HOOFDSTUK 15 VOEDING EN VERTERING

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4, Voeding en vertering

Samenvatting Biologie Thema Vertering

5,2. Samenvatting door een scholier 1671 woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4

boek: biologie voor jouw ; klas 5 hoofdstuk 4 voeding hoofdstuk 4 paragraaf 1 geen belangrijke informatie hoofdstuk 4 paragraaf 2 voedingsmiddelen:

8.3. Boekverslag door T woorden 19 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4. 2 voedingsmiddelen en voedingsstoffen

7,7. Samenvatting door een scholier 2220 woorden 23 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4: Voeding en vertering

THEMA: VOEDING EN VERTERING VWO

2,7. Samenvatting door Niels 1791 woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting Biologie Samenvatting Hoofdstuk 11 Vertering

- De allereerste moedermelk bevat eiwitten. Daardoor is de melk gelig van kleur, eiwitten zijn belangrijk voor een baby om nieuwe cellen te maken

7. Het gebit De bouw van het gebit Tanden en kiezen noem je gebitselementen. kroon. wortel

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

Spijsverteringsstelsel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Biologie Thema 4 voeding en vertering

9,3. Samenvatting door een scholier 3231 woorden 7 mei keer beoordeeld

Examentrainer. Vragen. Vertering. Wat is de naam van P?

Mitochondriële ziekten

Tractus digestivus externe secretie

1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden

Boekverslag door Anoniem 860 woorden 16 april Samenvatting Hoofdstuk 2 Voeding en vertering

Samenvatting Voeding en Vertering Biologie voor Jou VMBO 4. M.b.v. melkzuurbacteriën kun je melk omzetten in yoghurt Kaas en zuurkool

4 acceptable daily intake dus wat je dagelijks binnen mag krijgen kankerverwekkende stoffen die kunnen ontstaan bij het roken van vlees ed

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Mitochondriële ziekten Spijsvertering

5. a) Ja, brood bevat vel zetmeel (polysachariden) en snoep veel suiker (disachariden) b) D Want zonnebloem olie bevat meer onverzadigd vet

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

5,5. Samenvatting door een scholier 2060 woorden 22 februari keer beoordeeld. Biologie

5. a) Ja, brood bevat veel zetmeel (polysachariden) en snoep veel suiker (disachariden) b) D Want zonnebloem olie bevat meer onverzadigd vet

Spijsvertering vmbo-b12

Bi1 Industrie op miniformaat. Boekverslag door H woorden 25 februari keer beoordeeld. Biologie samenvatting hst 4 en 5

Samenvatting door een scholier 2124 woorden 26 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4: Voeding en Vertering.

- Bij dierlijke voedingsmiddelen wordt bederf vaak veroorzaakt door salmonellabacteriën.

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Examen Voorbereiding Voeding

Voeding en vertering. Hoofdstuk 2

Hoorcollege Tractus digestivus. Dirk Geurts

Wij, Nederlanders, hebben er ook veel nieuwe eetgewoontes bij gekregen. Dat komt door drie dingen:

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop

beschermende bouwstoffen brandstoffen reservestoffen eiwitten x x vetten x x x vitamine x x water x Mineralen x x koohlydraten x x x

- melkzuurbacteriën maken van melk yoghurt - melkzuurbacteriën worden gebruikt om zuurkool te maken

5,8. Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen. Samenvatting door een scholier 1678 woorden 31 oktober keer beoordeeld.

Voorbereidende opgaven Examencursus

Paragraaf 1: Continu transport. Paragraaf 2: In en om de bloedvaten. Samenvatting door een scholier 4357 woorden 24 maart keer beoordeeld

- Yoghurt: aan melk worden speciale soorten bacteriën toegevoegd. Deze bacteriën zetten energierijke stoffen in melk om in melkzuur.

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5

6 groepen voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water mineralen en vitamines. Je hebt alle 6 voedingsstoffen nodig om gezond te blijven.

HET SPIJSVERTERINGSSTELSEL. Combinatie opleiding VIG - MZ

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

vwo voeding en vertering

Praktische opdracht Biologie Het verteringsstelsel

Begrippenlijst Biologie Begrippenlijst Nectar, hoofdstuk 12, 131, 13.2 en hoofdstuk 15.

6,8. Samenvatting door een scholier 2043 woorden 8 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

5 HAVO. biologie voor jou BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW

Aantekeningen B4T1 Voeding en vertering

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Spijsvertering. Voorwoord. Mijn spreekbeurt gaat over de reis van het voedsel. Met een moeilijk woord heet dat Spijsvertering.

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

In dit deel van de bronnenbundel wordt eerst het verteringsstelsel van koeien beschreven. Daarna wordt het verteringsstelsel van varkens beschreven.

Bij hoeveel procent vochtverlies gaat de sportprestatie achteruit? Ong. 1% Bart van der Meer WM/SM theorie les 11 Amice

Samenvatting Biologie H7 Biologie Eten

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 8 t/m 12 en 15

Eiwitten. Voeding en Welzijn

6,5. Samenvatting door een scholier 1940 woorden 21 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou

ENZYMEN. Hoofdstuk 6

Module 5 Spijsverteringsstelsel. De evolutie. De visser verzamelaar. Overleven en eten of gegeten worden

Samenvatting Biologie thema 2 voeding en vertering

Biologie paragraaf 10.4 en 10.5 De dialyse is de zuivering van het bloed. Er gaan afvalstoffen (zoals ureum), overtollige zouten, overtollig water en

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9

6,1. Werkstuk door een scholier 2069 woorden 7 april keer beoordeeld. 2 Vertering

Werkstuk ANW Spijsvertering

Mitochondriële ziekten

Vitamine B12 Brood Glucose Biefstuk Fruitsap Proteïnen. Zetmeel Calcium Broccoli

4. Glycogeen is een koolhydraat. Je cellen maken het door glucosemoleculen aan elkaar te koppelen. Je gebruikt het als brandstof voor je lichaam.

Vitamine B12 Brood Glucose Biefstuk Fruitsap Proteïnen Kiwi Zetmeel Calcium Broccoli

23 keer beoordeeld 18 juni Plantaardige stoffen.

Samenvatting door Daphne 1139 woorden 25 mei keer beoordeeld. Scheikunde

Fysiologie / spijsvertering

S C H I J F V A N V I J F

SPIJSVERTERINGSKLACHTEN

Les 7 Spijsvertering 2. Spijsvertering Maag. Maagwand. Maag, duodenum, gal, resorptie, vetten, eiwitten, poortader

Module Voeding basis varkens

6,5. Antwoorden door Een scholier 2083 woorden 16 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou

1. Hier zie je een overzicht van alle compartimenten van het spijsverteringsstelsel in ons lichaam. Geef de namen van de compartimenten en organen.

Spijsverteringsstelsel. Anatomie. Mondholte Andere namen: Transportfunctie. Digestieapparaat Spijsverteringsapparaat

6,6. Samenvatting door een scholier 2492 woorden 31 mei keer beoordeeld HOOFDSTUK 2 CELLEN IN WERKING

Thema 3 Voeding en je lichaam

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Thema 2 voeding en vertering.

Samenvatting door Een scholier 2020 woorden 23 mei keer beoordeeld. Biologie voor jou. Samenvatting Biologie Thema 1.

Kerstvakantiecursus. biologie. Voorbereidende opgaven HAVO. Voordat je begint. De cel. Transport. Assimilatie & dissimilatie

Mitochondriële ziekten Stofwisseling

Energie-uitwisseling en stofomzetting in organismen. Plantyn Copyright

Koolhydraten en suikers in brood

Samenvatting H H7 Eten H9 Je lichaam werkt

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 2358 woorden 31 mei 2011 6,8 16 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar HOOFDSTUK 15 VOEDING EN VERTERING 15.1 Broodje gezond Voedsel ondergaat in je verteringskanaal veel veranderingen door, de meeste voedingsstoffen worden in een aantal stappen in stukjes geknipt, alleen kleine moleculen passeren de wand van het verteringskanaal, bloed en lymfe nemen ze vervolgens mee en verspreiden ze in je lichaam, zo komen je cellen aan de stoffen die ze nodig hebben Voedingsstof functie bron 1. vetten energie boter/margarine 2. koolhydraten energie meelproducten 3. eiwitten bouwstof vlees/soja 4. vitamines/mineralen beschermende stof groenten/fruit 5. water bouwstof dranken Additieven: hulpstoffen die door de mens zijn toegevoegd aan eten om smaak, geur, kleur of houdbaarheid te verbeteren, zijn herkenbaar aan E-nummer (goedgekeurde hulpstoffen door de Europese Unie) ADI-waarde: Aanvaarbare Dagelijkse Inname, de maximale dosis die je dagelijks van een stof kunt innemen zonder gevaar voor je gezondheid, in mg per kg lichaamsgewicht, zijn vastgesteld voor alle hulpstoffen met E nummer maar ook voor stoffen die per ongeluk in het voedsel terecht komen PAK s: polycyclische aromatiche koolwaterstoffen, zit in aangebrand voedsel, zijn kankerverwekkend Carcinogeen: schadelijke stof die in je darm blijft, vergroot de kans op het ontstaan van bepaalde vormen van kanker, de kans kun je beïnvloeden door minder vet, meer voedingsvezels en meer groenten en fruit te eten Vezelrijke voeding vergroot de snelheid waarmee je voedsel door de darmen gaat, giftige stoffen krijgen minder lang de kans op de cellen van de darmwand in te werken Een gevarieerd voedselpakket is voor ieders gezondheid een eerste vereiste Bioactieve stoffen: stoffen die een bepaalde biologische activiteit of functie hebben, lijken op stoffen die van nature in het lichaam of in de voeding voorkomen, doel: lichaamsprocessen beïnvloeden Voedselpiramide: van hoog naar laag, weinig naar veel eten 1. olie suiker zout 2. vlees gevogelte vis melk ei bonen 3. groenten fruit 4. granen rijst pasta brood https://www.scholieren.com/verslag/38889 Pagina 1 van 6

ADH-waarde: aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, richtlijn voor inname van voedingsstoffen Door voedingsvezels onttrekken je darmcellen minder water aan de spijsbrij, schadelijke stoffen zijn dan opgelost in een grotere hoeveelheid water, de concentratie van de schadelijke stoffen is dan lager 15.2 Klein, kleiner, kleinst Enzymen: eiwit dat een reactie in je lichaam versnelt, het katalyseert de reactie, het enzym verandert niet maar verandert het activeringsactief en binden zich aan het subtraat activeringsactief: de minimale hoeveelheid energie die nodig is om een reactie te laten verlopen, subtraat: de om te zetten stof, door de binding met het enzym onstaan kleine wijzigingen in de subtraatmoleculen waardoor ze gemakkelijker splitsen of binden Enzymen zijn voor hun activiteit afhankelijk van: -ph: als de ph boven of ander de optimum-ph (ph waarbij het enzym het beste werkt) gaan de enzymen werken als buffer: ze kunnen H+ opnemen of afstaan, hierdoor verandert de lading en structuur verandert, de vorm verandert en de werking vervalt -temperatuur: de eiwitten denatureren bij veranderen verhitting van 45/50 C, de enzymen veranderen van vorm en verliezen hun werking Verteringskanaal: BINAS 82 FG -Mondholte: hier komen drie speekselklieren uit, ze produceren speeksel waarin amylase zit, de vertering van koolhydraten begint, er ontstaat kleinere polysachariden, disachariden of glucose Speeksel: mengsel van water, slijm en het enzym amylase Amylase: breekt zetmeel af tot kleinere brokstukken, wordt ook in de twaalfvingerige darm toegevoegd voor verdere vertering omdat het onwerkzaam is geworden in de maag door het maagzuur polysacharide: lange ketens glucosemoleculen bijv. zetmeel -Maag: slijmvliescellen in je maagwand scheiden zoutzuur (HCl) af, ph is 1.5/3.5, slijmvliescellen maken pepsinogeen, de vertering van eiwitten begint, cellen die slijm produceren zorgen voor de bescherming van de maagwand Pepsinogeen: inactieve vorm van het eiwitsplitsende enzym peptase, wordt gemaakt omdat de cellen ook uit eiwitten bestaan en deze zouden dan ook worden verteerd Peptase: splitst de lange aminozuurketens in kleinere ketens De vorming van peptase uit pepsinogeen is eiwitsplitsing -Twaalfvingerige darm: alvleesklier produceert NaHCO₃, base die het maagzuur neutraliseert, gal dat uit de galblaas (deze zit in de lever) komt, emulgeert het vet, door lipase begint de vertering van vetten en andere enzymen zetten de koolhydraat en eiwitvertering voort Gal: gemaakt door de lever, bestaat uit afbraakproducten van hemoglobine en cholesterol, emulgeert vetten Emulgeren: galzure zouten verlagen de grensvlakspanning tussen vet en water, het totaaloppervlak wordt daardoor vergroot, grote vetdruppels vallen uiteen in vele kleine vetdruppeltjes Lipase: uit alvleessap, breekt vetmoleculen af tot losse vetzuren en monoglyceriden -Dunne darm: enzymen uit het darmslijmvlies voltooien de vertering, korte koolhydraatketens worden gesplitst tot enkelvoudige suikers (glucose en fructose), korte aminozuurketens worden gesplitst in losse aminozuren, verteringsproducten passeren in de dunne darm de cellen van de darmwand en komen zo in de bloedbaan en lymfevaatstelsel terecht https://www.scholieren.com/verslag/38889 Pagina 2 van 6

-Dikke darm: darmbacteriën zetten een klein deel van de cellulose uit plantaardige celwanden om, de dikke darm neemt water en zouten, verteringssappen die zijn toegevoegd aan de spijsbrij, op en de rest gaat via naar de endeldarm en via de anus het lichaam uit, dit wordt feces genoemd, bevat ook afgestorven darmwandcellen, dode en levende bacteriën en bilirubine, een afbraakproduct van hemoglobine Koolhydraatvertering start in de mond, eiwitvertering in de maag en vetvertering in de twaalfvingerige darm. Kliercellen leveren alle benodigde hulpstoffen: enzymen, zuren, basen, water, slijm en gal. Vertering van voedingsresten vindt plaats door bacteriën in de dikke darm De opzwelling van de lever door hepatitis blokkeert de galgangen, het emulgeren van vetten neemt af door de verminderde toevoer van galsappen, vetdruppels in de twaalfvingerige en dunne darm blijven groot en slecht opneembaar, de opname van het vetoplosbare vitamine D neemt daarmee ook af, omdat vitamine D de calciumopname bevordert, neemt ook de calciumconcentratie in het bloed af, in reactie daarop zal de afgifte van parathormoon, dat een stijging van calcium in het bloed teweegbrengt, toenemen, afgifte van calciumconcentratie verlagende calcitonine neemt af of blijft gelijk, de veranderde verhouding tussen de hormonen verstoort de calciumhuishouding van het lichaam ernstig en leidt onderandere tot de resorptie van bot 15.3 Zonder water gaat het niet Polymeren: lange ketenvormige, gelijksoortige moleculen (bijv. eiwitten/zetmeel/glycogeen), om deze te splitsen is water nodig, alle verteringsreacties berusten op hydrolyse, het tegenovergestelde van hydrolyse is polycondensatie Hydrolyse: splitsing van polymeren door het opnemen van water, H₂O wordt opgesplitst in OH en H+ ion, een deel van de verbinding neemt het OH ion op, het andere deel het H+ ion Polycondensatie: het tegenovergestelde van hydrolyse, de vorming van polymeren uit losse eenheden, hierbij komt water vrij Resorberen: opnemen van voedingsstoffen door de dunne darm Polymeren: -Eiwitten: polymeren opgebouwd uit aminozuren, een aminozuur heeft een carboxylgroep, ook we zuurgroep (COOH) en een aminogroep (NH₂), deze groepen worden verbonden met een peptidebinding, afhankelijk van de lengte noem je een aminozuurketen een dipeptide, tripeptide of een polypeptide, twee enzymen die eiwitten splitsen: endo en exopeptidasen Peptidebinding: verbinding tussen twee aminozuren, zo heb je een peptide (een kleine keten van aminozuren), de binding ontstaat tussen de carboxylgroep COOH van het ene aminozuur en de aminogroep NH₂ van het volgende aminozuur Endopeptidasen: verbreken peptide bindingen, knippen eiwitten ergens midden in de lange ketens aminozuren door, bijv. peptase en tryptase Exopeptidasen: verbreken peptide bindingen, knippen aan het uiteinde van een polypeptideketen een aminozuur los -Koolhydraten: snel beschikbare energiebron, door hydrolyse worden koolhydraten zoals zetmeel gesplitst, daarna knipt amylase het in kleinere stukken, maltase in de dunne darm voltooid het werk, uit disachariden ontstaan monosacharide (glucose) die geresorbeerd kunnen worden -Vetten: energiebron om op te slaan, een vet (ook wel triglyceride) bestaat uit glycerol met drie vetzuren, https://www.scholieren.com/verslag/38889 Pagina 3 van 6

deze worden verbonden door esterbindingen, lipase verwijderd de vetzuren een voor een door hydrolyse van de esterbinding, glycerol met een vetzuur is een monoglyceride, met twee vetzuren diglyceride, vetten met korte (weinig C atomen) of onverzadigde (dubbele binding) vetzuren worden oliën genoemd Esterbindingen: organische binding tussen een zuur (tenminste 2 C atomen met carboxylgroep) en een alcohol (verzadigd C atoom met OH hydroxylgroep) 15.4 Binnenlaten Inwendig milieu: bloed, lymfe en weefselvloeistof, plaatsen waar stoffen uit de buitenwereld in het inwendige milieu terecht kunnen komen zijn de longen, maag en darm, dat gebeurt via diffusie (zuurstof naar het bloed in de longen of alcohol naar het bloed in de maag), actief transport (verteringsproducten van darmen naar bloed) en osmose (water uit maag en darmen naar het bloed) Darmwand: bestaat uit darmvlies, lengtespieren, kringspieren, bindweefsel en aan de binnenkant zitten darmvlokken Als voedingssotffen de cellen van de darmvlokken van de darmwand passeren dan gaan ze naar het inwendige milieu Darmvlokken: uitstulpingen van de plooien in de darm, de darmvlokken hebben weer micro-villi De darm heeft dus een groot oppervlak door plooien, darmvlokken en micro-villi. Peristaltiek: knijpende beweging van een orgaan, die ervoor zorgt dat het voedsel vooruitkomt, voor de voedselbrok ontspannen de kringspieren, erachter trekken ze samen Maagportier: kringspier die de doorgang van de spijsbrij blokkeert, deze bevindt zich aan de uitgang van de maag en het begin van de twaalfvingerige darm, wanneer de ph daalt in de twaalfvingerige darm, sluit het portier, als het zure spijsbrij door de base geneutraliseerd is, ontspant de kringspier zich en gaat het portier open De darmwand bestaat uit slijmvlies, bindweefsel en een dubbele spierlaag. De peristaltiek kneedt en beweegt de spijsbrij AFBEELDINGEN A lever B maag C dikke darm D dunne darm E blinde darm F appendix G endeldarm H darmvlok I darmslagader J darmpoortader K - lymfevat L - haarvat https://www.scholieren.com/verslag/38889 Pagina 4 van 6

M - darmwandcel N - microvilli Slikreflex: 1. Gehemelte 2. Tong 3. Huig 4. Strottenklepje 5. luchtpijp 6. Slokdarm b. Slikken slikken peristaltische golf in de slokdarm kringspier tussen slokdarm en maag ontspant contracties in dunne darm klep tussen dunne en dikke darm gaat open kringspier boven in de slokdarm voorkomt dat er bij het inademen lucht in het verteringskanaal komt kringspier voor de maag voorkomt dat maagsappen terugstromen naar de slokdarm Resorptie: water en door de vertering verkleinde voedselmoleculen passeren de darmwand, ze komen terecht in je bloed of lymfe, ze passeren de darmwand en de bloedvatwand Actief transport: eiwitpoortjes met transportenzymen helpen stoffen het celmembraan te passeren, door actief transport van ionen van darm naar bloedbaan ontstaat een verschil in osmotische waarde tussen de darm en de bloedbaan, kost energie (ATP) Osmose: proces op basis van diffusie waarbij een vloeistof, door een zogenaamd halfdoorlatend membraan (een semipermeabele wand) stroomt, dat wel de vloeistof doorlaat maar niet de opgeloste stoffen, dit kost geen energie, door het osmose verschil tussen de darm en de bloedbaan gaat water door osmose uit de dunne darm naar het bloed Endocytose: het opnemen van een stof door het celmembraan, bijv. een deel van het dubbele celmembraan vormt zich om het vet heen en neemt het op in de darmcel daarna volgt exocytose Exocytose: het afsnoeren van een stof door het celmembraan, bijv. hierboven dan wordt het vet met celmembraan eromheen afgesnoerd en kan het opgenomen worden door de lymfe Proces stof endocytose (actief) glycerol, vetzuren, monoglyceriden exocytose (actief) vetten actief transport (actief) Na+, glucose, aminozuren, zuurstof, vetzuren osmose (passief) water diffusie (passief) zuurstof Door peristaltische reflex wordt de spijsbrij langs de darmwand uitgesmeerd, zodat er zoveel mogelijk van de spijsbrij in contact komt met het darmepitheel snellere resorptie Voor de resorptie van water en voedingsstoffen bezit de dunne darm een groot oppervlak. Vetten komen via de lymfe in de bloedbaan terecht, de andere voedingsstoffen gaan rechtstreeks naar het bloed. Ziekteverwekkers overleven speeksel en maagsap meestal niet. Resorptie van ionen, suikers en aminozuren kosten energie. De passieve resorptie van water, vetzuren en glycerol vraagt geen energie. 15.5 Cellen hebben altijd honger Alle cellen hebben bouw en brandstoffen nodig. Voert de voeding onvoldoende stoffen aan, dan zorgen glycogeen en vetvoorraden voor een tijdelijke aanvulling. https://www.scholieren.com/verslag/38889 Pagina 5 van 6

Als nucleotiden vervoerd worden van een lysosoom naar het grondplasma moeten de nucleotiden het lysosoom membraan passeren door actief transport Een aminozuur dat in een lysosoom van een spiercel ligt moet vijf membranen passeren om in een levercel terecht te komen (membraan van: lysosoom, spiercel, haarvat (spier), haarvat (lever), levercel) Nieren en schildklieren kunnen zelf eten en verteren door middel van endocytose Endocytose: het opnemen van stoffen in de cel doordat het door het celmembraan wordt ingesloten Voedselvacuole: een voedseldeeltje van buiten de cel wordt omringd door een stukje celmembraan, dit snoert zich af, ligt meteen in de cel Lysosomen: membraanblaasjes met verteringsenzymen Als een voedselvacuole met een lysosoom versmelt, begint de vertering, door middel van actief transport gaan de verteringsproducten naar het grondplasma, de onverteerde resten verlaten de cel door middel van exocytose Autofagie: vertering van materiaal van binnen de cel, ER (endoplasmatisch reticulum) vormt een membraan rond verouderde of beschadigde organellen, de blaasjes die ontstaan versmelten met een lysosoom en de ingesloten stoffen worden verteerd, de verteringsproducten kunnen gebruikt worden om nieuwe celonderdelen op te bouwen, dit proces neemt toe bij mensen die lang vasten concentratie insuline hoog / concentratie aminozuren rond levercellen hoog autofagie neemt af concentratie glucagon hoog / concentratie aminozuren rond levercellen laag autofagie neemt toe Hersencellen hebben een constante glucose-aanvoer nodig, bij onvoldoende aanvoer van voedingsstoffen gaan cellen over tot afbraak van de stoffen waaruit ze zelf zijn opgebouwd, als laatste de eiwitten. Antiperistaltiek: peristaltiek in omgekeerde richting, dus de voedselbrij wordt in de richting van de slokdarm en mondholte geperst Hersencellen en rode bloedcellen kunnen alleen glucose verbranden. De lever vormt uit eiwitten en glycerol dan glucose: - Levercellen verwijderen de aminogroep van aminozuren - Het resterende zuur wordt omgezet in glucose - Schadelijke aminozuurgroepen worden ureum. - Nadeel: 100 gr eiwit = 55 gr glucose https://www.scholieren.com/verslag/38889 Pagina 6 van 6