Richtlijnen milieueffectrapportage. Plan-MER. Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen

Transcriptie

1 Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, natuur- en energiebeleid, dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen milieueffectrapportage Plan-MER Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 30 november 2009 PLIR-004-RL

2 1 Inleiding De Provincie Limburg laat een plan-milieueffectrapport (plan-mer) opmaken ter voorbereiding en als onderbouwing van het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP) dat opgemaakt wordt in het kader van het afbakeningsproces van het kleinstedelijk gebied (KSG) op provinciaal niveau Maasmechelen. Het plan-mer zal op basis van het resultaat van de voorstudie tot afbakening (2005) volgens de huidige inzichten de milieueffecten onderzoeken van de voorgestelde eventuele bestemmingswijzigingen en hoe deze vanuit milieuoogpunt passen binnen het geheel van de bestemmingen binnen het kleinstedelijk gebied t.o.v. het open ruimtebeleid buiten de afbakeningslijn: - de bestaande kleinhandelsconcentratie als geïntegreerd stedelijk project langs de N78 - gebied voor stedelijke ontwikkeling aan de zuidelijke Poort E314 - woonuitbreidingsgebied Oude Baan - herbestemming naar woongebied van de oude Patro-terreinen - woonreservegebied aan de Noordelijke Poort N78 - gemengd regionaal bedrijventerrein Nieuwe Bunders. Het voorgenomen plan, het PRUP, is plan-m.e.r.-plichtig in het kader van het decreet van 27 april (hierna plan-m.e.r.-decreet) aangezien het PRUP opgesteld wordt door de provincie om middels een wetgevingsprocedure definitief te worden vastgesteld, de opmaak van het PRUP op grond van decretale of bestuursrechterlijke bepalingen is voorgeschreven, het PRUP kader kan vormen voor vergunningen van projecten van bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage én er een passende beoordeling vereist is uit hoofde van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. Het voorgenomen plan kan het kader vormen voor projecten van rubriek 10a) en 10 b) van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004, meer bepaald industrieterreinontwikkeling en stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen of van projecten met een mogelijke gelijkaardige aanzienlijke impact met een verkeersgenerende werking van pieken van of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur. De nota voor Publieke Consultatie (NPC) is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 26 mei De ter inzage legging liep van 2 juni 2009 tot en met 1 juli De NPC was gedurende de ter inzage legging te raadplegen bij de gemeenten Maasmechelen, Lanaken en Dilsen-stokkem, op het provinciehuis in Hasselt, bij de dienst Mer te Brussel en op de respectievelijke websites. Parallel aan de ter inzage legging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. De ontvangen adviezen zijn behandeld op de bespreking van de ontwerprichtlijnen op 29 september Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). De adviezen met betrekking tot de inhoud van het plan-mer (meer bepaald m.b.t. de alternatieven, de methodiek van effectbespreking, mogelijke te verwachten effecten, huidige knelpunten, ) werden verwerkt in deze richtlijnen. Elementen die betrekking hebben op het onderzoek naar financieel-economische aspecten bv. bij verlies landbouwgrond of bij onteigening worden niet behandeld. 1 Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS 20 juni 2007). Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 2

3 Evenmin aspecten die kunnen betrekking hebben op concrete afbakeningen van percelen i.f.v. de deelplannen kunnen nog niet aan bod komen. De algemeen ruimtelijke, natuur-, milieu- en mobiliteitsaspecten komen aan bod, niet de geïndividualiseerde niet-in-mijn-achtertuin -syndromen. De NPC gaf aan dat het voorgenomen plan zich situeert binnen de 5 km van de grens met Nederland maar dat er geen grensoverschrijdende effecten te verwachten zijn; hiermee rekening houdende werd de NPC overgemaakt aan de provincie Nederlands-Limburg en de aangrenzende Nederlandse gemeenten Stein en Meerssen. De provincie Nederlands-Limburg heeft op laten weten geen opmerkingen te hebben en heeft gevraagd om verder op de hoogte te worden gehouden van de m.e.r. 2 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer om: - recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende; - de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer info - het kaartmateriaal zodanig te presenteren dat het van goede kwaliteit is, m.n. overzichtelijk, duidelijk, bruikbaar (voldoende detailniveau), hanteerbaar (bij voorkeur A4, maximaal A3) en gemakkelijk begrijpbaar, ook voor een niet-deskundige; - aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen de tekst onderling, de figuren en de legende; - alle relevante straatnamen en plaatsen op kaart te situeren; - bij vermelding van studies, steeds de referentie opnemen; - een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; - in de terminologie doorheen het plan-mer rekening houden met het feit dat het rapport een plan-mer en geen project-mer is - het definitief MER in te dienen in 12 analoge exemplaren, waarvan 11 ingebonden en 1 losbladig, en één CD-ROM. - de handtekening van de erkende deskundigen en de initiatiefnemer van het MER op te nemen in de eindversie van het plan-mer. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming De doelstelling en verantwoording van het voorgenomen plan kadert in de doel- en taakstellingen bepaald door het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) en het ruimtelijk structuurplan van de provincie Limburg (RSPL). Om de doel- en taakstellingen te realiseren is het noodzakelijk dat een aantal bestemmingen gewijzigd worden (zie inleiding). Het plan-mer zal de doelstelling en verantwoording van het voorgenomen plan in relatie tot het RSV en het RSPL duidelijk beschrijven. Indien het voorgenomen plan, gezien de beoordeling nu bijkomend gebeurd uit milieu-hygiënisch oogpunt volgens de kennis en inzichten van vandaag, afwijkt van deze structuurplannen, dan zal dit in het MER toegelicht worden. Zoals ook in de NPC aangegeven is Maasmechelen te situeren respectievelijk in het stedelijk netwerk Limburgs Mijngebied als in het stedelijk netwerk Zuidelijk Maasland, als stapsteen in transnationale context. Verduidelijkt zal worden welke interrelaties met het kleinstedelijk gebiedsbeleid zullen kunnen spelen. De doelstelling van het plan-mer is het in beeld brengen en beoordelen van de milieueffecten t.g.v. de respectievelijke planonderdelen. Bij de effectbeoordeling dient eveneens rekening gehouden te Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 3

4 worden met de impact van de aangrenzende en omliggende gebieden en functies op de geplande herbestemmingen en bestemmingswijzigingen. Zoals aangegeven in de NPC zal het plan-mer de diverse deelgebieden t.a.v. elkaar afwegen inzake milieueffecten en kunnen de conclusies omtrent de voorliggende te realiseren gebieden en hun respectievelijke milieu-impact, impact hebben op het voorstel van afbakeningslijn. Naast de verantwoording en onderbouwing van de ligging van de afbakeningslijn wordt in de plan- MER, zoals al in de NPC aangegeven onder deelplan 1., het onderzoek naar de mogelijke ligging van de afbakeningslijn verfijnd, waar de afbakeningslijn grenst aan de deelplannen o.a. 2 en 7; aanvullend is dit onderzoek ook nodig ter hoogte van deelplan 6, omdat daar de afbakening nog in stippellijn staat. Naast PRUP voor afbakening KSG Maasmechelen lopen nog volgende RUP-procedures op het grondgebied van Maasmechelen : PRUP voor bipool Eisden-Lanklaar GRUP voor toeristisch-recreatieve as Hoeveweg GRUP voor Spartacusplan GRUP voor ontzanding en opvulling door Lugo/Artilaval Elke plan-meren RUP-procedure heeft zijn eigen timing en het dossier van het afbakeningsproces van het kleinstedelijk Maasmechelen mag geen vertraging oplopen. Het is van belang dat in de respectievelijke dossiers, waar relevant, minstens de interrelatie en of de interferentie wordt besproken, waarbij dit aan bod kan komen o.a. in het geïntegreerd ontwikkelingsscenario, en i.f.v. van in voorkomend geval de cumulatieve effecten voor zover die relevant zijn en kunnen ingeschat worden in een referentiesituatie als geplande situatie waar de plannen te samen en/of achtereenvolgens in uitvoering zijn. Integratie en afstemming op de richtlijnen en de uitwerking ervan voor de respectievelijke dossiers is nodig. Het rapport zal een chronologisch overzicht bevatten van alle procedures (m.e.r., RUP en vergunningen en aanvragen voor zover bekend) die doorlopen moeten worden voordat de invulling op het terrein van de respectievelijke deelplannen gerealiseerd kunnen worden, wat de rol van dit plan- MER en van de in voorkomend geval nog op te stellen project-m.e.r. s kan zijn in de desbetreffende procedures. 4 Voorgenomen plan en alternatieven Het voorgenomen plan betreft het PRUP afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen met daarbinnen begrepen een aantal planelementen en/of deelplannen. Of de acties zullen gekoppeld blijven aan het voorstel van afbakening zoals het per deelplan wordt voorgesteld in de NPC maakt deel uit van het verder onderzoek naar de mogelijke alternatieven vanuit juridisch, ruimtelijk, milieu-.oogpunt voor de respectievelijke deelplannen en de mogelijke interrelaties onderling en met de omgeving ervan. Ingevolge de bemerkingen van administraties, verenigingen en particulieren bij de bespreking van de reacties, gelden volgende richtlijnen als aanvulling of ter verduidelijking van de formulering in denpc. Hierbij moet ook nog rekening gehouden en soms meer accuraat geantwoord worden qua inhoud, visie, reikwijdte en detaillering op de elementen die zijn aangegeven door de Dienst Mer bij de onvolledigverklaring van de 1 ste versie van de NPC (januari 2009). Immers in adviezen naar aanleiding hiervan worden vroegere adviezen uit de voorbereidende fase ook (her-)bevestigd. Dit betreft bv. de bezorgdheid en de twijfels vanuit ruimtelijke onderbouwing over het Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 4

5 kernversterkend karakter en de mogelijke beeldwaarde van deelplan 6 dat agrarisch gebied is en als locatie wordt afgesneden van het centrum door de N78. Dit geldt ook voor de onderzoeksvraag en de te ontwikkelen of ontwikkelde visie omtrent de dwarsrelatie tussen de 2 grensstellende elementen respectievelijk ten oosten en ten westen van Maasmechelen nl. de Maasvallei en het Nationaal Park Hoge Kempen en waarom zullen de Poorten al dan niet binnen of toch buiten het stedelijk gebiedsbeleid horen. Er moet verduidelijking komen over enerzijds de ontwikkelingsperspectieven zoals die geformuleerd zijn in het PRSL voor o.a. kleinhandelsconcentraties en toeristische attractiepolen van de respectievelijke types en anderzijds de mogelijke concrete invulling op het terrein, ook dus waar handel en toerisme kunnen samenhangen; dit geldt zeker voor Value Retail en de inpassing in de bipool op het grondgebied van de 2 aaneengrenzende gemeenten, Maasmechelen en Dilsen-Stokkem. Er is ook verduidelijking en verantwoording nodig m.b.t. provinciale respectievelijk gemeentelijke taakstelling werken en wonen en de concrete invulling op het terrein, ook in relatie tot de visie en aanpak die gelijkaardig geldt voor de aanliggende gemeenten en (klein)stedelijke gebieden. Het uitdoofscenario voor bedrijventerrein Op de Berg wordt verduidelijkt; daarnaast de visie op de ontwikkeling en mogelijke invulling van de Nieuwe Bunders. In een aantal adviezen wordt m.b.t. de locatie-afweging voor deelplan 7 gevraagd in het plan-mer de zuidelijke uitbreiding van Oude Bunders (in nota genoemd Uitbreiding Boorsem ) mee te onderzoeken omdat deze locatie watergebonden bedrijvigheid mogelijk maakt. Het betreft een zone die 1.5 km grenst langs het kanaal. In het vooronderzoek voor de afbakeningslijn is deze locatie mee in overweging genomen maar verworpen omdat dit gebied is gelegen in de provinciale openruimteverbinding nr. 8, geselecteerd in het provinciaal ruimtelijk structuurplan. Het gebied ten zuiden van de open ruimteverbinding is gelegen in het buitengebied. Deze verantwoording vanuit de beleidsvisies ( ook omdat het PRSL niet aan een planmilieubeoordeling werd onderworpen) zal in het plan-mer beter worden uitgewerkt met de duiding of vanuit milieuoogpunt de selectie van die openruimteverbinding duiding omtrent de mogelijke breedte wordt gevraagd - de enige grensstellende en uitsluitende voorwaarde is om deze locatie niet verder in de milieubeoordeling en vergelijking van alternatieven mee op te nemen. Hierbij hoort ook de ruimte-evaluatie en terreinbezetting van de huidige industrieterreinen. De doelstelling voor deelplan 7 zoals geformuleerd in de NPC en dus de milieubeoordeling moet zo wie zo ook betrekking hebben op de mogelijke ontsluiting. Hierbij kan dan ook best aangegeven hoe de doelstelling om de modusverschuiving naar vervoer over water ( Zuid-Willemsvaart o.a. op het grondgebied Maasmechelen en/of aangrenzend) waar te maken wordt bewerkstelligd. Met het oog op draagvlakvorming zal gezien de visies in het respectievelijk Provinciaal en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan zeker naar Opgrimbie toe meer verantwoording en duiding nodig zijn hoe, waarom, welke oppervlakte, waar, moet, kunnen uitgewerkt worden om de leefbaarheid te verbeteren, en zeker niet te verslechteren. De verantwoording van de ligging van de afbakeningslijn waarom erbinnen of erbuiten? - wordt op vraag van de reacties op de Nota voor Publieke Consultatie ook gespecifieerd voor de locatie Salamander en voor het woonuitbreidingsgebied BPA Reihaag. In NPC is aangegeven dat de bossen t.h.v. NPHK grensstellend zijn. Het Masterplan NPHK is door Minister vastgesteld. Afbakening zal in plan-mer worden opgenomen en specifiek voor die locatie verantwoord worden. Inmiddels is een passende beoordeling gemaakt ook voor de recreatieve functies in de omgeving en hun effect op het NPHK. De conclusies van de PB zullen in het plan-mer worden opgenomen. Inzake reikwijdte en detaillering voor uitwerking van de milieubeoordeling en de latere vertaling naar het ruimtelijke plan met voorschriften moet de aandacht gaan naar : Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 5

6 - de verfijning van de afbakeningslijn zoals reeds hoger aangekaart en zeker waar dus nog stippellijnen op het voorgenomen plan staan - dit is dubbel van belang in die zin dat deelplan 2 en 7 elkaar overlappen ; waar zal hier de grens liggen tussen het achtergebied van de kleinhandelsconcentratie met ook woongedeelten uiteraard t.o.v. het potentieel voorgenomen bedrijventerrein Nieuwe Bunders met de bijbehorende lokale en regionale ontsluiting die al dan niet overlappen met de lokale ontsluitingswegen richting Opgrimbie, Kerkstraat, Heikant, aantakkend op de N78? - Hoe moet de buffering ( zowel ruimtelijk al dan niet via de voorschriften of via de verantwoordelijkheden inzake integraal waterbeheer met een specifiek voorschrift, aanduiding binnen of aan rand van bedrijventerrein) en integratie van en met de Kikbeek worden aangepakt? En welke ruimtelijke visie hangt hiermee samen qua al dan niet gecombineerd landbouw-gebruik? - Wat is de draagkracht van dit segment van de N78 ( zie ook streefbeeld Mobiliteit en typering N78 ) in relatie tot de bestemmingen die zouden worden aangetakt? Hoe kunnen er inzake leefbaarheid, veiligheid, sluipverkeer, langzaam verkeer, buffering, gezondheid,. voor Opgrimbie voldoende maatregelen geboden worden? - De verantwoording voor de doelstelling voor deelplan 3 als poort met beeldwaarde moet nog geconfronteerd worden met de ligging in de nabijheid van het wegenknooppunt met bijbehorende geluid-, lucht-, geur-, licht-, gezondheidshinder? In het MER dienen ten aanzien van de voorliggende locaties, deelplannen en de respectievelijke interrelaties, ontwikkelingscenario s naast de criteria en effecten die in het kader van de vooronderzoeken zijn gebeurd ook volgende aspecten ( zie o.a. de relevante criteria uit de opgesomde lijst gevoegd in bijlage bij het mer-decreet ) aan bod te komen : - milieuoverwegingen met het oog op bevordering van duurzame ontwikkeling; - licht, versnippering, ecologische relaties, (opmerkingen ANB, RWO, ) - milieukwaliteitsnormen en/of grenswaarden inzake geluid, lucht en geur, menselijke veiligheid ( zie advies dienst LNE-VR) en gezondheid; - waterhuishouding en integraal waterbeheer ( cf. deel bekkenbeheersplannen en de relatie met de actieplannen voor de respectievelijke beekvalleien, watertoetselementen cf. o.a. advies VMM); - bodemkwaliteit en bodemfunctieverlies o..a. inzake landbouw ( zie advies Departement Landbouw en Visserij) ; - de mogelijkheden of juist niet van verwevenheid landbouw- en natuur als nevengeschikte functies - welke modelshift/verwachtingen worden aangehouden gezien de stedelijke, recreatieve en bedrijvenontwikkelingen - welke voetgangers- en fietsverkeersstromen behoeven extra veiligheids en leefbaarheidsvereisten; - milderende maatregelen en wie voor de monitoring of de uitvoering verantwoordelijk is ; - inzake landbouw : - landbouwgeschiktheid, -kwaliteit cf. huidige kennis en inzichten o.a. inzake beschikbare landbouwstructuurgegevens en bedrijfsstructuur ; - potenties en visie volgens al dan niet herbevestiging agrarisch gebied; - opnemen onder discipline Mens cf gegevens verkrijgbaar via Els stevens (departement Landbouw & Visserij - duurzame landbouwontwikkeling) en Jef De Crock Het plan-mer dient de huidige ruimtelijke en milieusituatie nauwkeurig te omschrijven, te situeren en te illustreren en de toekomstige situatie evenzeer minstens volgens het detailniveau die de ruimtelijke vertaling naar het PRUP en bijbehorende flankerend beleid mogelijk maakt. De verschillende acties, plannen en programma s die interrelatie kunnen hebben met het planonderzoek dienen opgelijst en beoordeeld te worden zodat de relevante cumulatieve effecten Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 6

7 opgenomen en beoordeeld kunnen worden in het MER o.m. via de ontwikkelingsscenario s, de netwerk- of receptorbenadering Indien nog studies lopende zijn of gepland zijn om bepaalde aspecten verder te detailleren of uit te werken, dan dienen deze vermeld te worden en dient aangegeven te worden of de informatie uit deze studies in dit plan-mer of later zal/kan verwerkt worden i.f.v. project-m.e.r. of vergunningsprocedures. 5 Juridische en beleidsmatige context De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het juridisch/beleidsmatig kader dient in vergelijking met de NPC verder verduidelijkt en/of aangevuld te worden m.b.t. volgende aspecten: - de wetgeving inzake luchtkwaliteit, het Vlaams Klimaatbeleidsplan en de Beleidsnota Leefmilieu en natuur ; - het mobiliteitsplan van Maasmechelen momenteel in herziening, de meest recente stand van zaken m.b.t. de herziening zal aangeven worden i.f.v. mogelijke uitwisseling van gegevens; - dit geldt ook voor de studie typering van de N78 uitgeschreven door MOW Limburg - Natuurrichtplan Hoge Kempen - Ruimtelijke Visie voor Landbouw, Natuur en Bos regio Limburgse Kempen en Maasland ; - Het Grensmaasproject met mogelijke linken - De wetgeving betreffende het transport van gasachtige producten d.m.v. leidingen en/of ander relevante pijpleidingeninfrastructuur dient vermeld te worden, met de vermelding van de relevante elementen. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de relevantie van deze randvoorwaarden zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. 6 Bestaande toestand, milieueffecten en -maatregelen Een beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven is nodig, welke bestaande gegevens daarvoor gebruikt zullen worden en waar, in het raam van het MER, bijkomende inventarisaties noodzakelijk zijn. Er zal in het MER duidelijk aangegeven en gemotiveerd worden welk referentiejaar gebruikt wordt voor de bespreking van elke discipline en het gehanteerde cijfermateriaal zal hier al dan niet disciplineoverschrijdend op afgestemd worden. De afbakening van het studiegebied dient voldoende gemotiveerd te worden per discipline rekening houdende met het feit dat het studiegebied zowel het plangebied als het gebied met effecten dient te omvatten. De ruimtelijke afbakening dient voor elke discipline duidelijk voorgesteld te worden op figuur of kaart. Er moet ook voldoende zicht zijn op enerzijds de bestaande en/of geplande activiteiten in de omgeving van de deelplannen die qua effecten van invloed kunnen zijn op de deelplanontwikkelingen en anderzijds moet er zicht zijn de deelplanontwikkelingen die impact kunnen hebben op de omliggende activiteiten of ontwikkelingen. Aanvullend bij de voorgestelde methodiek in de NPC en rekening houdende met de ingebrachte adviezen kan hierbij nog aangegeven worden dat : moet aangegeven worden dat qua scoping volgens de inzichten tijdens de opstelling van de NPC die stelling blijft behouden bij de verdere uitwerking van het planmer Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 7

8 o verklaard moet worden waarom bodem niet relevant wordt geacht als het toch nodig kan zijn om effecten aan te reiken i.f.v. kennisoverdracht naar andere disciplines bv. naar mens-landbouw/natuur, naar zettingsgevoeligheid of plaats-draagkrachtgeschiktheid voor bebouwing bv. voor het regionaal bedrijventerrein in en rond de beekvallei, o het is voorbarig te stellen dat bij deelplan 4 en 5 lucht niet relevant zou zijn, als nog niet geweten is wat de huidige luchtkwaliteit is boven Maasmechelen; dit kan ook gelden voor de discipline geluid o voor deelplan 5 zal moeten bevestigd worden dat er geen verstoringseffecten worden verwacht op naastgelegen natuur ; er zal dus passend beoordeeld worden of geen aantasting van de natuurlijke kenmerken kan veroorzaakt worden en of de gunstige staat van instandhouding voor zover die er is niet in gedrang wordt gebracht. o er moet rekening gehouden met bestaande pijpleidingen en met de mogelijke opties voor bijkomende (pijp-)leidingen, al dan niet gebundeld ; met betrekking tot water wordt specifieker aandacht gevraagd voor grondwaterstroming, vooral door de relatie Kempisch plateau Maasvallei o vanuit een particuliere reactie wordt gewezen op de grondwateraanwezigheid in het gebied tussen de Kerk-, Heirstraat, N78 en Weg naar Zutendaal; met betrekking tot de discipline mobiliteit: o in het plan-mer zal rekening worden gehouden met het streefbeeld opgemaakt voor de korte termijn, de aanleg van de rotonde t.h.v. de Weg naar Zutendaal en de vergunde ingrepen t.h.v. deze rotonde. Voor deze rotonde (ontsluitingsvariant 2 van de NPC) zijn inmiddels onteigeningen lopend; o het belang van het verkeers-veiligheidsaspect t.h.v. het zuidelijke deel van de N78 : aanwezigheid handelszaken, winkels, druk verkeer en langzaamverkeersstromen o de verkeersstromen op de N78 worden mee bepaald door externe ingrepen zoals Ziekenhuis Maaseik, scholengemeenschap Dilsen, toeristisch-recreatievecommerciële activiteiten in Maasmechelen en in de gemeenten errond, de combinatie van de N78 met de optie als openbaar vervoersas, o afstemming op de plan- en procesevolutie in het Spartacusdossier - met betrekking tot de discipline geluid: o een verantwoording voor de plaats van de ambulante meetpunten en waarom die voldoende zijn om het geluidsklimaat in de omgeving of in specifieke deelgebieden te kunnen beoordelen o er dient concreet aangegeven te worden welke input gegevens in welk model gebruikt wordt; o het bestaande of te verwachten geluids-kwaliteits-niveau in de omgeving van de deelplannen kan evenzeer impacht hebben op het gewenste en/of te verwachten geluidskwaliteitsniveau binnen de betreffende deelgebieden o gezien de nodig afstemming op het Spartacusdossier met de mogelijke alternatieve tracés kan dit ook voor deelplan 3 van belang zijn; - met betrekking tot de discipline lucht: o d.m.v. de gegevens van het VMM-meetnet en/of de extrapolatie dient aangegeven te worden of er al dan niet knelpunten inzake luchtkwaliteit zijn in het gebied en wat dan de ernst en grootte zijn volgens het te hanteren significantiekader ( richtlijnenboek lucht) o indien er knelpunten inzake mobiliteit zijn die een impact kunnen hebben op de luchtkwaliteit rekening houdende met bestaande knelpunten inzake luchtkwaliteit dan dient dit in beeld gebracht te worden d.m.v. het model Car Vlaanderen ; o in relatie tot volksgezondheid moet ook rekening gehouden met de recente europese regelgeving inzake fijns stof PM2,5 µ. o Aandacht voor depositie en verzuring, vermesting ; Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 8

9 - voor fauna-flora o wordt nog specifiek aandacht gevraagd voor de corridorfunctie en migratie van soorten o de link met de grondwatersystemen en waterkwaliteit specifiek voor Kempisch plateau, respectievelijk Maasvallei-Grensmaas - met betrekking tot de discipline mens: o zie gerelateerde onderzoekselementen aangeduid ondervorige delen. i.v.m. o.a. landbouw, gezondheid en leefbaarheid, veiligheid t.a.v. hoogspannings- en GSMmasten in het onderzoeksgebied, externe veiligheid en Seveso-activiteiten, o afstandsnormen en/of milieuzonering t.a.v kwetsbare locaties en/of (kwetsbare) bevolkingsgroepen o voorname aandacht zal moeten gaan naar leefbaarheid ( veiligheid, gezondheid, lucht- en geluidskwaliteit, visuele verstoring en belevingswaarde, verkeersdruk, woonkwaliteit, eigendomswaarde los van het financiële aspect, en vooral de cumulatieve effecten ervan en hoe die al dan niet gegarandeerd worden of verder aangetast zullen worden ; dit zijn ook voorname bekommernissen geuit door de bewonersgroep Leefbaar Opgrimbie ; - met betrekking tot de overige beleidsdomeinen en disciplines opgesomd in het plan-merdecreet nl. klimatologische factoren, licht, energie en grondstoffen, biodiversiteit, en de samenhang met de andere beleidsdomeinen, is het nodig het geheel te kaderen in relatie tot de beleidsintenties, randvoorwaarden, mogelijke maatregelen en actieprogramma s die in uitvoering zijn of in het vooruitzicht gesteld worden in respectievelijk de o de Beleidsnota s Leefmilieu en Natuur, en Mobiliteit en Openbare Werken met de beleidsprioriteiten en specifiek met strategische en operationele beleidsdoelstellingen die op de agenda staan o het Vlaams Klimaatbeleidsplan en het Vlaams Stofplan o het Vlaams Adaptatieplan o het Regeerprogramma voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving o het Pact 2020 o de doorbraken 2020 uit Vlaanderen in Actie met daarin de accenten naar duurzame en slimme en groene energie naar slimme mobiliteit en milieuvriendelijk vervoer, naar slim wonen en welke daarin de verantwoordelijkheden kunnen zijn van respectievelijk het provinciaal en gemeentelijk niveau i.f.v. aanpak en verdere uitvoering van het voorgenomen plan met deelplannen en/of de mogelijk voorgestelde wijzigingen ervan. Indien er tijdens het opstellen van het MER nieuwe ontwikkelingsscenario s, nieuwe inzichten of nieuwe inputgegevens naar voor zouden komen dienen deze toegevoegd te worden aan de beoordeling. 7 Leemten in de kennis Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het plan, met betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorwerken in de besluitvorming specifiek voor de opstelling van het voorontwerp-rup en voor de besluitvorming nadien met het oog op de definitieve vaststelling van het RUP en op de verdere stedenbouwkundige of milieu-vergunningen. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 9

10 8 Monitoring en evaluatie In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn die vanuit de leemten in de kennis noodzakelijk wordt geacht of die nodig zijn in functie van de aanpak en inhoud voor de vervolgprocedure en besluitvorming. 9 Integratie en eindsynthese In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen voorkomen of milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen dient in de mate van het mogelijke aangegeven te worden waar deze zullen/kunnen doorwerken vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP of op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning,, dit kan eventueel gebeuren in een samenvattende tabel. Hierbij kan, in de mate van het mogelijke, ook aangegeven worden wie zal moeten instaan voor deze doorwerking en of uitvoering en/of monitoring. De elementen welke noodzakelijk zijn voor de watertoets, de conclusie van de passende beoordeling, de vereist natuurtoetsen, en de noodzakelijke duiding van de grensoverschrijdende effecten voor zover die ingevolge verder mer-onderzoek op basis van punt 4. en 5 hierboven zullen duidelijk in de synthese opgenomen worden. De eventuele impact van de gestelde randvoorwaarden, van de toetsing aan de recente beleidsdoelstellingen rekening houdende met de referentiesituaties, de voorstellen van invulling en milderende maatregelen, vooral ook rekening houdende met de cumulatieve effecten, op de afbakeningslijn en de haalbaarheid van de deelplannen, zal behandeld worden in de eindsynthese. 10 Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen te worden, indien gewerkt wordt met afzonderlijke kaarten en/of figurenbundel kunnen verwijzingen naar de relevante figuren volstaan. Deze niet-technische samenvatting wordt in het MER opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd. Brussel 30 november 2009 Het afdelingshoofd, Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 10

11 Bijlage Overzicht van de inspraakreacties - Er zijn 2 reacties door burgers ingediend; - Één reactie verwoordt het standpunt van Leefbaar Opgrimbie met een herhaling van hun advies-bezwaarschrift naar aanleiding van het openbaar onderzoek bij het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan voor Maasmechelen - Een reactie van een advocatenbureau namens Maaslands Huis - Sabic Pipelines NV. Volgende verenigingen en instanties hebben eveneens ingesproken: - Leefbaar Opgrimbie ( zie hierboven) Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening wordt gehouden in deze richtlijnen: VMM Afdeling Operationeel waterbeheer Brussel ANB-Limburg LNE, dienst Veiligheidsrapportage LV Departement Landbouw en Visserij, Duurzame Landbouwontwikkeling RWO Afdeling Ruimtelijke Planning RWO Onroerend Erfgoed MOW Afdeling Algemeen Beleid, Brussel MOW Mobiliteit en Verkeersveiligheid-Limburg Vlaamse Vervoersmaatschappij De LIJN College van Burgemeester en Schepenen van Maasmechelen Fluxys NV. NV De Scheepvaart Gemeentebestuur Genk Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op het NPC, maar verder willen op de hoogte gehouden: - Toerisme Vlaanderen - Gemeente Stein (Nederlands-Limburg) - Provinciebestuur Nederland-Limburg Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 004 Afbakening kleinstedelijk gebied Maasmechelen 11