt te worden dat ondanks het aangeven op p.96 van het feit dat de actieve Holocene alluviale Maasvlakte thv. Opgrimbie historisch-geomorfologisch net ten oosten van de Heirstraat is gelegen komt dit gegeven niet terug bij de bespreking van de bestaande toestand (en de mogelijke effecten later) voor bijvoorbeeld de disciplines bodem, water en landschap voor de plangebieden 2 en 7 in resp. 5.2 en 5.7 van hoofdstuk 5. Nochtans kan heel duidelijk, vanaf het in bijlage aanwezige kaartmateriaal, uit de natuurlijke loop van de Kikbeek en de Wiemerbeek (of de Groenstraatbeek) afgeleid worden dat deze in een, kwartairgeologisch gezien, vrij jonge meander van de Maas zijn gelegen. Dus de deelplangebieden 2 en 7 liggen grotendeels in de nog actieve Holocene alluviale vlakte van de Maas. Gezien de zeer permeabele grintondergrond zijn deze gebieden niet enkel vanuit de Maas maar ook vanuit het grondwater potentieel overstroombaar. Kaart 7 in de bijlage, geeft dit duidelijk aan. In de tekst wordt enkel vastgesteld dat volgens deze kaart het gebied overstroombaar is. Zo begint ook de historiek van het landschap binnen de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie in 5.7.6 bij het begin van de 20 ste eeuw. Aangezien de geomorfologische en de kwartairgeologische structuren nog zo duidelijk aanwezig zijn in het landschap, en bovendien bepalend is voor de waterhuishouding van het gebied, is deze periode als start voor de beschrijving van de historiek van het landschap hier toch wel wat te laat. De informatie in de andere disciplines lijken volledig te zijn. 6/10

In de 5.2 t.e.m. 5.7 worden er per deelgebied dieper ingegaan op de verschillende ontwikkelingsscenario s. Het is echter onduidelijk hoe er met deze scenario s is omgegaan verder bij de effectbespreking in het MER. 6.3 Milieueffecten en maatregelen Zoals reeds aangegeven werden in de hoofdstukken 6 t.e.m. 11 per deelgebied en daarbinnen per discipline de verschillende milieueffecten beschreven en zijn eventuele milderende maatregelen voorgesteld. Het effectenonderzoek is op een voldoende wijze gebeurd en geeft een beeld van de mogelijke milieueffecten van dit plan, steeds met dien verstande dat het een beoordeling op planniveau betreft. Dit resulteert vooral in aanbevelingen voor verdere opvolging. Effecten werden waar mogelijk kwantitatief omschreven zoniet werd onmiddellijk een kwalitatieve beoordeling toegekend. Locatiegebonden effecten en maatregelen werden niet steeds cartografisch vertaald. Dit is jammer en zou nuttig zijn geweest voor de verdere planvorming. Alhoewel de effecten per deelplan gebundeld zijn in de tekst wordt hieronder over de deelplannen heen de verschillende disciplines per paragraaf beoordeeld en dit in de volgorde zoals ze binnen de planonderdelen worden behandeld. De discipline Bodem behandelt zelden effecten zoals wijziging bodemgebruik, wijziging van het bodemprofiel, wijziging van de bodemstructuur, grondverzet en wijziging van de bodemkwaliteit. Wijziging van bodemgebruik en de oppervlakte die daarmee gepaard gaat kunnen van de kaarten worden afgeleid. Heel dikwijls wordt hiervoor ook verwezen naar de disciplines landschap en mens-ruimtelijke aspecten. Een kwantitatieve invulling is niet altijd gebeurd. Grondverzet wordt doorgeschoven naar het projectniveau. Mogelijke wijzigingen aan of vernietigingen van het bodemprofiel en de bodemstructuur tgv. van de invulling van het plan komen dus nooit aan bod. Voor enkele plangebieden is dat ook terecht vermits de bodem daar reeds sterk verstoord en/of vernietigd is. Voor andere plangebieden met nog natuurlijke bodems (zoals het gebied m.b.t. bedrijventerrein Nieuwe Bunder) is dat jammer. Er is dus geen info in de planmer of er waardevolle profielen aanwezig of afwezig zijn. Aangenomen kan moet dus worden dat binnen de plangebieden, voor zover dit nog niet eerder is opgetreden, vernietigingen van het bodemprofiel en de bodemstructuur totaal zal zijn. Enkel voor mogelijke wijziging van de bodemkwaliteit worden er in de paragrafen m.b.t. Bodem aangeven welke acties er moeten worden ondernomen om verontreinigingen tegen te gaan. Het effect op zich of de risico s worden niet beschreven. Voor de discipline Water worden de effectgroepen wijziging structuurkwaliteit, wijziging afvoerdebiet, wijziging waterkwaliteit en wijziging grondwaterpeil voor de meeste planonderdelen voldoende omschreven. Ook voor het plangebied 7 gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders zijn op niveau van de Kikbeek/Wiemerbeek zelf en bij normale (water-)omstandigheden de bovenstaande effecten van en op grond- en oppervlaktewater voldoende omschreven (op p.213 e.v.) indien men van de veronderstelling uitgaat dat de huidige Kikbeek-Weimerbeek-vallei gespaard blijft en fungeert als waterbergingsgebied. Ook de mogelijke effecten van grote wasdebieten (tot 3000 m³/s) in de Maas zijn beschreven en afhankelijk van het gebruikte model wordt er aangegeven dat bij dergelijke debieten in combinatie met opstuwend grondwater risico s op waterstanden boven het maaiveld niet uit te sluiten zijn. In dergelijke gevallen werken uiteraard ook de mogelijks 7/10

te voorziene bufferbekkens voor de opvang van hemelwater afkomstig van de aanwezige verhardingen niet meer. Milderende maatregelen worden per planonderdeel, waar nodig opgesomd. Toch is het verwonderlijk dat ook voor het plangebied 7 gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders, gezien de opgave op p.215 van diverse moeilijkheden met de RWZI s van Lanaken en Dilsen er op deze pagina niet wordt voorgesteld om een WZI op het bedrijventerrein zelf te voorzien (en dit ook planmatig te regelen). Dit wordt dan wel aangegeven in de tabel op p.299-300. Ook voor het deelplan 3 wordt in 8.1.1 aangegeven (p.302) dat het verlies aan waterberging gecompenseerd dient te worden. De vraag is hier enkel hoe en waar aangezien de huidige wateroverlast die er in dit gebied heerst niet veroorzaakt wordt door hemelwater maar een gevolg is van opstuwend grondwater in combinatie met hoge Maasdebieten. O.i. is het dan zeer moeilijk om dit water elders op te vangen als compensatie. Voor de discipline Mobiliteit worden de effectgroepen wijziging verkeersintensiteit en verkeersafwikkeling, wijziging verkeersveiligheid en -leefbaarheid, bereikbaarheid openbaar vervoer voor alle deelplannen voldoende behandeld. Deze discipline is ook een cruciale discipline gezien het sterk verkeersaantrekkende karakter van vooral de plangebieden 2 en 7. Effecten werden maximaal kwantitatief ingeschat wat positief wordt beoordeeld. Milderende maatregelen worden per planonderdeel, waar nodig opgesomd. In de disciplines Geluid en Lucht wordt per deelgebied ingegaan op de wijziging van het omgevingsgeluid en van de luchtkwaliteit tijdens exploitatie. Dit geldt zowel voor de effecten afkomstig van het door het deelplan gegenereerde verkeer (op basis van de resultaten van de discipline Mobiliteit als voor de gebouwen die binnen het deelplan voorzien zijn, voor zover relevant uiteraard). In deze beide milieuhygiënische disciplines zijn de effecten op een voldoende wijze kwantitatief omschreven en beoordeeld zodat ze kunnen meegenomen worden in de discipline Mens-ruimtelijke aspecten (luikje Gezondheid). Een vorm van milieuzonering voor plangebied 7 gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders werd voor de discipline geluid toegepast binnen de discipline Mens-ruimtelijke aspecten (p.289 e.v.). Hopelijk krijgt deze een vertaling in het uiteindelijk RUP. Per deelgebied worden er voor geluid en lucht nog aantal milderende maatregelen voorgesteld. Bij de discipline Fauna en Flora wordt voor de beoordeling van de effecten van het plan voldoende rekening gehouden met vegetatievernietiging t.g.v. ruimtebeslag, wijziging van de leefgebieden voor kwetsbare soorten vegetatiewijziging en de netwerkeffecten. Deze effecten werden meer of minder gedetailleerd beschreven naargelang de relevantie en de biologische waarde van het plangebied en zijn nabije omgeving. Daar waar mogelijk werden de effecten kwantitatief omschreven. Milderende maatregelen (o.a. de boscompensaties) worden per plangebied gesuggereerd. Bij de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden de effectengroepen wijziging van de landschapsstructuur, wijziging van de erfgoedwaarden en wijziging perceptieve kenmerken en belevingswaarde t.b.v. de verdere besluitvorming voldoende behandeld. Toch had er bijvoorbeeld in 7.1.7.2.1 bij de bespreking van de effecten van structuur- en relatiewijziging bij deelplan 7 m.b.t. het bedrijventerrein Nieuwe Bunder duidelijk het verlies aan actieve alluviale vlakte (van de Maas) kunnen aangegeven en beoordeeld worden. Milderende maatregelen worden i.f.v. planoptimalisaties per plangebieden aangereikt. 8/10

De discipline Mens-ruimtelijke aspecten behandelt de effectgroepen wijziging woonfunctie, verlies aan landbouwareaal en mogelijke effecten op leidinginfrastructuur Gezondheidsaspecten werden niet als een aparte discipline behandeld maar zijn, terecht, bij wonen opgenomen. Ook deze werden allen op een voldoende wijze behandeld. Ook hier werden milderende maatregelen i.f.v. planoptimalisaties per plangebieden nog aangereikt. Er zijn geen aanzienlijke gewestgrensoverschrijdende effecten te verwachten, concludeert het rapport in hoofdstuk 12. 7 Leemten in de kennis en monitoring De leemten in de kennis en de daaruit mogelijks voortvloeiende monitoring zullen volgens 14.3 (hoofdstuk 14) vooral in de toelichtingsnota worden omschreven. Een aanzet daartoe werd hier al gegeven maar de leemten in de kennis mbt. het effectenonderzoek zelf en de mogelijke monitoringsmaatregelen hadden best hier al veel concreter gekund. Enkele voorstellen werden wel gedaan: bijv. monitoring van de verkeersintensiteiten. Hoe en waar deze metingen zouden kunnen worden uitgevoerd werd niet aangereikt. Ook het aangeven welke maatregelen er dienen genomen te worden indien monitoringresultaten zouden uitwijzen dat er toch nog negatieve te milderen effecten optreden (bijv. uitspraken onder de vorm van: als [waargenomen effect] dan [te nemen maatregel] is niet voorzien. Dit wordt doorgeschoven naar de toelichtingsnota. Dat is jammer. 8 Integratie en eindsynthese In hoofdstuk 13 worden de belangrijkste conclusies over de verschillende effecten en de noodzakelijke milderende maatregelen van en voor de verschillende deelplannen beschreven en welke al dan niet ruimtelijk vertaald kunnen worden. Het zou nuttig zijn geweest om in deze synthese een tabel toe te voegen die een volledig overzicht had gegeven van alle voorgestelde milderende maatregelen (er wordt in dit hoofdstuk 13 naar de conclusie voor elk planonderdeel in de hoofdstukken 6 t.e.m. 11 verwezen). En de maatregelen zo te differentiëren naar acties die ruimtelijk vertaalbaar zijn, maatregelen die gekoppeld dienen te worden aan het eigenlijke plan zelf, maatregelen die planmatig via andere instrumenten dienen gerealiseerd te worden en maatregelen die later op projectniveau verder meegenomen worden. De maatregelen konden ook t.b.v. de duidelijkheid tevens gedifferentieerd worden naar hun dwingend of richtinggevend karakter. Krachtens artikel 2.2.2, 1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dient een RUP een overzicht te bevatten van de conclusies van een plan-mer. Deze eindbespreking aangevuld met de conclusies per deelgebied, kan hiertoe gehanteerd worden. 9 Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting, in het MER opgenomen als een apart boekdeel, is zowel naar vorm als naar inhoud een degelijk document. Het vormt een beknopt en leesbaar geheel 9/10

dat de geïnteresseerde burger een overzicht geeft van de essentie van het milieueffectrapport. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer en bevat voldoende verwijzingen naar de noodzakelijke figuren in de kaartenbundel. Deze samenvatting kan als een apart geheel gelezen worden. Besluit Gelet op het bovenstaande wordt het plan-mer PRUP Afbakening Kleinstedelijk gebied Maasmechelen, bij de dienst Mer op 15 september 2010 door de provincie Limburg, goedgekeurd. 4 maart 2011, Paul VAN SNICK Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB 10/10