Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Transcriptie

1 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Nr augustus 2012 Besluit van 9 juli 2012, nr , houdende aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Groesbeek krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan Dorpsstraat-Mariëndaal te Groesbeek) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening uit kracht van een koninklijk besluit plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening De raad van de gemeente Groesbeek verzoekt Ons bij besluit van 7 juli 2011, kenmerk RVS112008, om ten name van die gemeente over te gaan tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Groesbeek. Bij brief van 15 augustus 2011 hebben burgemeester en wethouders van Groesbeek het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen. Planologische grondslag De onroerende zaak, waarop het verzoek van de raad van Groesbeek betrekking heeft, is begrepen in het bestemmingsplan Dorpsstraat-Mariëndaal van de gemeente Groesbeek (verder te noemen: het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan is op 24 februari 2011 vastgesteld door de raad van de gemeente Groesbeek en is onherroepelijk geworden door de uitspraak d.d. 28 december 2011, no /1/R2, van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De in het verzoek om onteigening begrepen onroerende zaak is in het bestemmingsplan aangewezen voor de bestemming Centrum. Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens met ingang van 1 februari 2012 tot en met 13 maart 2012 in de gemeente Groesbeek en bij Corporate Dienst Rijkswaterstaat te Utrecht ter inzage gelegen. Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Groesbeek van het ontwerp koninklijk besluit en de terinzagelegging daarvan op 31 januari 2012 openbaar kennis gegeven in het plaatselijk verschijnende Groesbeek Weekblad. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) heeft van het ontwerpbesluit openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 31 januari 2012, nr Verder heeft Onze Minister overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb het ontwerp koninklijk besluit met brief van 16 januari 2012 toegezonden aan belanghebbenden, waaronder verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen tegen het ontwerpbesluit. Overwegingen Noodzaak en urgentie Het bestemmingsplan voorziet in de reconstructie van een gedeelte van het centrumgebied in Groesbeek. Op het perceel staat nu nog een vestiging van de Rabobank. Dit gebouw moet plaats maken om de realisering van een grootschalig nieuwbouwcomplex op en rondom het te onteigenen perceel mogelijk te maken, bestaande uit m 2 aan winkel- en horecavoorzieningen op de begane grond met daarboven in diverse woonlagen 230 appartementen. Onder het complex komt een parkeergarage. Ten behoeve van de integrale uitvoering van het bestemmingsplan is het noodzakelijk dat de gemeente de eigendom vrij van lasten en rechten verwerft van het gehele perceel grond, kadastraal 1 Staatscourant 2012 nr augustus 2012

2 bekend gemeente Groesbeek, sectie L, nr. 4127, ter grootte van m 2 (grondplannummer 1). Door het bestemmingsplan met de daarbij behorende regels, toelichting en verbeelding wordt inzicht verschaft in de door de gemeente Groesbeek voorgestane wijze van planuitvoering. Bij de stukken bevindt zich tevens een kleurenimpressie van de beoogde nieuwbouw. Met de uitvoering van het bestemmingsplan is reeds een aanvang gemaakt. De gemeente Groesbeek wenst zo spoedig mogelijk na de verwerving vrij van lasten van de in het onteigeningsverzoek begrepen onroerende zaak een aanvang te nemen met de verwezenlijking van de bestemming Centrum, zijnde het eerdergenoemde nieuwbouwcomplex. Verder is voor het complex waarvoor onteigend wordt een onherroepelijke omgevingsvergunning verleend. Met een bouwer/ontwikkelaar is op 16 december 2010 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Inmiddels is de situatie zodanig dat de verkoop van 40 van de 60 te realiseren koopwoningen medio december 2011 is gestart. Een substantieel deel van de winkelruimtes is in principe verhuurd. Men wil zo spoedig mogelijk starten met de bouw op en rondom het te onteigenen perceel. Daartoe zal de bestaande opstal eerst afgebroken moeten worden. Met de eigenaar van het in het onteigeningsverzoek begrepen onroerende zaak heeft de gemeente Groesbeek overleg gevoerd om de eigendom minnelijk te kunnen verwerven. Op het moment van het verzoekbesluit was daarmee nog geen overeenstemming bereikt. Omdat het ten tijde van het verzoek niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg op afzienbare termijn alsnog zou leiden tot vrijwillige eigendomsoverdracht, heeft de raad van Groesbeek tot zijn verzoek besloten om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen. Zienswijzen Gedurende de periode van de terinzagelegging van het ontwerp koninklijk besluit is daartegen een schriftelijke zienswijze naar voren gebracht door: mr. D. Berxc, per fax en bij brief van 13 maart 2012, namens de Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank Ua te Groesbeek, verder te noemen: reclamante. Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet is reclamante in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Van deze gelegenheid heeft reclamante blijkens de van 26 maart 2012 van haar adviseur geen gebruik gemaakt. Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen Reclamante is eigenares van het in de onteigening betrokken perceel, kadastraal bekend: gemeente Groesbeek, sectie L, nummer 4127, totaal groot ha. Reclamante vindt dat er geen serieus minnelijk overleg heeft plaatsgevonden. Zij zet dat in een aantal punten uitvoerig uiteen. Reclamante komt tot de conclusie dat de gemeente weigert een aanbod te doen op basis van een volledige schadeloosstelling en dat zij weigert om daarover in onderhandeling te treden. Tevens geeft reclamante aan dat het lijkt, dat het de gemeente aan financiële middelen ontbreekt om tot uitvoering van het plan over te gaan. De zienswijze van reclamante geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen. Voor wat betreft de gevoerde minnelijke onderhandelingen merken Wij in het algemeen op dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden eerst door minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór het verzoek aan de Kroon om een onteigeningsbesluit te nemen, is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en dat op het moment van het verzoek voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kunnen Wij tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. In het bijzonder overwegen Wij dat uit het door Ons ingestelde onderzoek en de stukken blijkt dat de gemeente en reclamante vele gesprekken met elkaar gevoerd hebben over bedrijfsverplaatsing en over aankoop van het betrokken perceel. Per brief van 13 april 2011 is aan reclamante ook een aanbod 2 Staatscourant 2012 nr augustus 2012

3 gedaan. Reclamante vindt dat aanbod evenwel te laag, mede omdat het volgens haar geen volledige schadeloosstelling bevat. De gemeente heeft meerdere taxatierapporten aan de hand waarvan de onteigeningswaarde van het pand is berekend. Op basis hiervan is volgens haar een redelijk aanbod gedaan. Verder merken Wij op dat uit het door Ons ingestelde onderzoek is gebleken dat partijen al vanaf 1999 met elkaar onderhandelen over aankoop van het betrokken perceel aan de Dorpsstraat 28 te Groesbeek. In 2008 was zelfs overeenstemming bereikt tussen reclamante en verzoeker, met daarbij wel een opgenomen ontbindende voorwaarde ten aanzien van een bruikbare bouwvergunning voor een nieuwe locatie voor de Rabobank op een locatie aan de Kerkstraat. Reclamante heeft echter met een beroep op de ontbindende voorwaarde de gesloten koopovereenkomst ontbonden. Een en ander zou vooral te maken hebben met het feit, dat men binnen de Rabobank niet zeker weet of en waar een nieuwe bankvestiging gerealiseerd zou moeten worden en of diverse bankvestigingen al dan niet samen moeten gaan. Hoe dan ook, de gemeente heeft na de ontbinding van de gesloten koopovereenkomst in diverse brieven wederom hetzelfde bedrag geboden als ten tijde van de eerder gesloten overeenkomst. Reclamant betwist ook de noodzaak en urgentie van de onteigening; het zou de gemeente aan financiële middelen ontbreken om tot uitvoering van het plan over te gaan. Dit onderdeel van de zienswijze is, zo merken Wij op, van planologische aard. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan staat Ons in deze procedure niet ter beoordeling. Voorts merken Wij op dat blijkens informatie van de gemeente medio december 2011 met de verkoop is gestart van circa 40 van de 60 koopwoningen in het geplande complex aldaar. De verkoop loopt voorspoedig. Daarnaast is voor 40 nieuwe huurwoningen overeenstemming bereikt met de plaatselijke woningcorporatie. Tevens is al meer dan 50% van de winkelruimte ingevuld. Als de verkoopresultaten zich zo voorspoedig doorzetten, wil de ontwikkelaar nog dit jaar starten met de bouw. De noodzaak en urgentie van de onteigening is naar Ons oordeel in voldoende mate aanwezig. De inhoud van de zienswijze geeft Ons geen aanleiding om te komen tot een gehele of gedeeltelijke afwijzing van het verzoek. Overige overwegingen Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak voor de uitvoering van het bestemmingsplan bezwaarlijk kan worden gemist. Ons is overigens niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de toewijzing van het verzoek in de weg kunnen staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat de gemeente Groesbeek de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaak verkrijgt. Met inachtneming van hetgeen Wij hierboven hebben overwogen, kunnen Wij het verzoek tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet, dan ook toewijzen. BESLISSING Gelet op de onteigeningswet, Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 21 mei 2012, nr. RWSCD BJV 2012/805, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed; Gelezen het besluit van de raad van Groesbeek van 7 juli 2011 (kenmerk RVS112008); Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Groesbeek van 15 augustus 2011 (kenmerk BRS113781); De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 juni 2012, no. W /IV); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 4 juli 2012, nr. RWSCD BJV 2012/999, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed. Hebben Wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan Dorpsstraat-Mariëndaal van de gemeente Groesbeek, ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaak, zoals aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente 3 Staatscourant 2012 nr augustus 2012

4 Groesbeek en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die is vermeld op de bij dit besluit behorende lijst. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden. s-gravenhage, 9 juli 2012 Beatrix De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus. 4 Staatscourant 2012 nr augustus 2012

5 Lijst van te onteigenen onroerende zaken Verzoekende instantie: gemeente Groesbeek Naam onteigeningsplan: Dorpsstraat-Mariëndaal Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Groesbeek Als Ter grootte Sectie Ten name van van en nr. ha a ca ha a ca Bedrijvigheid (kantoor) Erf-tuin L 4127 Cooperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank Ba Behoort bij koninklijk besluit van 9 juli 2012, nr Staatscourant 2012 nr augustus 2012