Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 t/m 5 Samenvatting door een scholier 1544 woorden 9 januari 2008 7,4 36 keer beoordeeld Vak Economie De arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: de arbeidsmarkt op Deelnemingspercentage/participatiegraad: geeft aan welk deel van de beroepsgeschikte bevolking tot de beroepsbevolking hoort Deelnemingspercentage = beroepsbev./beroepsgeschikte bev. X 100 Factoren waarom beroepsbevolking groeit: - demografische groei: steeds meer mensen in een land of arbeidsaanbod groeit als meer mensen in beroepsgeschikte leeftijd komen - maatschappelijke opvattingen: grotere deelname vrouwen in arbeidsproces - stand economie: als het goed gaat meer werk, mensen gaan opnieuw een poging wagen op arbeidsmarkt. Die toename heet aanzuigeffect (deelnemingspercentage stijgt) ontmoedigingseffect: mensen denken geen kans te hebben op een baan (arbeidspercentage neemt af) - wetgeving: leerplicht en pensioenleeftijd - organisatie arbeidsproces: door betere kinderopvang en betere mogelijkheden voor deeltijdwerk is opvoeding kinderen beter te combineren met werk. Aanbod stijgt vraag naar arbeid: werkgevers, overheid, bedrijven, zelfstandigen en openstaande vacatures invloeden vraag naar arbeid: - de vraagzijde - stand techniek (machines enzo) - loonkosten concrete markt: plek waar vragers naar en aanbieders van een bepaald product elkaar ontmoeten (bijvoorbeeld de huishoudbeurs) abstracte markt: omvat het geheel van vraag en aanbod zonder dat er een plaats is waar kopers en verkopers elkaar ontmoeten vraag + aanbod bepalen de prijs werkgelegenheid: alle werknemers en zelfstandigen arbeidsjaar: volledige baan aantal personen is groter dan aantal arbeidsjaren krappe arbeidsmarkt: vraag is groter dan het aanbod lonen gaan omhoog. Kan je herkennen aan veel Pagina 1 van 6
vacatures en opwaartse druk lonen baan aantrekkelijker ruime arbeidsmarkt: vraag is kleiner dan het aanbod lonen dalen Hoofdstuk 2: loondienst of zelfstandig Statuten: regels van de vereniging Ondernemingsvorm: rechtsvorm onderneming - eenmanszaak - VOF (vennoot onder firma) - BV - NV Eenmanszaak: - één eigenaar - privé aansprakelijk - eigenaar = leidinggevende - geen aandelen VOF: - meerdere eigenaren (kan je werk beter verdelen, maar meer overleggen, kan ruzie ontstaan) geven de leiding - elke vennoot is hoofdelijk aansprakelijk voor schulden - geen aandelen BV en NV: - één rechtspersoon, meerdere eigenaren - eigenaren zijn aandeelhouders. Aandeel: eigendomsbewijs Dividend: deel van de winst - BV aandelen op naam (eigenaren) - NV aandelen vrij verhandelbaar Arbeidsovereenkomst: overeenkomst tussen werkgever en werknemer Individuele arbeidsovereenkomst: loon en werktijd vastgesteld Cao: al het overige (rechten en plichten van werkgevers en werknemers) worden afspraken gemaakt voor groepen werknemers en werkgevers Bedrijfstak: alle bedrijven die zich bezighouden met een zelfde soort productie Vakbonden (a.k.a. werknemersbonden, vakverenigingen): die onderhandelen over de cao Organisatiegraad:percentage werknemers dat is aangesloten bij een erkende vakbond (in NL ongeveer 25%) Cao wordt algemeen verbindend verklaart door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Primaire arbeidsvoorwaarden: loon en normale arbeidstijd Secundaire arbeidsvoorwaarden: vakantieregeling, duur van middagpauze, reiskostenvergoeding, kinderopvang, scholing en auto van de zaak Rijksbegroting: overzicht inkomsten en uitgaven van overheid Miljoenennota: soort samenvatting van rijksbegroting Is de rijksbegroting bekend werknemers en werkgevers overleggen over arbeidsvoorwaarden Vakbonden organiseren zich in werknemerscentrales (vakcentrale) en werkgeversbonden in Pagina 2 van 6
werkgeverscentrales Vakcentrale: - FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging) - CNV ( Christelijk Nationaal Vakverbond) - MHP (Middengroep en Hoger Personeel) Werkgeverscentrale: - VNO-NCW (Verbond van Nederlandse Ondernemingen Nederlands Christelijk Werkgeversbond) - MKB Nederland (Midden en Klein Bedrijf Nederland) Centraal overleg: vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers gaan met elkaar praten in Stichting van de Arbeid worden ze het eens? Sluiten ze een centraal akkoord wat Afgesloten door Niveau Centraal akkoord Centrales werkgevers/werknemers Landelijk Cao Vakbonden + werkgeversbonden Bedrijfstak of bedrijf Individuele arbeidsovereenkomst Werkgever + werknemer individueel Hoofdstuk 3: de strijd om de poen Inflatie:stijging van het algemeen prijspeil Prijscompensatie: loonstijging die bedoeld is om koopkracht op peil te houden Initiële loonstijging: extra loonstijging, wordt betaald uit stijging van de arbeidsproductiviteit Incidentele loonstijging: vb. promotie (niet voor iedereen gelijk) Oorzaken stijging arbeidsproductiviteit: - technische ontwikkeling: mechanisatie + automatisering - arbeidsverdeling (werk word verdeeld in onderdelen) en specialisatie - scholing: zijn werknemers in staat om per tijdseenheid meer te produceren gemiddeld landelijke stijging uitgangspunt stijging arbeidsproductiviteit quartaire sector: niet-commerciële dienstverlening (ziekenhuizen, onderwijs enz.) primaire sector: landbouw en visserij secundaire sector: industrie tertiaire sector: commerciële dienstverlening arbeidstijdverkorting (atv): verkorting van de arbeidsweek reacties van bedrijven op stijging van loonkosten per product: - prijzen verhogen zodat bedrijf geen verlies draait - prijzen niet verhogen - daalt de winst - verplaatsen naar lage lonen landen - mensen vervangen door machines voordelen bedrijven hogere lonen: werknemer kan dan meer kopen - afzet stijgt arbeidsproductiviteit stijgt sneller dan loon - loonkosten per eenheid product gaan omlaag. Hoofdstuk 4: wie doet het werk? Productie = werkgelegenheid x arbeidsproductiviteit Werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit Arbeidsproductiviteit = productie / werkgelegenheid Pagina 3 van 6
Indexcijfer productie = indexc. Werkg. x indexc. Arbeidspr. / 100 Indexcijfer werkg. = indexc. Productie / indexc. Arbeidspr. x 100 Indexcijfer Arbeidspr. = indexc. Productie / indexc. Werkg. x 100 Investeren: kopen van kapitaal (machines, gebouwen etc.) door bedrijven Consumeren: kopen van goederen en diensten door gezin Arbeidsintensief: meer arbeid ten opzichte van kapitaal Kapitaalintensief: meer machines ten opzichte van arbeid Substitutie: vervangen van arbeid door kapitaal (machines) Diepte-investering: arbeidsvervangende investering die tot gevolg heeft dat de arbeidsproductiviteit stijgt Breedte-investering: kopen van kapitaalgoederen van dezelfde kwaliteit - arbeidsproductiviteit blijft gelijk Productiecapaciteit: maximale hoeveelheid die geproduceerd kan worden Schaalvoordelen: kosten per product dalen als productieomvang stijgt Vb. als machine meer producten maakt Multinational: onderneming met productievestiging in diverse landen, vb. Philips, Shell, Coca-Cola en IBM Concurrentiepositie: vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. Belangrijkste wapen is de prijs, maar ook kwaliteit en infrastructuur is belangrijk Hoofdstuk 5: werkloosheid Verborgen werklozen: mensen die niet staan ongeschreven bij CWI (Centra voor Werk en Inkomen) Als het goed gaat met de economie verminderd het aantal verborgen werklozen door aanzuigeffect, aanbod van arbeid neemt toe Als het slecht gaat met de economie neemt aantal verborgen werklozen toe - ontmoedigingseffect Verborgen werkgelegenheid: werk die niet in officiële cijfers tot uiting komt (zwart werk of vrijwilligerswerk) Frictiewerkloosheid: Werkloosheid die ontstaat omdat het tijd kost voor een werknemer om een baan te vinden als die net van school af komt of pas ontslagen is - betere arbeidsbemiddeling zodat openstaande vacatures sneller vervuld worden Seizoenwerkloosheid: bepaalde bedrijven produceren in het ene jaargetijde niet of minder dan in een ander jaargetijde - bijvoorbeeld als Feyenoord niet in De Kuip speelt, kunnen daar concerten gegeven worden Kwalitatieve structuurwerkloosheid: Als er andere soorten arbeid gevraagd worden dan aangeboden worden Kwaliteit = eigenschappen die werknemer heeft Als er op bepaalde deelmarkt tekort aan arbeid is en op een andere deelmarkt tegelijkertijd werkloosheid is dan is sprake van ksw Oorzaken: - Kan te maken hebben met verschillen in opleiding en de capaciteiten die gevraagd en aangeboden worden - Regionale oorzaak: voorbeeld, als in het oosten verpleegster werkloos zijn en in het zuiden en tekort aan verpleegster is Pagina 4 van 6
- Regionale oorzaak: verhuiskostensubsidie en reiskostenvergoeding - Verstrekken van subsidies aan bedrijven die langdurig werklozen in dienst nemen - Arbeidsmobiliteit vergroten: Tussen beroepen: omscholing Regionaal: reiskosten of verhuiskosten vergoeden Werken en niet-werken: meer niet-werkenden op zoek gaan naar een baan Kwantitatieve structuurwerkloosheid: Zijn te weinig kapitaalgoederen ten opzichte van aangeboden hoeveelheid arbeid Oorzaken: er verdwijnen arbeidsplaatsen omdat: - Werknemers worden vervangen door machines - Reorganisaties in bedrijven die efficiënter willen werken - Bedrijven verplaatsen productiecapaciteit naar het buitenland - Winst van bedrijven zakt in - Product word niet meer verkocht - Sommige producten te duur zijn lagere loonkosten - Gaan de prijzen omlaag - verbeterd de concurrentiepositie - Vergroten van de winst - kan het bedrijf uitbreiden - Is het minder aantrekkelijk om mensen te vervangen door machines - Minder aantrekkelijk de productie te verplaatsen naar het buitenland Conjunctuur werkloosheid: Bezettinggraad = werkelijke productie / productiecapaciteit x 100% Effectieve vraag:totale vraag naar alle goederen en diensten Als de bestedingen laag zijn in verhouding tot productiecapaciteit word er weinig geproduceerd en worden mensen ontslagen - effectieve vraag is kleiner dan de productiecapaciteit Doet zich gelijktijdig in een land voor - overheid moet meer gaan besteden - meer afzet - hogere ambtenarensalarissen - meer koopkracht - verlagen van belastingen/verstrekken van subsidies deeltijdwerk: persoon die werkt een vast aantal uren per week maar minder dan werknemer met een volledige baan. Meer mensen deeltijd werken - passen meer mensen in volledige baan - werkloosheid kan dalen Arbeidstijd: aantal uren dat een werknemer met volledige baan per week werkt Bedrijfstijd: hoeveel uren per week een bedrijf draait Atv: personeel gaat flexibeler werken. Als iedereen in bedrijfstak of bedrijf minder gaat werken is er sprake van atv. Werkgelegenheid stijgt in personen, maar arbeidskosten per eenheid product stijgen - nadeel bedrijven Voordeel bedrijven: machines draaien langer - machinekosten per product dalen Vormen van atv: - atv-dagen: één maal in 4 weken mag een werknemer een vrije dag hebben - roostervrije dagen: sommige bedrijven zijn op bepaalde dagen gesloten Pagina 5 van 6
- studieverlof geen herbezetting: worden er geen nieuwe mensen aangenomen voor de overgebleven uren, de oude werknemers moeten hetzelfde doen in minder uren volledige herbezetting: als er voor alle opengevallen uren nieuwe werknemers komen voorbeelden flexibilisering: - versoepelen ontslagrecht - loslaten van vaste werktijden en dagen, voorbeeld: oproepkracht reden waarom flexibilisering kan leiden tot lagere arbeidskosten: - werknemer in vaste dienst zijn duur - aanpassen personeelsbestand aan productieomvang gaat makkelijker lengtes arbeidscontract: - vast dienstverband: vaste banen, arbeidsovereenkomst kan in principe het hele arbeidsleven duren - dienstverband voor bepaalde tijd: contracten voor bepaalde tijd, vb. één jaar - uitzendkrachten die via uitzendbureau werken Uitzendbureau: commercieel, als een bedrijf een uitzendkracht aanneemt, betaalt het bedrijf een bedrag, het uitzendbureau betaalt de werknemer CWI: overheidsinstantie, bemiddelt bij het vinden van werk. Pagina 6 van 6