ADVIES. de directie van [de school] en het College van Bestuur van de [stichting], verweerders gemachtigde: de heer mr. W.Th.A.

Transcriptie

1 ADVIES inzake de klacht van: de heer [klager] te [plaatsnaam], student van [de school], klager gemachtigde: mevrouw [familielid van klager] tegen de directie van [de school] en het College van Bestuur van de [stichting], verweerders gemachtigde: de heer mr. W.Th.A. Kampschreur 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift van 17 juli 2018, aangevuld op 15 oktober en 16 en 20 november 2018, heeft klager op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweerders ingediend met de volgende inhoud: De heer [klager] klaagt erover dat het College van Bestuur en de opleiding zijn klacht niet adequaat hebben afgehandeld. Zo stelt hij dat: - het College van Bestuur de klachtbehandeling voortijdig heeft beëindigd en niet heeft toegezien op het nakomen van de afspraken door het roc; - het roc de afspraken niet is nagekomen die in het kader van de interne klachtafhandeling door het College van Bestuur zijn gemaakt; - het roc zijn diplomeringstraject zonder officiële waarschuwing heeft beëindigd; - het roc niet wil meewerken aan bemiddeling door de leerplichtambtenaar. Daarnaast klaagt de heer [klager] over de bejegening door enkele medewerkers van het roc, zoals nader toegelicht in het klaagschrift en de aanvullingen. Vanuit het secretariaat van de Commissie is telefonisch met partijen overlegd over de gewenste wijze van klachtafhandeling: mediation of formele klachtbehandeling. Naar aanleiding van de uitkomst van deze gesprekken is de klacht ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie. Verweerders hebben op 8 november 2018 een verweerschrift met bijlagen ingediend. Op verzoek van de Commissie heeft ook het bevoegd gezag toelichtende schriftelijke informatie verstrekt. Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 28 november 2018 te Utrecht. Klager was ter zitting aanwezig en werd bijgestaan door de gemachtigde / advies d.d. 19 december2018 pagina 1 van 5

2 Verweerders werden ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw [directeur] van [de school] en de heer [verzuimcoördinator/teamondersteuner], en werden bijgestaan door de gemachtigde. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN Klager (geboren op [geboortedatum] 1996) is in schooljaar gestart met de niveau 4 opleiding Applicatieontwikkelaar. Door ontstane achterstanden heeft hij deze opleiding niet aan het eind van het studiejaar afgrond. Op 3 en 25 oktober 2017 heeft de opleiding klager formele studieaanwijzingen gegeven inzake aanwezigheid bij, overleg over en inhoud van het te volgen diplomeringstraject. Op 27 oktober 2017 heeft klager bij het College van Bestuur een klacht ingediend over de begeleiding door het roc. De toenmalige voorzitter van het College van Bestuur heeft deze klacht in behandeling genomen. Zij heeft op 7 en 14 november 2017 met klager en zijn moeder gesproken. Op 15 december 2017 heeft zij met hen een afrondend gesprek gevoerd waarin zij heeft erkend dat de opleiding steken had laten vallen in de begeleiding. Tijdens het gesprek zijn afspraken gemaakt over het traject ter afronding van de opleiding. De afspraken hebben er niet toe geleid dat klager afstudeerde. In mei 2018 heeft het roc klager aangeboden de laatste opdracht voor zijn diplomatraject uit te voeren op een andere locatie van het roc. Het roc heeft dat traject op 25 juni 2018 beëindigd. Ten tijde van de mondelinge behandeling van de klacht door de Commissie volgt klager een nieuw traject ter afronding van zijn opleiding. 3. VISIE PARTIJEN Visie klager Klager is vanaf het begin van zijn opleiding niet goed begeleid. Daarom heeft hij daarover een klacht ingediend bij het College van Bestuur. Het College van Bestuur heeft het dossier afgesloten zonder overdracht aan het team, waardoor bij het team veel onrust is ontstaan over wat klager moest doen en wie hem zou begeleiden. De directeur zou toezien op de naleving van de afspraken, maar dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft nooit een persoonlijk gesprek met klager willen hebben. Na een incident op 29 november 2017 waarbij klager door enkele docenten onheus is bejegend, heeft de vertrouwenspersoon met klager gesproken. De vertrouwenspersoon heeft daarna pas na twee maanden weer gevraagd hoe het met klager ging, terwijl zij wist hoe heftig dit incident voor hem was geweest. Ook is het roc de in december 2017 gemaakte afspraken niet nagekomen. Zo heeft klager nooit een gesprek gehad met zijn studie- en loopbaanbegeleider (slb'er) en heeft klager ook geen / advies d.d. 19 december2018 pagina 2 van 5

3 (toegezegde) klassikale lessen gevolgd. De andere derdejaars studenten waren immers op stage. Klager is onjuist geïnformeerd over zijn vervolgtraject op de andere locatie. Hij dacht dat zijn reeds grotendeels afgeronde opdracht daar alleen beoordeeld zou worden, maar uiteindelijk heeft hij een nieuwe opdracht moeten maken. Het roc heeft nooit een formele waarschuwing aan klager gestuurd over het mogelijk beëindigen van zijn opleiding. Klager kreeg de mededeling dat zijn traject werd beëindigd en dat hij zich voor een ander opleiding moest inschrijven of dat hij zich kon uitschrijven. Dat laatste heeft klager niet gedaan, omdat het niet zijn keuze was om het traject te beëindigen. Het roc heeft hem echter ook niet uitgeschreven. Na de zomervakantie heeft de leerplichtambtenaar (feitelijk de consulent van het Regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC-consulent)) bemiddeld tussen klager en het roc. Het roc heeft dit traject echter stopgezet nadat klager een klacht had ingediend. Volgens klager moet het klachttraject echter worden losgekoppeld van de pogingen om zijn diplomeringstraject af te ronden. Visie verweerders Achteraf gezien had het roc wellicht meer de regie moeten nemen bij de opleiding van klager. De opleiding heeft klager te zacht aangepakt en had de teugels eerder moeten aantrekken. Het dossier is doordrongen van de betrokkenheid van de begeleidende docenten. Er was echter onvoldoende sprake van zelfreflectie bij klager. Verweerders en de medewerkers herkennen zich niet in de verwijten van klager over hun handelen. Mogelijk is het roc enkele afspraken niet nagekomen. Het staat vast dat ook klager zijn afspraken niet nakwam. Hij was veelvuldig afwezig of niet in de klas aanwezig als hij daar moest zijn. In het dossier van klager zitten diverse s van medewerkers die naar klager op zoek waren of hem er op wezen dat hij in de klas de lessen moest volgen. Het traject op de andere locatie is beëindigd omdat klager daar niet op zijn afspraken verscheen. Het College van Bestuur heeft de klacht van klager adequaat afgehandeld. De voorzitter van het College van Bestuur is met klager en zijn moeder in gesprek gegaan en heeft erkend dat het roc steken had laten vallen. Verder heeft de voorzitter van het College van Bestuur heldere afspraken met klager gemaakt over het vervolgen en afronden van zijn opleiding. Ook is er gesproken over het incident van 29 november Dat incident is in een gesprek tussen betrokkenen op 1 februari 2018 uitgesproken en afgesloten. Omdat de derdejaars studenten niet aanwezig waren wegens hun stages, is klager administratief ingedeeld bij de lessen van de tweedejaars studenten. Daar kon hij, net als de overige studenten, werken aan zijn opdrachten. Er is geen sprake van klassikale groepslessen waar de docent kennis overdraagt aan de groep. Verweerder heeft geconcludeerd dat het roc de eigen regels en procedures met betrekking tot het beëindigen van de opleiding niet voldoende heeft gevolgd, reden waarom klager nog een laatste kans krijgt. Het roc heeft geen mediation of bemiddeling geweigerd. Op het verzoek van de RMCconsulent voor een gesprek over de verdere opleiding van klager is dan ook positief gereageerd / advies d.d. 19 december2018 pagina 3 van 5

4 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Klager heeft gesteld dat hij in de jaren dat hij bij het roc de opleiding volgde niet altijd de juiste begeleiding heeft gekregen. Volgens verweerder heeft de opleiding inderdaad in de periode voordat de klacht bij het College van Bestuur was ingediend, steken laten vallen in de begeleiding. Het roc is op het pedagogische vlak te coulant geweest richting klager met betrekking tot de voortgang van zijn studie, aldus verweerder. De Commissie krijgt uit het dossier het beeld dat medewerkers ondanks het haperende verloop van de studie van klager veel inspanningen hebben verricht om de voorgang van klager in zijn studie te stimuleren. Met verweerder is de Commissie van oordeel dat het roc in voorkomende gevallen strikter de eigen regels en procedures moet handhaven en in geval van klager daadwerkelijk had moeten handhaven. Het roc heeft in de interne klachtafhandeling erkend dat de ondersteuning van klager niet optimaal was en heeft met klager afspraken gemaakt om alsnog succesvol de opleiding af te ronden. De Commissie hanteert deze interne klachtafhandeling als uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht. Volgens klager heeft het College van Bestuur zijn klacht niet adequaat afgehandeld. De Commissie volgt klager daarin niet omdat vastgesteld kan worden dat het College van Bestuur de klacht op een juiste manier in behandeling heeft genomen. De voorzitter heeft gesproken met klager en zijn moeder, onderzoek gedaan en in een afrondend gesprek haar bevindingen gedeeld en afspraken gemaakt voor het afronden van de opleiding. Het is niet gebleken dat verweerders daarna niet hebben toegezien op het nakomen van afspraken of dat afspraken daadwerkelijk niet zijn nagekomen. Klager zat in een klas en kon daar, onder begeleiding van een docent, werken aan zijn nog te maken opdrachten. In zoverre is de klacht ongegrond. Met betrekking tot het zonder waarschuwing beëindigen van het diplomeringstraject stelt de Commissie vast dat het roc in een bericht van 24 mei 2018 klager heeft gewezen op de stand van zaken in het diplomeringstraject en de noodzaak een nieuwe opdracht te maken. Ook bevat het dossier enkele s van zijn begeleider op de andere locatie die zijn zorgen uitspreekt over de afwezigheid van klager en hem waarschuwt dat het niet op komen dagen consequenties zal hebben voor het al dan niet voortzetten van het traject. Mogelijk is klager niet duidelijk geworden dat het opleidingstraject zou worden beëindigd als hij zich niet aan de afspraken hield en misschien had het roc daarin nog duidelijker kunnen zijn. Uit het dossier blijkt wel dat het roc een aantal malen met klager heeft gecommuniceerd over het traject en hem heeft aangespoord om het traject tot een succes te maken. Uiteindelijk heeft het roc klager na de zomervakantie wel weer een nieuwe kans geboden zijn diploma te halen. Alles overziend acht de Commissie dit klachtonderdeel dan ook niet gegrond. De Commissie stelt wel vast dat het na het stopzetten van het traject op de andere locatie lang heeft geduurd voordat partijen inhoudelijk in gesprek zijn gegaan over de laatste kans die klager nu wordt geboden. Uit het dossier blijkt dat de RMC-consulente al vanaf half september 2018 probeerde een afspraak te maken met het roc om over de toekomst van klager te spreken. Het roc is daar pas in november 2018, lang nadat de Commissie de klacht in behandeling had genomen, op ingegaan. Door dat tijdsverloop kan de Commissie zich voorstellen dat klager het gevoel kreeg dat het roc niet wenste mee te werken aan bemiddeling door de consulente. In zoverre is de klacht gegrond / advies d.d. 19 december2018 pagina 4 van 5

5 Met betrekking tot de klacht over de bejegening door enkele medewerkers overweegt de Commissie het volgende. Het is niet gebleken dat klager onjuist is geïnformeerd over de opdracht op de andere locatie. In eerste instantie heeft de examencommissie de bestaande opdracht beoordeeld. Die beoordeling was onvoldoende en de examencommissie heeft besloten dat klager een nieuwe opdracht moest maken. Dat is een beslissing van de examencommissie en valt de individuele medewerker die klager over het traject heeft geïnformeerd niet te verwijten. Klager heeft zich bij de vertrouwenspersoon gemeld na een incident met enkele medewerkers. Dat incident is daarna aan de orde geweest bij de interne klachtafhandeling die op dat moment al plaatsvond. In dat kader zijn ook afspraken met klager gemaakt. Naar het oordeel van de Commissie was er daarna geen reden waarom de vertrouwenspersoon nog actief bemoeienis met deze kwestie zou moeten hebben. Dat de vertrouwenspersoon eind januari 2018 toch nog aan klager heeft gevraagd hoe het met hem ging, acht de Commissie attent van haar en zeker niet te laat. Ten aanzien van het voorval eind november 2017 tussen klager en twee medewerkers constateert de Commissie dat partijen over de aard van dit voorval van mening verschillen. Omdat de Commissie geconfronteerd wordt met twee verschillende visies op de gebeurtenis en partijen hun stellingen niet hebben onderbouwd door bijvoorbeeld verklaringen van derden, kan de Commissie niet vaststellen wie van partijen het gelijk aan zijn zijde heeft. In die zin is de klacht over onheuse bejegening van klager niet aannemelijk geworden. 5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht gegrond is voor zover deze betrekking heeft op het niet willen ingaan op de bemiddeling door de RMC-consulente. Voor het overige is de klacht ongegrond. 6. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie ziet geen aanleiding tot het doen van een aanbeveling anders dan wat al uit de overwegingen blijkt. Aldus gedaan te Utrecht op 19 december 2018 door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. drs. G.W. van der Brugge MA en drs. C. van Vliet, leden, in aanwezigheid van drs. J. van Velzen, secretaris. mr. A.A.A.M. Schreuder voorzitter drs. J. van Velzen secretaris / advies d.d. 19 december2018 pagina 5 van 5