Toets_Hfdst6_BevolkingEnRuimtelijkeInrichting

Transcriptie

1 Toets_Hfdst6_BevolkingEnRuimtelijkeInrichting Vragen Samengesteld door: Datum: Tijd: 11:07 Samenstelling: Geowijzer Vraag: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43 Noordhoff Uitgevers Pagina 1

2 Noordhoff Uitgevers Pagina 2

3 Vraag: 1 Welke van onderstaande stellingen is/zijn juist? a. Immigratie is het binnenkomen van een land en emigratie is het verlaten van een land. b. Het migratiesaldo wordt berekend door de immigratie op te tellen bij de emigratie. c. Migratie waarbij een landsgrens wordt overschreden, wordt buitenlandse migratie genoemd. d. Geboorte min sterfte is de natuurlijke bevolkingsgroei en immigratie min emigratie geeft de sociale bevolkingsgroei. Vraag: 2 Welke van de onderstaande stellingen is/zijn juist? a. Bij een granaatvorm (ook wel toren- of klokvorm genoemd) zijn alle leeftijdsgroepen ongeveer even groot. b. De leeftijdsopbouw van veel ontwikkelingslanden ziet eruit als een piramide. c. Bij de urn- of uivorm groeit de bevolking. d. Bij een granaatvorm (ook wel toren- of klokvorm genoemd) blijft de bevolkingsomvang gelijk. e. Veel westerse landen met lage geboortecijfers zoals Nederland, hebben een piramidevorm. Vraag: 3 Stelling: De 'grachtenwoningen' zijn een voorbeeld van luxe woningen in een Vinex-wijk. Vinex-wijken komen voort uit het compactestadbeleid. Vraag: 4 Stelling: Om te kijken of een nederzetting een stad of een dorp is, worden demografische, morfologische, Noordhoff Uitgevers Pagina 3

4 economische en/of sociale criteria gebruikt. Vraag: 5 Welke van onderstaande omschrijvingen is/zijn juist? a. Een agglomeratie is een stad met daaraan vastgegroeide randgemeenten. b. Een stedelijk gebied bestaat uit aan elkaar gegroeide steden. c. Een metropool is een miljoenenstad. d. Een dorp is een nederzetting met minimaal inwoners. e. Een stadsgewest is een stad met daaromheen kleinere plaatsen die samen een functioneel gebied vormen. Vraag: 6 Stelling: De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is bedoeld om bestaande natuurgebieden te vergroten. Op deze manier ontstaan in Nederland grote autonome natuurgebieden. Vraag: 7 Bekijk de tabel. Welk land, A of B, is een ontwikkeld land en waarom? a. Land B, want het land heeft de laagste geboorte- en sterftecijfers. b. Land A, want het land heeft de hoogste geboorte- en sterftecijfers. c. Land B, want daar komt per jaar het grootste aantal mensen bij. d. Land B, want daar komt per jaar het minste aantal mensen bij. Vraag: 8 Bereken aan de hand van de gegevens de demografische druk in land A. Noordhoff Uitgevers Pagina 4

5 Leeftijdsopbouw (%) van land A: Aantal personen jonger dan 20 jaar: 21,8 Aantal personen tussen 20 en 65 jaar: 58 Aantal personen ouder dan 65 jaar: 20,2. a. 63,4 b. 72,4 c. 58 d. 1,38 Vraag: 9 Welke van de onderstaande stellingen is/zijn juist? a. De granaatvorm (ook wel toren- of klokvorm genoemd) is de overgang tussen de piramide en de uivorm. b. Bij de urn- of uivorm nemen de geboortecijfers af en de sterftecijfers toe. c. De bevolkingspiramide is kenmerkend voor een gemiddelde bevolking en een gematigde bevolkingsgroei. Vraag: 10 Stelling: De zuigelingensterfte is in ontwikkelingslanden vaak hoger en de levensverwachting vaak lager dan in ontwikkelde (Westerse) landen. Vraag: 11 Welke van onderstaande omschrijvingen is/zijn juist? a. Bij secundaire gezinshereniging laten mannen hun gezin overkomen. b. Repatrianten zijn mensen die terugkeren naar hun vaderland. c. Een asielzoeker is iemand die een verzoek tot bescherming heeft ingediend in een ander land. Noordhoff Uitgevers Pagina 5

6 d. Een vluchteling is iemand waarvan het verzoek tot bescherming is toegewezen. e. Ontheemden zijn vluchtelingen die hun eigen land zijn ontvlucht. Vraag: 12 Er staan titels van atlaskaarten opgesomd. Welke hebben een fysisch geografisch onderwerp? a. Europa in de laatste ijstijd b. gemiddeld aantal uren zonneschijn c. uitbreiding grondgebied van de VS na 1853 d. aardgastransport e. steenkolenmijnbouw Vraag: 13 Hoe heet de vereniging die het aardrijkskundeonderwijs promoot? a. Algemeen Aardrijkskunde Onderwijs Nederland b. Vereniging tot Promotie van het vak Aardrijkskunde c. Aardrijkskunde Onderwijs Nederland d. Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap Vraag: 14 Stelling: Bij de geografische zienswijze kun je bij de onderdelen 'waarnemen' en 'beschrijven' de volgende geografische vraag stellen: welke kenmerken ontdek je? Vraag: 15 In hoofdstuk 5 Actieve aarde wordt uitgelegd hoe aardbevingen aan de westkust van de Verenigde Staten ontstaan. Vanuit welke invalshoek wordt in dit hoofdstuk naar de westkust van de VS gekeken? Noordhoff Uitgevers Pagina 6

7 a. natuurlijke invalshoek b. politieke invalshoek c. demografische invalshoek d. culturele invalshoek Vraag: 16 Is de volgende stelling juist of onjuist? Stelling: Een plattegrond van een wijk met straten en pleinen is altijd een kleinschalige kaart. Vraag: 17 Welke stelling(en) is (zijn) juist? Stelling 1: Een grootschalige kaart is minder verkleind dan een kleinschalige kaart. Stelling 2: Een kaart met een schaal 1: is kleinschaliger dan een kaart met een schaal 1: c. Beide stellingen zijn juist. Vraag: 18 Is de volgende stelling juist of onjuist? Stelling: Een plattegrond van een wijk met straten en pleinen is altijd een kleinschalige kaart. Vraag: 19 Is de volgende stelling juist of onjuist? Stelling: Een kleinschalige kaart is meer verkleind dan een grootschalige kaart. Noordhoff Uitgevers Pagina 7

8 Vraag: 20 Om welke reden is Enkhuizen opgenomen in de Cito-topografielijst? a. de economische relevantie b. de culturele relevantie c. de markante ligging d. de politieke relevantie e. het aantal inwoners van steden en landen Vraag: 21 Welke stelling(en) is (zijn) juist? Stelling 1: Een kaart is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Stelling 2: Alle kaarten in de atlas zijn gegeneraliseerd. c. Beide stellingen zijn juist. Vraag: 22 Hieronder staan titels van atlaskaarten opgesomd. Welke hebben een sociaal geografisch onderwerp? a. aardgastransport b. Europa in de laatste ijstijd c. uitbreiding grondgebied van de VS na 1853 d. steenkolenmijnbouw e. gemiddeld aantal uren zonneschijn Vraag: 23 De klas bestudeert de leefgewoonten van de Aboriginals in Australië. Vanuit welke invalshoek wordt gewerkt? Noordhoff Uitgevers Pagina 8

9 a. demografische invalshoek b. culturele invalshoek c. politieke invalshoek d. natuurlijke invalshoek Vraag: 24 De klas bestudeert de gevolgen van de ijstijden op het Nederlandse landschap. Vanuit welke invalshoek wordt gewerkt? a. natuurlijke invalshoek b. politieke invalshoek c. demografische invalshoek d. culturele invalshoek Vraag: 25 Stelling: De geografische zienswijze heeft een vaste opbouw, namelijk:1. waarnemen2. beschrijven3. generaliseren4. verklaren5. waarderen. Vraag: 26 Stelling: In een les wordt de haven van Rotterdam bestudeerd. Dit is een voorbeeld van een onderwerp behandelen op nationaal schaalniveau. Noordhoff Uitgevers Pagina 9

10 Vraag: 27 Stelling: De schaalgetallen staan in volgorde van zeer nauwkeurig tot minder nauwkeurig.1: 5001: : : : : Vraag: 28 Stelling: Een plattegrond van een wijk met straten en pleinen is altijd een grootschalige kaart. Vraag: 29 Stelling: Een kleinschalige kaart is minder verkleind dan een grootschalige kaart. Vraag: 30 Beoordeel de volgende stellingen. Stelling 1: Een grootschalige kaart is minder verkleind dan een kleinschalige kaart. Stelling 2: Een kaart met een schaal 1: is grootschaliger dan een kaart met een schaal 1: c. Beide stellingen zijn juist. Vraag: 31 Noordhoff Uitgevers Pagina 10

11 Welke stelling(en) is (zijn) juist? Stelling 1: Een kaart is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Stelling 2: Alle kaarten in de atlas zijn gegeneraliseerd. c. Beide stellingen zijn juist. Vraag: 32 Welke atlassen zijn bedoeld voor het basisonderwijs? a. De Bosatlas van Nederland b. de Junior Bosatlas c. De Wereld Bosatlas d. Mijn eerste Bosatlas e. De Bosatlas voor jou! Vraag: 33 Welke atlassen zijn geschikt voor het basisonderwijs? a. Mijn eerste Bosatlas en de Junior Bosatlas b. De Basis Bosatlas en de Junior Bosatlas c. De Bosatlas voor jou! en Mijn eerste Bosatlas d. De Bosatlas voor jou! en de Junior Bosatlas Vraag: 34 Beoordeel de volgende stellingen. Stelling 1: Staatkundige en natuurkundige kaarten zijn voorbeelden van overzichtskaarten. Stelling 2: Een thematische kaart is een soort overzichtskaart. c. Beide stellingen zijn juist. Noordhoff Uitgevers Pagina 11

12 Vraag: 35 Stelling: Mijn eerste Bosatlas is geschikt voor groep 5 en 6 en de Junior Bosatlas is geschikt voor groep 7 en 8 van het basisonderwijs. Vraag: 36 Welke stelling(en) is (zijn) juist? Stelling 1: Een topografische kaart kan gebruikt worden om een thematische kaart te maken. Stelling 2: Een staatkundige kaart van Europa is een thematische kaart. c. Beide stellingen zijn juist. Vraag: 37 Welke stelling(en) is (zijn) juist? Stelling 1: Er zijn twee soorten overzichtskaarten. Stelling 2: Een thematische kaart is een soort overzichtskaart. c. Beide stellingen zijn juist. Vraag: 38 Welke stelling(en) is (zijn) juist? Stelling 1: Er zijn 360 meridianen. Stelling 2: Er zijn 360 parallellen Noordhoff Uitgevers Pagina 12

13 c. Beide stellingen zijn juist. Vraag: 39 Stelling: Een plaats op lage breedte ligt dicht bij een van de polen. Vraag: 40 Kies het juiste tijdstip. Als het in Nederland uur is, hoe laat is het dan in Alice Springs? a b c d Vraag: 41 Om welke reden is Enkhuizen opgenomen in de Cito-topografielijst? Bron: Cito a. het aantal inwoners van steden en landen b. de markante ligging c. de culturele relevantie d. de politieke relevantie e. de economische relevantie Noordhoff Uitgevers Pagina 13

14 Vraag: 42 Om welke reden is het Panamakanaal opgenomen in de Cito-topografielijst? Bron: Cito a. de politieke relevantie b. het aantal inwoners van steden en landen c. de markante ligging d. de culturele relevantie e. de economische relevantie Vraag: 43 Wat is de belangrijkste reden waarom Haarlem is opgenomen in de Cito-topografielijst? Bron: Cito a. de economische relevantie b. de politieke relevantie c. de markante ligging d. de culturele relevantie Noordhoff Uitgevers Pagina 14