108644 - De voorgenomen verwijdering is redelijk omdat de school naar vermogen de leerling ondersteuning heeft geboden, maar desondanks niet langer zijn veiligheid kan waarborgen. in het geding tussen: ADVIES de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster], wonende te [plaatsnaam], verzoekers gemachtigde: de heer mr. R.F. Bakker en [het bevoegd gezag], gevestigd te [plaatsnaam], het bevoegd gezag van [de school] te [plaatsnaam], verweerder gemachtigde: mevrouw mr. W. Oudenaarden 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Op 28 februari 2019 hebben verzoekers aan de Commissie een geschil voorgelegd over de voorgenomen beslissing van verweerder van 13 februari 2019 om [de leerling] van het Mediacollege [plaatsnaam] (verder: de school) te verwijderen. Verweerder heeft op 18 maart 2019 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 4 april 2019 te Utrecht. Verzoekers en [de leerling] waren ter zitting aanwezig en werden bijgestaan door de gemachtigde. [de leerling] heeft aan het begin van de zitting vragen van de Commissie beantwoord en heeft daarna de zaal verlaten. Namens verweerder waren aanwezig ter zitting de heer [directeur], en mevrouw [zorgcoördinator]. De gemachtigde was in overleg met verweerder niet ter zitting aanwezig. [het samenwerkingsverband] werd ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw [onderwijsadviseur]. 2. DE FEITEN 1. Verzoekers zijn de ouders van [de leerling] Mohammad. [de leerling] is geboren op [geboortedatum] 2005. 2. Met ingang van het schooljaar 2017-2018 is [de leerling] ingeschreven op de school. Voor [de leerling] is een aanwijzing voor Leerwegondersteuning afgegeven. 3. Op basis van het door de basisschool verstrekte onderwijsdossier heeft de school voor [de leerling] een ontwikkelingsperspectief (hierna: opp) met dagtekening van 21 juli 2017 opgesteld. Het opp is op 5 september 2018 geactualiseerd. Het handelingsdeel van het opp is gericht op gedrag, sociaal-emotionele ontwikkeling en zelfredzaamheid. 108644/ advies d.d. 9 mei 2019 pagina 1 van 5
4. Naar aanleiding van verschillende incidenten heeft op school op 15 februari 2018 een gesprek plaatsgevonden met [de leerling] en zijn moeder, waarbij afspraken zijn gemaakt. Een van de afspraken was dat [de leerling] een agressie-regulatie-training zal volgen. [de leerling] heeft eenmaal deze training bezocht. 5. Op 23 april 2018 wordt [de leerling] geschorst wegens het duwen van een klasgenoot en het uitschelden en bedreigen van een docent. Op 3 juli 2018 schorst de school [de leerling] opnieuw voor drie dagen wegens vechten met een ander leerling. Wegens vechten in de klas wordt hij voor een dag op 24 september 2018 geschorst. Op 8 november 2018 wordt [de leerling] geschorst voor een dag omdat hij weigerde zijn mobieltje in te leveren. Op 13 december 2018 wordt hij voor twee dagen geschorst wegens grensoverschrijdend gedrag. 6. Op 17 december 2018 vindt een gesprek plaats tussen [de leerling], verzoekers, hun buurvrouw en de decaan van de school. Hierbij zijn afspraken gemaakt die gelden als randvoorwaarden op grond waarvan [de leerling] de lessen zou mogen volgen. [de leerling] heeft het document met afspraken geweigerd te ondertekenen. 7. Op 25 januari 2019 heeft een gesprek plaatsgehad met als deelnemers [de leerling], verzoekers, de decaan, de zorgcoördinator en mevrouw [psycholoog] van [psycholoogpraktijk]. In dit gesprek heeft de school de ouders verteld dat zij dat de school geen passende plek voor [de leerling] vindt, omdat de school hem niet de ondersteuning kan bieden die hij nodig heeft. 8. Op 30 januari 2019 wordt [de leerling] voor vijf dagen geschorst wegens ordeverstoring en respectloos gedrag. 9. Na afloop van de schorsing is [de leerling] de toegang tot de school ontzegd. Op 13 februari 2019 wordt [de leerling] voor onbepaalde tijd geschorst en heeft de school het voornemen tot verwijdering aan verzoekers kenbaar gemaakt. 10. Op 5 maart 2019 heeft de school een toelaatbaarheidsverklaring (hierna: tlv) vso voor [de leerling] aangevraagd. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoekers Voor de schorsingen van 8 november 2018 en 13 december 2018 bestond onvoldoende aanleiding. Deze schorsingen zijn wel aangegrepen om [de leerling] te melden dat, indien hij opnieuw grensoverschrijdend gedrag vertoont, de school overgaat tot schorsing voor onbepaalde tijd of gedwongen schoolwisseling. [de leerling] is op de basisschool gepest. Dit heeft zich op de school voortgezet en hier is onvoldoende tegen opgetreden. In september 2017 heeft de school geconcludeerd dat [de leerling] intensieve ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied nodig heeft en dat [de leerling] mogelijk baat heeft bij een [trainingsmethode] en/of specialistische hulp. Dit is echter niet voor [de leerling] ingezet; voor hem is ook voor het overige geen passende begeleiding gezocht of ingezet. In 2018 is gestart met het voeren van wekelijkse gesprekken in [het hulpteam] en vanaf november 2018 is door de psycholoog een begin gemaakt met gesprekken met [de leerling]. Het is voor verzoekers niet duidelijk wat hieruit is voortgekomen. [de leerling] lijkt louter op grond van de incidenten te worden verwijderd. Zijn pestverleden wordt door de school buiten beschouwing gelaten. De school onderbouwt het genomen besluit niet. 108644/ advies d.d. 9 mei 2019 pagina 2 van 5
Standpunt verweerder Voor alle leerlingen met leerwegondersteuning stelt de school een opp op en dat is ook voor [de leerling] gebeurd. Het opp is tussentijds aangepast omdat er nieuwe leerdoelen voor het schooljaar 2018-2019 zijn opgesteld. De school heeft dit tijdens een overleg op 14 juni 2018 met verzoekers besproken. [de leerling] is regelmatig betrokken geweest bij incidenten, die in het logboek Magister worden bijgehouden. Verweerder beperkt dit logboek enkel tot de relevante feiten. [de leerling] is 32 keer uit de klas gestuurd, 134 keer absent geweest en 7 keer geschorst. Tijdens gesprekken tussen verzoekers en de school op 31 mei 2018, 10 juli 2018, 24 september 2018 en 28 september 2018 is gesproken over de mogelijkheid van ander onderwijs voor [de leerling]. De school heeft op 2 oktober 2018 een vmbo-tussenvoorziening aangeboden. Dit is regulier onderwijs met kleinere klassen, waarbij [de leerling] hetzelfde en het door hem gewenste uitstroomperspectief, mbo niveau 2, heeft. Verzoekers zijn hier echter niet op ingegaan. Op 25 januari 2018 heeft er een gesprek over de ondersteuningsbehoefte van [de leerling] op school plaatsgevonden met de zorgcoördinator, [de leerling], verzoekers, psycholoog en de decaan, waarbij de school heeft gemeld dat zij [de leerling] niet de begeleiding kan bieden die hij nodig heeft. Op 6 februari 2018 heeft er opnieuw een gesprek op school plaatsgevonden waarin de school speciaal onderwijs adviseert. Door de school is alles gedaan om [de leerling] passende begeleiding te bieden. De school heeft een opp opgesteld, leerlingbesprekingen gehouden, extra begeleiding en monitoring door mentor geboden, een ouder-kind-adviseur ingezet, de schoolarts geraadpleegd, [de leerling] bij een ART-training aangemeld, een psychologisch onderzoek uitgevoerd en naar een psycholoog verwezen. De incidenten vormen reden tot verwijdering, maar ook de handelingsverlegenheid. 4. INBRENG SAMENWERKINGSVERBAND Het samenwerkingsverband geeft aan dat een vmbo-tussenvoorziening mogelijk passend voor [de leerling] is omdat het uitstroomperspectief hetzelfde is in het geval hij zijn schoolcarrière bij de huidige school zou afronden. 5. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Op grond van artikel 27c lid 2 sub b van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) kunnen aan de Commissie geschillen worden voorgelegd die verband houden met de verwijdering van een leerling. Voor wat de beoordeling van de bevoegdheid van de Commissie betreft, stelt zij een voornemen tot verwijderen hieraan gelijk. Het geschil heeft hierop betrekking. Nu het verzoek tijdig is ingediend, is de Commissie bevoegd en is het verzoek ontvankelijk. De situatie dat er nog geen duidelijkheid is over het verkrijgen van een toelaatbaarheidsverklaring en dat de school ook nog geen andere passende school heeft gevonden, maakt niet dat de school geen voornemenbeslissing over verwijdering had mogen nemen. Aan voornoemde criteria hoeft pas te zijn voldaan bij een definitieve beslissing tot verwijdering, voor zover voor die andere school een tlv nodig is. Er is nu nog geen definitief verwijderingsbesluit. 108644/ advies d.d. 9 mei 2019 pagina 3 van 5
De Commissie stelt vast dat de school het voornemen om [de leerling] te verwijderen op een voldoende zorgvuldige wijze heeft kenbaar gemaakt. Voordat het voornemen met verzoekers is gecommuniceerd heeft de school de leerplichtambtenaar en de onderwijsinspectie op de hoogte gebracht. Voorts zijn verzoekers en [de leerling] uitgenodigd voor een gesprek over het voornemen, waar verzoekers zijn verschenen. Aan het schriftelijk voornemenbesluit tot verwijdering heeft verweerder het gedrag van [de leerling] ten grondslag gelegd. Op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde is naar het oordeel van de Commissie voldoende gebleken dat door het gedrag van [de leerling] zowel de veiligheid van [de leerling] als die van de leerlingen en de docenten van de school onvoldoende kan worden gegarandeerd. Verweerder heeft de ernst van het gedrag voldoende aangetoond. De school heeft voldoende aandacht besteed aan de oorzaak van het gedrag van [de leerling], volgens verzoekers gelegen in pestgedrag, en [de leerling] gevraagd eventueel pestgedrag te melden. De school heeft [de leerling] time-outs aangeboden en heeft ouder- en mentorgesprekken over het pesten gevoerd. Dit neemt de ernst van het gedrag van [de leerling] echter niet weg en aldus heeft de school in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen. Voorts oordeelt de Commissie dat de school [de leerling] voldoende begeleiding heeft geboden. Verweerder heeft een ontwikkelingsperspectief opgesteld, leerlingbesprekingen gehouden, extra begeleiding en monitoring door de mentor geboden, een ouder-kind-adviseur ingezet, de schoolarts geraadpleegd, [de leerling] bij een ART-training aangemeld (waaraan hij maar een keer heeft deelgenomen), een psychologisch onderzoek laten uitvoeren en [de leerling] naar een psycholoog verwezen. De school heeft voorts ook gedaan wat door de psycholoog is voorgesteld. Het geheel overziend heeft de school naar vermogen gepoogd te voorzien in de ondersteuningsbehoefte van [de leerling]. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de school in redelijkheid tot haar voorgenomen besluit heeft kunnen komen. De Commissie verklaart het verzoek ongegrond. 6. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek ongegrond. 7. AANBEVELINGEN De Commissie beveelt partijen aan in gezamenlijk overleg de mogelijkheden en de te bewandelen routes te verkennen om een passende schoolloopbaan voor [de leerling] mogelijk te maken, op een plek waar hij zich veilig voelt. 108644/ advies d.d. 9 mei 2019 pagina 4 van 5
Aldus gedaan te Utrecht op 9 mei 2019 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, P.J. Kuiper en drs. J.P.M. Wichers-Bots, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris 108644/ advies d.d. 9 mei 2019 pagina 5 van 5