! "#$%&&'()*+$%&&'(&,,,# # Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing Project: Optimalisatie slibstort Callemansputte te Zelzate Initiatiefnemer: Afdeling Maritieme Toegang Tavernierkaai 3 2000 ANTWERPEN 5 juni 2007 OHPR0122
Projectbeschrijving en mer-procedure De ontheffingsaanvraag werd opgesteld met het oog op het wijzigen van de milieuvergunning voor het slibstort Callemansputte op het grondgebied van de gemeente Zelzate. De huidige vergunning omvat enkel het bergen van opgespoten baggerspecie. De wijziging beoogt een optimalisatie van de capaciteit van de huidige stortplaats door de zandige fractie af te graven en de slibrijke fractie te consolideren. Voor tussentijdse opslag van specie wil men tijdelijk een beperkte uitbreiding van de stortplaats realiseren in oostelijke richting. De uitbreiding zal in ieder geval uitgevoerd worden binnen het terrein waarop de stortplaats zich momenteel bevindt. Dit terrein is eigendom van de afdeling Maritieme Toegang (AMT). Binnen het project is tevens een waterzuivering voorzien. De exploitatie van de gehele stortplaats is beperkt in de tijd, namelijk 15 jaar. Het ontheffingdossier is opgesteld in toepassing van artikel 4.3.3 3 1 van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project is onderworpen aan de milieubeoordelingsplicht volgens de categorie 11e en 13 in bijlage II van het besluit m.n. Monostortplaatsen voor baggerspecie of ruimingsspecie, afkomstig van de oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net met een stortcapaciteit van 250000m³ of meer (rubriek 11 e) en Wijzigingen of uitbreidingen van projecten van bijlage I en II, (rubriek 13). Voor de stortplaats zelf werden er in het verleden reeds diverse projectmer s opgesteld. De ontheffingsaanvraag is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid ontvangen op 16 februari 2007. Op vraag van de Dienst Mer werden, gezien de aard en de ligging van het project, adviezen verleend door het Agentschap voor Natuur en Bos, buitendienst Oost-Vlaanderen (5 april 2007), de afdeling Milieuvergunningen buitendienst Oost-Vlaanderen van het departement LNE (6 april 2007), de dienst Milieuvergunningen Dender, Bovenschelde en Gentse kanalen van de VMM (16 april 2007), OVAM (17 april 2007) en van de gemeentebesturen van Evergem (17 april 2007) en Zelzate (24 april 2007). Deze adviezen waren met uitzondering van de gemeente Evergem en de VMM, ondanks opmerkingen, eerder gunstig en/of genuanceerd. De gemeente Evergem en de VMM gaven een ongunstig advies. Het negatieve advies van de VMM wijst vooral op een onvoldoende gemotiveerd dossier, het advies van de gemeente stelt dat ze ongunstig adviseren wegens het ontbreken van een definitief goedgekeurd MER. De gemeente heeft dus de adviesvraag niet goed begrepen. De inhoudelijke opmerkingen van alle adviezen werden in dit verslag verwerkt. De adviezen het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, van het Agentschap RO Vlaanderen, buitendienst Ruimtelijke Ordening-Oost-Vlaanderen werd niet ontvangen. Beschrijving ontheffingsaanvraag De nota, welke deel uitmaakt van het verzoek voor ontheffing van het opstellen van een MER, werd opgesteld door Ecorem, in opdracht van de initiatiefnemer van het project. Bij Dienst Milieueffectrapportage ontheffingsdossier OHPR0122 2
Ecorem zijn een aantal erkende m.e.r.-deskundigen actief waardoor verondersteld kan worden dat deze aan de nota hebben meegewerkt. De ontheffingsaanvraag is naar presentatie een zeer verzorgd document geworden en bevat de nodige cartografische informatie. Het project werd duidelijk gesitueerd zowel op de geldende ruimtelijke uitvoeringsplannen als op een topografische kaart. Het functioneren van de nieuwe inrichting en de uit te voeren werken worden duidelijk gemotiveerd en beschreven. Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zijn in een matrixvorm duidelijk beschreven. Deze randvoorwaarden worden verder in de nota gebruikt voor de beoordeling van de beschreven effecten. In tabel 2.3 (p.27) dient wel nog de volgende rubriek opgenomen te worden: 2.3.d: mechanische, fysisch-chemische en/of biologische behandeling van sub a) bedoelde baggerspecie en/of ruimingsspecie. Deze rubriek heeft betrekking op de filterkoeken en op de niet herbruikbare zandfractie die (terug) op de Callemansputte zal gestort worden. De referentiesituatie is voor alle relevante disciplines (Bodem & Grondwater, Oppervlaktewater, Lucht & Geur, Geluid & trillingen, Fauna & Flora, Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie en Mens) op een voldoende wijze beschreven. Enkel bij Mens worden soms straatnamen vermeld die niet op figuur 1 terug te vinden zijn. Dit bemoeilijkt soms de lectuur. Het ontheffingsverzoek geeft een bespreking van de mogelijke effecten. Na de effectbespreking in elke discipline werden nog een aantal milderende maatregelen voorgesteld. Binnen Bodem en Water gaat men er van uit dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn gezien het gehele gebied reeds eerder was vergraven en aldus geen authentieke bodems op de site meer voorkomen en gezien de exploitatie van de slibstortplaats zelf geïsoleerd is door een cement-bentonietwand. Effecten op het oppervlaktewater worden in de nota niet als een knelpunt ervaren gezien het meeste water, na controle, via de in het project voorziene waterzuivering geloosd zal worden. De waterkwaliteit van het kanaalwater zal daarbij vermoedelijk ongewijzigd blijven. Toch wordt het ongunstige advies van de dienst Milieuvergunningen Dender, Bovenschelde en Gentse kanalen van de VMM vanuit de volgende overwegingen gemotiveerd: - op het huidige ogenblik is één enkele BA-stroom op de site aanwezig die bestaat uit een mengsel van opgepompt grondwater, transportwater, percolaatwater en hemelwater en dat deze stroom thans wordt verzameld in een pompbekken en ongezuiverd naar het kanaal Gent-Terneuzen wordt weggepompt; - in het ingediende document zijn er van deze BA-stroom analyses opgenomen van de heffingscampagnes van 1997 en 1999; in deze zijn enkel de klassieke heffingsparameters bemeten; de problematiek met het BA-afkomstig van slibstorten zich situeert echter buiten deze klassiek parameters; - in de 1 ste fase (aanlegfase?) blijft deze bovenstaande beschreven situatie behouden; - in een 2 de fase van het project (exploitatiefase?) is het storten van bijkomend slib afkomstig van het Vlaams hydrografisch netwerk voorzien, er wordt ook voorzien in een waterzuivering, doch informatie over de performantie van deze waterzuivering is in de nota geen informatie beschikbaar; Dienst Milieueffectrapportage ontheffingsdossier OHPR0122 3
- het water uit de indikvijvers zal, indien het voldoet aan de normen, onbehandeld geloosd worden; het is echter uit de nota niet duidelijk op basis van welk controleprogramma dit zal worden besloten; - de effectbeoordeling van deze lozingen op het Kanaal Gent-Terneuzen is zeer summier; - de verschillende BA-stromen worden niet gekwantificeerd, de lozingspunten zijn niet op kaart aangeduid en er is geen plan van het te verwezenlijken leidingennetwerk op het terrein; - het project voorziet niet in een afspuitplaats of tankplaats voor voertuigen noch in het produceren van huishoudelijk afvalwater (de afspuitplaats is wel als een milderende maatregel voorzien bij de discipline Lucht, zie p.49 in de nota). De ontbrekende informatie kan echter in de vergunningsaanvraag bijgesteld worden. Uit deze opmerkingen kan niet worden afgeleid dat het project een aanzienlijk negatief effect zou hebben op de waterkwaliteit van het kanaal Gent-Terneuzen. Lucht- en geurhinder zullen, aldus de nota, sterk gereduceerd zijn vermits het ontwateringsproces in een nieuwe ontwateringshal plaats zal grijpen met een geurbestrijdingsinstallatie. Door de toename van geluidsproducerende activiteiten is de kans op geluidshinder groter. Significante negatieve effecten van geluid en trillingen worden er ook niet verwacht gezien de aard (er wordt enkel over dag gewerkt), de omvang en de ligging van het geplande project. Bij fauna en flora werd aangetoond dat de huidige vrij hoge avifaunistische waarde in de loop van de exploitatiefase analoog blijft waardoor het gebied zijn pleisterplaats voor (water- )vogels kan behouden en dat de fauna en flora steeds herstelkansen krijgt. Tevens dient er nog voor gezorgd worden dat de oppervlaktes die mogelijks ontbost worden degelijk en correct worden gecompenseerd. Ook voor landschap worden er gezien de ligging in havengebied geen al te grote effecten verwacht. Bouwkundig erfgoed komt niet in de directe omgeving voor en het gebied werd reeds eerder sterk verstoord waardoor het ook geen archeologische waarde kan omvatten. Toch zal de invulling van de nabestemming voor zowel de discipline fauna en flora en als landschap belangrijk zijn. Dit aspect kwam niet aan bod in de nota. Het lijkt dus voor de hand liggend dat er bij de vergunningsaanvraag een inrichtingsplan voor de nabestemming wordt toegevoegd waarin heel veel aandacht is voor biologisch en landschappelijk waardevolle waterpartijen gezien de (landschaps-)ecologische functie die het gebied nu heeft. Bij Mens is aangetoond dat mits het nemen van de opgenomen milderende maatregelen bij de technische disciplines de hinder niet zal toenemen. Dit geldt enkel wanneer er voor de afvoer van het zand buiten de site er een rechtstreekse verbinding gerealiseerd wordt met R4 of de Expressweg, een maatregel die ook al in de nota gesuggereerd werd. Per discipline worden er inzake de effectbeoordeling duidelijke en transparante conclusies geformuleerd, m.n. dat er geen dus weinig bijkomende effecten te verwachten zijn. Het opstellen van een MER zou deze informatie zeker niet verbeteren. Een niet-technische samenvatting, dat leesbaar is voor de geïnteresseerde buitenstaander, werd hier gezien de aard en ligging van het project en het volume van het ingediende rapport overbodig geacht en dus ook niet toegevoegd. Dit is ook terecht. Wel bevat het rapport een duidelijk besluit. In dit besluit worden er inzake de effectbeoordeling duidelijke en transparante conclusies geformuleerd, m.n. dat er geen bijkomende effecten te verwachten zijn. Het opstellen van een MER zou deze informatie zeker niet verbeteren. Dienst Milieueffectrapportage ontheffingsdossier OHPR0122 4
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat deze ontheffingsaanvraag voldoende informatie bevat om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Bijgevolg wordt een ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een MER toegekend voor de realisatie van dit project mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: - de milderende maatregelen, opgenomen in deze nota, ook in het project zullen opgenomen worden. - De ontbrekende informatie m.b.t. de performantie van de waterzuivering en het lozingspunt in de aanvraag wordt toegevoegd. - De vergunningsaanvraag vergezeld wordt van een inrichtingsplan met de invulling van de nabestemming waarin heel wat aandacht zal besteed worden aan het behoud van de huidige ecologische functie van het gebied. - Dat de exploitatie beperkt wordt tot 15 jaar, zoals gesteld in het verzoek tot ontheffing. Deze ontheffing wordt verleend voor een termijn van vier jaar. Dit verslag dient samen met de ontheffingsaanvraag deel uit te maken van de vergunningsaanvraag. 5 juni 2007, Het afdelingshoofd, Ir. Koen DE SMET Dienst Milieueffectrapportage ontheffingsdossier OHPR0122 5