Klacht over inzet (inval)leerkracht gegrond omdat signalen van ouders over onvrede daarover niet goed zijn opgepakt.

Transcriptie

1 Klacht over inzet (inval)leerkracht gegrond omdat signalen van ouders over onvrede daarover niet goed zijn opgepakt. inzake de klacht van: ADVIES de heer A, mevrouw B, de heer en mevrouw C, de heer D en mevrouw E, te F, klagers tegen - mevrouw G, directeur obs H te I, - mevrouw J, directeur K te L, - de Stichting M te N, - de Raad van Toezicht M te N, gemachtigde: de heer mr. S.A. van Lammeren 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift van 9 mei 2017, aangevuld op 30 mei 2017 en 30 augustus 2017, hebben klagers op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweerders ingediend met de volgende inhoud: Klagers klagen erover dat de scholen van hun kinderen, het schoolbestuur en de Raad van Toezicht onvoldoende hebben gezorgd voor een veilige schoolomgeving. Een en ander zoals toegelicht in het klaagschrift. Vanuit het secretariaat van de Commissie is telefonisch met partijen overlegd over de gewenste wijze van klachtafhandeling: mediation of formele klachtbehandeling. Naar aanleiding van de uitkomst van deze gesprekken is de klacht ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie. Namens verweerders zijn op 12 juli 2017 twee verweerschriften ingediend. Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 6 september 2017 te Utrecht. Ter zitting waren namens klagers aanwezig de heer A, de heer O en de heer D. Namens verweerders waren aanwezig de heer P, voorzitter College van Bestuur (hierna: het schoolbestuur), en de heer Q, lid van de Raad van Toezicht, bijgestaan door de gemachtigde. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 1 van 6

2 2. DE FEITEN M is het bevoegd gezag van onder meer obs H en de K (R). In juni 2016 is tot aan de zomervakantie een invalleerkracht ingezet op een hoogbegaafdenklas (S-groep) van R. Dezelfde invalleerkracht is vanaf 30 november tot 9 december 2016 ingezet op een S-groep op H. Op zowel R als H hebben ouders van leerlingen bij de directie geklaagd over de inzet van deze invalleerkracht en over het beleid ten aanzien van de inzet van invalleerkrachten in het algemeen. Deze invalleerkracht is na 9 december 2016 niet meer ingezet op de scholen. Van begin 2015 tot en met het schooljaar heeft er op R een aantal wisselingen van schooldirectie plaatsgevonden. Per 1 november 2016 is de huidige directeur op R begonnen. De Inspectie van het heeft op 6 maart 2017 een onderzoek uitgevoerd op R naar de kwaliteit van het onderwijs en de naleving van wet- en regelgeving. De aanleiding voor dit onderzoek was dat R in aanmerking kwam voor een onderzoek in het kader van de vierjaarlijkse cyclus die de inspectie hanteert, maar ook omdat de inspectie diverse signalen had ontvangen over het onderwijs aan hoogbegaafden (Leonardoafdeling) op R. De resultaten van dat onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 12 juni VISIE PARTIJEN Visie klagers Klagers stellen dat, ondanks dat meerdere ouders in 2016 op R en op H misstanden op deze scholen hebben gemeld, het schoolbestuur heeft nagelaten om kennis te nemen van de problemen, zich heeft gedistantieerd van de gehele situatie en niet bereid is geweest om lering te trekken of maatregelen te treffen. De Raad van Toezicht heeft zich onvoldoende bemoeid met de misstanden op de beide scholen. Klagers houden het schoolbestuur verantwoordelijk voor de gedragingen van zowel de (inval)leerkrachten als de directeur als voor het falende beleid. Het beleid met betrekking tot de inzet van invalleerkrachten, in het bijzonder bij de S-groepen op de beide scholen, is onjuist en/of onzorgvuldig. Daardoor zijn er niet genoeg geschikte invallers beschikbaar. De directeuren van de scholen hebben niet adequaat gereageerd op signalen van ouders. Dit heeft er mede voor gezorgd dat een groot aantal leerlingen van R de school vóór het einde van het schooljaar heeft verlaten. Dit betreft zowel de leerlingen van S-groepen als reguliere leerlingen. Klagers hebben al hun kinderen van school gehaald. De betreffende invalleerkracht heeft door zijn handelen en zijn gedrag de privacy van leerlingen geschonden. Zo heeft deze invalleerkracht in december 2016 op H zonder toestemming foto s gemaakt van leerlingen op het schoolplein, heeft hij tot twee keer toe leerlingen fysiek bejegend en is hij in strijd met het veiligheidsbeleid van de school twee keer de kleedkamer van de meisjes binnen gegaan. Ter zitting hebben klagers nog aangevoerd dat de situatie op R, na het vertrek van de directeur in 2015 en de interim-directeur in 2016 én na het aantreden van de nieuwe directeur in 2016, / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 2 van 6

3 snel is geëscaleerd. De nieuwe directeur heeft veel frictie veroorzaakt tussen de ouders van de reguliere kinderen en die van de S-groepen. Tijdens een ouderavond in juni 2016 waar zowel de voormalig interim-directeur als de heer T namens M aanwezig waren, zijn de problemen en het gedrag rond een niet bij naam genoemde invalleerkracht en de impact daarvan op leerlingen, besproken. Klagers verwijten vooral het schoolbestuur dat het, ondanks dat het bestuur op de hoogte was van de problemen op de S-groep en het groeiende sociale onveilige klimaat op R, niet heeft ingegrepen. Deze situatie heeft schade veroorzaakt bij leerlingen. Verder is nog aangevoerd dat het zeer onbevredigend is dat de voormalig interim-directeur en de invalleerkracht niet persoonlijk ter verantwoording kunnen worden geroepen omdat zij niet meer werkzaam zijn bij dit schoolbestuur. Zij hebben veel schade veroorzaakt bij leerlingen. Visie verweerders Verweerders waren ervan op de hoogte dat het al enige tijd niet pais en vree was op R. Verweerders ontkennen echter dat de school, het schoolbestuur en de Raad van Toezicht niet hebben gehandeld na de signalen van klagers en andere ouders. Ter zitting heeft het schoolbestuur verklaard dat zij wel bekend was met onvrede over een (niet bij naam) genoemde leerkracht. Naar aanleiding van de signalen over het functioneren van de betreffende invalleerkracht is het schoolbestuur in december 2016 direct met ouders in gesprek gegaan. Daarna is besloten om deze invalleerkracht niet meer in te zetten. Ook heeft het bestuur naar aanleiding van de signalen van ouders gesproken met de nieuwe directeur van R. Het beleid ten aanzien van werving en selectie van (inval)leerkrachten en de professionalisering van het personeel, voldoet aan de voorschriften in de cao PO. Er was voor verweerders dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de betreffende invalleerkracht. Hij was in het bezit van de vereiste diploma s en er was een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor hem afgegeven. Gelet op het beleid met betrekking tot de inzet van invalleerkrachten zien verweerders niet hoe de ontstane situatie op de beide scholen voorkomen had kunnen worden. De schooldirectie is primair verantwoordelijk voor het naleven van de reglementen en het beleid op de school en het schoolbestuur ziet toe op handhaving van dat beleid. Het schoolbestuur doet een risico-inventarisatie (1x per 2 jaar, laatstelijk in april 2017) en evaluatie per school en monitort in gesprekken met de directeuren het veiligheidsbeleid. In 2016 zijn er wel ontwikkelingen geweest die voor het bestuur aanleiding vormden om maatregelen te treffen om de binnen R ontstane situatie zo snel en doeltreffend mogelijk tot een oplossing te brengen. De Raad van Toezicht heeft zich in de periode van april 2016 tot en met juni 2016, zowel in het afstemmingsoverleg tussen de voorzitter en het bestuur als in de vergaderingen van de Raad van Toezicht, over de situatie laten informeren door het schoolbestuur. Vervolgens zijn er ook maatregelen getroffen op R en heeft er daarna nog een terugkoppeling plaatsgevonden vanuit het schoolbestuur. De Raad van Toezicht volgt de ontwikkelingen nog steeds op de voet. Verweerders vinden dat zij hun verantwoordelijkheid hebben genomen en behoorlijk en zorgvuldig hebben gehandeld / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 3 van 6

4 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie merkt allereerst op dat zij alleen klachten behandelt over concrete gebeurtenissen en beslissingen van bij een school(bestuur) betrokken functionarissen. De Commissie behandelt geen klachten over ex-personeelsleden, omdat zij op grond van de wettelijke bepalingen en het reglement van de Commissie niet als verweerder kunnen worden aangemerkt. Indien, zoals in dit geval, de klachten betrekking hebben op persoonlijk handelen kan dat handelen ook niet aan een vervanger of opvolger worden aangerekend. Voor klachten die betrekking hebben op rechtspositionele aangelegenheden anders dan ter zake bejegening of kwesties die het onderwijs raken, is er geen taak voor de Commissie weggelegd. De Commissie zal, conform haar beleid, ook geen klachten behandelen over gebeurtenissen die zich langer dan een jaar voorafgaand aan het indienen van de klacht hebben voorgedaan. Ter zitting heeft de Commissie de klacht van klagers teruggebracht tot de kernvraag of het schoolbestuur en de Raad van Toezicht wetenschap hadden dan wel wetenschap hadden kunnen of behoren te hebben van de onvrede van ouders over de betreffende invalleerkracht, en of het schoolbestuur en de Raad van Toezicht - binnen de kaders waarbinnen zij kunnen handelen - proactief en adequaat genoeg hebben gehandeld en daardoor voor een veilige schoolomgeving hebben gezorgd. De Commissie overweegt dat in het onderwijs als uitgangspunt geldt dat een school een veilige en geborgen omgeving dient te zijn voor de leerlingen. Van een school mag daarom verwacht worden dat er voldoende aandacht wordt besteed aan het bieden van veiligheid. Indien zich voorvallen voordoen, waarbij de veiligheid in het geding is en waarbij leerlingen zich niet veilig voelen op school, wil dat op zichzelf nog niet zeggen dat de school tekortgeschoten is in het bieden van veiligheid. Niet alles is immers te voorkomen. Een klacht over het onvoldoende bieden van een veilige onderwijsomgeving zal daarom pas gegrond kunnen worden verklaard als er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de school/het schoolbestuur. De Commissie concludeert op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dat de voormalig interim-directeur de problemen die de leerlingen en ouders hadden met de invalleerkracht op R, niet goed heeft opgepakt. Onweersproken hebben klagers gesteld dat tijdens de ouderavond in juni 2016 in aanwezigheid van de voormalig interim-directeur en het schoolbestuur, er door een van de aanwezige ouders is gesproken over een niet goed functionerende invalleerkracht. Van een interim-directeur mag worden verwacht dat deze onderzoek doet en melding daarvan doet aan het schoolbestuur. Hiervan is niet gebleken. Het schoolbestuur zelf heeft aangegeven dat de tijdens de ouderavond verkregen kennis, dat er klachten waren over een leerkracht, geen aanleiding is geweest om navraag te doen wat hier aan de hand was. Daardoor is het mogelijk geweest dat dezelfde invalleerkracht eind november 2016 weer is ingezet, nu op H. De Commissie is van oordeel dat het schoolbestuur, gelet op alles wat er al gaande was op R en onverlet de schaarste van invalleerkrachten, alerter had moeten zijn en zich na de signalen op de ouderavond in juni 2016 op eigen initiatief had moeten vergewissen van de inzet van goede invalleerkrachten. Als het schoolbestuur zich / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 4 van 6

5 beter van deze verantwoordelijkheid had gekweten, was de invalleerkracht niet nogmaals aangesteld. De leerlingen van H waren dan niet in de onveilige situatie bij deze leerkracht terechtgekomen. De Commissie acht de klacht in zoverre gegrond. Landelijke De Commissie stelt vast dat R de afgelopen jaren zowel onderwijsinhoudelijk als qua directie (verloop) een roerige tijd achter de rug heeft. Dat heeft zich onder andere gemanifesteerd in het vertrek van de directeur in mei 2015, de inzet van een interim-directeur, wiens inzet na een jaar niet werd verlengd, de aanstelling van een interim-directeur en uiteindelijk de aanstelling in november 2016 van een nieuwe directeur. Het is de Commissie daarbij niet gebleken dat het schoolbestuur willens en wetens signalen van ouders over het optreden van de interim-directeur niet heeft opgepakt. Dat voor de ouders minder zichtbaar is gebleven wat het schoolbestuur heeft ondernomen richting de interim-directeur, wil niet zeggen dat achter de coulissen geen actie is ondernomen. De hiervoor genoemde problemen hebben de situatie op R dusdanig complex gemaakt dat de eigenlijke problematiek van de hoogbegaafde kinderen op R waarmee ouders zich geconfronteerd zagen, is ondergesneeuwd. Dit heeft er uiteindelijk ook voor gezorgd dat veel leerlingen van de S-groepen, maar ook leerlingen van de reguliere stroom zijn vertrokken naar andere scholen. De Commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hiervoor richting ouders onvoldoende oog en aandacht is geweest. De Commissie begrijpt dan ook dat de ontevredenheid van de ouders in het belang van hun kinderen heeft geleid tot deze klacht, maar dat alleen leidt niet tot gegrondverklaring van de klacht op dit onderdeel. De Commissie kan anderzijds niet vaststellen dat sprake is geweest van het niet adequaat handelen van het schoolbestuur. In zoverre is de klacht ongegrond. Ten aanzien van de Raad van Toezicht overweegt de Commissie dat op grond van artikel 12, eerste lid van de statuten van M, de Raad van Toezicht tot taak heeft om integraal toezicht te houden op de verwezenlijking van de doelstelling van de stichting, op het beleid van het College van Bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting en de door de stichting in stand gehouden scholen. De Commissie heeft in het dossier geen aanwijzingen gevonden dat de Raad van Toezicht al vóór december 2016 kennis had van de voorvallen rond de invalleerkracht op R dan wel deze kennis had kunnen of behoren te hebben. Ook overigens is de Commissie niet gebleken dat de Raad van Toezicht niet adequaat heeft gehandeld binnen wat er binnen haar toezichthoudende verantwoordelijkheid mogelijk was. Ook in zoverre is de klacht ongegrond. 5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht van klagers gegrond is voor zover die betrekking heeft op de inzet van de invalleerkracht. Voor het overige is de klacht ongegrond / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 5 van 6

6 6. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie beveelt het bevoegd gezag van de K aan om, indien dit niet al gebeurt, de ontwikkelingen op de K strak te monitoren, zeker zolang de rust niet is weergekeerd. Aldus gedaan te Utrecht op 4 oktober 2017 door mr. dr. L.P.M. Klijn, voorzitter, mr. drs. G.W. van der Brugge en drs. C. van Vliet, leden, in aanwezigheid van A. Gordon, secretaris. mr. dr. L.P.M. Klijn voorzitter A. Gordon secretaris / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 6 van 6