1 Afdeling Handhaving Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer R. Banser Postbus 2809 3500 GV Utrecht Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2583877 Fax 030-2582121 http://www.provincie-utrecht.nl Datum 1 oktober 2008 Team Bodem, Water en Natuur Nummer 2008INT230482 Referentie K. Ooteman Uw brief van - Doorkiesnummer 030 258 3715 Uw nummer - Faxnummer 030 258 2121 Bijlage - E-mailadres bodemloket@provincie-utrecht.nl Onderwerp Beschikking evaluatieverslag + nazorg grond NS emplacement Abcoude, code UT0305/00063 Geachte heer Banser, 1 Inleiding Wij, Gedeputeerde Staten van Utrecht, hebben van u op 31 juli 2008 een evaluatieverslag, bedoeld in artikel 39c van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van de sanering die in uw opdracht is uitgevoerd. Dit verslag Evaluatieverslag bodemsanering Abcoude, nieuw station, door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V., van 17 juli 2008, met kenmerk 20070579-04, heeft betrekking op de sanering van de locatie NS emplacement, ten zuidoosten van Abcoude en de spoorlijn tussen kilometer 9,83 en 11,73. Dit project is bij ons geregistreerd onder de UT-code 0305/00063. Deze bodemsanering is uitgevoerd op de locatie kadastraal bekend als: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Abcoude A 3058 Abcoude A 3060 Abcoude A 3061 Abcoude A 3062 Baambrugge A 3516 Baambrugge A 3517 Baambrugge A 3518 Baambrugge A 3519 Baambrugge A 3520 Baambrugge A 3521
2 De saneringslocatie is aangegeven op de kadastrale kaart die als bijlage bij deze beschikking is bijgevoegd. 2 Saneringsplan Bij beschikking van 9 mei 2007 met kenmerk 2007WEM002092i hebben wij ingestemd met het saneringsplan voor de hierboven genoemde locatie. Doelstelling van de sanering is de verontreinigde bodem op kosteneffectieve wijze geschikt te maken voor de gebruiksfunctie extensief gebruikt (openbaar) groen (BGW II). Er is onderscheid gemaakt in de deelgebieden A tot en met E. Op basis van enkele aanvullende bodemonderzoeken zijn tevens twee grondstromenplannen aan ons toegezonden zoals dit ook verzocht werd in de beschikking van 9 mei 2007. Voor deellocaties B en D zijn grondstromenplannen opgesteld welke door ons zijn goedgekeurd, respectievelijk op 6 september 2007 met kenmerk 2007INT206365 en op 4 oktober 2007 met kenmerk 2007INT207710. Initiële verontreinigingssituatie De toplaag onder het ballastmateriaal is verontreinigd met zware metalen (met name koper en lood) en PAK. De dikte van de verontreinigde laag is ter plaatse van de spoorbaan en het emplacement over het algemeen maximaal 1 meter. De bekledingsgrond op de taluds is over het algemeen tot een diepte van maximaal 0,5 m-mv verontreinigd. Dit betreft matige tot ernstige verontreinigingen. Deze verontreinigingen worden beschouwd als deel van hetzelfde geval van bodemverontreiniging, waarvoor in verschillende fasen de ernst en spoedeisendheid is bepaald: Voor de bekledingsgrond (taluds) is voor het tracé tussen km 9,3 en 22,5 op 11 oktober 2002 (kenmerk 2002WEM003823i) een beschikking vastgesteld. Er is sprake van een diffuse verontreiniging met plaatselijk overschrijdingen van de interventiewaarde voor koper en lood. Gezien het diffuse karakter, waarbij plaatselijk de betreffende interventiewaarden worden overschreden, en het feit dat de bodemkwaliteit in voldoende mate op hoofdlijnen is vastgesteld, wordt de bekledingsgrond voor het tracé Abcoude-Maarssen als één geval van ernstige bodemverontreiniging beschouwd. Omdat de SBNS destijds heeft aangegeven spoedig met de sanering te willen starten, is de sanering pro forma urgent verklaard (start sanering uiterlijk 4 jaar na het in werking treden van de beschikking). Beschikking ernst en urgentie voor het emplacement (beschikking van 9 september 2005 met kenmerk 2005WEM003840i). Deze beschikking heeft betrekking op de locatie van het emplacement en de sporen, taluds en bermsloten tussen km. 10.5 en 11.4. In de beschikking is aangegeven dat ter plaatse van de kadastrale percelen, gemeente Abcoude sectie A, nr. 2803, 3060, 3061 en 3062 (allen gedeeltelijk) en gemeente Baambrugge, sectie A, nrs. 3516, 3519 (ged.), 3520 (ged.) en 3521 (ged.) sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zoals bedoeld in artikel 20Wbb. Het betreft verontreinigingen in de grond met PAK en koper. Op basis van het terreingebruik is er geen urgentie om te saneren. Omdat de beschikking uit 2005 gebaseerd is op destijds actuele resultaten, vervangt deze voor een aantal kadastrale percelen de beschikking uit 2002. Beschikking ernst en spoedeisendheid voor de spoorbaan tussen kilometeraanduiding 9,83 en 10,5 en tussen kilometeraanduiding 11,4 en 11,73 zoals beschreven in de beschikking van 9 mei 2007 met kenmerk 2007WEM002092i.
3 Als gevolg van calamiteiten in 2002 en 2004 was tevens sprake van twee nieuwe gevallen van bodemverontreiniging welke volledig verwijderd dienden te worden. Beide verontreinigingsvlekken zijn uiteindelijk gedeeltelijk verwijderd, omdat volledige verwijdering gezien de terreinsituatie niet mogelijk was (zoals beschreven in evaluatierapporten van 14 november 2002 en januari 2005 respectievelijk door BME ingenieurs BV en Spectrum HSE Technology BV (vml. BME ingenieurs BV)). Uitgegaan werd van circa 15 m 3 restverontreiniging in de grond ter hoogte van kilometeraanduiding 11.0 en circa 10 m 3 grond ter hoogte van kilometeraanduiding 11.55. De restverontreinigingen van deze nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (ontstaan als gevolg van calamiteiten in 2002 en 2004) zouden volledig verwijderd worden bij het verwijderen van de spoorvoorzieningen. Tijdens de aanvullende bodemonderzoeken, voorafgaand aan de sanering, zijn de restverontreinigingen van deze nieuwe gevallen echter niet meer aangetroffen (vakken C20 en D33) waardoor verdere sanering niet nodig bleek.. Saneringsmaatregelen en bodemgebruikswaarde De saneringsmaatregelen bestaan in het kort uit het volgende: Sanering overige verontreinigingen (immobiele verontreinigingen deelgebieden B, C en D). De verontreinigingen worden gesaneerd door het aanbrengen van een leeflaag met een minimale dikte van 0,5 meter. Indien diepwortelende planten of bomen zijn voorzien, dient de dikte van de leeflaag tenminste 1,5 meter te bedragen. De kwaliteit van de leeflaag dient te voldoen aan de BGW-II. Gezien de grote oppervlakte van de saneringslocatie zien wij af van de gebruikelijke eis om een signalerende laag aan te brengen tussen de leeflaag en de onderliggende verontreinigde grond. Ter plaatse van deelgebied E (het oude station en de bijbehorende parkeerplaats) bestaat de isolerende maatregel uit het instandhouden van de bestaande verhardingen of het aanbrengen van nieuwe verhardingen. De aanwezige groenstroken in deelgebied E worden wel voorzien van een leeflaag met een dikte van minimaal 0,5 meter (1,5 meter bij diepwortelende planten en bomen). Een deel van de verontreinigde grond wordt ontgraven en binnen de saneringslocatie hergebruikt. Een ander deel van de verontreinigde grond wordt niet ontgraven, maar na het ontgraven van het ballastbed (dikte 60 cm) voorzien van een leeflaag. De werkelijke grondstromen zijn in grondstromenplannen omschreven en samen met de actualiserende aanvullende bodemonderzoeken voorafgaand aan de sanering aan de provincie toegezonden. Voor deellocaties B en D zijn grondstromenplannen opgesteld welke door de provincie zijn goedgekeurd, respectievelijk op 6 september 2007 met kenmerk 2007INT206365 en op 4 oktober 2007 met kenmerk 2007INT207710. De resultaten van de aanvullende onderzoeken zijn beschreven in het rapport Overkoepelende rapportage verificatie bodemkwaliteit emplacement Abcoude door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV met kenmerk 20070579-26 van 18 december 2007. 3 Wijziging van het saneringsplan Met toepassing van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Wbb hebben wij ingestemd met de volgende wijzigingen van het saneringsplan:
4 In afwijking van het grondstromenplan voor deellocatie D is niet de grond uit de vakken D14 en D15 herschikt ter plaatse van vak D41 maar de grond uit de vakken D38 en D39. De grond uit de vakken D14 en D15 is afgevoerd; De afgevoerde hoeveelheden grond wijken in sommige gevallen af van het saneringsplan en de grondstromenplannen in verband met afwijkende werkelijke dwarsprofielen van de spoordijk ten opzichte van de ingeschatte situatie; Tijdens de sanering van vak B zijn in de grond asbestcement buizen aangetroffen welke door een hiervoor erkend bedrijf zijn verwijderd. Bovenstaande afwijkingen zijn niet tussentijds bij ons gemeld maar wel beschreven in het evaluatieverslag. Overige afwijkingen ten opzichte van het saneringsplan zijn reeds behandeld in de aanvullende verificatie onderzoeken en grondstromenplannen zoals goedgekeurd, respectievelijk op 6 september 2007 met kenmerk 2007INT206365 en op 4 oktober 2007 met kenmerk 2007INT207710. 4 Evaluatieverslag Het evaluatieverslag van de grondsanering hebben wij beoordeeld aan de eisen die daaraan in artikel 39c van de Wbb zijn vastgelegd. De sanerende werkzaamheden hebben plaats gevonden in de periode april 2007 tot en met januari 2008. De werkzaamheden zijn gestart ter plaatse van deelgebied A waarna gefaseerd in zuidelijke richting is verder gewerkt. Afhankelijk van de verontreinigingssituatie is verontreinigde grond ontgraven en afgevoerd naar de erkend verwerker Smink danwel herschikt op locatie danwel afgedekt middels een leeflaag welke voldoet aan de saneringsdoelstelling. De verschillende grondstromen zijn hieronder weergegeven: Tabel: grondstromen Deelgebied Gepland Ontgraven Herschikt Afgevoerd Gerealiseerd Ontgraven Herschikt Afgevoerd (m³/ton) Bestemming afvoer Afvalstroomnr. A 650-650 754 500 254 / 457,40 Smink (reinigbaar) 060030717448 B+E 1250 1250-1747 1320 427 / 768,86 Smink (reinigbaar) 060030717448 C 8100 8100-153 0 153 / 275,5 Smink (reinigbaar) 060030717448 D2 1604 300 1304 2100 500 1600 / 2886,82 Smink (cat. 1) 060030717810 Totaal 11604 9650 1954 4754 2320 2434 / 4388,58 Er heeft geen aanvoer van grond van buiten de locatie plaatsgevonden. Deelgebied A De sterk verontreinigde grond uit het vlak A11 is tot circa 0,5 m-mv ontgraven en afgevoerd naar de erkend verwerker Smink. Grond afkomstig van de overige vlakken van deelgebied A is in depot gekeurd en herschikt op locatie. Het gehele deelgebied voldoet aan de saneringsdoelstelling BWG II. Deelgebied B
5 Grond uit de vakken B1 tot en met B4 is ontgraven en deels herschikt ter plaatse van de vlakken B16 tot en met B19 tussen de oude spoorbaan en de spoortunnel en deels afgevoerd naar Smink. Aansluitend is ter plaatse van de herschikte grond een leeflaag met een dikte van 50 cm aangebracht. Ter plaatse van vakken B17 en B18 is onder de BGW II leeflaag nog grond met verontreinigingsconcentraties boven de BGW II grens aanwezig. Voor de overige vakken werd reeds aan de saneringsdoelstelling voldaan zonder uitvoeren van saneringswerkzaamheden. Hiermee is voor heel deelgebied B de saneringsdoelstelling (BGW II) behaald. Deelgebied C Ter plaatse van deelgebied C is de grond van 0,6 1,0 m-mv uit vak C03 ontgraven en afgevoerd. Voor de overige vakken werd reeds aan de saneringsdoelstelling voldaan zonder uitvoeren van saneringswerkzaamheden. Hiermee is aan de saneringsdoelstelling voldaan. Deelgebied D De grond uit de vakken D38 en D39 is ontgraven en herschikt ter plaatse van D41. Grond afkomstig uit de vakken D10 tot en met D15 is in verband met een overschot op de grondbalans afgevoerd naar Smink. De herschikte grond voldeed aan de saneringsdoelstelling BGW II waardoor aanbrengen van een leeflaag niet nodig was. Onder deze BGW II laag ter plaatse van vak D41 is nog grond aanwezig met verontreinigingsconcentraties boven de BGW II grens. Voor de overige vakken werd reeds aan de saneringsdoelstelling voldaan zonder uitvoeren van saneringswerkzaamheden. Hiermee is aan de saneringsdoelstelling voldaan. Deelgebied E De grond van 0,0 0,6 m-mv uit vak E01 is ontgraven en afgevoerd naar Smink. Voor de overige vakken werd reeds aan de saneringsdoelstelling voldaan zonder uitvoeren van saneringswerkzaamheden. Hiermee is aan de saneringsdoelstelling voldaan. 5 Conclusie Het evaluatieverslag voldoet aan de eisen die in artikel 39c van de Wbb. De getroffen saneringsmaatregelen voldoen aan het saneringsplan waarmee wij bij beschikking van 9 mei 2007 met kenmerk 2007WEM002092i hebben ingestemd. De bodem van de gesaneerde percelen is geschikt voor Infrastructuur/verkeer. 6 Nazorg Uit het evaluatieverslag blijkt dat na sanering ernstig verontreinigde grond onder de aangebrachte leeflaag in de deelgebiedsvakken B16 (160 m³) en B19 (165 m³) is achtergebleven. Deze restverontreiniging noodzaakt tot het opleggen van nazorgmaatregelen als bedoeld in artikel 39d, lid 2, onder a en b, van de Wbb. In het evaluatieverslag is een nazorgplan opgenomen. De volgende nazorgverplichtingen zijn van toepassing:
6 Het regelmatig inspecteren van de isolerende voorzieningen die ter uitvoering van de sanering zijn aangebracht; Het instandhouden en onderhouden alsmede waar nodig herstellen, verbeteren of vervangen van die voorzieningen. 7 Kadastrale registratie en publicatie Een afschrift van deze beschikking met bijbehorende kadastrale kaart waarop de gesaneerde perceelsgedeelten zijn aangegeven, zenden wij op grond van artikel 55 van de Wbb aan het Kadaster. Als gevolg van de nazorgverplichting voor de sterke restverontreiniging in de grond, blijft de KW-code voor onderstaande percelen gehandhaafd. De gesaneerde perceelsgedeelten met een totaal oppervlak van circa 67000 m² zijn aanwezig op de volgende kadastrale percelen: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Abcoude A 3058 Abcoude A 3060 Abcoude A 3061 Abcoude A 3062 Baambrugge A 3516 Baambrugge A 3517 Baambrugge A 3518 Baambrugge A 3519 Baambrugge A 3520 Baambrugge A 3521 Een overzicht van de gesaneerde perceelsgedeelten is bij deze brief als bijlage toegevoegd. Van ons besluit doen wij op grond van artikel 39 van de Wbb een publicatie in een huis-aan-huisblad in de gemeente Abcoude. 8 Bezwaar Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij Gedeputeerde Staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED Den Haag. Aan een verzoek om voorlopige voorziening, zijn kosten verbonden, het griffierecht. Deze bedragen 145,- voor een natuurlijk persoon en 288,- voor een rechtspersoon.
7 Onder vermelding van de code UT0305/00063 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij de heer K. Ooteman, bereikbaar onder doorkiesnummer 030 258 3612. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, ing. A.H.A. van den Broek teamleider Handhaving Een kopie van deze brief is verzonden naar: - Milieudienst Noord-West Utrecht, t.a.v. Afd Leefomgeving, cluster bodem, Postbus 242, 3620 AE Breukelen UT - Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V., t.a.v. de heer N.C. Knaap, Postbus 9222, 3007 AE Rotterdam - NS Vastgoed B.V., t.a.v. de heer B. Kuenen, Postbus 2319, 3500 GH Utrecht - Prorail Railinfrabeheer, Afdeling Grondverwerving en juridische zaken, t.a.v. mevrouw E.M. Junge, Postbus 2038, 3500 GA Utrecht - Gemeente Abcoude, t.a.v. de heer M. Scholten, Postbus 5, 1390 AA Abcoude - Kadaster team WKPB, Postbus 9015, 6800 DT Arnhem