4 acceptable daily intake dus wat je dagelijks binnen mag krijgen kankerverwekkende stoffen die kunnen ontstaan bij het roken van vlees ed

Transcriptie

1 (Bij deze wat noest huiswerk: als je wilt verbeteren/aanvullen, graag, dan maken we de lijst elk jaar beter-let niet op de vele? spelfouten, ik zit niet echt ruim in mijn tijd... Succes!! Aad Begrippenlijst h4-h6 nectar ADI-waarde nitrosaminen carcinogeen vezels enzymen substraat ruimtelijke vorm van een enzym denatureren optimum-ph mucine amylase polysacharide disacharide peptase zoutzuur acceptable daily intake dus wat je dagelijks binnen mag krijgen kankerverwekkende stoffen die kunnen ontstaan bij het roken van vlees ed kankerverwekkend onverteerbare plantenresten die peristaltiek bevorderen eiwitten die chemische reacties versnellen door de activeringsenergie te verlagen om te zetten stof de vorm waarmee een enzym zijn werk kan doen kapot maken van de ruimtelijke structuur van een enzym de ph waarbij een enzymoplossing het beste werkt (een enzymmolecuul kan tijdelijk misschien wel beter werken bij een nadere ph) glijdend bestanddeel van speeksel enzym dat zetmeel omzet sacharide dat bestaat uit veel monosachariden uit twee enzym dat eiwit verteert zure stof in maag

2 pepsinogeen natriumbicarbonaat gal emulgeren lipase monoglyceriden feces inwendig milieu uitwendig milieu peristaltische beweging neutraliseren endocytose exocytose portierreflex actief transport passief transport resorptie antigenen polymeren hydrolyse voorloper van enzym dat eiwit verteerd, proenzym basische stof uit alvleesklier biluribine, galzouten e.a. gemaakt door lever, opgeslagen in galblaas van grotere vetbolletjes kleinere maken enzym dat vet verteert in glycerol en vetzuren glycerol met één vetzuur poep als een celmembraan is gepasseerd buiten het celmembraan, in direct contact met buitenwereld, denk aan longlucht, darminhoud knedende bewegingen bv ph van 1 naar 7 brengen opname van een voedseldeeltje naar binnen een cel door een blaasje afgifte van stoffen (in deeltjesvorm) vanuit de cel naar buiten de cel. reflex van portier tussen maag en twaalfvingerige darm transport, meestal over celmembraan, dat energie ofwel ATP vereist transport dat wordt veroorzaakt door een verschil in concentratie en dat geen energie vereist opname, bijvoorbeeld uit darm naar bloed of vanuit nierkanaaltje naar bloed eiwitten die in het lichaam van een organisme een afweerreactie oplevert veel eenheden aan elkaar gekoppeld, ook plastic en zetmeel zijn polymeren verbreken van een chemische binding door toevoegen aan de binding van een watermolecull

3 exopeptidase endopeptidase sacharide vetzuren glycerol glucagon insuline autofagie enzym dat eiwit aan de uiteinden van een keten verteert enzym dat eiwit in het midden van een keten verteert een suiker lange koolstofketen, soms wel 40 C-atomen met aan het uiteinde een COOH groep C 3 verbinding met 3 alcoholgroepen, is onderdeel van een vet hormoon dat de reactie van glucose-eenheden tot zetmeelmoleculen bevordert hormoon dat de reactie van zetmeel-eenheden tot glucosemoleculen bevordert het opeten van de eigen lichaamscellen doordat lysosomen hun inhoud in de cel lozende verteerde cel wordt dan door de omringende cellen weer benut h5 deel 2-1 diffusie diffusiewet van Fick netto verplaatsing van een stof van een paalts van hogere concentratie naar een plaats met lagere concentratie diffusie is afhankelijk van verschillende factoren, oa oppervlak, diffusieafstand en medium

4 ademcentra rekreceptoren drukreceptoren thermoreceptoren ventilatie ademfrequentie chemoreceptoren longvolume vitale capaciteit restvolume long en borstvlies emfyseem astma hyperventilatie allergie bronchiën en bronchiolen homeostase citroenzuurcyclus deaminering lipogenese gluconeogenese transaminering osmose galstenen biluribine lobuli adh nefronen glomerulus voorurine plaatsen in hersenstam waar de ademfrequentie geregeld wordt zintuigcellen die reageren op uitrekking (door impulsen te versturen) op druk op temperatuur beweging van borstkast waardoor er een luchtstroom op gang komt aantal adembewegingen per minuut op chemische stoffen totale inhoud van de longen datgene wat je daadwerkelijk maximaal kan verversen wat na een uiterst diepe uitademing nog in je longen blijft zitten vliezen waarmee longen aan ribben zijn verbonden elasticiteit van longblaasjes is verdwenen incidentele vernauwing van de longtrechtertjes te hoge ademfrequentie welke tot gevolg heeft dat er teveel zuurstof in het bloed komt afweerreactie ten opzichte van onschuldige chemische stoffen en deeltjes vertakkingen van de luchtpijp evenwichtshandhaving afbraak van C 2 verbinding (uit glucose of vetzuur) tot koolstofdioxide afsplitsing van aminogroep van aminozuur maken van vet uit andere stoffen maken van glucose uit melkzuur overdragen van een aminogroep van het ene aminozuur op het andere verplaatsing van water door een halfdoorlaatbaar membraan niet oplosbare complexen van vet en galzouten die de galafvoer kunnen belemmeren afbraakproduct van hemoglobine lobjes hormoon dat hoeveelheid urine vermindert en daardoor vocht vasthoudt in het lichaam niereenheden (kapsel van Bowman, lus van Henle) bloedvatenkluwentje) weefselvocht dat ontstaat in kapsel van Bowman)

5 kapsel van bowman terugresorptie filtratiedruk resorptiedruk osmotische druk door eiwitten Begin van niereenheid, is een soort trechter resorptie na filtratie bloeddruk in glomerulus verschil in druk tussen plaats van resorptie en plaats van waaruit geresorbeerd wordt aanzuigende werking van eiwitten op water Hoofdstuk 6 pupilreflex accomoderen straalvormig lichaam gele vlek pigment staafjes kegeltjes neuronen bipolaire cellen ganglioncellen receptief veld bloed-hersenbarrière lui oog netvlies endolymfe adequate prikkel prikkeldrempel spierspoeltje peeslichaampje rekreceptoren automatische regeling van de pupilgrootte door licht dikker worden van de lens als een voorwerp dichterbij komt spier en lensbandjes die ooglens vasthouden plek recht achter pupil met kegeltjes kleurstof lichtgevoelige zintuigcellen, zwart wit lichtgevoelige zintuigcellen, kleur zenuwcellen zenuwcellen in het netvlies met twee (bi) uiteinden zenuwcellen in het oog die impulsen vanuit zintuigcellen coördineren aantal zintuigcellen bij elkaar met een bepaalde output vlies dat rond de hersenen zit en dat veel moleculen tegenhoudt die in andere delen van het lichaam gewoon naar de cellen kunnen oog dat niet of nauwelijks bijdraagt aan het beeld dat je waarneemt laag in je oog met staafjes en kegeltjes, en zenuwcellen, pigment vloeistof in je halfcirkelvormige kanalen in je evenwichtszintuig passende prikkel sterkte van een prikkel waarbij zintuig nog net reageert zintuigje in spier zintuigje in pees zintuigje in spier dat reageert op uitrekken

6 smaakknop thermoreceptoren levercirrose verzameling cellen die op opgeloste chemische stoffen reageert in de tong reageren op temperatuur verharding van de leverlobjes (alcoholmisbruik)