Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Transcriptie

1 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Nr september 2013 Besluit van 30 augustus 2013, nr , houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte krachtens artikel 72a van de onteigeningswet in de gemeenten Muiden, Naarden en Almere Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit op het verzoek van Rijkswaterstaat West-Nederland Noord bij brief van 16 april 2013, kenmerk RWS-2013/16856, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de aanleg van de weguitbreiding Schiphol Amsterdam Almere (SAA, project 2) in de gemeenten Muiden, Naarden en Almere, het gedeelte rijksweg 9 (A9) vanaf rivier Gaasp (km. 6,89) tot en met knooppunt Diemen (verbindingsweg richting A1 west km. 1,00; verbindingsweg richting A1 oost km. 4,20), het gedeelte rijksweg 1 (A1) vanaf knooppunt Diemen (km. 7,50) tot en met knooppunt Muiderberg (km. 16,92) en het gedeelte rijksweg 6 (A6) vanaf knooppunt Muiderberg (km. 41,40) tot en met de aansluiting Havendreef (km. 49,50), met bijkomende werken, in de gemeenten Diemen, Muiden, Weesp, Naarden en Almere. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 2 juli 2013, nr. RWS-2013/31169, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Afdeling BJV Publiekrecht. Overeenkomstig artikel 63, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben het ontwerp van het te nemen besluit alsmede de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode van vrijdag 3 mei 2013 tot en met donderdag 13 juni 2013 in de gemeenten Muiden, Naarden en Almere en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in de huis-aan-huisbladen Weesper Nieuws van 1 mei 2013 en Naarder Nieuws en Almere Vandaag van 2 mei 2013 alsmede in de Staatscourant, nr , van 2 mei Voorts is overeenkomstig artikel 63, eerste lid, van de onteigeningswet en artikel 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp van het te nemen besluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de verzoeker om onteigening. In de kennisgevingen zijn belanghebbenden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen. De volgende belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt: 1. de heer A.J. Fine, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer NDN612.1, verder te noemen: reclamant 1; 2. de besloten vennootschap Machineverhuur Leidschendam B.V., eigenares van de onroerende zaak met grondplannummer MDN121.1, verder te noemen reclamante 2. Belanghebbenden die tijdig ingevolge artikel 3:15 eerste of tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht een zienswijze naar voren hebben gebracht is overeenkomstig het bepaalde in artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet de gelegenheid geboden te worden gehoord. Reclamanten hebben hiervan geen gebruik gemaakt. Overwegingen Ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen waaronder begrepen onteigening voor aanleg en verbetering van werken ter uitvoering van een Tracébesluit als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Tracéwet. Reclamant sub 1. Namens reclamant wordt het volgende opgemerkt. 1. Op de onroerende zaak en buiten het daarop geplande tracé van de rijksweg is een woning met bijgebouwen aanwezig. De bebouwing is niet opgenomen in het Tracébesluit. Reclamant heeft eerder al kenbaar gemaakt dat de geluidsbelasting op de woning als gevolg van de rijksweg A1/A6 te hoog is. De woning is hierdoor niet te handhaven voor bewoning. De rijksweg zal na verbreding nog dichter bij de woning komen te liggen waardoor de geluidsbelasting alleen maar zal toenemen en het leefklimaat zal verslechteren. Bij de regeling van de voormalige Minister van Volkshuisves- 1 Staatscourant 2013 nr september 2013

2 ting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 augustus 2009 (gepubliceerd in de Staatscourant van 24 augustus 2009, nr ) is bepaald voor welke objecten een hogere geluidswaarde is vastgesteld voor de gemeente Naarden. Het object van reclamant is daar niet in meegenomen en er is dus geen ontheffing verleend voor een hogere geluidswaarde dan de standaardnorm. Dit heeft tot gevolg dat de rijksweg na aanleg niet in gebruik mag worden genomen. Nut, noodzaak en urgentie van de onteigening zijn dan ook niet aangetoond. Daarbij komt dat de weg ook op basis van fijnstof en de te verwachten concentratie van vrije radicalen in de directe nabijheid van de rijksweg A1 niet in gebruik mag worden genomen; 2. reclamant heeft in de onderhandelingen met de verzoeker gesteld bereid te zijn tot een transactie op basis van een volledige schadeloosstelling. Uitgangspunt is dat de verzoeker de gehele locatie aankoopt, dan wel dat de waardedaling van het overblijvende wordt vergoed. Hierbij moet er in ieder geval vanuit worden gegaan dat het overblijvende niet meer geschikt is voor woondoeleinden. Tot op heden heeft de verzoeker hier onvoldoende rekening mee gehouden; 3. van de onroerende zaak van reclamant, kadastraal bekend gemeente Naarden, sectie H, nummer 94, is een gedeelte van 799 m 2 nodig. Reclamant is echter op basis van verjaring tevens eigenaar van een gedeelte van de daaraan grenzende onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Naarden, sectie H, nummer 253. Dit is ook eerder aan de verzoeker kenbaar gemaakt. De beide zaken zijn sinds 1978 bij reclamant in gebruik. In dat jaar heeft hij de eerstgenoemde onroerende zaak verworven, waarbij hij er vanuit mocht gaan dat de eigendomsgrens gelegen was in het midden van de sloot en de kadastrale eigendomsgrens feitelijk op deze fysieke grens lag. Reclamant heeft dit gedeelte (Naarden, sectie H, nummer 253) na de aankoop in 1978 ook gebruikt en onderhouden als ware het zijn eigendom. Destijds mocht reclamant erop vertrouwen dat hij de kavel verworven had overeenkomstig de zichtbare grenzen in het veld, doch nu blijkt anders. Aangezien reclamant het betrokken gedeelte al ongeveer 35 jaar tot zijn beschikking heeft als ware hij eigenaar/gebruiker, is hij van mening dat het eigendomsrecht daarvan aan hem toekomt. Bij een schadebegroting dient hier dan ook rekening mee te worden gehouden en reclamant is nog steeds bereid om in goed overleg tot een reële schadeloosstelling te komen. Met betrekking tot deze zienswijze merken Wij het volgende op. Ad 1. Het betoog dat de onroerende zaak van reclamant niet is opgenomen in de ten behoeve van de realisering van het werk vastgestelde Tracébesluiten (besluit van 21 maart 2011 en gewijzigd besluit van 14 september 2011 dan wel gewijzigd besluit van 21 maart 2013) is in hoofdzaak planologisch van aard en had aan de orde kunnen komen in het kader van de procedures op grond van de Tracéwet. Dit geldt evenzeer voor het gestelde over geluidhinder en fijnstof. Een inhoudelijke beoordeling van dit onderdeel van de zienswijze is in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure niet aan de orde. Het gestelde over de regeling van de voormalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 augustus 2009 en de omstandigheid dat de rijksweg niet in gebruik zou mogen worden genomen kan dan ook niet leiden tot het ermee beoogde resultaat. Wij wijzen op hetgeen hierna onder de Overige overwegingen wordt overwogen over de, inmiddels onherroepelijk geworden, Tracébesluiten. Ons is overigens gebleken dat reclamant beroep heeft ingesteld tegen het hiervoor genoemde besluit van 21 maart Dit beroep is bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 4 januari 2012, in de zaken nrs /1/R4 en /1/R4, nietontvankelijk verklaard. Tegen de besluiten van 14 september 2011 en 21 maart 2013 heeft reclamant geen beroepen ingesteld. Ad 2. Naar aanleiding van dit onderdeel merken Wij op, dat in de onderhavige administratieve onteigeningsprocedure op grond van titel IIa van de onteigeningswet alleen die gronden ter onteigening kunnen worden aangewezen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het werk. Deze onteigeningstitel waarborgt daarmee de realisatie van het werk met een zo beperkt mogelijk grondbeslag. Onroerende zaken die slechts gedeeltelijk voor de realisatie van het werk nodig zijn kunnen mitsdien alleen voor dat gedeelte ter onteigening worden aangewezen. Ingevolge artikel 38 van de onteigeningswet hebben belanghebbenden onder bepaalde omstandigheden de mogelijkheid om de gehele overname te vorderen van onroerende zaken waarvan slechts gedeelten worden onteigend. Deze mogelijkheid komt echter pas in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Voordien kan aankoop van overige gedeelten dan wel gehele aankoop van de betrokken onroerende zaken in het minnelijk overleg tussen de verzoeker om onteigening en belanghebbenden betrokken worden. Het voorgaande in aanmerking nemend overwegen Wij dat voor de realisering van het Tracébesluit van de onroerende zaak van reclamant een oppervlakte van 799 m 2 nodig is. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de verzoeker om onteigening de mogelijkheid tot aankoop van de gehele onroerende zaak van reclamant heeft onderzocht in samenhang met de wenselijkheid om over compensatiegrond 2 Staatscourant 2013 nr september 2013

3 te kunnen beschikken bij de realisering van de weguitbreiding op de gronden van andere eigenaren. Per bericht van 11 augustus 2011 heeft de verzoeker de door reclamant ingeschakelde deskundige onder meer een berekening gezonden gericht op de gehele aankoop van de onroerende zaak. De verzoeker heeft echter nadien van de aankoop van het geheel afgezien zodra duidelijk werd dat een Tracébesluit met minder grondbeslag dan waarmee aanvankelijk rekening moest worden gehouden zou worden vastgesteld. Vervolgens heeft de verzoeker zich gericht op de aankoop van het gedeelte van 799 m 2, waarbij hij reclamant ook heeft voorgesteld om de grens van dit gedeelte door te trekken in oostelijke richting, tot aan de kadastrale grens met de onroerende zaak van de buren van reclamant. Dit om te voorkomen dat reclamant een incourante hoek in het resterende deel van zijn onroerende zaak zou overhouden. Het doortrekken van bedoelde grens zou ertoe leiden dat van de onroerende zaak van reclamant een oppervlakte van m 2 nodig zou zijn. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de verzoeker om onteigening pogingen heeft ondernomen om zowel de genoemde oppervlakte van 799 m 2 als de oppervlakte van m 2 op minnelijke wijze aan te kopen. Daartoe heeft de verzoeker reclamant bij brieven van 26 juli 2012 en 7 maart 2013 biedingen gedaan. Reclamant is uiteindelijk niet met deze biedingen akkoord gegaan. Dit en het hiervoor vermelde over de toepassing van titel IIa van de onteigeningswet in aanmerking nemend, staat de noodzaak tot de aanwijzing van de oppervlakte van 799 m 2 naar Ons oordeel vast. Het overigens door reclamant gestelde over de waardedaling van het overblijvende is financieel van aard. Dit kan de aanwijzing van het benodigde gedeelte van de onroerende zaak ter onteigening niet in de weg staan. In dat verband merken Wij op, dat de onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade die de onteigende rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies lijdt. Artikel 41 van de wet ziet in het bijzonder op de te vergoeden waardevermindering van het overblijvende. De hoogte van de schadeloosstelling staat echter in het kader van de onderhavige procedure niet ter beoordeling, maar komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde. Ad 3. Wij merken op, dat de onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Naarden, sectie H, nummer 253, niet in de onderhavige procedure is betrokken. De stelling dat reclamant al lange tijd een gedeelte van deze onroerende zaak in gebruik heeft en dat hij er in 1978 op mocht vertrouwen dat hij dit gedeelte had aangekocht staat dan ook los van deze procedure. Zo nodig zal reclamant zijn beweerd eigendomsrecht tot inzet kunnen maken van een civiele procedure. Reclamante sub 2. Reclamante merkt op, dat op de in de onteigening betrokken locatie de onderneming Fata Morgana actief is, die ook door reclamante zelf wordt geëxploiteerd. Het te onteigenen gedeelte maakt deel uit van de exploitatie van deze onderneming of dient ter beschikking te blijven voor eventuele uitbreidingen (parkeervoorzieningen). Verder is afgesproken dat de totale onteigening gelijktijdig zal plaatsvinden met de aankoop van het onroerend goed dat thans in gebruik is bij Fata Morgana. In de onderhavige procedure is derhalve sprake van een voornemen tot onteigening van een gedeelte van de grond. Er is nog geen overeenstemming bereikt over de verwerving langs civielrechtelijke weg, dat wil zeggen van de gebouwen, de daarbij behorende gronden inbegrepen. Reclamante heeft geen bezwaar tegen een onteigening indien en voor zover er volledige overeenstemming wordt bereikt ten aanzien van de verwerving van de gronden die niet onder de onteigening vallen, overigens onder de vermelding dat de waardevaststelling van de gronden te laag wordt ingeschat aangezien deze gronden in principe in de toekomst in gebruik kunnen worden genomen voor de exploitatie van Fata Morgana. Met betrekking tot deze zienswijze merken Wij het volgende op. Het betoog dat het van reclamante ter onteigening aan te wijzen gedeelte deel uitmaakt van de exploitatie van Fata Morgana en dit ten behoeve van de eventuele uitbreiding van deze onderneming beschikbaar dient te blijven, is planologisch van aard. De afweging van het belang van reclamante bij het behoud van bedoeld gedeelte voor de exploitatie en een mogelijk toekomstige uitbreiding tegenover het belang van de verzoeker om onteigening bij de realisering van het werk had aan de orde kunnen komen in het kader van de procedures op grond van de Tracéwet. Wij wijzen op hetgeen hierna onder de Overige overwegingen wordt overwogen over de, inmiddels onherroepelijk geworden, besluiten op grond van deze wet. Overigens is niet gebleken dat reclamante tegen de Tracébesluiten beroep heeft ingesteld. Verder wordt opgemerkt dat in de onderhavige procedure een gedeelte ter grootte van m 2 betrokken is van de reclamante in eigendom toebehorende onroerende zaak met grondplannummer 3 Staatscourant 2013 nr september 2013

4 MDN Het betreft hier een gedeelte van een weiland. Voor zover reclamante aanvoert dat de gehele onroerende zaak in de onderhavige procedure ter onteigening zou moeten worden aangewezen, wijzen Wij op hetgeen hiervoor over de toepassing van titel IIa en artikel 38 van de onteigeningswet is opgemerkt naar aanleiding van de zienswijze van reclamant sub 1, onder Ad 2. Uit de overgelegde stukken is Ons gebleken dat in het kader van het met reclamante gevoerde minnelijk overleg gesproken is over de aankoop van de gehele onroerende zaak. Reeds in 2009 hebben partijen een principeakkoord bereikt over de gehele aankoop, doch over de voorwaarden waaronder dit zou moeten plaatsvinden is geen overeenstemming bereikt. Partijen voeren ook thans nog overleg over de gehele aankoop. Daarnaast heeft de verzoeker om onteigening reclamante tijdig en voorafgaand aan de start van de onderhavige procedure bij brieven van 23 juli 2012 en 7 maart 2013 biedingen gedaan gericht op de aankoop van hiervoor genoemde oppervlakte. Ook hierover is geen overeenstemming met reclamante bereikt. Gelet hierop staat de noodzaak tot de aanwijzing van de oppervlakte van m 2 naar Ons oordeel vast. Voor zover reclamante aanvoert dat de geboden schadeloosstelling te laag is, is dit betoog financieel van aard. Gewezen kan worden op hetgeen hiervoor over de hoogte van de schadeloosstelling en de vaststelling daarvan is opgemerkt in de reactie op de zienswijze van reclamant sub 1, onder Ad 2. Alles overziende geeft de zienswijze van reclamante Ons geen aanleiding om het verzoek om onteigening af te wijzen. Overige overwegingen Voor de realisering van de weguitbreiding Schiphol Amsterdam Almere (SAA) heeft de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op 21 maart 2011 het Tracébesluit Schiphol Amsterdam Almere vastgesteld. Het besluit heeft van 30 maart 2011 tot en met 11 mei 2011 ter inzage gelegen, in welke periode tegen het besluit beroepen zijn ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij besluit van 14 september 2011 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu vervolgens het Tracébesluit van 21 maart 2011 krachtens artikel 15b, eerste lid, van de Tracéwet gewijzigd. Dit besluit heeft van 22 september 2011 tot en met 2 november 2011 ter inzage gelegen. Ook tegen dit besluit zijn beroepen ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft bij uitspraak van 4 januari 2012, in de zaken nrs / 1/R4 en /1/R4, alle beroepen ongegrond verklaard, zodat genoemde besluiten onherroepelijk zijn geworden. Vanwege rijksbezuinigingen is gezocht naar mogelijke versoberingen in het SAA-project. Dit heeft geleid tot een vijftal aanpassingen in het ontwerp. Deze betreffen de versmalling van de tunnel Gaasperdammerweg (A9), aanpassing van de geluidsschermen bij Diemen-Noord (A10-Oost/A1) en langs de Bloemendalerpolder bij Muiden (A1), verschuiving van de verbindingsboog bij knooppunt Muiderberg en een verduidelijking van de definitie van kunstwerkzones. In verband daarmee heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu op 21 maart 2013 het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol Amsterdam Almere (2013) vastgesteld. Het besluit heeft van 9 april 2013 tot en met 21 mei 2013 ter inzage gelegen, in welke periode tegen het besluit beroepen zijn ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hierop is nog niet beslist. Het Tracébesluit geldt als een omgevingsvergunning waarbij ten behoeve van een project van nationaal belang met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken. Het Tracébesluit werkt daardoor rechtstreeks door in het ruimtelijk beleid van de betrokken gemeenten. De gemeenteraden van de betrokken gemeenten zijn verplicht om binnen een jaar nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden een bestemmingsplan of beheersverordening overeenkomstig het Tracébesluit vast te stellen. De mobiliteit op het wegennet in de corridor Schiphol Amsterdam Almere is door de economische groei en de stijging van de bevolking in het gebied sterk toegenomen. Dit veroorzaakt veel knelpunten op het bestaande wegennet rond Schiphol, Amsterdam en Almere. Om dit probleem op korte termijn zo goed mogelijk te kunnen beheersen, worden projecten uitgevoerd met het doel om de bestaande wegcapaciteit met relatief kleine aanpassingen beter te benutten. Het gaat hier vooral om de aanleg van spitsstroken, waarmee een deel van de groei van de mobiliteit op korte termijn kan worden opgevangen. 4 Staatscourant 2013 nr september 2013

5 Deze maatregelen zullen echter voor de (middel)lange termijn niet voldoende zijn. Als gevolg van ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de corridor Schiphol Amsterdam Almere (de Noordvleugel van de Randstad), zal het mobiliteitsprobleem binnen deze termijn groter worden. Naar verwachting zal de verstedelijking (waaronder de bouw van in principe woningen in Almere) en bedrijvigheid toenemen en zonder verdere weguitbreidingen en investeringen in het openbaar vervoer zal het wegennet hier in 2020 zwaar overbelast zijn, met gevolg meer files, langere reistijden en een toenemende belasting van de leefomgeving. De Noordvleugel van de Randstad, die wordt gezien als één van de belangrijkste motoren van de Nederlandse economie, zal daardoor qua woonen leefomgeving minder aantrekkelijk worden en zal ook economisch gezien zijn aantrekkingskracht verliezen. Het project Schiphol Amsterdam Almere (kortweg: SAA) omvat een vijftal deelprojecten. De onderhavige onteigening heeft betrekking op deelproject 2 en ziet op de rijksweggedeelten, zoals die in de aanhef van dit besluit zijn beschreven. De rijksweg A9 vormt de verbinding tussen Schiphol, Amstelveen en Amsterdam Zuidoost en vormt tussen de knooppunten Holendrecht en Diemen (Gaasperdammerweg) een belangrijke verbinding voor verkeer vanaf de rijksweg A1 van en naar Schiphol en van en naar de rijksweg A2. De A9 zorgt hier ook voor de ontsluiting van Amsterdam Zuidoost. De A2 verbindt Amsterdam met Utrecht en het zuiden van Nederland. De A1 vormt tussen de knooppunten Muiderberg, Diemen en Watergraafsmeer samen met de rijksweg A6 de belangrijkste verbinding tussen Almere, het Gooi en Amsterdam. Daarnaast vormt de A1 de belangrijkste verbinding met het oosten van Nederland. Ten slotte is de A6 één van de belangrijkste verbindingen tussen de Noordelijke Randstad en het noorden van Nederland, via Almere en Lelystad. Het SAA-project heeft tot doel om het huidige en toekomstige wegverkeer tussen Schiphol, Amsterdam en Almere op te vangen, rekening houdend met de ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de Noordvleugel van de Randstad. Daarnaast beoogt het project het verbeteren van het functioneren van het wegennetwerk als geheel, waarbij de te verwachten fileproblemen worden aangepakt. Het streven is gericht op het vergroten van de betrouwbaarheid van de reistijden en het realiseren van acceptabele reistijden. De start van de werkzaamheden voor de realisering van het SAA-project 2 is voorzien in september Daartoe heeft in december 2012 gunning van het werk aan de realiserende partij plaatsgevonden. Het gedeelte A1-A6 zal in 2017/2018 worden opengesteld voor het verkeer. Het moet in het belang van de vlotte en veilige doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid noodzakelijk worden geacht, dat de Staat (Infrastructuur en Milieu) de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken. De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht, dat op grond daarvan het verzoek om een koninklijk besluit krachtens artikel 72a van de onteigeningswetmoet worden afgewezen. Beslissing; Gelet op de onteigeningswet, Gehoord de Afdeling advisering van de Raad van State, advies van 24 juli 2013, nr. W /IV, en gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 20 augustus 2013, nr. RWS-2013/34933, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Hebben Wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de aanleg van de weguitbreiding Schiphol Amsterdam Almere (SAA, project 2) in de gemeenten Muiden, Naarden en Almere, het gedeelte rijksweg 9 (A9) vanaf rivier Gaasp (km. 6,89) tot en met knooppunt Diemen (verbindingsweg richting A1 west km. 1,00; verbindingsweg richting A1 oost km. 4,20), het gedeelte rijksweg 1 (A1) vanaf knooppunt Diemen (km. 7,50) tot en met knooppunt Muiderberg (km. 16,92) en het gedeelte rijksweg 6 (A6) vanaf knooppunt Muiderberg (km. 41,40) tot en met de aansluiting Havendreef (km. 49,50), met bijkomende werken, in de gemeenten Diemen, Muiden, Weesp, Naarden en Almere zullen ten algemenen nutte en ten name van de Staat worden onteigend de onroerende zaken, zoals aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeenten Muiden, Naarden en Almere en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage hebben gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst. 5 Staatscourant 2013 nr september 2013

6 Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden. Wassenaar, 30 augustus 2013 Willem-Alexander De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus. 6 Staatscourant 2013 nr september 2013

7 Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Muiden Als Ter grootte Sectie van en nr. Ten name van ha a ca ha a ca MDN Wegen E 1017 Onbekend aandeel: Johannes Koremans, gehuwd met Geertruida Marianne van Hoorn, Muiden; onbekend aandeel: Geertruida Marianne van Hoorn, gehuwd met Johannes Koremans, Muiden; onbekend aandeel: Pieter Jan van den Bosch, gehuwd met Leonora Maria Elizabeth Buijs, Muiden; onbekend aandeel: Leonora Maria Elizabeth Buijs, gehuwd met Pieter Jan van den Bosch, Muiden; Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel: Liander Infra West N.V., Arnhem, zetel: Amsterdam. MDN082.1 geheel Wonen (agrarisch) erf tuin E 1257 Age van Bolhuis, Muiden; Belemmeringenwet Privaatrecht: Saranne B.V., Arnhem, zetel: Arnhem. MDN089.1 geheel Wonenterrein (grasland) E 1383 Wilhelmus Johannes Jacobus Cornelis van Wees, Muiden; Belemmeringenwet Privaatrecht: Liander Infra West N.V., Arnhem, zetel: Amsterdam. MDN Terrein (grasland) E 1387 Als grondplannummer MDN089.1 MDN Bedrijvigheid (industrie) terrein (grasland) E 1374 Wilhelmus Johannes Jacobus Cornelis van Wees, Muiden; Belemmeringenwet Privaatrecht: Liander Infra West N.V., Arnhem, zetel: Amsterdam; Belemmeringenwet Privaatrecht: N.V. Nederlandse Gasunie, Groningen, zetel: Groningen. MDN090.1 geheel Terrein (grasland) E 1376 Petrus Richardus Nicolaas Martinus Kouwenhoven, gehuwd met Petronella Ebbelaar, Muiden; Belemmeringenwet Privaatrecht: Liander Infra West N.V., Arnhem, zetel: Amsterdam; Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel: Liander Infra West N.V., Arnhem, zetel: Amsterdam; MDN118.1 geheel Berging-stalling (garageschuur) MDN Bedrijvigheid (industrie) parkeren G 808 Rikkert ter Beek, gehuwd met Wilhelmina van den Broek, Wijdewormer; Belemmeringenwet Privaatrecht: Saranne B.V., Arnhem, zetel: Arnhem G 860 Machineverhuur Leidschendam Bv, Leidschendam, zetel: Leidschendam; Belemmeringenwet Privaatrecht: Liander Infra West N.V., Arnhem, zetel: Amsterdam. Grondplan nr. Teonteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Naarden Als Tergrootte Sectie van en nr. Ten name van ha a ca ha a ca NDN608.1 geheel Terrein (grasland) A 1797 Alida Agatha Gijsbertha Fokker, gehuwd met Franciscus Maria Sloothaak, Bussum NDN608.2 geheel Weilandschuurterrein (grasland) A 1860 Als grondplannummer NDN608.1 NDN608.3 geheel Terrein (grasland) A 1859 Als grondplannummer NDN608.1 NDN Wonenterrein (grasland) H 94 Antonius Johannes Fine, gehuwd met Jacoba Johanna Post, s-graveland 7 Staatscourant 2013 nr september 2013

8 Grondplan nr. Te onteigenen grootte Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Almere Als Tergrootte Sectie van en nr. Ten name van ha a ca ha a ca AMR Terrein (nieuwbouwbedrijvigheid) S 259 Mikasa + Merwestreek B.V., Hardinxveld-Giessendam, zetel: Hardinxveld-Giessendam; Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel: Saranne B.V., Arnhem, zetel: Arnhem. 8 Staatscourant 2013 nr september 2013