Begrippenlijst Aardrijkskunde Hoofdstuk 7 t/m 11

Vergelijkbare documenten
5,6. Samenvatting door L woorden 28 december keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Aardrijkskunde Samenvattingen H De bevolking groeit

1 Nigeria: rijk maar toch arm.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

Samenvatting Aardrijkskunde H1 Zuid-Afrika en Argentinië

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 3.4 t/m 3.6

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

Samenvatting Aardrijkskunde Basisboeknummers

Samenvatting door Charley 1814 woorden 24 juni keer beoordeeld. Aardrijkskunde

-Per dag ongeveer 200 mensen erbij (515 baby s maar er sterven 375 mensen)

8,9. Samenvatting door een scholier 1242 woorden 29 oktober keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Hoofdstuk 1 paragraaf 1. veelkleurig Zuid-Afrika

5,5. Definities: Samenvatting door een scholier 1591 woorden 25 juni keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 3

Eindterm 1 de woon- en leefsituatie in buurten en wijken van Nederlandse steden en dorpen beschrijven en vergelijken. In dat verband kan hij/zij

Samenvatting Aardrijkskunde Leefbaarheid en zorg in stedelijke en landelijke gebieden

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Samenvatting Aardrijkskunde H3 Paragraaf

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

PARAGRAAF 1 VERGRIJZING EN ONTGROENING

DE WERELD VAN DE GROTE STAD

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1, les 1,2,3

Samenvatting Aardrijkskunde 4 en 5. Inhoudsopgave. Tekstsamenvatting Pagina 2 t/m 5 Basisboek Pagina 6 t/m 7. 1 P a g e

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

Samenvatting Aardrijkskunde Migratie & mobiliteit

Bevolkingsspreiding. Waar zit iedereen? Juist of onjuist: China is het grootste land ter wereld. A. Juist. B. Onjuist

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 7

Aantekening Aardrijkskunde Hoofdstuk 1: Globalisering

Uittreksel van 3 havo/vwo, hoofdstuk 2. HOOFDSTUK 2 De toekomst van Nederland. 1 Vergrijzing en ontgroening

4,3. Werkstuk door een scholier 2417 woorden 3 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 1. Wat zijn de kenmerken van onderontwikkeling?

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1, 2 en 3, Migratie en vervoer

6,8. 13 Verandering op het platteland. B51 Klimaatsysteem van Köppen. Samenvatting door een scholier 1461 woorden 25 juni keer beoordeeld

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8

Antwoorden Aardrijkskunde H1 bevolking 1.7 t/m 1.9 en workitout

3.Wat zijn de eigenschappen van die indicatoren en waarom moet je voorzichtig zijn met het toepassen ervan?

De eerste immigranten: Engelsen aan de Oostkust: 13 koloniën (overzees gebied), bestuurt door Engeland.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

6,1. Wat is migratie? On the move. Samenvatting door een scholier 1685 woorden 3 juni keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 2.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

De Geo. 3 havo/vwov Aardrijkskunde voor de onderbouw. Antwoorden hoofdstuk ste druk

4,7. Begrippenlijst door een scholier 297 woorden 15 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Stedelijk netwerk = een groep steden in een lang die onderling op tal van terreinen verbonden zijn; zoals de Randstad.

INDONESIË. Sociaaleconomische positie en ontwikkelingen

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

H2: Europa, verenigd of versnipperd?

De Geo. 3 havo/vwov Aardrijkskunde voor de onderbouw. Antwoorden hoofdstuk 2 1, 2 en 3. 1ste druk

Spreekbeurt Aardrijkskunde De Verenigde Staten: land van migranten

Samenvatting Aardrijkskunde H4 Azië en Globalisering

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 7

Samenvatting Aardrijkskunde globalisering in Azi?

Toets_Hfdst6_BevolkingEnRuimtelijkeInrichting

Uittreksel van 3 havo/vwo, hoofdstuk 4. HOOFDSTUK 4 Europa in beweging. 1 Manchester en de Industriële Revolutie

*spreidingspatronen van migranten- en andere bevolkingsgroepen in grote steden beschrijven oude woonwijken achterstandswijk/buurt

4,6. Samenvatting door L. 989 woorden 30 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Diversiteit hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 9 - paragraaf 1 t/m 8

1 Amsterdam, de opbouw van een stad

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: Waar komt het vandaan?

Werkstuk Aardrijkskunde India

In India is er een droge en een natte tijd. Dit heeft te maken met de halfjaarlijks wisselende wind, de moesson.

6,8. Deelvraag 1: Wat zijn de kenmerken van onderontwikkeling? Deelvraag 2: Wat is per kenmerk de positie van India in

De officiële taal van Indonesië, die door het grootste deel van de bevolking in Indonesië wordt

Samenvatting door een scholier 1840 woorden 30 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Samenvatting door een scholier 1136 woorden 19 juni keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Het onderdeel van aardrijkskunde dat zich bezighoudt met de bevolkingsomvang en de bevolkingssamenstelling wordt demografie genoemd.

Werkstuk Economie Arbeidsverdeling rijke en arme landen

Je let op: koopkracht, levensverwachting en analfabetisme. Voor één dollar kan je in het ene land meer kopen dan in een ander.

Het bnp/hoofd is een gemiddeld getal en de afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde kunnen erg groot zijn

Samenvatting Aardrijkskunde Wereldbeeld

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2002-I

6,1. Samenvatting door een scholier 1759 woorden 11 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Samenvatting Aardrijkskunde Samenvatting Bevolking en Ruimte

WERELD. 4 havo 1 Wereldbeeld 1-2

Nigeria. 1. Bevolking en welvaart in Nigeria 2. Voedselvoorziening in Nigeria 3. Nigeria in de wereldeconomie 4. Gezond in Nigeria

In India is er een droge en een natte tijd. Dit heeft te maken met de halfjaarlijks wisselende wind, de moesson.

8.1a Bevolking en ruimte in de eigen regio

Werkstuk Economie Verschillen tussen arme en rijke landen

Hoeveel manieren worden er gebruikt bij aardrijkskunde om de welvaart in een land te meten?

Samenvatting Aardrijkskunde Wereldbeeld hoofdstuk 1

4,6. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 9.1 Wonen in Nederland. a. Welke woningen zijn er?

Praktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei

aardrijkskunde voor vmbo bovenbouw vmbo-kgt zakboek samenvattingen begrippen

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4.1 t/m 4.4

9,2. Antwoorden door een scholier 1786 woorden 1 april keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Oefentoets hoofdstuk 3

4.9. Samenvatting door J woorden 21 juni keer beoordeeld. Aardrijkskunde. megastad: stad met meer dan 10 miljoen inwoners.

6,2. Werkstuk door een scholier 1726 woorden 7 januari keer beoordeeld. 10 kenmerken over de mate van ontwikkeling van een land:

5) Bonusvraag verschillen tussen: stad en platteland, rijkdom, werkvoorziening, diensten, landbouw en industrie

De kloof wordt breder. Boekverslag door H woorden 15 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Samenvatting Aardrijkskunde Politiek en ruimtelijk gedrag

B36 De dampkring laat de zonnewarmte gewoon door. Pas als de zonnestralen op het aardoppervlak vallen, geven ze hun warmte af.

Werkstuk Aardrijkskunde Binnenlandse migratie in de VS

Twee belangrijke aardrijkskunde vragen zijn waar komt iets voor? En waarom is het daar? Verklaring zoek je in interne factoren en externe factoren.

Van het woord stad een definitie geven is moeilijk. In IJsland noemen ze plaatsen met 500 inwoners al een stad en in Japan pas bij inwoners.

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl II

Nederlands-Duitse grensstreek Sociaal-economische foto

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

6,6. Samenvatting door R woorden 15 december keer beoordeeld. Aardrijkskunde

People. Europa telt niet de meeste inwoners, maar heeft. wel de hoogste bevolkingsdichtheid van alle regio s

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 3: India als opkomend land

Transcriptie:

Begrippenlijst Aardrijkskunde Hoofdstuk 7 t/m 11 Begrippenlijst door een scholier 2805 woorden 12 juni 2011 5,3 50 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde BEGRIPPEN Demografie: de wetenschap die de bevolkingsaantallen bestudeert Bevolkingsdichtheid: het gemiddeld aantal inwoners per km² Bevolkingsspreiding: grote verschillen in de verdeling van mensen in een land of gebied Bevolkingconcentratie: een opeenhoping van mensen Geboorteoverschot: als er in een jaar meer mensen worden geboren dan dat er sterven Sterfteoverschot: als er in een jaar meer mensen sterven dan dat er worden geboren Natuurlijke bevolkingsgroei: geboorte en sterfte Migratie: het verhuizen van het ene woongebeid naar het andere Vestigingsoverschot: als er zich meer mensen vestigen dan dat er uit een gebied vertrekken Vertrekoverschot: als er meer mensen uit een gebied vertrekken dan dat zich er vestigen Migratiesaldo: vestiging en vertrek Absolute getallen: aantallen of hoeveelheden Relatieve getallen: percentages of promillages Geboortecijfer: het aantal geboortes per jaar per 1000 inwoners Sterftecijfer: het aantal sterftes per jaar per 1000 inwoners Demografisch transitiemodel: een grafiek die laat zien hoe een samenleving met hoge geboorte- en sterftecijfers in vier fasen overgaat naar een samenleving met lage geboorte- en sterftecijfers Bevolkingsexplosie: snel dalende sterfte cijfers en hoog blijvende geboortecijfers Bevolkingsdiagram: een staafdiagram met de leeftijdsopbouw van de bevolking Vergrijzing: als het aantal 65+ toeneemt Ontgroening: de afname van het aantal mensen jonger dan 19 jaar Demografische druk: de verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep en de niet-productieve groepen Groene druk: de verhouding tussen de groep van 0-19 en 20-65 jarigen Grijze druk: de verhouding tussen mensen ouder dan 65 en het aantal 20-65 jarigen Levensverwachting: het gemiddeld aantal te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd Buitenlandse migratie of Landverhuizing: verhuizen naar een ander land Emigratie: het verlaten van een land Immigratie: het binnenkomen van een land Pushfactoren of Afstotingsfactoren: redenen om te vertrekken Pullfactoren of Aantrekkingsfactoren: redenen die een ander gebied aantrekkelijk maken https://www.scholieren.com/verslag/begrippenlijst-aardrijkskunde-hoofdstuk-7-tm-11 Pagina 1 van 7

Economische redenen: meer werk, meer verdienen Economische migranten of Arbeidsmigranten: mensen die hun woongebied verlaten door gebrek aan werk en geld Politieke redenen: bang zijn voor een vervolging Vluchtelingen: mensen die wegens hun godsdienst, etnische groep, nationaliteit, of meningsuiting vertrekken Ontheemden: mensen die op de vlucht zijn in eigen land Asielzoekers: vluchtelingen die aankomen in een ander land dienen bij de overheid een verzoek in om erkend te worden als vluchteling Economische vluchtelingen: vluchtelingen die afkomen op een hoger welvaartspeil Fysische factoren: natuur landschap en milieu (ook natuurrampen) Gezinsvorming: een migrant haalt zijn/haar toekomstige man of vrouw uit het land van herkomst Gezinshereniging: een migrant haalt zijn/haar man/vrouw en kinderen naar het nieuwe land komen Kettingmigratie: als de ene migratie lijdt tot een volgende Remigratie: een migrant keert terug naar de plek waar hij vandaan kwam Allochtoon: iemand van wie een of beide ouders in het buitenland zijn geboren Eerste generatie allochtonen: geboren in het buitenland Tweede generatie allochtonen: geboren in land waar ze wonen, ouders ergens anders Autochtonen: allebei de ouders en jijzelf geboren in het land waar je woont Westerse Autochtonen: mensen uit het cultuurgebied van de westerse wereld Niet-westerse allochtonen: mensen die afkomstig zijn uit een ander gebied Vreemdeling: mensen zonder een Nederlands paspoort Staat: een gebied met 2 kenmerken: het is duidelijk begrensd en de regering is souverein Natuurlijke grens: een grens langs een natuurlijk obstakel Kunstmatige grens: een grens die niet te zien is in een landschap maar die is aangegeven met grensbordjes en palen Volk of Etnische groep: een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont en dezelfde cultuur heeft Cultuur: alles wat je hebt aangeleerd Cultuurgebieden: gebieden met overeenkomsten in de cultuur Multicultureel: een maatschappij waarbij mensen met veel verschillende culturen samenleven Culturele minderheden of Etnische minderheden: de groepen met andere culturen Maatschappelijke segregatie: als groepen weinig of geen contact met elkaar hebben Integratie: samen gaan Assimileren: migranten die steeds meer elementen van de overheersende cultuur overnemen Bestaansmiddelen: de middelen die de mens nodig heeft Primaire sector: bestaansmiddelen die hun producten regelrecht uit de natuur halen Delfstoffen: grondstoffen en brandstoffen die uit de aarde worden gehaald Secundaire sector: de bedrijfstakken die voor verwerking van Delfstoffen zorgen Industrie: de verwerking van delfstoffen gebeuren hier Tertiaire sector of Dienstensector: bedrijven die diensten verlenen Landbouw: manier waarop mensen voedsel produceren door gewassen te verbouwen of door dieren te houden https://www.scholieren.com/verslag/begrippenlijst-aardrijkskunde-hoofdstuk-7-tm-11 Pagina 2 van 7

Akkerbouw: het verbouwen van voedselgewassen en niet-eetbare gewassen Tuinbouw: een vorm van akkerbouw maar met speciale tuinbouwgewassen Grove tuinbouw: een mengvorm van tuinbouw en akkerbouw Veeteelt: het fokken en houden van dieren voor bepaalde producten Bosbouw: het kweken van bomen Massaproductie: van een product worden er heel veel gemaakt Zware industrie: bedrijven die veel grondstoffen gebruiken Lichte industrie: bedrijven die werken met halffabricaten Productiemiddelen: arbeid, kapitaal en natuur Arbeid: mensen die bij de productie betrokken zijn Beroepsbevolking: mensen die betaald werk doen of willen doen Werkloos: mensen die niet werken Kapitaal: alle gebouwen, machines, hulpmiddelen en voertuigen die nodig zijn bij de productie Natuur: onderdelen van de natuurlijke omgeving die nodig zijn bij de productie Grondstoffen: stoffen waarmee een fabriek de productie begint Ruwe grondstoffen: grondstoffen die nog niet bewerkt zijn Halffabricaten: grondstoffen die bewerkt zijn Arbeidsintensief: een bedrijf dat veel arbeid nodig heeft in verhouding tot andere productiemiddelen Arbeidsextensief: als er weinig arbeid nodig is Kapitaalintensief: als er dure machines, gebouwen en installaties nodig zijn Automatisering: vervangen van arbeid door computers en computerprogramma s Specialisatie: boeren richten zich op akkerbouw OF veeteelt Mechanisatie: vervanging van mensen door machines Intensivering: er wordt geprobeerd de productie per hectare en per dier te vergroten Intensieve landbouw: het gebruik van veel kapitaal en kennis om een hoge opbrengst per hecater of per dier te halen Sawa s: akkers die onder water staan Natte rijstbouw: rijstbouw op sawa s Intensieve veehouderij of bio-industrie: met inzet van kennis en kapitaal probeert een boer een zo hoog mogelijke productie te halen Biologische landbouw: een speciale vorm van landbouw die zo min mogelijk gebruik maakt van stoffen die het milieu vervuilen Extensieve landbouw: heel grote bedrijven waar weinig kapitaal per hectare wordt ingezet Ruilverkaveling: een herinrichting door specialisatie en mechanisatie Landinrichting: herinrichting met aandacht voor landbouw, natuurbehoud en recreatie Grondstofgebonden: bedrijven die een locatie zoeken bij de vindplaats van grondstoffen, of waar ze goedkoop aangevoerd kunnen worden Marktgebonden: bedrijven die een plek zoeken bij de afzetmarkt Afzetmarkt: mensen of bedrijven die producten willen kopen Arbeidsmarkt: een plek waar vraag en aanbod bij elkaar komt Infrastructuur: alles wat er nodig is om goederen, personen en informatie en vervoeren Agglomeratievoordelen: de voordelen van het bij elkaar zitten van bedrijven https://www.scholieren.com/verslag/begrippenlijst-aardrijkskunde-hoofdstuk-7-tm-11 Pagina 3 van 7

Mobiliteit: de verplaatsing van mensen en goederen met behulp van een vervoermiddel Massagoederen: bulk, niet los verpakt Stukgoederen: los verpakte goederen Containers: laadkisten die in de fabriek worden ingepakt en dan de hele wereld overgaan in containerschepen Nederzetting: een verzameling woningen en andere gebouwen Stad: een nederzetting waar de gebouwen dicht op elkaar staan Dorp: een nederzetting zonder hoge gebouwen maar met veel ruimte om de huizen Agglomeratie: een stad die helemaal vast zit aan andere plaatsen in de buurt Stadsgewest: alle steden en dorpen die voor werk en voorzieningen op een centrale stad zijn gericht Netwerkstad: een netwerk van contacten dat over de plaatsen van een stadsgewest ligt Stedelijk gebied: stadsgewesten die (bijna) tegen elkaar zijn aangegroeid Megalopolis: stedelijke gebieden die met elkaar vergroeid zijn Metropool: een enorm grote agglomeratie Landelijke gebieden: gebieden met weinig gebouwen en veel open ruimte Adressendichtheid: het aantal adressen per km² Verstedelijking of Urbanisatie: de uitbereiding van stedelijke gebieden door de groei van het aantal stadsbewoners Suburbanisatie: de verstedelijking van het platteland rond een grote stad Centrale stad: een grote stad waar om heen suburbanisatie voorkomt Voorsteden: kleine plaatsen die door suburbanisatie enorm gegroeid zijn en zelf ook steden zijn geworden Urban sprawl: voorsteden die naar alle kanten uitgroeiden Groeikernen: plaatsen die werden aangewezen waar nieuwe woonwijken gebouwd konden worden Forensen: mensen die voor werk heen en weer reizen tussen woongemeente en werkgemeente. Mobiliteit: het aantal verkeersbewegingen van mensen Automobiliteit: het aantal verkeersbewegingen van mensen in de auto File: langzaam rijdend of stilstaand verkeer Woningnood: als de kwaliteit en kwantiteit van het aanbod niet overeenkomt met de vraag naar woningen Stadsvernieuwing: verouderde woonwijken worden verbeterd Sloop- en nieuwbouw: een woonwijk gaat tegen de vlakte en er komen nieuwe huizen Renovatie: het opknappen van oude huizen Restauratie: het herstel van oude, waardevolle bouwwerken Woningbezetting: het gemiddeld aantal mensen dat in een woning woont Woningdichtheid: het gemiddeld aantal woningen per km² Cityvorming: in de binnensteden worden veel woningen afgebroken, in plaats daarvan komen kantoren en winkels Compacte stad: het meer en dichter tegen elkaar aanbouwen in de steden Re-urbanisatie: na jaren van bevolkingsafname het aantal inwoners in de stad weer stijgt Ruimtelijke segregatie: het apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken in aparte wijken Etnische wijk: een woonwijk waar vooral mensen uit 1 etnische groep wonen Getto: heel arm etnische wijken Probleemwijken of Achterstandswijken: woonwijken met veel problemen https://www.scholieren.com/verslag/begrippenlijst-aardrijkskunde-hoofdstuk-7-tm-11 Pagina 4 van 7

Binnenstad: het oudste deel van de stad Stadscentrum: het kantoren-, winkel en uitgaancentrum Centrale Zakenwijk of Central Business District (CBD): het stadscentrum waar kantoren en winkels overheersen Oude woonwijken: woonwijken die nauw verbonden zijn met de opkomst van de industrie Streekplannen: een plan waarin in grote plannen staat beschreven waarvoor de grond bestemd is Bestemmingsplannen: plannen waarin de gemeente nauwkeurig de bestemming van de grond regelt Deltaplan: met dammen en stormvloedkeringen sluiten zeegaten af waardoor Zuidwest Nederland beschermt wordt Zuiderzeewerken: de afsluitdijk en vijf grote droogmakerijen in het Ijsselmeer Ruimte voor de rivier: het plan om rivieroverstromingen te voorkomen door versterking en verhoging van dijken en door verbetering van de waterafvoer Landaanwinning: vermeerdering van land Kwelders: buitendijkse begroeide gronden die alleen bij extreem hoog water onder lopen Opslibbing: na elke overstroming laat de zee een laagje slib achter Ringdijk: dijken rond een polder Ringvaart: een brede sloot rond een polder Dagelijkse voorzieningen: voorzieningen waar je (bijna) dagelijks gebruik van maakt Gespecialiseerde voorzieningen: voorzieningen waar je (heel) weinig gebruik van maakt Stedelijke voorzieningen: voorzieningen die een stad heeft die kleine plaatsen niet hebben Verzorgingsgebied: het gebied rond elke stad dat voor allerlei stedelijke voorzieningen is aangewezen op die stad Verzorgingscentrum: de centrale stad die een verzorgingsgebied verzorgd Verzorgingsniveau: het aantal en de hoogte van de voorzieningen van een plaats Draagvlak: een voldoende aantal mogelijke klanten in een gebied Drempelwaarde: een minimum aantal klanten dat nodig is om te bestaan Reikwijdte: de maximale afstand die mensen willen reizen om van een voorziening gebruik te maken Recreatie: alles wat je doet in je vrije tijd Vrije tijd: de tijd die overblijft na het werk, eten en slapen Recreatief medegebruik: recreatie die gebruik maakt van gebieden die voor andere functies zijn ingericht Toerisme: alles wat te maken heeft met reizen en verblijven buiten je omgeving Toerist: iedereen die op reis is en ergens anders overnacht Vakantieparticipatie: het percentage van de bevolking dat op vakantie gaat Massatoerisme: veel toeristen die op dezelfde plek verblijven Hoogseizoen: als het massatoerisme pieken heeft, in Juli en Augustus Verblijfsaccommodatie: voorzieningen voor onderdak Ontwikkelingspeil: kennis aanwezig bij een groep Ontwikkelde landen: rijke landen Ontwikkelingslanden: arme landen Regionale ongelijkheid: verschillen tussen ontwikkeling tussen gebieden Bruto nationaal product (BNP): het geld dat alle inwoners in een land samen verdienen Bruto binnenlands product (BBP): de totale productie van een land, uitgedrukt in geld https://www.scholieren.com/verslag/begrippenlijst-aardrijkskunde-hoofdstuk-7-tm-11 Pagina 5 van 7

Basisbehoefte: iets wat iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven Analfabeten: mensen die ouder zijn dan 15 jaar en niet kunnen lezen en schrijven Artsendichtheid: het aantal inwoners per arts Zuigelingensterfte: het aantal kinderen dat in het eerste levensjaar sterft Kwalitatieve honger of ondervoeding: als de kwaliteit van voedsel niet goed is Kwantitatieve honger: als de hoeveelheid eten niet genoeg is Elitewijken: krottenwijken Kinderarbeid: werk dat te zwaar is voor kinderen en zoveel tijd kost dat ze niet naar school kunnen gaan Zelfverzorgend: Commercieel: Groene Revolutie: Commercialisering: Ambachtelijke bedrijven: bedrijven waar grondstoffen tot eindproduct worden gemaakt met de hand Vluchtsector: dienstensector of informele sector Family-planning: geboortebeperking Urbanisatiegraad: het percentage stedelingen in een land Ruraal-urbane migratie: de migratie van het platteland naar de stad Urbanisatietempo: de snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt Krottenwijken of bidonville: wijken waar bewoners zelf illegaal een huis hebben gebouwd Primate city: een megastad die ver boven alle andere steden uitsteekt Primacy: het verschil tussen het aantal inwoners van de grootste stad en van de tweede stad Sociale structuur: de groepen waaruit de samenleving is opgebouwd en de manier waarop die groepen met elkaar omgaan. Elite: een zeer machtige kleine groep met veel economische en politieke macht Grootgrondbezit: dat vrijwel alle grond in handen van een handjevol mensen is Massa: het grote deel van de bevolking Globalisering of internationalisering of mondialisering: het doorgaande proces van internationale uitwisseling van goederen, mensen, geld en informatie. Multinationale onderneming of Multinational: bedrijven met vestigingen in verschillende landen Internationale arbeidsverdeling: Arbeidsverdeling tussen landen, samenhangend met internationale specialisatie Lagelonenland: een land met lage arbeidskosten Regionale specialisatie: de specialisatie van een gebied in 1 activiteit New industrialised countries (NIC s): een verzamelnaam voor de landen in Azië met een snelgroeiende economie Tijgerlanden: landen met een snelle economische groei Exportgerichtheid: een groot deel van de geproduceerde goederen gaat naar het buitenland Lagelonenlanden: landen waar de lonen het laagst zijn Kennisintensief: producten waarbij veel vakkennis nodig is Global shift: het verschuiven van het economische zwaartepunt in de wereld Koloniën: overzeese gebieden Plantage: een landbouwonderneming waar op grote schaal 1 bepaald gewas wordt verbouwd https://www.scholieren.com/verslag/begrippenlijst-aardrijkskunde-hoofdstuk-7-tm-11 Pagina 6 van 7

Monocultuur: een landbouwbedrijf dat maar 1 gewas verbouwt Dekolonisatie: het zelfstandig worden van koloniën Exploitatiekoloniën: dat de koloniën werden gebruikt door de Europeanen om er zelf voordeel aan te krijgen Vestigingskoloniën: overzeese gebiedsdelen waar de Europeanen zich blijven gingen vestigen Ruilvoetverslechtering: het uitwisselen van grondstoffen voor industrieproducten wordt voor de arme landen steeds ongunstiger. Eenzijdige economie: dat bepaalde ontwikkelingslanden economisch op een kurk drijven Diversificatie: de economie veelzijdiger maken Centrum: de rijke, ontwikkelde landen Periferie: de arme landen Handelsbalans: de waardeverhouding tussen de totale invoer van een land en de totale uitvoer Reisverkeersbalans: de waardeverhouding tussen inkomsten van buitenlandse toeristen in een land en uitgaven van toeristen uit dat land in het buitenland Betalingsbalans: de waardeverhouding tussen al het geld dat een land uitgaat en het geld dat een land binnenkomt Actieve balans: als er meer geld binnenkomt dan dat er uit gaat Passieve balans: als er meer geld uitgaat dan dat er binnenkomt Invoerrechten of tarieven: als er producten uit het buitenland komen, moet je er extra geld voor betalen Tariefmuur: door invoerrechten staat er dus een denkbeeldige muur waar je geld bij moet betalen Ontwikkelingssamenwerking: de hulp die ontwikkelingslanden krijgen van rijke landen Structurele hulp of duurzame hulp: hulp om blijvend verbeteringen aan te brengen zoals wegen aanleggen en waterleidingen Noodhulp: hulp bij hongersnoden, natuurrampen en oorlogen Joint venture: als bedrijven uit rijke landen gaan samenwerken met de regering of bedrijven in een ontwikkelingsland, een gedeelde investering. Bilaterale hulp: hulp waar twee landen bij betrokken zijn; de gever en de nemer Multilaterale hulp: een ontwikkelingsland wordt geholpen door een groep van rijke landen Europese Unie (EU): de belangrijkste europese organisatie waarin 27 landen met elkaar samenwerken Europese integratie: het streven om in Europa tot meer eenheid te komen Regionale autonomie: de grotere zelfstandigheid van een regio binnen een staat Buitentarief: een beschermende tariefmuur om de Euromarkt Economisch machtsblok: de EU (economisch heel sterk) Politieke systeem: de manier waarop een staat bestuurd wordt Bondsstaat of Federatie: een vereniging van staten Economisch systeem: de manier waarop in een staat de productie van goederen is geregeld Kapitalistisch land: een land waar de productie wordt geleid door particuliere ondernemers Vrijemarkteconomie: het kapitalistische productiesysteem Communistisch land: een land waar de productie centraal geleid wordt door de staat Planeconomie: het communistische productiesysteem https://www.scholieren.com/verslag/begrippenlijst-aardrijkskunde-hoofdstuk-7-tm-11 Pagina 7 van 7