Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

Vergelijkbare documenten
UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: mevrouw mr. N.R.H.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

in het geding tussen: de heer [appellant], wonende te [woonplaats], hierna te noemen [appellant]

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

Beroep tegen overplaatsing en berisping wegens weglopen leerlingen gegrond. Beroep tegen schorsing niet-ontvankelijk.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

Commissie van Beroep VO

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. K.A.P. Moonen

SAMENVATTING UITSPRAAK

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is ongegrond, omdat er voldoende redenen voor waren.

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. G. Deibel

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

Bij een disciplinaire overplaatsing moet de werkgever motiveren waarom de feiten die eraan ten grondslag liggen, plichtsverzuim opleveren

106384/106490/ Werknemer (3) heeft recht op promotie op basis van het entreerecht. UITSPRAAK

Commissie van Beroep BVE

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. [Het schoolbestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

[appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. H.J. Weekers

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

Beroep tegen berisping ongegrond. De werkgever heeft in redelijkheid een berisping op mogen leggen. UITSPRAAK

Commissie van Beroep VO

SAMENVATTING / Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan; VO

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

Commissie van Beroep VO

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. J.J.

Beroep tegen ontslag op staande voet, subsidiair ontslag wegens gewichtige redenen; VO

Commissie van Beroep VO

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen overplaatsing gegrond omdat de werkgever verzuimd heeft te vermelden welke cao-grond de basis is voor de overplaatsing.

108490/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel gegrond vanwege niet volgen verweerprocedure respectievelijk gebrek aan noodzaak.

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

Commissie van beroep vo

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Commissie van Beroep PO

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING / / Beroepen (3) tegen ontslag wegens opheffing betrekking; PO

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

Verzoek voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling, vacant houden functie en loondoorbetaling; HBO SAMENVATTING

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Beroep tegen overplaatsing vanwege relatie met een collega is ongegrond, omdat er zwaarwichtige omstandigheden zijn.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs en Hoger Beroepsonderwijs

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van [de school], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen de PMR.

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Bestuur C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting voor D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. D. Ramsoedh

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. drs. C.A.H.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

UITSPRAAK. [Verweerder] het College van Bestuur van [Stichting], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Hogeschool van B, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de hogeschool of de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G. Ham

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim/gewichtige omstandigheden en tegen schorsing als ordemaatregel; PO

Nalevingsgeschil; als MR-leden weigeren af te treden, kan een bevoegd gezag niet de MR ontbinden en eigenmachtig MR-verkiezingen organiseren.

de Personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van C, te B, verweerder, hierna te noemen de PMR

Bezwarencommissie CAO-VO SAMENVATTING

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting ROC E, gevestigd te F, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Bezwaar tegen niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege niet tijdig behalen van de onderwijsbevoegdheid ongegrond.

sollicitatieprocedure niet te benoemen in de (hogere ) functie van schooldirecteur kan in stand blijven.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. de heer [appellant], wonende te [plaatsnaam], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. R.H.M.

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel gegrond, omdat er onvoldoende grond voor de schorsing was.

Commissie van Beroep HBO

Transcriptie:

108343 - Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische e-mail levert geen plichtsverzuim op. in het geding tussen: UITSPRAAK [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, gemachtigde: mevrouw mr. J. Choufoer-Van der Wel en [Verweerder], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. A.C.M. Ranke 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift van 18 juli 2018, ingekomen op 20 juli 2018, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 26 juni 2018 om hem een schriftelijke berisping op te leggen vanwege plichtsverzuim. De werkgever heeft op 25 september 2018 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 4 oktober 2018 te Utrecht. [appellant] was ter zitting aanwezig en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer [rector] en mevrouw [conrector], daartoe bijgestaan door de gemachtigde. De werkgever heeft een pleitnotitie overgelegd. 2. DE FEITEN [appellant] is sinds 1 augustus 2006 in dienst van de werkgever in een vast dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,3462 fte. [appellant] is werkzaam als docent aardrijkskunde op [school]. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao vo. Bij e-mail van 18 mei 2018 heeft [appellant] gereageerd op een e-mail van de Personeelsraad (P(M)R) van 16 mei 2018, waarin de P(M)R schreef dat er geen verkiezingen zouden worden gehouden, omdat het aantal personen dat zich kandidaat had gesteld voor een zetel in de medezeggenschapsraad gelijk was aan het aantal vacatures. [appellant] heeft zijn e-mail in cc aan het voltallige personeel gestuurd. Op 22 mei 2018 heeft hierover een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant], de rector en de conrector. Bij brief van 1 juni 2018 heeft de rector [appellant] zijn voornemen medegedeeld om hem schriftelijk te berispen omdat hij door het verzenden van de e-mail van 18 mei 2018 aan alle medewerkers van de school op grove wijze de leden van de P(M)R en de schoolleiding heeft gebruuskeerd. 108343/ uitspraak d.d. 8 november 2018 pagina 1 van 5

[appellant] heeft bij brief van 17 juni 2018 verweer gevoerd tegen dit voornemen, waarna de rector hem bij brief van 26 juni 2018 de disciplinaire maatregel van een berisping heeft opgelegd vanwege plichtsverzuim. Tegen dit besluit is het beroep gericht. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt [appellant] Het besluit is onbevoegd genomen omdat het door de rector is genomen en niet door het College van Curatoren, zijnde het bevoegd gezag van de school. Het bevoegd gezag hoort een dergelijk besluit te nemen. Uit artikel 12 van de statuten van de werkgever blijkt dat sprake is van mandatering en dat het besluit daarom ook namens het College van Curatoren genomen had moeten worden. [appellant] betwist dat hij zich in de e-mail van 18 mei 2018 negatief heeft uitgelaten over de werkzaamheden van de P(M)R en zich gezagsondermijnend heeft uitgelaten jegens de schoolleiding. De e-mail is niet bruuskerend en valt onder de vrijheid van meningsuiting. De inhoud van het bericht was ook niet gericht tegen specifieke collega s uit de P(M)R. Het door de werkgever aangehaalde citaat uit het bericht wordt volledig uit de context gehaald. Evenmin heeft [appellant] gesteld dat medezeggenschap kansloos is. Ook blijkt nergens uit dat [appellant] heeft gesteld dat de schoolleiding zijn eigen gang gaat. Met het verzenden van de e-mail aan alle medewerkers, heeft [appellant] een debat over medezeggenschap en democratie teweeg willen brengen. Zeker op een gymnasium moet dat mogelijk zijn. Het was zeker niet zijn bedoeling om iemand te beledigen. Van plichtsverzuim is dan ook geen sprake. Zelfs al zou de e-mail wel gericht zijn tegen specifieke collega s, dan nog brengt het gegeven, dat hij zich op een niet waarderende wijze heeft uitgelaten, niet mee dat de e-mail aan te merken is als plichtsverzuim. Volstaan had kunnen worden met het geven van een waarschuwing, omdat dit dezelfde preventieve werking heeft, aldus [appellant]. Standpunt werkgever De rector heeft het besluit genomen en uit de statuten blijkt dat de rector bevoegd is om een dergelijk besluit te nemen. De rector is de schoolleiding, waardoor het besluit bevoegd is genomen. Het gesprek met [appellant] is door de rector en de conrector samen gevoerd, de brief is door de rector geschreven en getekend. Het ware achteraf gezien beter als de rector dat namens de schoolleiding had gedaan. Dit is niet het eerste incident van [appellant]. In 2017 is er al een voornemen tot berisping uitgesproken naar aanleiding van een e-mail van [appellant] waarin hij kritiek op de schoolleiding uitte. Deze berisping is destijds omgezet in een waarschuwing. Ook in 2013 is hij per brief gewaarschuwd dat zijn gedrag onacceptabel is. Met het verzenden van de e-mail van 18 mei 2018 aan alle medewerkers ondermijnt hij de samenwerking met collega s en tast daarmee hun veiligheidsgevoel aan. Doordat de e-mail beledigend is, valt deze niet onder de vrijheid van meningsuiting. De leden van de P(M)R ervaren de kritiek als persoonlijk en de e-mail is beledigend naar de P(M)R-leden en de schoolleiding. [appellant] had de leden persoonlijk kunnen aanspreken in plaats van een e-mail aan alle personeelsleden te sturen. [appellant] is eerder opgedragen zich te onthouden van oncollegiaal, conflictzoekend gedrag. [appellant] heeft met de e-mail de verplichting die hem is opgelegd, te weten om zich te onthouden van publieke protestuiting en beledigende e-mails, 108343/ uitspraak d.d. 8 november 2018 pagina 2 van 5

niet nagekomen. Een berisping is daarom gerechtvaardigd. Eerdere waarschuwingen hebben niet gewerkt, daarom volstaat het geven van een waarschuwing niet. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 19 lid 1 cao vo. Het beroep is binnen de daartoe geldende termijn ingesteld. Daarom is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. De schriftelijke berisping Het opleggen van een disciplinaire maatregel is op grond van artikel 10.a.8. cao vo voorbehouden aan de werkgever. In artikel 2 onder b van de statuten van de werkgever (verder de statuten) is bepaald dat het bestuur wordt gevormd door het College van Curatoren. Op grond van artikel 11 van de statuten kent de werkgever een schoolleiding, bestaande uit twee of meer personen, te weten de rector en één of meer conrectoren. De schoolleiding is op grond van artikel 12 van de statuten belast met de leiding van de dagelijkse gang van zaken en de benoeming, schorsing en het ontslag van personeel. De Commissie leidt hieruit af dat het opleggen van een berisping gedelegeerd is aan de schoolleiding. Vaststaat dat zowel het voornemen tot het opleggen van de berisping, alsmede het besluit waarmee de berisping werd opgelegd, zijn ondertekend door de rector. De rector heeft dat niet, althans dat vermeldt het bestreden besluit niet, namens de schoolleiding dan wel namens het College van Curatoren gedaan. Omdat een dergelijk besluit op grond van de statuten genomen dient te worden door de schoolleiding en de schoolleiding naast de persoon van de rector ook uit een conrector dient te bestaan, is het besluit van de rector van 26 juni 2018 om [appellant] een disciplinaire maatregel op te leggen op dat moment onbevoegd genomen. Doordat ter zitting zowel de rector als de conrector aanwezig waren en zij tezamen de schoolleiding vormen en zij geen afstand hebben genomen van het besluit, beschouwt de Commissie het besluit dan ook als ter zitting stilzwijgend bekrachtigd door de schoolleiding. Aldus wordt het besluit van de rector van 26 juni 2018 aangemerkt als een bevoegd genomen besluit en treft deze beroepsgrond van [appellant] geen doel. Vaststaat dat de werkgever de verweerprocedure als beschreven in artikel 10.a.9 cao vo heeft gevoerd door [appellant] in de gelegenheid te hebben gesteld zich te verweren tegen het voornemen d.d. 1 juni 2018 om hem een disciplinaire maatregel op te leggen. [appellant] heeft op 17 juni 2018 verweer gevoerd waarna de werkgever hem bij het besluit van 26 juni 2018 de disciplinaire maatregel van een berisping heeft opgelegd. De Commissie zal beoordelen of de feiten die aan de beslissing ten grondslag gelegd zijn, voldoende vaststaan. Indien dit het geval is, beoordeelt de Commissie of de vastgestelde feiten de conclusie rechtvaardigen dat er sprake is van plichtsverzuim als bedoeld in artikel 10.a.8 lid 2 cao vo en ten slotte beoordeelt de Commissie of het opleggen van een maatregel gepast was (subsidiariteit) en zo ja, of de opgelegde maatregel van berisping, gelet op alle 108343/ uitspraak d.d. 8 november 2018 pagina 3 van 5

omstandigheden van het geval, proportioneel is (proportionaliteit). De werkgever heeft aan het vermeende plichtsverzuim ten grondslag gelegd dat [appellant] door het verzenden van de e-mail van 18 mei 2018 aan alle medewerkers van de school zich op een grensoverschrijdende, negatieve wijze heeft uitgelaten en daarmee op grove wijze de leden van de P(M)R en de schoolleiding heeft gebruuskeerd. Vaststaat dat [appellant] op 18 mei 2018 een e-mailbericht aan alle medewerkers heeft verzonden als reactie op een eerder e-mailbericht van de P(M)R over de nieuwe samenstelling van de P(M)R het volgende schooljaar. In zoverre staat het feit dat aan het plichtsverzuim ten grondslag is gelegd vast. De vraag waarvoor de Commissie zich gesteld ziet is, of [appellant] zich in dit bericht grensoverschrijdend heeft uitgelaten en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Uit de door [appellant] in de e-mail gebruikte bewoordingen kan niet worden afgeleid dat hij de schoolleiding noch de P(M)R-leden heeft gebruuskeerd. [appellant] stelt niet met zoveel woorden dat hij geen vertrouwen heeft in de huidige P(M)R en/of de gevolgde verkiezingsprocedure. Hij laat zich evenmin beledigend of grievend uit jegens de P(M)R en/of de schoolleiding. Het betreft veeleer een kritische e-mail waarin [appellant] in algemene bewoordingen zijn beschouwingen geeft over het niet hebben van tegenkandidaten en de medezeggenschap in het algemeen. Wel kan de Commissie zich indenken dat [appellant], door het opnemen van een citaat met daarin een kritische noot op de medezeggenschapsraden, die volgens de auteur van het citaat kansloos zijn, de indruk wekt dat de in het citaat verwoorde mening ook de zijne is. De Commissie kan zich dan ook indenken dat de schoolleiding en de leden van de P(M)R zich hierdoor mogelijk gekwetst hebben gevoeld. Ook kan de vraag gesteld worden of het nodig was om een dergelijke mail aan alle medewerkers van de school te sturen. Voor het uiten van eventuele onvrede over de gang van zaken rondom de P(M)Rverkiezingen dan wel voor het aanzwengelen van een discussie over dit onderwerp waren andere, meer voor de hand liggende alternatieven mogelijk. Hoewel de inhoud van de e-mail in basis een onnodig mogelijk kwetsend karakter heeft, is dat op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat [appellant] daarmee niet heeft gehandeld zoals van een goed werknemer verwacht had mogen worden. De werkgever heeft het verzenden van de e-mail van 18 mei 2018 dan ook niet in redelijkheid kunnen aanmerken als plichtsverzuim, als bedoeld in artikel 10.a.8 lid 2 cao vo. De Commissie is daarom van oordeel dat de werkgever [appellant] niet in redelijkheid de berisping heeft kunnen opleggen en zal het beroep gegrond verklaren. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. 108343/ uitspraak d.d. 8 november 2018 pagina 4 van 5

Vastgesteld te Utrecht op 8 november 2018 door mr. C.H. Kemp-Randewijk, voorzitter, mr. drs. G.W. van der Brugge MA en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van mr. T. Ketting, secretaris. mr. C.H. Kemp-Randewijk voorzitter mr. T. Ketting secretaris 108343/ uitspraak d.d. 8 november 2018 pagina 5 van 5