Samenvatting Geschiedenis H1-H3; Nederlanders en hun gezagsdragers 1950-1990 Samenvatting door een scholier 1898 woorden 7 januari 2004 3,7 15 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Samenvatting Geschiedenis: Nederlanders en hun gezagsdragers 1950-1990 Politiek in NLà lang in handen van koningen, stadhouders en regenten, zij hoefden geen verantwoording af te leggen aan de bevolking. Halverwege 18de eeuw veranderde dit met opkomst middenklasse (kooplieden, ondernemers & geleerden). In 1848à Willem 2 gaf toe aan eisen voor democratie, hij was bang voor onrust. Onderleiding v. Thorbecke werd grondwet aangenomenà vrijheid meningsuiting, godsdienst en vergadering, nieuw politiek stelstel. Parlementaire democratieà regering verantwoording afleggen aan parlement, dat door volk werd gekozen. Nog geen algemeen kiesrecht, om te stemmen twee eisen: - man zijn, - bepaalde hoeveelheid belasting betalen. Leden Tweede Kamerà losse politieke verbanden, er werd een liberale politiek gevoerd, veel vrijheid ondernemers en alleen subsidie aan openbare scholen. Confessionelen waren het er niet mee eensà 1879: Oprichting ARP (Antirevolutionaire Partij) o.l.v. Abraham Kuyper. Nog een probleemà sociale kwestie. Werkomstandigheden waren slecht, werklozen aan lot overgelaten. De onvrede hierover leidde tot komst van socialistische bewegingen. Vier belangrijke (politieke) stromingen: - liberalen, - protestanten, - katholieken, - socialisten. Verzuilingà iedere groep was gebaseerd op een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag, contact met andere zuil kwam bijna niet voor. 1917: kiesrecht (alle mannen kregen kiesrecht, enkele jaren later ook vrouwen) en schoolstrijd (ook zij kregen subsidie van de overheid) opgelost. Consensuspolitiekà op basis van compromissen een overeenstemming bereiken. WO2à radicale breuk, politieke partijen werden opgeheven, maar na de oorlog kwamen de oude partijen terug. Confessionele kant drie partijen: - ARP, - CHU (Christelijk Historische Unie), - KVP ( Katholieke Volkspartij). PvdA werd opvolger v/d SDAP (Sociaal-democratische Arbeidspartij). De liberalenà VVD (Volkspartij voor Vrijheid & Democratie) Hoofdstuk 1 1955: Propaganda v/d KVP door spotprent (zie bron 1), dit was begin van felle verkiezingsstrijd. Wie zou winnen PvdA of KVP. PvdA verkiezing in met Willem Drees (1886-1988)à 20 jarige leeftijd in Tweede Kamer als stenograaf Pagina 1 van 5
(verslagen v. debatten maken), na oorlog van 1948 tot 1985 PvdA-premier in 4 kabinetten. Hij stond bekend als strenge, rustige en zuinige politicus. Vooral populair door invoering AOW, dit leverde nieuw woord op (Dreestrekker). 1971: verliet hij PvdA, deze vond hij te radicaal worden. KVP had Carl Romme (1896-1980)à zeer actieve politicus. Voor oorlog was hij al eens minister geweest en na 1945 nauw betrokken met oprichting KVP. Hij is nooit premier geweest. In 1952: hadden ze evenveel zetels als PvdA en in 1956 was de PvdA weer sterker. Romme gaf op krachtige, autoritaire en vaderlijke manier leiding. Begin jaren 60 trok hij zich terug. Er werd op moderne manier campagne gevoerdà gebruik gemaakt van radio, film, lichtbeelden en speciale bioscoop wagens (wonderwagens). KVP zette helikopter in. Het ging hard tegen hard tijden die verkiezingsstrijd, het was de felste in de jaren 50. PvdA won en vormde weer een regering met KVP. Na de verkiezingen werden de opstootjes en de agressieve campagnes vergeten en lag nadruk op ruste en orde. De consensuspolitiek van voor de oorlog werd voortgezet. WO2à diepe indruk, veel was verwoest en korte tijd later raakte NL Nederlands-Indië kwijt. NL op orde te krijgenà samenwerken. Sommige politici gingen nog verder, ze vonden dat parlementaire systeem slechte werkte door de verzuiling, pas echt eenheid als verzuiling werd doorbroken (Doorbraakgedachte), dit vooral bij sociaal-democraten en deel v/d katholiekenà wilden een nationale partij, de NVB (Nederlandse Volksbeweging). Deze poging liep vast doordat: - vernieuwers te weinig politieke ervaring hadden, - ideeën waren vaag, - burgers hadden weinig interesse in vernieuwingsplannen. De partijen bleven en nu gingen ook maatschappelijke organisaties deel uitmaken van de zuilen. Politieke & maatschappelijke gezagsdragersà drongen aan op trouw aan eigen principes. Onderlinge contact tussen gewone mensen binnen zuilen werd beperkt. Alleen leiders moesten samenwerken, geen partij had de meerderheid, dit hielden ze wel geheim, het volk wist hier niets van. Gewone burgers bijna geen rol in politiek, ze beperkten zich tot uitbrengen van stem. Stemmen verdeeld volgens principe van evenredige vertegenwoordigingà partijen krijgen aantal zetels dat evenredig is aan het aantal op hen uitgebrachte stemmen (vb. Een partij krijgt 25% v/d stemmen, deze krijgt dus ook 25% v/d zetels). Er waren in deze tijd geen zwevende kiezers, kiezer die op het laatste moment besloten op welke partij ze zouden stemmen. Pers maakte zich dienstbaar aan de eigen zuil. Socialistische krant Het Vrije Volk schreef alleen positief over de socialistische partij. Dit was bij elke krant het geval. Niet alleen bij kranten maar ook de radioomroepen steunden hun eigen zuil. Vaak waren leiders van een partij nauw betrokken bij een krant (Romme was bijvoorbeeld hoofdredacteur van De Volkskrant) Politici waren bang dat bevolking na de oorlog zich niets meer zouden aantrekken van goede zeden, dit zou komen doordat ze tijdens de bezetting eraan gewend zijn geraakt om het politieke gezag niet meer serieus te nemen. De verwaarlozing v. normen en waarden werd verergerd door de snelle economische groei. Door industrialisatie zag het land er anders uit. Politici waren bang dat door het werken aan de lopende band jonge werknemers zich s avonds zouden afreageren in danshallen enz. Dit leverde gezinscrisis op, want jongeren zouden niet meer naar ouders luisteren. Deze jongeren werden Asfaltjeugd genoemd. In werkelijkheid viel het mee met de geestelijke verwildering. Mensen hadden juist behoefte aan orde & rust. Land had politieke stabiliteit nodig, dit werd gesymboliseerd door Willem Drees, hij werkte hard, was zuinig en toonde zelfbeheersing. Door crisis v/d jaren 30 was men bereidt hard te werken en eenheid Pagina 2 van 5
voorop te stellen. Drees was tegen polarisatie (à verscherping v/d tegenstellingen in politiek, groep of maatschappij). Hij vond dat NL se volk verdraagzaam moest zijn, daarom was hij ook tegen stakingen. 1948-1958: KVP en PvdA onder zijn leiding. Deze werd rooms-rode coalitie genoemd. Na crisis v/d jaren 30à veranderde houding van de staat, ze moest economische problemen voorkomen, ze moest met vakbonden en bedrijven zorgen voor volledige werkgelegenheid, sociale zekerheid en arbeidsrust. Voor economische wederopbouwà belangrijk dat lonen laag blevenà sterke concurrentiepositie. Nog een voordeel was dat NL se burgers zelf niet veel konden kopen (bestedingsbeperking), invoer producten was geringà overschot op betalingsbalans. Als lonen te langzaam stegenà arbeiders in opstand. Als de lonen te snel stegenà ondernemers in opstand. Het is dus belangrijk om te overleggen. Er werden twee instellingen opgericht, die ervoor moesten zorgen dat alles soepel verliep: - Stichting van arbeid (1945)à hierin zitten vertegenwoordigers van vakbonden, werkgevers, langbouwsector en de middenstand, - Sociaal-economische Raad (1950)à hierin zitten vertegenwoordigers v/d vakbonden & de werkgevers en onafhankelijke deskundigen die door regering zijn benoemd (kroonleden) Regering veel aand8 aan gezin en huwelijk, door dit te stimulerenà samenleving stabiel en rustig. 1952: ministerie van Maatschappelijk werk opgericht. In 1956: ministerie o.l.v. Marga Klompé. Ministerie richtte vooral op problemen in gezinnen. Aanpak leek suc6vol, meer mensen trouwden en geboortecijfer was het hoogste in Europa. Hoofdstuk 2 Jaren 50à gezin centrale rol in maatschappij (thuis goed, maatschappij goed). Rolverdeling lag vast: vader was hoofd v/h gezin; zijn wil = wet, moeder verzorgd huishouden en opvoeding kids; ze was gehoorzaam aan haar man. Deze rolverdeling bij alle levensbeschouwelijke stromingen terug te zien. KABà Katholieke Arbeidersbeweging Confessionelen baseerden ideeën man/vrouw op hun geloof. Man was voor buitenwereld het hoofd v/h gezin, dit werd door vrouwen geaccepteerd (God had het zo gewild). Kinderen respecteerden het gezag van hun ouders, het stond niet ter discussie. Uiteindelijk bepaalde vader wat er gebeurde en dit werd geaccepteerdà Harmonieuze ongelijkheid. Regelsà streng, vooral voor meisjes. Het onderwijs werd voor meisjes minder belangrijk gevonden, zij moesten zich voorbereiden op het moederschap. Er werd in die tijd nauwelijks over gevoelens gesproken, onderwerpen zoals seksualiteit kwamen soms helemaal niet ter sprake. Seks werd gemeenschap genoemd en mocht alleen als je getrouwd was. Oudersà veel invloed op kinderen. s Avonds zat het gezin in de huiskamer spelletjes te spelen, oudere kinderen gingen af en toe uit (dansles/bios). Overheid hielp met handhaven v/h ouderlijk gezag, door: filmcensuur of ingrijpen als er in een danshal vrijmoedige muziek wordt gedraaid. Ouders liefst dat kinderenà instellingen gingen waar oogje in het zeil werd gehouden, zoals Bond voor Jongelingsverenigingen, deze verenigingenà forse subsidies v/d overheid. Gezin, kerk en geloofà belangrijk in de samenleving. Geloof bepaalde welke partij iemand ging stemmen, welke school/vereniging iemand ging enzovoorts (vooral protestante/katholieke zuil). Liberaal/Sociaaldemocratenà kerk minder invloed, regels minder streng. Sinds 1917à schoolstrijd opgelost, bijzondere/algemene scholen krijgen evenveel subsidie. Pagina 3 van 5
Protestante schoolà begin met openingsgebed en eindigde met sluitingsgebed, 4/5 keer per week werd verhaal uit Bijbel voorgelezen. Katholieke schoolà leerlingen boekjes over godsdienst uit hun hoofd leren, ze moesten ook voor hun geloof uitkomen. Gezagsverhoudingen lagen vast, kinderen volgden gezag van hun ouders, ouders volgden het gezag van leraren en leraren volgden het gezag v/d kerkelijke leiders. Natuurlijk niet hield iedereen zich aan de regels. Meeste NL ers gelovig/volgzaam warenà kerk hield toch mensen in de gaten. Ouderlingen gingen geregeld op bezoek bij geloofsgenoten om ze te controleren. In katholieke kerk werd dit gedaan door een kapelaan (hulp v/d pastoor). Deze noteerde bijzonderheden in een boekje en ging weer verder (1951: R damse kapelaan ongeveer >1000 bezoeken afleggen). Kerkelijke leidersà veel invloed op politiek, geestelijke leiders/politici intensief contact. Confessionele partijen, door hunoverwicht, veel invloed. Sinds invoering algemeen kiesrechtà hadden ze e meeste zetels in het parlement. Voor christelijke organisaties was dat makkelijk, als zij iets wilden stapten ze naar geloofsgenoten en die waren meestal bereid op te helpen. Confessionelen met christelijke-ethische denken (leven volgens christelijke normen/waarden) stempel drukken op maatschappij. N-gelovigen voelden zich vaak achtergesteld. Gemengd zwemmen was verboden, zondagsrust gelde als bijbels gebod. Niet gelovigen tegen het niet gemend baden, in 1954à werd dat opgeheven. Jaren 50à 3 vakcentrales: KABà Katholieke Arbeidersbeweging CNVà Christelijk Nationaal Vakverbond (protestanten) NVVà Nederlands Verbond van Vakverenigingen (socialisten) Deze drie bestonden uit vakbonden, die zich op bedrijfstak richtten. In totaal ongeveer 40% v/d werknemers lid. Vakcentralesà grote rol in dagelijks leven, hielden zich (in jaren 50) bezig met welzijn van hun leden, ze wilden zorgen voor voldoende loon en voor goed/gezond/nuttig leven. Ze wilden niet dat werknemers in gat zouden vallen als het mis ging op hun werk. Gedachte ontstaan voor WO2. Ze namen allerlei instellingen onder hun hoede op gebied van volksgezondheid, vrijetijdsbesteding, huisvestiging, verzekeringen, volksontwikkeling en media. Vakbondsleiders beschikten, net als, politiek/kerkelijke leiders, over gezag. Overheid beschouwde hen als woordvoerders v/d arbeiders. Er heerste sociale harmonie (oplossen van politieke problemen d.m.v. overleg & compromissen). Vakcentrales in jaren 50 terughoudend met stellen van looneisen, zo vonden dat werkgevers/regering in fase van wederopbouw zuinig/matig moest zijn. Lonen stegen langzaam, ook toen het beter ging met economie. Pas in 1956à lonen op het niveau van 1938. Ook andere arbeidsvoorwaarden duurde het lang voordat arbeiders ervan konden profiteren. Pas in jaren 60à recht op vrije zaterdag en vakantiegeld. Hoofdstuk 3 Nozemsà groep jongeren die voor de nodige ophef zorgde, tieners uit de arbeidersklasse die gek waren op rock n roll. Ze hadden slechte naam, ze wilden rondhangen, lol maken en dat was iets wat de ouderen niet wilden. Nozem verzamelnaam voor iedereen die niet deugden (cafetariabezoekers, ruziezoekende nietsnutten, enz). Nozemsà nieuw soort jongeren, ze hingen rond en praatten over helden uit muziekwereld (Bill Haley and his Comets). Zijn muziekà harde ritmische muziek, in hoofdrol piano, gitaar, drums. Haley voorloper van pop-muziek. Oudere generaties snapten niet dat dit een hit was. Oudere generatie vond dat er te wild/ongecontroleerd op rock n roll werd gedanst, het was de dans uit de jungle. Ze bedoelden dat Pagina 4 van 5
dit dansen kon leiden tot ongeremde seksuele gevoelens. To rockà seks, to rollà lekker rondrijden in auto. Dansfilms als Rock around the clock sloegen aan bij publiek, waarin Bill Haleys rockmuziek een belangrijke rol speelde. Veel jongeren imiteerden hun held. Jaren 50à lang gedacht dat het een rustige/saaie tijd was, stil op straat, iedereen werkte hard, weinig luxe, maar niemand klaagde. Pagina 5 van 5