Beroep tegen overplaatsing gegrond omdat de werkgever verzuimd heeft te vermelden welke cao-grond de basis is voor de overplaatsing.

Vergelijkbare documenten
Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

108490/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel gegrond vanwege niet volgen verweerprocedure respectievelijk gebrek aan noodzaak.

SAMENVATTING UITSPRAAK

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

UITSPRAAK IN VOORLOPIGE VOORZIENING

Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. F

UITSPRAAK. [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellante] gemachtigde: mevrouw mr. E. Geven

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep VO

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

Beroep tegen overplaatsing en berisping wegens weglopen leerlingen gegrond. Beroep tegen schorsing niet-ontvankelijk.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

in het geding tussen: de heer [appellant], wonende te [woonplaats], hierna te noemen [appellant]

Commissie van Beroep VO

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw L. Toering

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel gegrond, omdat er onvoldoende grond voor de schorsing was.

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. D. Ramsoedh

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

klacht over informatieverstrekking van de school aan de vader met ouderlijk gezag is gegrond. ADVIES

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. P.T.M.

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

UITSPRAAK. [Het schoolbestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

106384/106490/ Werknemer (3) heeft recht op promotie op basis van het entreerecht. UITSPRAAK

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

SAMENVATTING UITSPRAAK

Bezwaar tegen niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege niet tijdig behalen van de onderwijsbevoegdheid ongegrond.

Commissie van Beroep PO

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Bij een disciplinaire overplaatsing moet de werkgever motiveren waarom de feiten die eraan ten grondslag liggen, plichtsverzuim opleveren

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. G. Deibel

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

ADVIES. [verzoekster], wonende te [woonplaats], moeder van [de leerling], verzoekster, gemachtigde: [naam gemachtigde]

sollicitatieprocedure niet te benoemen in de (hogere ) functie van schooldirecteur kan in stand blijven.

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van [de school], te [vestigingsplaats], verzoeker, hierna te noemen de MR

Commissie van Beroep BVE

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Klacht over discriminatie leerling. Er zijn geen feiten aangevoerd die discriminatie doen vermoeden. ADVIES

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

Commissie van Beroep HBO

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G. Ham

Commissie van Beroep BVE

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. K.A.P. Moonen

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

ADVIES. in het geding tussen: de heer [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, gemachtigde: mevrouw mr. A.M.T. Wigger

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden/plichtsverzuim/onbekwaamheid en tegen schorsing; BVE

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Klacht over een melding bij Veilig Thuis en de beperkte toegang van de leerling tot de school. ADVIES

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de regionale scholengemeenschap A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

Klacht over te zwaar en dubbel straffen van een leerling en over niet nakomen van afspraken. ADVIES

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. S.A. van Lammeren

Bezwarencommissie CAO-VO SAMENVATTING

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING UITSPRAAK. het bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

ADVIES. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, verzoeker, C, gevestigd te B, het bevoegd gezag van basisschool D te B, verweerder

Bij voorwaardelijke bevordering moet de school contact met ouders houden over de resultaten van de leerling. ADVIES

SAMENVATTING / Beroep tegen opschorting bezoldiging, berisping en ontslag op staande voet PO.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

SAMENVATTING Bezwaar tegen de waardering als Docent B, schaal 10; HBO

[appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. H.J. Weekers

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban. tegen

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B. van Meurs

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING Klacht over veiligheid, overplaatsing, coaching, informeren leerplicht; PO

geschil over toelating leerling. Het conflictueuze verleden met de moeder is nu geen grond om de leerling niet toe te laten tot de school.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. drs. C.A.H.

Landelijke Klachtencommissie Onderwijs De school heeft adequaat opgetreden tegen het pesten van een leerling. ADVIES

Commissie van Beroep VO

Geen voorlopige voorziening in het kader van schorsing als ordemaatregel; PO

Transcriptie:

108563 - Beroep tegen overplaatsing gegrond omdat de werkgever verzuimd heeft te vermelden welke cao-grond de basis is voor de overplaatsing. in het geding tussen: [appellante], wonende te [woonplaats], en UITSPRAAK het College van Bestuur van [bevoegd gezag], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift van 30 december 2018, ingekomen op 30 december 2018, heeft [appellante] beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 23 november 2018 om haar op grond van artikel 17.4 lid 2 cao vo over te plaatsen naar een andere instelling van de werkgever. De werkgever heeft op 26 januari 2019 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 11 februari 2019 te Utrecht. [appellante] was, vergezeld door haar partner, ter zitting aanwezig. Namens de werkgever verschenen ter zitting de voormalig directeur van de school, de huidige directeur van de school, en de HRM-adviseur. [appellante] heeft een pleitnotitie overgelegd. 2. DE FEITEN [appellante] is sinds 2005 in dienst van de werkgever in een vast dienstverband. [appellante] is werkzaam als docent zorg en welzijn, Nederlands en burgerschap op [de school]. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao vo. In februari 2018 heeft een kennismakingsgesprek tussen de nieuwe directeur (thans: voormalig directeur) en [appellante] plaatsgevonden. Op 19 april 2018 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden. In een gesprek op 28 mei 2018 heeft de directeur aan [appellante] medegedeeld dat hij het voornemen had om [appellante] over te plaatsen naar een andere locatie vanwege een gebrek aan loyaliteit van en vertrouwen in [appellante]. Op 18 juni 2018 heeft de directeur in een gesprek met [appellante], waar ook de teamleider bij aanwezig was, drie voorvallen genoemd op grond waarvan hij het College van Bestuur zou gaan adviseren om [appellante] over te plaatsen. Deze drie voorvallen zijn volgens de werkgever: - het veroorzaken van een onprettige/onveilige sfeer tijdens een teamvergadering op 22 mei 2018; 108563/ uitspraak d.d. 8 maart 2019 pagina 1 van 6

- het uiten van haar ongenoegen over het re-integratieproces van haar partner tegenover de locatieleider waardoor die zich geïntimideerd voelde; - de manier waarop [appellante] tegen een directe collega die in een sollicitatieprocedure voor een leidinggevende functie was, is opgetreden. Op 30 juni 2018 heeft [appellante] een klacht ingediend bij het College van Bestuur (CvB) tegen de directeur, omdat ze zich door hem bedreigd en geïntimideerd voelde. De voorzitter van het CvB heeft op 10 juli 2018 de klacht met [appellante] besproken. In dat gesprek is ook kort ingegaan op een eventuele overplaatsing, waarbij de voorzitter heeft aangegeven dat overplaatsing vrijwillig of gedwongen kan plaatsvinden. Bij brief van 18 juli 2018 heeft de voorzitter CvB aan [appellante] meegedeeld dat hij van verschillende collega s vernomen had dat [appellante] gezegd zou hebben dat ze niet meer op haar werklocatie terug zou keren en dat ze haar eigendommen zou hebben meegenomen. Daaruit heeft de voorzitter CvB de conclusie getrokken dat [appellante] instemde met overplaatsing. Op 19 juli 2018 heeft de voorzitter CvB [appellante] naar aanleiding van haar klacht meegedeeld dat hem van feitelijke bedreiging of intimidatie door de voormalig directeur niet is gebleken. Per e-mail van 20 juli 2018 heeft [appellante] aan het College van Bestuur gemeld dat ze voor de vakantie niet zou kunnen reageren op de brief van 18 juli 2018, maar dat het niet juist is dat zij tegen collega s zou hebben gezegd dat ze niet meer terug zou komen. In vervolg daarop heeft [appellante] per e-mail van 18 augustus 2018 aan de voorzitter CvB medegedeeld dat ze het niet eens is met de overplaatsing. Op 22 augustus 2018 heeft de voorzitter CvB per brief medegedeeld dat zijn interpretatie klaarblijkelijk niet juist is geweest en dat hij alsnog een gesprek wil inplannen om de mogelijkheid van vrijwillige en/of gedwongen overplaatsing te bespreken. Dat gesprek heeft op 27 augustus 2018 plaatsgevonden, waarna [appellante] in de gelegenheid is gesteld in te stemmen met een vrijwillige overplaatsing. Per brief van 30 augustus 2018 heeft [appellante] aan de voorzitter CvB medegedeeld dat ze het niet eens is met de overplaatsing, maar dat ze wel zou kunnen instemmen als ze zou worden overgeplaatst naar een functie buiten het praktijkonderwijs. Op 31 augustus 2018 heeft [appellante] zich ziek gemeld. Per brief van 3 september 2018 heeft de werkgever [appellante] verzocht duidelijk aan te geven of ze wel of niet instemt met vrijwillige overplaatsing en haar voorts medegedeeld dat er geen plaats is voor haar buiten het praktijkonderwijs. Daarop heeft [appellante] per e-mail van 9 september 2018 medegedeeld dat zij niet akkoord gaat met een overplaatsing. Bij besluit van 23 november 2018 heeft de werkgever medegedeeld dat [appellante] op grond van artikel 17.4 lid 2 cao vo wordt overgeplaatst naar een andere school binnen de stichting. [appellante] heeft tegen deze beslissing op 30 december 2018 beroep ingesteld bij de Commissie. Ten tijde van de zitting bij de Commissie was [appellante] nog arbeidsongeschikt. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt [appellante] 108563/ uitspraak d.d. 8 maart 2019 pagina 2 van 6

[appellante] stelt dat de procedureregels rondom de overplaatsing niet in acht zijn genomen en er geen gegronde reden aanwezig was voor overplaatsing. Zij voert hiertoe aan dat er geen voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden om te bezien onder welke condities de overplaatsing zou plaatsvinden, waardoor artikel 17.4 lid 3 cao vo is geschonden. Bovendien is in het besluit geen specifieke grond voor overplaatsing, zoals bepaald in artikel 17.4 lid 2 cao vo, genoemd. Bovendien corresponderen de drie situaties, die de werkgever in het besluit noemt als redenen voor overplaatsing, niet met één van de gronden die in de cao zijn opgenomen. [appellante] heeft haar visie op de verweten gedragingen gegeven. [appellante] vindt het vreemd dat het haar wordt tegengeworpen dat ze kritische vragen stelde tijdens de teamvergadering op 22 mei 2018 omdat het gesprek juist zou gaan over wat er goed en minder goed ging binnen de school. Bovendien vonden collega s de inbreng van [appellante] positief. Verder heeft [appellante] erkend dat zij de teamleider in september 2017 niet had moeten aanspreken op het re-integratietraject van haar man, die tevens werkzaam is op de school. Ten aanzien van de derde situatie merkt [appellante] op dat een collega kritisch was op de organisatie en voornemens was een andere baan te zoeken. Toen de collega toch bleef, omdat ze geen VOG kreeg, en teamleider werd, heeft [appellante] in februari 2018 haar twijfels geuit over haar inzet en functioneren als teamleider. Het was niet haar bedoeling de collega te beschuldigen. Partijen hebben dit voorval ook uitgepraat. De drie situaties hebben zich in een periode van een paar maanden voorgedaan. Gezien het feit dat [appellante] een lang dienstverband heeft waarin er zich nooit incidenten hebben voorgedaan, is een overplaatsing vanwege deze verweten gedragingen niet gerechtvaardigd. Er is ook geen sprake van disfunctioneren. [appellante] heeft nooit een onvoldoende beoordeling ontvangen. Voorts kan [appellante] het goed vinden met een groot deel van haar collega s. Dat volgt ook wel uit het feit dat veel van de collega s onlangs op de bruiloft van [appellante] en haar partner zijn geweest. [appellante] en haar partner zijn reeds 13 jaar samen. Hun relatie is nooit een probleem voor collega s of de werkgever geweest. De werkgever heeft ten aanzien van de overplaatsing erg onzorgvuldig gehandeld. De mededeling, vlak voor de vakantie, dat tot overplaatsing was besloten heeft de nodige impact op [appellante] gehad. Vervolgens heeft het lang geduurd voordat een daadwerkelijk besluit tot overplaatsing werd genomen. In die periode heeft [appellante] in grote onzekerheid verkeerd. De brief van de voormalig locatieleider van 7 februari 2018, waarin staat dat er sprake zou zijn van intimidatie op de werkvloer, heeft [appellante] eerst in onderhavige procedure onder ogen gekregen. De inhoud daarvan was haar eerder niet bekend en genoemde situaties zijn niet met haar besproken. Bovendien zijn de beschuldigingen ook niet terecht. [appellante] heeft kennis gemaakt op de andere locatie, om gedurende onderhavige procedure zoveel mogelijk aan de instructie van de werkgever tegemoet te komen en de arbeidsrelatie zo goed mogelijk te houden. [appellante] ziet een terugkeer op haar oude werkplek met vertrouwen tegemoet. Wellicht dat partijen daartoe nog mediation kunnen overwegen. Standpunt werkgever Het voornemen tot overplaatsing is met [appellante] besproken. De werkgever heeft daarbij aangegeven dat overplaatsing vrijwillig of gedwongen kan plaatsvinden. Omdat [appellante] 108563/ uitspraak d.d. 8 maart 2019 pagina 3 van 6

niet instemde met vrijwillige overplaatsing, heeft de werkgever het besluit tot gedwongen overplaatsing genomen. Daarbij heeft een belangenafweging plaatsgevonden. De reden van de overplaatsing is de negatieve rol van [appellante] binnen het team, waardoor collega s gevoelens van onveiligheid ervaren. Ze is overgeplaatst vanwege zwaarwichtige omstandigheden. Op 7 februari 2018 heeft de locatieleider melding gemaakt van het feit dat er sprake zou zijn van intimidatie op de werkvloer door [appellante], en verzocht om een disciplinaire maatregel of overplaatsing. De werkgever heeft de inbreng van [appellante] in de teamvergadering van 22 mei 2018 als zeer negatief ervaren. Voorts is [appellante] tweemaal bij de teamleider naar binnen gestormd om verhaal te halen over het re-integratieproces van haar man. Hierdoor voelde de teamleider zich geïntimideerd. De uitleg die [appellante] geeft ten aanzien van het incident met de collega treft geen doel nu betreffende collega gewoon in het bezit is van een VOG. Het feit dat [appellante] en haar partner op dezelfde school werken geeft problemen. Dat volgt uit het feit dat [appellante] haar rollen als collega en partner niet kan scheiden. Vanwege de ziekmelding van [appellante] leek het de werkgever ongewenst om haar te berichten over de overplaatsing. Op haar verzoek is het besluit later alsnog toegezonden. Inmiddels is er een bijna compleet nieuw team werkzaam op de locatie. Er zijn veel nieuwe collega s aangetrokken. De sfeer is dan ook aanzienlijk verbeterd. [appellante] is voor de start van het huidige schooljaar al kennis gaan maken op de nieuwe locatie en is bij de startvergadering aanwezig geweest. Kort daarna heeft ze ziek gemeld. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 19 lid 1 cao vo, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. De overplaatsing Artikel 17.4 lid 1 cao vo bepaalt dat overplaatsing van een werknemer in principe geschiedt met instemming van de werknemer. Vaststaat dat [appellante] niet heeft ingestemd met een overplaatsing. In dat geval kan de werkgever de werknemer onvrijwillig overplaatsen indien sprake is van een van de redenen zoals genoemd in artikel 17.4 lid 2 cao po. Dat artikel luidt als volgt: Onvrijwillige overplaatsing van de werknemer van de ene naar een andere instelling of instellingen van de werkgever is alleen mogelijk: a. in geval van een formatietekort op een bepaalde instelling; b. in geval van een conflictsituatie, waarbij om weer tot een werkbare situatie te komen een of meer bij het conflict betrokken werknemers op een andere instelling worden geplaatst; c. bij disfunctioneren; 108563/ uitspraak d.d. 8 maart 2019 pagina 4 van 6

d. op advies van de bedrijfsarts; e. in andere door de werkgever met name genoemde zwaarwichtige omstandigheden; f. om een personele wisseling mogelijk te maken in de gevallen als bedoeld onder b, c, d en e. De Commissie merkt op dat de werkgever verzuimd heeft in het besluit te vermelden op welke van de gronden van artikel 17.4 lid 2 cao vo [appellante] is overgeplaatst en dat de grond ook niet uit het overplaatsingsbesluit kan worden afgeleid. Eerst in het verweerschrift heeft de werkgever zwaarwichtige omstandigheden als reden voor de overplaatsing genoemd. Naar het oordeel van de Commissie is [appellante] hierdoor geschaad in haar belang zich adequaat te kunnen verweren tegen een overplaatsing omdat de grond voor de overplaatsing bij haar niet bekend was. Dit gebrek leidt op zichzelf reeds tot gegrondverklaring van het beroep. De Commissie merkt daarbij op dat ook op de manier waarop de besluitvorming heeft plaatsgevonden veel aan te merken valt. Zo is de werkgever op geruchten van collega s dat [appellante] niet terug zou keren op haar werkplek afgegaan en heeft hij op basis daarvan geconcludeerd dat [appellante] instemde met de overplaatsing, zonder dat [appellante] op dat moment zelf persoonlijk benaderd is en is geverifieerd of zij daadwerkelijk met de overplaatsing instemde. Bovendien heeft het definitieve besluit tot onvrijwillige overplaatsing erg lang op zich laten wachten. Ten aanzien van de door de werkgever gevolgde procedure overweegt de Commissie dat uit artikel 17.4 lid 3 cao vo volgt dat de werkgever die het voornemen heeft om een werknemer over te plaatsen, in overleg treedt met de werknemer. [appellante] stelt dat dergelijk overleg niet heeft plaatsgevonden. Uit de overgelegde stukken maakt de Commissie echter op dat partijen meermaals hebben gesproken over overplaatsing en dat [appellante] haar bezwaren tegen een overplaatsing naar voren heeft kunnen brengen. Daarmee is naar het oordeel van de Commissie voldaan aan het vereiste overleg met de werknemer als bedoeld in artikel 17.4 lid 3 cao vo. Voorts dient de werkgever op grond van artikel 17.4 lid 3 cao vo, indien geen overeenstemming wordt bereikt over overplaatsing en de werkgever desalniettemin tot een onvrijwillige overplaatsing besluit, bij zijn besluit aan te geven op welke wijze hij de belangen van de werkgever en de belangen van de organisatie tegen elkaar heeft afgewogen. De Commissie stelt vast dat de werkgever, anders dan de mededeling dat de werkgever het ook in het belang van [appellante] vindt dat zij wordt overgeplaatst, niet duidelijk heeft gemaakt op welke wijze de belangen van [appellante] bij het besluit zijn betrokken. Tot slot wenst de Commissie het volgende ook niet ongezegd te laten. De werkgever heeft drie incidenten aan de overplaatsing ten grondslag gelegd, die tezamen volgens de werkgever zwaarwichtige omstandigheden opleveren. De Commissie is niet gebleken dat er sprake was van ernstige voorvallen. De Commissie heeft de indruk dat de werkgever moeite heeft met de wijze van communiceren door [appellante]. Het is de Commissie niet gebleken dat de werkgever [appellante] eerder op haar manier van communiceren heeft aangesproken, of dat de werkgever [appellante] haar in dat kader coaching heeft geboden. De Commissie acht het evenwel noodzakelijk dat dergelijke stappen worden genomen, alvorens tot een vergaande 108563/ uitspraak d.d. 8 maart 2019 pagina 5 van 6

maatregel van overplaatsing wordt besloten. Bovendien zijn er geen eerdere voorvallen bekend, terwijl [appellante] een lang dienstverband heeft en altijd goed heeft gefunctioneerd. De Commissie stelt vast dat de werkgever geen andere argumenten heeft aangevoerd die de stelling dat er sprake is van zwaarwichtige omstandigheden onderbouwen. Dit alles tezamen maakt dat de Commissie oordeelt dat er geen sprake is van zwaarwichtige omstandigheden. De Commissie voegt daaraan toe dat de argumenten die de werkgever heeft aangevoerd ook niet voldoende zijn om te komen tot een overplaatsing op een van de andere gronden van artikel 17.4 lid 2 cao vo. Alles overziende komt de Commissie tot het oordeel dat de werkgever niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot overplaatsing van [appellante]. Daarom zal de Commissie het beroep gegrond verklaren. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. Vastgesteld te Utrecht op 8 maart 2019 door mr. C.H. Kemp-Randewijk, voorzitter, mr. D. Vergunst en mr. dr. E. van Vliet, leden, in aanwezigheid van mr. L. Verhoeven, secretaris. mr. C.H. Kemp-Randewijk voorzitter mr. L. Verhoeven secretaris 108563/ uitspraak d.d. 8 maart 2019 pagina 6 van 6