Onteigening in de gemeente Maasdriel VW

Transcriptie

1 Onteigening in de gemeente Maasdriel VW «Onteigeningswet» Verbetering Maasdijken Bommelerwaard Besluit 2 juni 1998, nr houdende aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek de dijkstoel het Polderdistrict Groot Maas en Waal 6 februari 1998, nr , tot aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 62 de onteigeningswet juncto artikel 27 de Wet op de waterkering, ten behoeve de verbetering de Maasdijken, trajecten dijkring Alem (beginnend bij dijkpaal 0.0 en eindigend bij dijkpaal 45.5) en Kerkdrielrijksweg A2 (beginnend bij dijkpaal 67.5, nabij de splitsing Hoenzadrielsedijk-Uitingstraat, en eindigend bij dijkpaal de Hoenzadrielsedijk, bij de rijksweg A2), met bijkomende werken, in de gemeente Maasdriel. Onze Minister Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief 26 mei 1998, nr. HKW/RI 1998/3971, Hoofdkantoor de Waterstaat, Stafafdeling Bestuurlijk-Juridische Zaken. Overeenkomstig artikel 27 de Wet op de waterkering heeft een door de minister, voornoemd benoemde commissie in de gemeente Maasdriel een hoorzitting gehouden om de zienswijze belanghebbenden tegen de voorgenomen onteigening en het plan het werk aan te horen, nadat voor zoveel nodig aan de artikelen 11 en 12 de wet was voldaan. De commissie is overeenkomstig artikel 63 de onteigeningswet bijgestaan door een lid het bestuur het Polderdistrict Groot Maas en Waal. Uit het verslag de zitting blijkt dat de volgende belanghebbenden mondeling en/of schriftelijk hun zienswijze naar voren hebben gebracht: 1. de heer L.M.J. de Groot, eigenaar de onroerende zaken met de grondplans 9 en 64; 2. de heer J.C. Versendaal, eigenaar de onroerende zaak met grondplan 77; 3. de heer K.J. de Jong, eigenaar de onroerende zaak met grondplan 5; 4. de heer J.H. Oomen, namens de heer W. Bockel, eigenaar de onroerende zaken met de grondplans 38, 39, 96 en 97; 5. de heer A.C.M. Heijningen, wie geen grond ter onteigening behoeft te worden aangewezen; 6. de heer mr J.P.M. der Ham, namens mevrouw G.J.F.M. Zanden Nisselrooy, mevrouw P.J.J.M. Grandia- Nisselrooy, mevrouw J.M.F. Veldhuis- Nisselrooy en mevrouw A.H.M. Nisselrooy-de Groot, wie geen gronden ter onteigening behoeven te worden aangewezen. Overwegingen Ingevolge voornoemd artikel 62 de onteigeningswet juncto artikel 27 de Wet op de waterkering kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve de aanleg en verbetering dijken. Reclamant sub 1 heeft opmerkingen gemaakt over de taxatie en de hoogte het bod dat hem is voorgelegd. Opgemerkt wordt dat de verzoeker om onteigening reclamant na de taxatie een aanbod heeft gedaan. Reclamant heeft daarop zelf een deskundige ingeschakeld, die op een hoger bedrag is uitgekomen. Over de hoogte de schadeloosstelling bestaat nu een verschil mening. De hoogte de schadeloosstelling staat echter in het kader de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling staat. De bepaling daar geschiedt, bij het ontbreken minnelijke overeenstemming, in het kader de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg met reclamant wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het minnelijk overleg dat ingevolge artikel 17 de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal mogelijk tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Reclamant sub 2 heeft opgemerkt dat er geen constructief overleg met hem is gevoerd en dat er geen serieus bod is gedaan. Verder heeft reclamant gewezen op een incident met een medewerker het polderdistrict in het verleden en heeft hij opgemerkt dat de dijk zo n 25 cm verzakt is. Opgemerkt wordt dat in het algemeen uit een oogpunt behoorlijk bestuur voorafgaand aan de start de administratieve onteigeningsprocedure eerst getracht moet worden met de betrokken rechthebbenden tot minnelijke overeenstemming te komen. Gebleken is dat de verzoeker om onteigening reeds voor de zomer 1997 is gestart met het minnelijk overleg over de verwerving de benodigde gronden. In het geval reclamant is de taxateur één keer langs geweest voor een eerste opname het perceel. Vervolgens heeft deze taxateur reclamant diverse malen telefonisch en schriftelijk benaderd, echter zonder resultaat. Op de biedingen die reclamant voorgelegd zijn heeft hij nooit gereageerd. Onder deze omstandigheden kon naar Ons oordeel in redelijkheid worden overgegaan tot de start de administratieve onteigeningsprocedure, om zo te verzekeren dat de verzoeker om onteigening tijdig de beschikking kan krijgen over de benodigde gronden. Het minnelijk overleg met reclamant wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het minnelijk overleg dat ingevolge artikel 17 de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal mogelijk tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Het door reclamant bedoelde incident heeft geen enkele relatie met de dijkverbetering en de onderhavige procedure. Voorts dient reclamant zich met klachten omtrent de verzakking de dijk als gevolg zwaar transport te Uit: Staatscourant 1998, nr. 120 / pag. 11 1

2 wenden tot de wegbeheerder, in casu de gemeente Maasdriel. Reclamant sub 3 heeft gevraagd of het standpunt de verzoeker om onteigening ten aanzien zijn perceel, zoals verwoord in een brief, nog geldt. De verzoeker heeft ter zitting de commissie ex artikel 27 de Wet op de waterkering aangegeven dat bedoeld standpunt inderdaad nog steeds geldig is. Namens reclamant sub 4 is in de eerste plaats opgemerkt dat de verbreding het dijkgedeelte aan de zijde de huiskavel, in het bijzonder nabij het woonhuis, onnodig is. Verbreding aan de andere zijde zou een minder storende en mogelijk goedkopere oplossing zijn. In de tweede plaats is opgemerkt dat er slechts één gesprek heeft plaatsgevonden tussen de door de verzoeker om onteigening ingeschakelde taxateur en de adviseur reclamant. De taxateur heeft zijn voorstel niet toegelicht doch alleen aangegeven dat hij het besprokene met zijn chef zou overleggen. Vervolgens heeft alleen schriftelijk overleg plaatsgevonden. Ten aanzien het eerste punt wordt opgemerkt dat Onze Ministers Verkeer en Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in april 1996 de beleidslijn Ruimte voor de rivier hebben vastgesteld. Ingevolge deze beleidslijn is er beleid geldend waarbij door allerhande maatregelen wordt bewerkstelligd dat zo veel mogelijk ruimte voor de rivier wordt gecreëerd om de hoger wordende rivierafvoeren te kunnen verwerken. Uitgaande dit beleid is het niet juist om een verbreding een dijk te maken aan de zijde de rivier, aangezien de ruimte voor de rivier daardoor juist beperkt wordt. Er is geen reden om ter hoogte het perceel reclamant dit beleid af te wijken. Ten aanzien het tweede punt wordt, wederom, opgemerkt dat in het algemeen uit een oogpunt behoorlijk bestuur voorafgaand aan de start de administratieve onteigeningsprocedure eerst getracht moet worden met de betrokken rechthebbenden tot minnelijke overeenstemming te komen. Gebleken is dat er overleg en correspondentie is geweest tussen de door de verzoeker om onteigening ingeschakelde taxateur en de adviseur reclamant. De contacten hebben geleid tot een hoger aanbod. Er is echter nog sprake een verschil mening over de waardevermindering de woning reclamant. Onder deze omstandigheden kon naar Ons oordeel in redelijkheid worden overgegaan tot de start de administratieve onteigeningsprocedure, om zo te verzekeren dat de verzoeker om onteigening tijdig de beschikking kan krijgen over de benodigde gronden. Het minnelijk overleg met reclamant wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het minnelijk overleg dat ingevolge artikel 17 de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal mogelijk tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. De grieven die door reclamant sub 5 en reclamanten sub 6 naar voren zijn gebracht hebben, zo is gebleken, betrekking op een ander dijkvak dan het onderhavige. Van reclamanten behoeven in de onderhavige procedure ook geen gronden ter onteigening te worden aangewezen. Hier kan dan ook aan het door reclamanten gestelde voorbij worden gegaan. De onteigeningsprocedure voor de verbetering het dijkgedeelte waar de eigendommen reclamanten in het geding zijn moet nog worden gestart. Reclamanten kunnen in die procedure hun zienswijze kenbaar maken. Overige overwegingen Bij besluiten 15 december 1997 heeft het gecombineerd college het Polderdistrict Groot Maas en Waal het dijkverbeteringsplan Verbetering Maasdijken Bommelerwaard vastgesteld. Bij besluit 20 januari 1998 hebben gedeputeerde staten Gelderland dit plan goedgekeurd. Tegen dit laatste besluit is, voor zover het de onderhavige dijkvakken betreft, door één belanghebbende beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak de Raad State. Dit beroep is inmiddels ingetrokken. Het moet in het belang de beveiliging het land tegen overstromingen noodzakelijk worden geacht, dat het Polderdistrict Groot Maas en Waal de eigendom verkrijgt de in dit besluit genoemde onroerende zaken. De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet zodanig gewicht geacht dat op grond daar het verzoek, om een koninklijk besluit te bevorderen ex artikel 62 de onteigeningswet juncto artikel 27 de Wet op de waterkering te bevorderen, moet worden afgewezen. Beslissing; Gelet op de onteigeningswet en de Wet op de waterkering, Hebben wij goedgevonden en verstaan: I. Ten behoeve de verbetering de Maasdijken, trajecten dijkring Alem (beginnend bij dijkpaal 0.0 en eindigend bij dijkpaal 45.5) en Kerkdrielrijksweg A2 (beginnend bij dijkpaal 67.5, nabij de splitsing Hoenzadrielsedijk-Uitingstraat, en eindigend bij dijkpaal de Hoenzadrielsedijk, bij de rijksweg A2), met bijkomende werken, in de gemeente Maasdriel zullen ten algemenen nutte en ten name het Polderdistrict worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen welke ingevolge artikel 12 de onteigeningswet op de secretarie de gemeente Maasdriel ter inzage hebben gelegen als: Uit: Staatscourant 1998, nr. 120 / pag. 11 2

3 DIJKVAK ALEM DP 0-45,5 gemeente Maasdriel GEDEELTELIJK SLOOT 90 L 728 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL WATER L 1469 POLDERDISTRICT GROOT MAAS EN WAAL DRUTEN WATER L 1469 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL GEDEELTELIJK SLOOT L 725 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL GEDEELTELIJK SLOOT 5 60 L 477 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL GEDEELTELIJK SLOOT 7 70 L 476 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL WEG BOUWTERREIN ONBEKEND L 1653 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL GEDEELTELIJK ONBEKEND L 1653 HENDRIK JOCHUM VISSER BOUWTERREIN **** REC ALEM I.A.G.V.G.G.M. MARIA JOHANNA LAM- BERTA HENSEN ERF 20 L 1080 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL WEILAND BOERDERIJ L 1474 ERARDUS LAMBERTUS JOANNES VAN MELKSTAL SCHUREN ERF SONSBEEK ALEM I.A.G.V.G.G.M. LEONARDA JOHANNA DOELEN EVGB BEL. MET RECHT VAN (MEDE)GEBR. EN/OF (MEDE)BEW WEILAND BOERDERIJ L 1474 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL MELKSTAL SCHUREN ERF WEILAND BOERDERIJ L 1474 JOHANNUS JOSEPHUS MARIA VAN SONS MELKSTAL SCHUREN ERF BEEK ALEM GB RECHT VAN (MEDE)GEBR. EN/OF (MEDE)BEW WEG ONBEKEND L 1569 DE STAAT (FINANCIEN, DOMEINEN) ARN WEG GRIEND WEILAND ONBEKEND L 1569 DE STAAT (FINANCIEN, DOMEINEN) ARN WEILAND L 1569 DE STAAT (LANDBOUW, STAATSBOSBE- HEER) REGIO RIVIERENLAND HEESCH GESCHAT WEG ONBEKEND L 1569 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL BOS L 1567 DE STAAT (LANDBOUW, STAATSBOSBE- HEER) REGIO RIVIERENLAND HEESCH Uit: Staatscourant 1998, nr. 120 / pag. 11 3

4 TUIN 25 L 1424 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL WEG L 1515 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL SLOOT 2 60 L 1388 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL GRIEND WEILAND L 962 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL L 1496 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL BINDEND WEILAND BOS L 1496 JOHANNES MARTINUS VAN KESSEL BINDEND ALEM I.A.G.V.G.G.M. ARNOLDINA JACOBA ANTONIA VAN DE LAAR WEILAND B 319 DE STAAT (FINANCIEN, DOMEINEN) ARN WEILAND B 325 DE STAAT (FINANCIEN, DOMEINEN) ARN- DIJKVAK KERKDRIEL - RIJKSWEG A2 Hm 67,5-109,0 gemeente Maasdriel WEILAND P 610 MARIUS PETRUS VAN OERS KERKDRIEL I.A.G.V.G.G.M. JOHANNA GEREARDA MARIA HOOIJMANS WEILAND P 610 KERST JACOB DE JONG HOEN- I.A.G.V.G.G.M. HELENA GEERT- RUDA JOHANNA MARIA GOESTEN WEILAND S 230 PAUL ROBERT ANDRE MARIE TERWINDT S-GRANHAGE GEDEELTELIJK WEILAND 3 80 S 287 MARINUS LAMBERTUS JOHANNES DE GESCHAT GROOT I.A.G.V.G.G.M. PETRO- NELLA CATHARINA ADRIANA HERWIJNEN GEDEELTELIJK WEILAND 3 80 S 287 LEONARDUS MARINUS JOHANNES DE GROOT KERKDRIEL GESCHAT I.A.G.V.G.G.M. ROSALIA MARIA MULDERS Uit: Staatscourant 1998, nr. 120 / pag. 11 4

5 GEDEELTELIJK 9 S 287 DE GEMEENTE MAASDRIEL KERKDRIEL GESCHAT WEILAND S 229 MARIE LOUISE VAN RAPPARD LOENEN AD CHT WEILAND S 229 ANTOINETTE ALDEGONDA MARIA VAN RAPPARD S-GRANHAGE WEILAND S 229 RENE MARCEL VAN RAPPARD BUSSUM WEILAND S 229 JULIEN HENRI ANTOINE VAN RAPPARD EINDHON WEILAND S 229 WALBURGIS MATHILDE MARIE VAN RAP- PARD VUGHT WEILAND DAMMEN S 142 WOUTER VAN BOCKEL HOEN BOUWLAND S 141 WOUTER VAN BOCKEL HOEN WEILAND S 335 THEODORUS HENDRIKUS VAN DEN BOGAARD KERKDRIEL I.A.G.V.G.G.M. ELISABETH MARIA ANTO- NIA DE GROOT BOUWLAND P 142 LEONARD EMANS HOENZA- DRIEL BOOMGAARD P 146 LEONARDUS MARINUS JOHANNES DE GROOT KERKDRIEL I.A.G.V.G.G.M. ROSALIA MARIA MULDERS BOUWLAND P 152 REGINUS PETRUS MARIA VAN OERS BOUWLAND P 439 REGINUS PETRUS MARIA VAN OERS CULTUURGROND P 440 REGINUS PETRUS MARIA VAN OERS CULTUURGROND P 154 REGINUS PETRUS MARIA VAN OERS CULTUURGROND P 155 REGINUS PETRUS MARIA VAN OERS 01- Uit: Staatscourant 1998, nr. 120 / pag. 11 5

6 BOUWLAND 1 79 P 156 JAN CORNELIS VAN RSENDAAL HOEN BOUWLAND 1 79 P 156 GERRIT HERMAN VAN RSENDAAL HOEN BOUWLAND P 159 REGINUS PETRUS MARIA VAN OERS BOUWLAND P 160 REGINUS PETRUS MARIA VAN OERS HUIS SCHUUR ERF P 377 WOUTER VAN BOCKEL HOEN- BOOMGAARD BOOMGAARD 32 P 252 WOUTER VAN BOCKEL HOEN BOOMGAARD P 592 MARIUS PETRUS VAN OERS KERKDRIEL I.A.G.V.G.G.M. JOHANNA GEREARDA MARIA HOOIJMANS WEILAND P 609 MARIUS PETRUS VAN OERS KERKDRIEL I.A.G.V.G.G.M. JOHANNA GEREARDA MARIA HOOIJMANS HS SCHR BWLD ERF TUIN P 646 AGNES HENDRIKA TIMPEN HOEN I.A.G.V.G.G.M. HENDRIKUS THEODORUS MARIA VAN DEN BOGAARD HS SCHR BWLD ERF TUIN P 646 HENDRIKUS THEODORUS MARIA VAN DEN BOGAARD HOEN I.A.G.V.G.G.M. AGNES HENDRIKA TIMPEN II. De termijn, waarbinnen de vordering tot onteigening moet worden ingesteld, wordt bepaald op twee jaar na de dagtekening de Staatscourant, waarin dit besluit is openbaar gemaakt. Onze Minister Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst. s-gravenhage, 2 juni Beatrix. De Minister Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink.` Uit: Staatscourant 1998, nr. 120 / pag. 11 6