Onteigening in de gemeenten Uden en Bernheze VW

Vergelijkbare documenten
Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW

Onteigening in de gemeente Maasdriel VW

Onteigening in de gemeente Utrecht

Onteigening in de gemeente Lopik VW

Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen

Aanwijzing van gronden ter onteigening in de gemeente Beesel

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Veghel VW

Onteigening in de gemeente Venlo (Tegelen)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Amersfoort

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Onteigening in de gemeenten Valburg, Elst en Bemmel

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Lijst van eigenaren en/of zakelijk gerechtigden Wet voorkeursrecht gemeenten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente West Maas en Waal VW

Onteigening in de gemeente Maasdriel VW

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

STAATSCOURANT BEKENDMAKING VERVALLEN VOORKEURSRECHT PLANGEBIED BRANDEVOORT II. Nr oktober 2017

Onteigening in de gemeenten Wassenaar, Den Haag en Leidschendam

Raadsvoorstel. Relatie met programmabegroting en/of Mijlpalen van Meierijstad Mijlpalen van Meierijstad, Hoofdstuk 3 Economie.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Haarlemmermeer en Aalsmeer

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Venlo VROM

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN ONTEIGENINGSPLAN HARNASCHPOLDER ZUID VERZOEKENDE INSTANTIE: BEDRIJVENSCHAP HARNASCHPOLDER



Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.


Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Lelystad en Dronten

G E N N E P. : Verzoek aan Kroon tot onteigening. Geachte raad,

De nakomelingen van Arnoldus Jacobus Legius (De Lege)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Aan de Gemeenteraad. Onderwerp : Procedure administratieve onteigening t.b.v. gronden rondweg Buitenpost. Raad. 6 maart Status.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Echt-Susteren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Onteigening in de gemeente Lingewaard

Onteigening in de gemeente Nederlek VW


Onteigening in de gemeente Schijndel

Aan de raad AGENDAPUNT 7

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Swalmen

Raadsvoorstel. Onderwerp:

ONTEIGENINGSPLAN ZUIDELIJKE OMLEGGING OUDENBOSCH LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN VERZOEKENDE INSTANTIE: PROVINCIE NOORD BRABANT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.


Onteigening in de gemeente Echt-Susteren


Onteigening in de gemeente Oisterwijk VROM

Eerste generatie. Tweede generatie. Derde generatie

Onteigening in de gemeente Cuijk

Onteigening in de gemeente Haarlemmermeer VW

De nakomelingen van Johannes van den Bosch

Onteigening in de gemeente Papendrecht VW

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Inzet van Middelen Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.

Raadsvergadering d.d.: 25 oktober 2010 Agenda nr: Onderwerp: verzoek aan de Kroon de administratieve onteigening te entameren

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeente Helmond VROM

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Bevolkingsregister Uden

Onteigening in de gemeente Apeldoorn


Onteigening in de gemeenten Ouder-Amstel, De Ronde Venen en Abcoude

Wijziging van de onteigeningswet

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onteigening in de gemeenten Best, Eindhoven, Veldhoven, Waalre en Heeze-Leende

Onteigening in de gemeente Bunschoten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Zienswijzenrapport. 1 e Herziening Zeelandsedijk 28-30a te Volkel. NL.IMRO.0856.BPZlndsedyk2830a01-ON01

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Onderwerp Start administratieve onteigeningsprocedure ten behoeve van realisatie bestemmingsplan 'Neptunus' te Kessel.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Transcriptie:

Onteigening in de gemeenten Uden en Bernheze VW «Onteigeningswet» Aanleg rijksweg 50 Besluit van 9 augustus 1999, nr. 99.003747 houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek van de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat in de Directie Noord-Brabant, namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de aanleg van de weg Eindhoven-Oss- Ravenstein-Arnhem-Apeldoorn- Kampen (rijksweg 50), gedeelte omlegging Uden-noord - Nistelrode-zuid, tussen de Lage Burchtweg (werkkm. 23.715,574) en viaduct Menzel nabij de aansluiting Nistelrode-zuid (werkkm. 28.174), met bijkomende werken, in de gemeenten Uden en Bernheze. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 21 juni 1999, nr. HKW/R 1999/6098, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken. Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode van 2 maart 1999 tot en met 31 maart 1999 op de secretarieën van de gemeenten Uden en Bernheze ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de Staatscourant van 19 februari 1999, nr. 35, de Bernhezer van 19 februari 1999, het Udens weekblad van 17 februari 1999 en het Brabants Dagblad van 19 februari 1999. Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in de gemeente Uden op 1 april 1999. In genoemde kennisgevingen zijn belanghebbenden voorts op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen. De volgende belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt: 1. de heer mr Th.J.H.M. Linssen, namens de heer J.L. van Dijk te Nistelrode, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 55; 2. Houdringe Rentmeesterskantoor B.V. te Roermond, namens de heer M.A.M. van Lanen te Uden, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 34C en 36C; 3. Houdringe Rentmeesterskantoor B.V. te Roermond, namens de heer W.J. Verwijst te Uden, eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 37D en 39D; 4. de heer Raijmakers, namens Beheersmaatschappij Raijmakers B.V. te Uden, mede-eigenaresse van de onroerende zaak met grondplannummer 56; 5. de heer F.P.J. van Boxtel te Uden, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 11. Overwegingen Ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen. Reclamant sub 1 heeft de volgende zienswijzen naar voren gebracht: a. hij had plannen voor de uitbreiding van zijn bedrijf en heeft hiervoor grond aangekocht, die is gelegen onder de afrit Uden-noord en daar de aansluiting vormt op de Rondweg. Tussen het bestaande bedrijf van reclamant en deze onroerende zaak bestond een verbinding via de Nistelrodeseweg en de Looweg. Dit is voor reclamant essentieel, omdat het vanuit bedrijfseconomisch oogpunt vereist is dat zijn gebouwen zoveel mogelijk geconcentreerd worden dan wel onderling bereikbaar zijn. Aanvankelijk zou de onroerende zaak van reclamant niet voor onteigening in aanmerking zijn gekomen, omdat zijn grond in de oorspronkelijke planopzet gelegen zou zijn achter de ontsluiting via de Rondweg. Na wijziging van het plan is de onroerende zaak echter wel voor onteigening in aanmerking gekomen. Reclamant kwalificeert het als onzorgvuldig, dat een in de inspraak gebracht plan zonder kennisgeving aan belanghebbenden plotseling een andere ontsluitingsstructuur laat zien. Hij kan zijn onroerende zaak niet meer benutten voor de bedrijfsuitbreiding. De huidige locatie biedt evenmin uitbreidingsmogelijkheden, omdat de gemeente Uden weigert een stuk grond af te staan, dat achter het huidige bedrijf is gelegen. Het gevolg is, dat reclamant zijn voorgenomen bedrijfsuitbreiding niet meer kan realiseren. Dit aspect dient naar zijn oordeel in de schadeloosstelling te worden meegenomen. De thans aangeboden compensatie acht hij hiervoor onvoldoende. Hij stelt zich op het standpunt dat, zolang geen oplossing voor dit probleem is gevonden, onteigening niet aan de orde kan zijn; b. reclamant wijst op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 juni 1998, nr. E01.96.0181, waarbij het besluit van gedeputeerde staten van Noord- Brabant, strekkende tot goedkeuring van het bestemmingsplan A50, omlegging Son, is vernietigd wegens strijd met de Wet geluidhinder. Deze uitspraak was met name gericht tegen de metingen ten aanzien van de verkeersintensiteiten en de aan te brengen geluidswallen. Reclamant is van oordeel, dat deze uitspraak gevolgen kan hebben voor de thans voorliggende onteigening en stelt zich op het standpunt, dat ook hier een nieuwe milieueffectrapportage/bestemmingsplanprocedure moet worden doorlopen. Hij wijst er op, dat het bestemmingsplan in ieder geval niet onverkort als grondslag kan dienen voor de onteigening, omdat naar alle waarschijnlijkheid over het gehele traject aanvullende geluidswerende voorzieningen zullen moeten worden getroffen. Reclamant merkt op, dat bij een nieuwe bestemmingsplanprocedure ook de extra ruimte moet worden betrokken, die door het opschuiven van de ontsluitingsweg is ontstaan achter zijn huidige pand. Omdat op geen enkele wijze blijkt hoe Uit: Staatscourant 1999, nr. 190 / pag. 10 1

de bestaande uitrit naar de Rondweg kan worden verlengd naar de nieuwe situatie, worden bestaande rechten niet geëerbiedigd. Met betrekking tot deze zienswijzen van reclamant overwegen Wij het volgende. Ad a. Voor zover de zienswijze van reclamant betrekking heeft op de keuze van het tracé van rijksweg 50, moet worden opgemerkt dat deze planologisch van aard is. Een dergelijke zienswijze dient te worden ingebracht in de daarvoor bestemde procedures op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en kan de aanwijzing ter onteigening niet in de weg staan. Wel kan hier worden opgemerkt, dat de door reclamant bedoelde wijziging in de plannen voor de aanleg van rijksweg 50 is doorgevoerd tussen de op 9 februari 1995 gehouden algemene informatie-avond over het gehele tracé tussen Eindhoven en Oss en de op 21 mei 1996 in de gemeente Uden gehouden inspraakavond ex artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze planwijziging hield een verschuiving van de as van het tracé van de rijksweg in over een afstand van 30 meter in oostelijke richting en de verschuiving van de bedoelde aansluiting over een afstand van 100 meter. Het oorspronkelijke plan zou voor reclamant hebben geleid tot minder grondafstand. Reclamant had echter van de wijziging tijdens de inspraakavond kennis kunnen nemen en dit aspect in de bestemmingsplanprocedure aan de orde kunnen stellen. Hij geeft aan dit niet te hebben gedaan en heeft ook overigens in de bestemmingsplanprocedure niet de mogelijkheid benut om van deze wijziging kennis te nemen en daartegen te ageren. Reclamant verzoekt de verzoeker om onteigening de nadelige gevolgen voor zijn bedrijf, als gevolg van het niet ter beschikking stellen van grond door de gemeente Uden, mee te nemen in de schadeloosstelling. Hierop kan door de verzoeker om onteigening niet worden ingegaan, omdat deze omstandigheid geen rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening is. Voor het overige wordt hier opgemerkt, dat de onteigeningswet belanghebbenden een volledige schadeloosstelling waarborgt. De hoogte van deze schadeloosstelling staat in het kader van de onderhavige administratieve procedure niet ter beoordeling, aangezien de vaststelling daarvan, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, geschiedt in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Met betrekking tot het minnelijk overleg met reclamant wordt nog opgemerkt, dat het overleg met hem is gestart op 21 juli 1998. Op 6 november 1998 en 10 december 1998 is met reclamant van gedachten gewisseld over een door de verzoeker om onteigening gedaan mondeling aanbod. Reclamant heeft op 8 januari 1999 te kennen gegeven de minnelijke verwerving van zijn gronden afhankelijk te stellen van de verkrijging van gronden van de gemeente Uden voor de uitbreiding van zijn bedrijf. De verzoeker om onteigening heeft op 28 januari 1999 een schriftelijk aanbod gedaan. Hierop is door reclamant nog niet gereageerd. Het overleg met reclamant zal worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Ad b. In het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure kunnen geen zelfstandige uitspraken worden gedaan over de eventuele aan de aanleg van een weg verbonden aspecten van geluidhinder. De behandeling daarvan dient te geschieden in het kader van de daarvoor bestemde procedures op grond van de Wet geluidhinder. Voor het overige wordt opgemerkt, dat reclamant momenteel wel een uitrit naar de Rondweg vanaf zijn parkeerplaats heeft. Deze uitrit is met een hek afgesloten. De verzoeker om onteigening zal onderzoeken of reclamant rechten op deze uitrit heeft. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zal de verzoeker om onteigening in overleg treden met reclamant over de ontsluitingssituatie en zorgen voor een passende oplossing. Het door reclamant genoemde bestemmingsplan A50, omlegging Son ziet op de planologische inpassing van een ander deel van rijksweg 50, dan in deze procedure aan de orde is. Voor de planologische inpassing van het gedeelte waarvoor deze procedure is gestart, kan worden verwezen naar de overige overwegingen hierna. Reclamant sub 2 heeft de volgende zienswijzen naar voren gebracht: a. hij stelt, dat voor zijn onroerende zaak met grondplannummer 34C niet is voorzien in een directe uitweg naar de aan te leggen secundaire weg. Deze uitweg is onmisbaar, omdat de toekomstplannen voor de bedrijfsvoering van reclamant zijn georiënteerd op de nieuw aan te leggen weg. Uit het ontbreken van deze ontsluiting blijkt, dat het plan technisch onvoldoende is uitgekristalliseerd en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen, zodat goedkeuring aan het onteigeningsplan moet worden onthouden; b. uit de tekening blijkt niet, dat de woning aan de Strikseweg 8 komt te vervallen. Dit is in een gesprek wel als uitgangspunt genoemd; c. reclamant stelt, dat met de terinzagelegging van onteigeningsstukken eerst een aanvang kan worden gemaakt nadat op z n minst met de minnelijke verwerving van de benodigde onroerende zaken een aanvang is gemaakt. Hij is van oordeel, dat één gesprek niet beschouwd kan worden als een realistisch begin van het overleg en is dan ook van oordeel, dat aan de voorgestelde onteigening van zijn onroerende zaken goedkeuring moet worden onthouden. Namens reclamant is voorts nog opgemerkt, dat te weinig wordt onderhandeld. Met betrekking tot deze zienswijzen overwegen Wij het volgende. Ad a. De verzoeker om onteigening zal zorgen voor een goede ontsluiting van de onroerende zaak van reclamant met grondplannummer 34C. Ad b. In de onderhandelingen met reclamant gaat de verzoeker om onteigening uit van het vervallen van de woning aan de Strikseweg 8. Dit is echter niet op de tekening aangegeven, omdat de woning buiten de onteigeningsgrenzen valt. Ad c. De onderhandelingen met reclamant lopen vanaf 15 februari 1996. Deze worden gecompliceerd door de aanwezigheid van een aantal huurders/gebruikers op de onroerende Uit: Staatscourant 1999, nr. 190 / pag. 10 2

zaken van reclamant. Een belangrijk aspect hierbij is, of de gronden vrij of niet vrij van huur zullen worden opgeleverd. Deze informatie is van belang voor het kunnen bepalen van de uitgangspunten voor het vaststellen van de hoogte van de schadeloosstelling. Uitgaande van de op dat moment bekende feiten heeft de verzoeker om onteigening aan reclamant op 25 oktober 1996 een mondeling aanbod gedaan, dat op 16 april 1997, eveneens mondeling, is herhaald. Op 4 juni 1997 is aan reclamant een aangepast aanbod gedaan, waarop reclamant op 12 september 1997 heeft gereageerd met een tegenbod. Sindsdien zijn herhaalde malen gesprekken met reclamant gevoerd, waarbij met name de positie van de huurders/gebruikers aan de orde is geweest. Gezien de complexiteit van de aangelegenheid is met reclamant nog geen overeenstemming bereikt over de minnelijke verwerving van zijn onroerende zaken. De onderhandelingen met reclamant zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamant sub 3 heeft de volgende zienswijzen naar voren gebracht: a. hij stelt, dat tijdens de onderhandelingen het uitgangspunt is gehanteerd, dat direct achter het te plaatsen geluidsscherm gronden beschikbaar zouden zijn voor de bedrijfsvoering. Uit de onteigeningsstukken blijkt, dat ook nog sprake zal zijn van een bermsloot en een talud. Hierdoor is bedrijfsvoering direct achter de geluidswal niet mogelijk en zullen ook gedeelten van de onroerende zaken die hiervoor nodig zijn moeten worden verworven. Reclamant is van oordeel, dat hij als gevolg van deze ontwikkelingen op het verkeerde been is gezet en dat om deze reden geen sprake is geweest van minnelijk overleg conform de onteigeningswet. Verder stelt hij, dat de terinzagelegging van de onteigeningsstukken pas had mogen starten nadat met de minnelijke verwerving van de onroerende zaken, ook over de gedeelten die eerst nu in de onteigeningskaarten zijn vermeld, op zijn minst een aanvang was gemaakt. Hij is dan ook van oordeel, dat aan de voorgestelde onteigening van de onroerende zaken goedkeuring moet worden onthouden; b. reclamant is van mening, dat eveneens goedkeuring aan het voornemen tot onteigening moet worden onthouden omdat gelet op de aangegeven lengte van het geluidsscherm, de geluidsbelasting in zijn woning boven de wettelijke norm zal liggen. Hij is van mening dat een en ander technisch onvoldoende uitgekristalliseerd is omdat bij de aanleg van de werken rekening moet worden gehouden met de positie van omwonenden. Met betrekking tot deze zienswijzen van reclamant overwegen Wij het volgende. Ad a. Om de van reclamant te verwerven oppervlakte zo klein mogelijk te houden, is de oorspronkelijk geplande geluidswal vervangen door een geluidsscherm. In de plannen is hierbij steeds uitgegaan van de aanleg van een bermsloot achter eerst een geluidswal en daarna een geluidsscherm, welke nodig is voor de afwatering van de weg. De verzoeker om onteigening is ook steeds uitgegaan van deze situatie. Het oordeel van reclamant, dat in de gesprekken over de aankoop het uitgangspunt is geweest, dat de gronden direct achter het scherm beschikbaar zouden zijn voor de bedrijfsvoering, moet derhalve op een misverstand berusten. De onderhandelingen hebben steeds betrekking gehad op de verwerving van de onroerende zaak, met inbegrip van de ruimte die nodig is voor de bermsloot. Ad b. In het kader van de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure kunnen geen zelfstandige uitspraken worden gedaan over de eventuele aan de aanleg van een weg verbonden aspecten van geluidhinder. De behandeling daarvan dient te geschieden in het kader van de Wet geluidhinder. Verwezen kan worden naar hetgeen conform het bepaalde in deze wet reeds is geschied. Met betrekking tot de onderhandelingen met reclamant wordt opgemerkt, dat deze reeds op 24 april 1996 gestart zijn. Het overleg wordt gecompliceerd door een verschil van mening over de uitgangspunten voor het bepalen van de schadeloosstelling. Als gevolg hiervan kon eerst op 9 februari 1999 een schriftelijk aanbod worden gedaan. Reclamant heeft op 25 maart 1999 een tegenaanbod gedaan. Hierop heeft de verzoeker om onteigening op 22 april 1999 schriftelijk gereageerd. De onderhandelingen met reclamant zullen worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamante sub 4 heeft ter zitting een zienswijze ingebracht, gericht tegen de door de verzoeker om onteigening voorgestelde schadeloosstelling. Naar aanleiding van deze zienswijze merken Wij op, dat de schadeloosstelling ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet een volledige vergoeding vormt voor de schade die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn onroerende zaak lijdt. De hoogte van deze schadeloosstelling staat echter in het kader van deze administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling aangezien de hoogte daarvan, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, wordt vastgesteld in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. De onderhandelingen met reclamante lopen vanaf 2 april 1998. Een volgend gesprek heeft na kadastrale recherche op 13 november 1998 plaatsgevonden. Op 5 februari 1999 heeft de verzoeker om onteigening aan reclamante een mondeling aanbod gedaan, welk bod op 3 maart 1999 schriftelijk is bevestigd. Op verzoek van reclamante is nog getracht aangrenzende compensatiegrond te verkrijgen. Deze poging heeft echter geen resultaat opgeleverd. Het overleg met reclamante zal worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamant sub 5 wenst zijn onroerende zaak niet te verkopen, maar wenst het verlies te compenseren in grond die thans eigendom is van de Dienst Landelijk Gebied (DLG). Hij wijst erop, dat de oppervlakte van de grond van DLG iets groter is, maar is bereid deze extra grond eveneens over te nemen. Uit: Staatscourant 1999, nr. 190 / pag. 10 3

Met betrekking tot de zienswijze van reclamant wordt opgemerkt, dat de onteigeningswet de verzoeker om onteigening niet verplicht tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond voor bedrijfsvoeringen. Zienswijzen hieromtrent overstijgen de mogelijkheden welke de onteigeningswet biedt om te komen tot minnelijke overeenstemming en kunnen in onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld. Mogelijkheden tot schadeloosstelling in deze zin zullen dientengevolge in der minne dan wel in samenwerking met andere overheden bezien moeten worden. Met inachtneming van dit uitgangspunt tracht de verzoeker om onteigening de door reclamant bedoelde grondruil te realiseren. De gesprekken daarover zijn nog gaande. De onderhandelingen met reclamant lopen vanaf 23 juni 1998. Op 27 november 1998 heeft de verzoeker aan reclamant een mondeling aanbod voor de gehele onroerende zaak gedaan. Op 8 januari 1999 heeft de verzoeker een schriftelijk aanbod voor het voor het werk benodigde gedeelte van de onroerende zaak gedaan. Reclamant weigert verder te onderhandelen voordat de door hem gewenste grondruil is geëffectueerd. Het overleg met reclamant zal worden voortgezet. Dit overleg, dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Overige overwegingen De planologische grondslag voor het te maken werk wordt gevormd door de volgende bestemmingsplannen: a. het bestemmingsplan A50, Omlegging Uden, dat bij besluit van 13 maart 1997 door de gemeenteraad van Uden is vastgesteld en door gedeputeerde staten van Noord-Brabant bij besluit van 1 september 1997, nr. 175805, is goedgekeurd; b. het bestemmingsplan A50 Nistelrode-zuid. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Bernheze op 10 juli 1997 vastgesteld en vervolgens door gedeputeerde staten van Noord-Brabant bij besluit van 18 december 1997, nr.182977, goedgekeurd. Tegen beide bestemmingsplannen zijn beroepen ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarop nog niet is beslist. Het tracé van de gehele rijksweg 50 is, na een gecombineerde tracé-/mer-studie die heeft geresulteerd in de tracénota/mer A50 Eindhoven-Oss, op 16 juni 1993 door de Minister van Verkeer en Waterstaat vastgesteld. In de toelichting op het tracébesluit is vermeld, dat de besluitvorming over de tracénota/mer A50, Eindhoven- Oss/Ravenstein, een vervolg is op de Studie Hoofdwegenstructuur Noord- Oost-Brabant (STUHNOB). Voor deze studie is onderzoek verricht naar de manier waarop de hoofdwegenstructuur in de genoemde regio zou moeten worden voltooid. Op basis van deze studie heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat een besluit genomen waarbij de structuur van de hoofdwegen voor Noordoost-Brabant werd vastgesteld conform de zogenaamde Structuurvariant C. In de toelichting op het tracébesluit staat verder, dat voor het opstellen van de tracénota een analyse is uitgevoerd van de problemen die in de situatie van 1989 bestonden, alsmede van die problemen die in 2010 zullen optreden als er geen maatregelen worden getroffen. Uit de probleemanalyse blijkt, dat er op de hoofdwegen (de verbinding Eindhoven-Oss/Ravenstein) grote problemen bestaan. De toename van het verkeer heeft onder andere gevolgen voor de bereikbaarheid en een negatieve invloed op het woon- en leefmilieu. Op grond van de aangedragen gegevens is het noodzakelijk te komen tot een oplossing voor de bestaande en in de toekomst nog te verwachten problemen met betrekking tot bereikbaarheid en leefbaarheid in de corridor Eindhoven-Veghel-Uden- Oss/Ravenstein. Daarbij is het gewenst dat, gelet op de geconstateerde capaciteits- en leefbaarheidsproblemen, met voorrang gestreefd wordt naar een oplossing van de knelpunten Son, Mariaheide en Veghel. Voor het traject Uden-Ravenstein zijn twee varianten ontwikkeld voor zowel het autoweg- als autosnelwegalternatief, te weten de route Uden- Nistelrode-Ravenstein (U1) en de route Uden-Zeeland-Ravenstein (U2 en U2a). Gekozen is voor variant U1, welke gezien vanaf het zuiden, aan de westzijde van Uden nabij de Lageburchtweg gedeeltelijk over de bestaande rijksweg 50 loopt en nabij de aansluiting met de bestaande Nistelrodeseweg (Uden-noord) in westelijke oostzijde parallel aan deze weg. Vanaf de gemeentegrens tussen Uden en Bernheze wordt rijksweg 50 als autoweg aangelegd. Aan de noordzijde sluit de te maken weg bij het viaduct Menzel aan op het bestaande gedeelte van rijksweg 50 tussen het viaduct Menzel en de aansluiting Ossoost. De reden waarom hier gekozen is voor de aanleg van een autoweg in plaats van een autosnelweg is, dat op basis van de verkeersintensiteiten thans vanaf de aansluiting Uden-noord tot aan de aansluiting bij Oss-oost nog volstaan kan worden met een autoweg. Gelet op de huidige en in de toekomst te verwachten verkeersintensiteiten te Uden wordt het gedeelte in de gemeente Uden uitgevoerd als autosnelweg. De minister heeft de betrokken gemeentebesturen verzocht het tracé van de weg in de desbetreffende bestemmingsplannen op te nemen. Van het gedeelte Uden-noord tot Nistelrodezuid wordt circa 2,5 km. als autosnelweg en circa 2 km. als autoweg aangelegd. De overgang van autosnelwegprofiel naar autowegprofiel zal plaats hebben tussen (werk)km. 26.180 en (werk)km. 26.630. Het moet in het belang van de verbetering van de hoofdinfrastructuur noodzakelijk worden geacht, dat de Staat (Verkeer en Waterstaat) de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken. De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht dat op grond daarvan het verzoek, om een koninklijk besluit ex artikel 72a van de onteigeningswet te bevorderen, moet worden afgewezen. Beslissing; Gelet op de onteigeningswet, Gehoord de Raad van State, advies van 22 juli 1999, nr. W09.99.0310/V, en gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister a.i. van 3 augustus 1999, nr. HKW/R 1999/7629, Hoofdkantoor van de Waterstaat, Stafdienst Bestuurlijk Juridische Zaken; Hebben wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de aanleg van de weg Eindhoven-Oss-Ravenstein- Uit: Staatscourant 1999, nr. 190 / pag. 10 4

Arnhem-Apeldoorn-Kampen (rijksweg 50), gedeelte omlegging Uden-noord - Nistelrode-zuid, tussen de Lage Burchtweg (werkkm. 23.715,574) en viaduct Menzel nabij de aansluiting Nistelrode-zuid (werkkm. 28.174), met bijkomende werken, in de gemeenten Uden en Bernheze zullen ten algemenen nutte en ten name van de Staat (Verkeer en Waterstaat) worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen welke ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet op de secretarieën van de gemeenten Uden en Bernheze ter inzage hebben gelegen als: Nr. Te Van de onroerende zaak, kadastraal bekend grond- onteigenen plan grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca gemeente Nistelrode 1 N 5 03 BOS 15 60 L 488 DE GEMEENTE BERNHEZE. Heesch. 3 N 1 36 80 BOS 3 72 30 L 490 Als grondplannummer 1 N. 5 N 6 47 BOS 1 48 40 L 484 Als grondplannummer 1 N. 7 N 6 47 BOS 1 71 70 L 477 Als grondplannummer 1 N. 9 N 7 36 KULTUURGROND, 8 39 50 L 479 Als grondplannummer 1 N. BOS 14 32 14 KULTUURGROND 50 00 L 494 VAN DEN BOSCH, Wilhelmus Johannes Petrus Maria i.a.g.v.g.g.m. Johanna Martina Maria Sanders, Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemmeringenwet privaatrecht: Brabant. 's-hertogenbosch; 16 N 42 62 KULTUURGROND 92 00 L 493 DE GEMEENTE BERNHEZE. Heesch. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de belemmeringenwet privaatrecht: Brabant, 's-hertogenbosch. N.V. Provinciale Noordbrabantse Energie- Maatschappij (PNEM) 's-hertogenbosch. 24 N 3 95 BOS 2 26 70 L 790 DE GEMEENTE BERNHEZE. Heesch. Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de belemmeringenwet privaatrecht. N.V. N.V. Provinciale Noordbrabantse Energie- Maatschappij (PNEM) 's-hertogenbosch. gemeente Uden 4 5 76 Boomgaard, 85 20 L 2663 1/7 Eigendom: VAN DEN BERG, Weiland, Henricus Johannes, Uden; Bouwland, Schuur 1/7 Eigendom: VAN DEN BERG, Johanna Maria, Uden; 1/7 Eigendom: VAN DEN BERG, Johannes Isedorus i.a.g.v.g.g.m. Lamberdina Antonetta Henrica Martina Vermeltfoort, Uden; 1/7 Eigendom: VAN DEN BERG, Josephus Johannes Maria i.a.g.v.g.g.m. Johanna Theodora van Boekel, Uden; 1/21 Eigendom: VAN DEN BERG, Petrus Johannes, Volkel; 1/7 Eigendom: VAN DEN BERG, Maria Justina g.m. Johannes Arnoldus Gerardus Maria van Haren, Boxmeer; Uit: Staatscourant 1999, nr. 190 / pag. 10 5

1/7 Eigendom: VAN DEN BERG, Wilhelmina Maria Josephina i.a.g.v.g.g.m. Adrianus Henricus Maria Raaijmakers, Uden; 1/21 Eigendom: VAN DEN BERG, Henrikus Hermanus Marinus, Volkel; 1/21 Eigendom: VAN DEN BERG, Petrus Adrianus Wilhelmina, Volkel. 9 65 56 86 60 Q 199 NOOIJEN, Franciscus Johannes Adrianus, 10 50 41 1 04 70 Q 198 VAN DEN BERG, Johannes Christianus i.a.g.v.g.g.m. Adriana Maria van der Aa, 11 1 57 05 Bouwland 7 29 50 Q 196 VAN BOXTEL, Frank Petrus Jacobus, Uden 13 43 67 3 58 80 Q 194 VAN DEN BERG, Maarten Hermanus Maria b.e.g.v.g.g.m. Lamberta Antonia Rita Maria van der Sanden, 16 Y Geheel 50 40 Q 713 NOOYEN, Henricus Nicolaas Maria (BP ged.) i.a.g.v.g.g.m. Wilhelmina Helena van der Aa, 18 Y-1 12 86 Huis, Garage, 1 27 90 Q 190 Als grondplannummer 16 Y. 18 Y-2 41 01 Schuur, Erf, (BP ged.) 20-1 1 65 1 03 90 Q 1081 1/2 Eigendom: VAN DIJK, Gijsbertus 20-2 8 23 Johannes Maria, Uden; 1/2 Eigendom: VAN DIJK, Antonius Johannes Bernadette Maria o.h.v.g.m. Maria Wilhelmina Johanna van den Boom, 21 16 73 Huis, Schuur, 19 10 Q 1034 1/2 Eigendom: VAN GEMERT, Cornelis Tuin (BP ged.) Adrianus Emmanuel Maria i.a.g.v.g.g.m. Adriana Ida Maria Goossens, Uden; 1/2 Eigendom: GOOSSENS, Adriana Ida Maria i.a.g.v.g.g.m. Cornelis Adrianus Emmanuel Maria van Gemert, 22 66 Woonhuis, 14 25 Q 1037 VAN DEN ELZEN, Theodorus Johannes Garage, Erf, Tuin Everardus Maria, 27 A Geheel Huis, Stallen, Erf 16 95 Q 742 VAN DEN ELZEN, Albertus Gerardus Wilhelmus Maria i.a.g.v.g.g.m. Elisabeth Gerardus Maria van Asseldonk, 28 3 60 73 Boerderij, 4 24 02 Q 1083 NOOIJEN, Martinus Joannes Nicolaas g.m. Weiland, Tuin Petronella Antonia Josephina van der Locht, 30 Geheel 74 30 Q 1041 VAN DEN ELZEN, Henricus Johannes Maria, g.m. Petronella Joanna Maria van Dongen, Zeeland. 31 A 77 08 1 01 80 Q 1040 Als grondplannummer 27 A. 32 50 70 74 45 Q 1042 VAN DEN ELZEN, Petronella Adriana Maria, Heesch. 33 18 88 74 50 Q 1043 VAN DEN ELZEN, Maria Ardina Birgitta i.a.g.v.g.g.m. Theodorus Lambertus Gerardus Maria Donkers, 34 C 1 05 45 Bouwland 2 71 70 Q 904 VAN LANEN, Martinus Adrianus Maria o.h.v.g.m. Maria Nicolasina Coppens, 36 C 1 38 29 Loods, Schuur, 3 74 50 Q 908 Als grondplannummer 34 C. Bouwland 37 D 31 46 Bouwland 55 00 Q 907 VERWIJST, Wilhelmus Josephus i.a.g.v.g.g.m. Helena Maria Gertrudis Claassen, 39 D 66 88 Autokerkhof 91 80 Q 395 Als grondplannummer 37 D. 41 68 62 2 45 40 Q 402 3/4 Eigendom: VAN RIJBROEK, Petronella (overleden 10-01-1989) g.m. Theodore Joseph van de Ven (overleden), Uden; Uit: Staatscourant 1999, nr. 190 / pag. 10 6

1/4 Eigendom: VAN DE VEN, Cornelis Christianus Johannes, 43 B 1 33 92 Weiland 1 46 50 Q 394 1/1 Eigendom bel. met recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew: VAN DE VALK, Adrianus Theodorus, Uden; 1/1 Recht van (mede) gebr. en/of (mede) bew:van Den Elzen Johanna Maria weduwe van Theodorus van de Valk, 44 1 11 Mestvarkens- 2 70 90 Q 1132 WIJDEVEN, Wilhelmus, Albertinus, stallen, Garage, Dorotheus i.a.g.v.g.g.m. Johanna Theodora, Weiland Francisca, Maria Verwijst, 45 B 10 46 Huis, Cultuur- 55 35 Q 750 Als grondplannummer 43 B grond 47 V Geheel Ged. champig- 8 40 Q 1118 Commanditaire Vennootschap: nonkwekerij, Erf CHAMPIGNONKWEKERIJ 'T VOSKE, Uden Groepslid: Jacobus Josephus Petrus Cop, 48 V 20 59 Ged. champig- 26 00 Q 1120 Als grondplannummer 47 V. nonkwekerij, Erf (BP ged.) 50 O Geheel Huis, Schuur, 10 80 Q 1117 VAN BOXTEL, Maria Anna Allegonda Garage, Tuin Arnoldina i.a.g.v.g.g.m. Wilhelmus Antonius Gerardus Cop, 51 O Geheel Tuin 26 60 Q 1119 COP, Wilhelmus Antonius Gerardus (BP ged.) i.a.g.v.g.g.m. Maria Anna Arnoldina van Boxtel, 52 O 20 93 Weiland 23 95 Q 991 Als grondplannummer 51 O. 55 1 89 97 Bouwland 1 93 95 Q 993 VAN DIJK, Johannes Lambertus o.h.v.g.m. Maria Johanna Bevers, Nistelrode. 56 1 17 11 Weiland 2 01 60 Q 953 1/4 Eigendom: BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID: BEHEERSMAATSCHAPPIJ RAIJMAKERS B.V., Uden; 1/4 Eigendom: BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID: PEON ONROEREND GOED UDEN B.V., Uden; 1/2 Eigendom: BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID: IPP BEHEER BV, 57 K 37 67 1 07 90 Q 357 VAN KEMENADE, Antonius Joannes Maria g.m. Henriva Adriana van Kreij, 58 K 10 48 Huis, Schuur, Erf, 1 70 10 Q 358 Als grondplannummer: 57 K. 60 G 33 45 2 83 90 R 474 GABRIELS, Petrus Anna Josephus Maria (BP ged.) i.a.g.v.g.g.m. Maria Petronella Henrica Rovers, Uden; Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Brabant. 's-hertogenbosch. 63 G 55 76 10 R 147 Als grondplannummer 60 G. 73 S 31 47 Weiland 59 10 R 134 1/2 Eigendom: SCHOOL, Johannes, Uden; 1/2 Eigendom: SCHOOL, Maria Johanna, Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemmeringenwet privaatrecht: Brabant, 's-hertogenbosch. 74 86 86 1 05 90 R 133 SCHOOL, Johannes, Uden; Uit: Staatscourant 1999, nr. 190 / pag. 10 7

Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemmeringenwet privaatrecht: Brabant. 's-hertogenbosch. 79 S 74 04 Huis, Erf, Schuren, 2 45 70 U 82 1/2 Eigendom: SCHOOL, Johannes, Uden; 1/2 Eigendom: SCHOOL, Maria Johanna, 82 U Geheel Bos 6 00 U 80 GEMEENTE UDEN, Uden 83 U 2 28 15 Bos 15 39 80 U 5 GEMEENTE UDEN, Uden Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemmeringenwet privaatrecht: N.V. Provinciale Noordbrabantse Energie- Maatschappij (PNEM) 's-hertogenbosch. 85 U 1 31 76 Bos 15 81 20 U 7 Als grondplannummer 83 U. 87-1 94 68 1 36 20 Q 692 1/3 Eigendom: VAN RIJBROEK, Jacobus 87-2 5 70 Wouterus Johannes Maria Josephus, Uden; 1/3 Eigendom: VAN RIJBROEK, Martinus Antonius Petrus Maria Josephus, Uden; 1/6 Eigendom: VAN RIJBROEK, Marinda Gerarda Johanna Maria-Antonet, Uden; 1/6 Eigendom: VAN RIJBROEK, Daniella Christina Hendrika Martina Johanna, 's- Hertogenbosch. 89 41 4 47 00 Q 686 RUTTEN, Cornelis Petrus Wilhelmus Maria, 90 59 77 62 70 Q 685 STRIK, Wilhelmus, Adrianus, 91 X 47 40 66 00 Q 684 WIJDEVEN, Lambertus Theodorus Maria, 92 X 1 53 39 2 91 40 Q 683 Als grondplannummer 91 X, (BP ged.) 98 IJ 29 32 75 50 Q 680 VERWIJST, Martinus Johannes(overleden 20-11-1998),i.a.g.v.g.g.m. Wilhelmina Johanna Allegonda van Driel, 101 IJ 13 67 Boerderij, Erf, 2 45 70 Q 677 Als grondplannummer 98 IJ. Bijgebouwen, 105 1 01 Huis, Tuin, 1 58 40 Q 974 1/2 Eigendom: DE BOER, Herman Hendrik Maljaert b.e.g.v.g.g.m.eleonore Constance Houben, Uden; 1/2 Eigendom: HOUBEN, Eleonore Constance b.e.g.v.g.g.m. Herman Hendrik Maljaert de Boer, 107 U 16 52 Bos 2 62 00 Q 973 Als grondplannummer 82 U. 109 U Geheel Bos 45 Q 971 Als grondplannummer 82 U. 110 7 Trafohuisje, Erf 1 20 Q 393 PNEM NETWERK B.V., 's-hertogenbosch. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Raad van State zal worden gezonden. s-gravenhage, 9 augustus 1999. Beatrix. De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos. Publicatie ex artikel 9 van de Wet openbaarheid van bestuur. Op het advies van de Raad van State is van toepassing artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State. Uit: Staatscourant 1999, nr. 190 / pag. 10 8