108544 - klacht tegen samenwerkingsverband over onvoldoende dekkend onderwijsaanbod ongegrond omdat gebrek aan dekkend aanbod nog niet gebleken is ADVIES inzake de klacht van: mevrouw [klaagster] en de heer [klager] te [woonplaats], pleegouders van [de leerling], klagers tegen de directeur Samenwerkingsverband [naam samenwerkingsverband] te [vestigingsplaats], verweerder 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift van 8 december 2018, en aangevuld op 25 december 2018, 5 en 8 februari 2019, hebben klagers een klacht tegen verweerder ingediend met de volgende inhoud: De heer [klager] en mevrouw [klaagster] klagen erover dat het samenwerkingsverband geen dekkend onderwijsaanbod heeft. Dit heeft tot gevolg dat hun (pleeg)zoon geen passend onderwijs kan krijgen. Het samenwerkingsverband wil een particuliere school die wel passend onderwijs kan bieden, niet financieren. Voorts klagen de heer [klager] en mevrouw [klaagster] erover dat het samenwerkingsverband hen onvoldoende heeft ondersteund in het vinden van een passende school voor hun zoon. Een en ander zoals nader toegelicht in het klaagschrift en aanvullende informatie. Vanuit het secretariaat van de Commissie is telefonisch met partijen overlegd over de gewenste wijze van klachtafhandeling: mediation of formele klachtbehandeling. Naar aanleiding van de uitkomst van deze gesprekken is de klacht ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie. Verweerder heeft op 25 januari 2019 een verweerschrift ingediend. Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 20 februari 2019 te Utrecht. Klagers waren ter zitting aanwezig. Verweerder was ter zitting aanwezig en werd vergezeld door de voorzitter van het samenwerkingsverband. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. 108544/ advies d.d. 27 maart 2019 pagina 1 van 6
Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN Klagers zijn de pleegouders van [de leerling]. [de leerling] is geboren op [geboortedatum] 2004. Hij heeft (gedrags)problemen als gevolg van een hechtingsstoornis en een trauma. [de leerling] heeft tot en met groep 4 basisonderwijs gevolgd, het laatst in het speciaal onderwijs (so). Daarna heeft hij behandeling gehad in de gespecialiseerde jeugdzorg en vervolgens in een particulier zorgcentrum. Sinds 28 november 2016 zat [de leerling] thuis. In het schooljaar 2017-2018 is [de leerling] naar [naam zorginstelling] geweest, een zorginstelling voor kinderen met autisme en/of een ontwikkelingsstoornis. Begin februari 2018 zijn klagers samen met een onderwijsconsulent op zoek gegaan naar een passende onderwijsplek voor [de leerling]. In dat kader is contact gelegd met het Thuiszittersteam, onderdeel van het Expertiseteam, van de [school 2]. Deze school is verbonden aan de Klinieken voor Psychiatrie van een ziekenhuis en van de GGZ. Op 31 mei 2018 heeft de schoolpsycholoog van het Thuiszittersteam advies uitgebracht aan klagers over een passende onderwijsplek voor [de leerling]. Hieruit bleek dat een onderwijssetting in de vorm van een school nog niet passend l eek te zijn. Geadviseerd werd om samen met het samenwerkingsverband, onderwijsconsulent en wellicht de gemeente te bespreken welke organisatie het meest passend is als het gaat om de vraag om zorg en onderwijs te combineren. Er is tevens een overzicht van de vso-scholen binnen het samenwerkingsverband opgesteld met daarbij de geschiktheid voor [de leerling]. Begin juli 2018 heeft de onderwijsconsulent het samenwerkingsverband benaderd. Op 12 juli 2018 vond een gesprek plaats tussen klagers en verweerder. In dit gesprek hebben klagers de vraag neergelegd of het samenwerkingsverband een plaats voor [de leerling] op een particuliere school, [school 3], binnen het samenwerkingsverband wilde financieren. Bij brief van 17 juli 2018 hebben klagers de situatie van [de leerling] schriftelijk onder de aandacht gebracht van verweerder. Op 17 juli 2018 heeft verweerder per e-mail aan de inspectie gevraagd wat de mogelijkheden zijn voor bekostiging van particulier onderwijs. Hierop heeft de inspectie aan verweerder meegedeeld dat het niet is toegestaan om particulier onderwijs met vanuit OCW verstrekte onderwijsmiddelen te bekostigen. Op 4 september 2018 vond een doorbraaksessie plaats waarbij onder meer klagers, de onderwijsconsulent, de gemeente, het samenwerkingsverband en de directeur van vso-school [de school] aanwezig was. Tijdens deze bijeenkomst is door de directeur van [de school] aangegeven dat zij een maatwerktraject kunnen bieden voor [de leerling]. Ten tijde van de hoorzitting is [de leerling] gestart op [school 3]. Dit wordt door de gemeente gefinancierd. 108544/ advies d.d. 27 maart 2019 pagina 2 van 6
3. VISIE PARTIJEN Visie klagers [de leerling] heeft verschillende jaren geen onderwijs genoten. Daarom heeft hij een grote leerachterstand. Vanwege deze achterstand, zijn hechtingsstoornis en een trauma dat hij heeft opgelopen in het particulier zorgcentrum, heeft hij een school nodig die kan aansluiten bij zijn specifieke ondersteuningsbehoefte. Door deskundigen is aangegeven dat hij een bewezen stabiele leeromgeving nodig heeft. De wethouder van de gemeente heeft dit bevestigd. In de zoektocht van klagers, in samenwerking met de onderwijsconsulent, naar een passende school zijn alle vso-scholen binnen het samenwerkingsverband de revue gepasseerd. Gebleken is dat het samenwerkingsverband geen dekkend onderwijsaanbod heeft. Er is namelijk geen school die aansluit bij de ondersteuningsbehoefte van [de leerling]. Het bevreemdt klagers dan ook dat verweerder tijdens de doorbraaksessie heeft gesteld dat [de school] een passend aanbod kan doen. Deze school heeft geen beschikking over he t dossier van [de leerling], noch is er contact geweest met klagers. Bovendien hebben klagers in hun zoektocht ook [de school] gevraagd om het schoolondersteuningsprofiel toe te sturen. Dat document hebben klagers, ondanks herhaald verzoek, niet ontvangen. Klagers vinden [de school] niet passend omdat de inspectie de school als zwak heeft beoordeeld. Uit het rapport van de inspectie blijkt dat de leerlingen het grotendeels voor het zeggen hadden. Op die school is dus geen sprake van een bewezen stabiele situatie. Een dergelijke situatie is niet zomaar veranderd, waardoor de situatie te onzeker is voor [de leerling]. Bovendien ging de directeur in op het opbouwen van een dagritme door [de leerling], maar dit heeft [de leerling] al bij [naam zorginstelling] gedaan. Daarom zijn klagers ook niet meer in gesprek gegaan met [de school]. Verweerder onderbouwt ook niet waarom [de school] passend zou zijn. [school 3] kan aan [de leerling] passend onderwijs bieden. [de leerling] zit inmiddels op deze school en het gaat heel goed. Verweerder wil echter de financiering niet op zich nemen, ook geen deel daarvan. In de wet staat nergens dat er geen financiële middelen naar particulier onderwijs mogen worden overgeheveld. Er zijn samenwerkingsverbanden die een deel van plaatsing op een particuliere school bekostigen. Verweerder verwijst enkel naar de visie van de inspectie, maar heeft zijn beslissing om niet te financieren, niet onderbouwd. In het Ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband staat dat financiën nooit een belemmering mogen zijn voor het helpen van een kind. Verweerder houdt zich hier echter niet aan. Klagers hebben vanuit het samenwerkingsverband geen enkele hulp gekregen bij hun zoektocht naar een passende school. Verweerder heeft alleen gebeld met een paar scholen of er plek is. Dit hadden klagers echter zelf al gedaan. Visie verweerder Het samenwerkingsverband is kort voor de zomervakantie van 2018 benaderd door de onderwijsconsulent. Verweerder was daardoor niet eerder dan twee dagen voor de zomervakantie van 2018 bij de situatie van [de leerling] betrokken. Het kan zijn dat er eerder in zijn algemeenheid contact met het samenwerkingsverband is geweest, maar dit kan verweerder zich vanwege de vele vragen die hij krijgt niet meer herinneren. Er is niet eerder 108544/ advies d.d. 27 maart 2019 pagina 3 van 6
een concrete vraag over [de leerling] neergelegd. [de leerling] was daardoor ook niet eerder bij het samenwerkingsverband bekend. Na het gesprek met klagers op 12 juli 2018 heeft verweerder met de inspectie contact gehad over de mogelijkheden voor bekostiging van particulier onderwijs. Vervolgens heeft verweerder na de zomervakantie contact gelegd met vso-scholen [school 4] en [de school] over een passend onderwijsaanbod voor [de leerling]. De directeur van [de school] zag mogelijkheden voor een maatwerktraject voor [de leerling]. Daarom dat de directeur van [de school] aanwezig was bij de doorbraaksessie. De directeur beschikt weliswaar niet over het fysieke dossier van [de leerling], maar verweerder heeft haar telefonisch de problematiek van [de leerling] en zijn ondersteuningsbehoefte uitgelegd. [de school] kan een maatwerktraject uitwerken voor [de leerling] en vanuit het samenwerkingsverband kan een toelaatbaarheidsverklaring met een hoge bekostiging worden toegekend waardoor veel ondersteuning kan worden geboden. Klagers willen echter niet verder in gesprek met [de school]. Bekostiging van particulier onderwijs vanuit publieke middelen is niet toegestaan, ook niet vooruitlopend op mogelijk nieuwe wetgeving. Daarbij is overigens ook het uitgangspunt dat alleen tot bekostiging van particulier onderwijs kan worden overgegaan voor de periode van een jaar als er binnen het samenwerkingsverband geen passend aanbod is. Daarvan is nu geen sprake. Los van de situatie van [de leerling], heeft verweerder eerder met de inspectie en [school 3] contact gehad over de overheveling van middelen. Dat zou alleen kunnen als [school 3] een nevenvestiging wordt van een van de bekostigde scholen binnen het samenwerkingsverband of bijvoorbeeld een opdc wordt. Een aanpalend samenwerkingsverband heeft plaatsing van een leerling op [school 3] betaald, maar die is op het matje geroepen door de inspectie. Verweerder is vanaf het eerste contact met klagers duidelijk geweest dat een plaats bij [school 3] niet bekostigd kan worden. De passage in het Ondersteuningsplan waar klagers naar verwijzen, gaat over financieringsvraagstukken tussen gemeente en samenwerkingsverband. Dat is hier niet aan de orde. Overigens geldt voor de gemeente niet de beperking dat publieke middelen niet naar particuliere instellingen mogen worden overgeheveld. Een werkgroep van het samenwerkingsverband, de Werkgroep dekkend netwerk, is overigens wel op zoek naar manieren om voor zeer specifieke individuele situaties iets te kunnen regelen. Dat is nog niet uitgekristalliseerd en bovendien is dat vooralsnog niet op [de leerling] van toepassing. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Het samenwerkingsverband is voor de behandeling van klachten aangesloten bij de Commissie. Zodoende is de Commissie bevoegd de klacht te behandelen en een oordeel te geven. Klagers zijn de pleegouders van [de leerling] en derhalve de verzorgers van [de leerling]. Daarmee vallen zij onder het begrip klagers uit het reglement van de Commissie. Zij zijn derhalve ontvankelijk in hun klacht. 108544/ advies d.d. 27 maart 2019 pagina 4 van 6
In de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) is geregeld dat het samenwerkingsverband moet zorgen voor een dekkend onderwijsaanbod (artikel 17a lid 2 WVO). Het gaat om het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen zodat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. De zorgplicht, de plicht om een leerling een passende onderwijsple k te bieden, berust echter niet bij het samenwerkingsverband maar bij het bevoegd gezag van de school van aanmelding of inschrijving. [de leerling] staat niet ingeschreven bij een school voor bekostigd onderwijs en is ook niet bij zo'n school aangemeld. Er is daarom in het kader van de onderwijswetgeving geen bevoegd gezag aan te wijzen dat zorgplicht heeft voor [de leerling]. Vanuit die omstandigheid zijn klagers gaan zoeken naar een passende school voor [de leerling]. De Commissie stelt vast, op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, dat klagers in februari 2018 hun zoektocht naar een passende school zijn gestart bij het thuiszittersteam van de [school 2]. Vervolgens hebben zij met behulp van een onderwijsconsulent de mogelijkheden op de verschillende scholen voor voortgezet speciaal onderwijs onderzocht, waar [de leerling] gezien zijn leeftijd en ondersteuningsbehoefte, op is aangewezen. Vso-school [de school] is hierbij niet expliciet aan de orde geweest omdat klagers ondanks verzoek daartoe niet de beschikking kregen over het schoolondersteuningsprofiel van [de school]. Tijdens de doorbraaksessie is door verweerder aangegeven dat [de school] een maatwerktraject kan bieden aan [de leerling] en dus een in beginsel passend aanbod kan doen. Om te beoordelen of dit maatwerktraject daadwerkelijk passend is voor [de leerling] was nader contact tussen klagers en [de school] nodig. Klagers zijn hier om hun moverende redenen niet meer op ingegaan. Ook kwam dit aanbod op het moment dat alle mogelijkheden al waren onderzocht, aldus klagers. De Commissie is zich ervan bewust dat het vinden van passend onderwijs voor [de leerling] een lange en moeilijke zoektocht is geweest waarin klagers geprobeerd hebben de mogelijkheden voor [de leerling] te onderzoeken. Echter, op het moment van het aanbod was er nog geen gedegen onderzoek naar de ondersteuningsmogelijkheden bij vso uitgevoerd. Een gedegen onderzoek betekent dat niet kan worden volstaan met afwijzing op grond van een beoordeling door de inspectie of het uitblijven van inzicht in het ondersteuningsprofiel van de school. Verwacht mag worden, dat klagers met de school nauwkeurig verkennen hoe de begeleidingsstructuur voor [de leerling] eruit komt te zien en op welke wijze de school invulling kan geven aan de voor [de leerling] vereiste waarborgen. De conclusie van klagers dat het samenwerkingsverband geen dekkend aanbod heeft, is daarom voorbarig geweest. Dit onderdeel van de klacht oordeelt de Commissie dan ook ongegrond. Voor de overheveling van bekostiging naar particulier onderwijs bestaat gezien artikel 99 WVO geen wettelijke mogelijkheid. Dit blijkt ook uit de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet en Media van 25 juni 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 31 497, 262). Gelet hierop en het feit dat voor [de leerling], nu hij nergens staat ingeschreven, geen 108544/ advies d.d. 27 maart 2019 pagina 5 van 6
bekostiging wordt ontvangen, heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten om de plaats van [de leerling] op [school 3] niet te vergoeden. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Wat de klacht betreft over de onvoldoende ondersteuning door het samenwerkingsverband, overweegt de Commissie als volgt. Verweerder is twee dagen voor de zomervakantie bij de situatie rond [de leerling] betrokken geraakt. Hij is immers niet eerder door de onderwijsconsulent of klagers daadwerkelijk over de individuele situatie van [de leerling] benaderd. Gelet op de zomervakantie, waarin scholen gesloten zijn, kon verweerder niet eerder actie ondernemen dan eind augustus 2018. Kort na de zomervakanti e heeft verweerder meerdere scholen benaderd, zoals [school 4] en [de school]. Dat klagers deze scholen ook al hadden benaderd, doet er niet aan af dat van verweerder, als directeur van het samenwerkingsverband, verwacht mag worden te onderzoeken welke mogelijkheden er voor [de leerling] binnen het samenwerkingsverband zijn. Dat dit niet heeft geleid tot een aanbod waar klagers zich in konden vinden, doet niet af aan de betrokkenheid van verweerder. Dat verweerder voor [de leerling] geen particulier onderwijs heeft willen bekostigen, betekent evenmin dat hij daarom klagers onvoldoende heeft ondersteund. Dat standpunt van verweerder is namelijk niet onredelijk geweest. De Commissie komt dan ook tot het oordeel dat de klacht van klagers over dat verweerder onvoldoende ondersteuning heeft geboden, ongegrond is. 5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. 6. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie ziet geen aanleiding tot het doen van aanbevelingen. Aldus gedaan te Utrecht op 26 maart 2019 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, F.M. Beers en drs. C.A. Hoos, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter mr. O.A.B. Luiken secretaris 108544/ advies d.d. 27 maart 2019 pagina 6 van 6