FUIV[b Orion B.V. Dhr. D.J. Hoogendoorn De Steven 25 9206 AX DRACHTEN Grou, 26 mei 2015 VERZONDEN 27 MEI. 2B15 Ons kenmerk : 2014-FUMO-0003582 Afdeling : Toetsing en Vergunningverlening Behandeld door : ing. J Bakker! +31 566 75 03 00 Uw kenmerk Betreft : wijzigen voorschrift omgevingsvergunning Besluit Omgevincjsvercjunninci wiizicen Wij hebben op 13 september 2011 een omgevingsvergunning verleend aan Orion B.V., voor het in werking hebben van een inrichting voor afvalverwerking aan De Steven 25 te Drachten, gemeente Smallingerland. De vergunning is geregistreerd onder nummer 00970548. Wij besluiten deze vergunning te w igen. Na n et college van Gedeputeerde Staten van Fryslân, s emaker Hoofd afdeling toetsing en vergunningverlening Kopie Intern (digitaal): T. Schoon J. Bakker Extern: Gemeente Smallingerland t.a.v. E. Hoek Postbus 10.000 9200HA DRACHTEN Postbus 3347, 8901 DH Leeuwarden J.W. de Visserwei 10, 9001 ZE Grou 0566 750 300 info@fumo.nl é www.fumo.ni NL93 RABO 0135515238 BTW nr NL 8526.08.263.8.01 KvK nr 5749 9470
FUIVLI. Inhoudsopgave Ontwerp-Besluit 1 Omgevingsvergunning wijzigen 1 1 Voorschriften 3 1.1 Wijzigen voorschrift C.2.1 3 Procedurele overwegingen 4 Projectbeschrijving 4 Bevoegd gezag 5 Procedure en zienswijze (uitgebreid) 5 2 Inhoudelijke overwegingen 6 Toetsingskader wijzigen 6-2 / 7 - Ons kenmerk: 201 4-FUMO-0003582
FUIV[b Fryske Utfieringstsjinst MiIjeu en Omjouwing 1 Voorschriften 1.1 Wijzigen voorschrift C.2.1 De volgende uitgaande stoffen moeten (door een extern, sterlab erkend, laboratorium) geanalyseerd worden als ze worden afgegeven aan een verwerker van niet-gevaarlijk afval: 1. metaalgranulaten met een totaal PCB-gehalte < 50 ppm; II. slibsuspensies, kleiachtige grond, hout en poreuze ondergronden met een totaal PCB-gehalte van 0,5 mg/kg ds. Deze stoffen mogen met het analyserappori worden afgevoerd naar een erkende verwerker voor niet gevaarlijk afval. - 3 /7 - Ons kenmerk: 2014-FUMO-0003582
FUIVLI. Procedurele overwegingen Pro jectbeschri ving Orion B.V. heeft vergunning voor het verwerken en bewerken van gevaarlijk en niet-gevaarlijk afval. Het bedrijf ontvangt PCB-houdende afvalstoffen (vast, vloeibaar of gasvormig), eventueel met secundaire verontreiniging (bijv. kwik, asbest, SF6-gas en creosoothoudend hout). Tevens ontvangt het bedrijf elektrische en/of hydraulische apparaten die eventueel oliehoudend zijn. De activiteiten worden genoemd in bijlage 1 categorie 5.1. van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) en wel in Het bedrijf mag conform de vergunning PCB-houdende afvalstoffen (vast, vloeibaar of gasvormig), eventueel met secundaire verontreiniging (bijv. kwik, asbest, SF6-gas en creosoothoudend hout) ontvangen. Hier voor is in voorschrift C.2.1 van de vergunning uit 2011 een norm van 50 mg/kg ds PCB gehalte opgenomen. Deze norm komt niet overeen met het LAP, waarin een norm van 0,5 mg/kg ds is aangehouden voor niet gevaarlijk afval. Wij hebben de omgevingsvergunning van Orion B.V. getoetst aan: de RIE en de daarbij behorende BBT-conclusies. Deze toetsing geeft aanleiding tot het aanpassen van de eerder verleende vergunning. Activiteitenbesluit milieubeheer Op 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit gewijzigd en sindsdien kan het ook op inrichtingen met een IPPC-installatie van toepassing zijn. Op type 0 inrichtingen, die vergunningplichtig zijn, kunnen bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling een rechtstreekse werking hebben en niet in de vergunning mogen worden opgenomen. Voor de aangevraagde activiteiten houdt dit in dat - voor zover deze betrekking hebben op de genoemde (deel)activiteiten - moet worden voldaan aan de volgende artikelen uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling: Paragraaf 3.1.3 Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening; Paragraaf 3.1.4 Behandelen van huishoudelijk afvalwater op locatie; Paragraaf 3.2.1 In werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie *; Paragraaf 3.4.3 Opslaan en overslaan van goederen; Paragraaf 3.4.9 Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank. Voor het overige is per hoofdstuk dan wel afdeling aangegeven of deze op een type C inrichting van toepassing is. Dit betekent dat ook hoofdstuk 1, afdeling 2.1 tot en met 2.4, 2.10 en 2.11 van hoofdstuk 2 en de overgangsbepalingen uit hoofdstuk 6 van het Activiteitenbesluit van toepassing kunnen zijn. De voorschriften die in deze vergunning zijn opgenomen, zijn die voorschriften voor aspecten en activiteiten die niet zijn geregeld in het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling en/of waarbij is afgeweken van het Activiteitenbesluit. Tot de inrichting behoort een IPPC-installatie. De relevante voorschriften uit het Activiteitenbesluit voldoen aan BBT. - 4/7 - Ons kenmerk: 2014-FUMO-0003582
FUMb Het bevoegd gezag kan voor bepaalde in het Activiteitenbesluit genoemde activiteiten aanvullende maatwerkvoorschriften vaststellen voor zover die mogelijkheid in het Activiteitenbesluit is aangegeven. Er worden in dit geval geen aanvullende maatwerkvoorschriften vastgesteld voor genoemde activiteiten. De voorschriften uit het Activiteitenbesluit voldoen voor deze situatie. Huidige verciunnincissituatie Voor de inrichting aan De Steven 25 te Drachten zijn de navolgende vergunningen verleend: 1. Op 13 september 2011 een revisievergunning, kenmerk 00970548, voor het in werking hebben van een inrichting voor afvalverwerking 2. Op 24juli 2013, kenmerk 1066867, een herstelbesluit van de vergunning van 2011 n.a.v. de uitspraak van de Raad van State (lozing van PCB in het afvalwater). Bevoegd gezag Gedeputeerde Staten zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel 3.3 lid 1 van het Bor. De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage 1 onderdeel C categorie 28.4 van het Bor en daarnaast betreft het een inrichting waartoe een ippc installatie behoort. Procedure en zienswijze (uitgebreid) De vigerende vergunning is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop dient de wijziging eveneens te worden voorbereid met deze uitgebreide voorbereidingsprocedure. Tussen 23 maart 2015 en 4 mei 2015 heeft een ontwerp van de beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. - 5 / 7 - Ons kenmerk: 2014-FUMO-0003582
FUMb 2 Inhoudelijke overwegingen Toetsings kader wijzigen Vanaf 1januari2013 geldt een actualisatieplicht voor IPPC-installaties (artikel 5.10, eerste lid van het Besluit omgevingsrecht). De plicht houdt in dat: binnen een termijn van vier jaar na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie van de BBT-conclusies voor de hoofdactiviteit van een IPPC-installatie de voorschriften van de omgevingsvergunning moeten worden getoetst aan de beste beschikbare technieken (BBT) die staan in deze(nieuwe) BBT-conclusies (en alle overige relevante BBT-documenten); als niet wordt voldaan aan deze BBTs moeten de vergunningvoorschriften worden geactualiseerd en; de betreffende IPPC-installatie binnen de termijn van vier jaar gaan voldoen aan deze geactualiseerde voorschriften. De actualisatieplicht start dus op het moment dat de BBT-conclusies voor de hoofdactiviteit zijn gepubliceerd. Daarom zal bij IPPC-installaties waarin meerdere activiteiten uit bijlage 1 van de Richtlijn industriële emissies worden uitgeoefend, bepaald moet worden welke activiteit voor de betreffende IPPC-installatie zal worden aangemerkt als de hoofdactiviteit. Binnen deze inrichting vinden meerdere activiteiten uit bijlage 1 van de Richtlijn industriële emissies plaats. Daarom is in overleg met de vergunninghouder nagegaan welke BBT-conclusies relevant zijn voor de hoofdactiviteit en welke BBT-conclusies daarmee het startpunt zullen worden van de (verplichte) vergunningactualisatie. Dit betekent dat na publicatie van deze BBT- conclusies in het publicatieblad van Europese Unie de actualisatieplicht zal beginnen. Er moet worden voldaan aan de BBT-conclusies voor de hoofactiviteit en aan andere relevante BBT conclusies. Overeenkomstig artikel 2.31, eerste lid van de Wabo, moet en overeenkomstig artikel 2.31, tweede lid van de Wabo, kan het bevoegd gezag voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden wijzigen. De omstandigheden waaronder dit moet of kan gebeuren zijn eveneens vermeld in dit artikel. In dit geval is er sprake van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.31, tweede lid, onder b. Overwegingen activiteiten en asjjecten Orion B.V. verwijdert de PCB-houdende olie en reinigt de PCB-houdende onderdelen. De ontvangen materialen worden ontdaan van hun (PCB-houdende) olie. Hierna worden deze materialen indien nodig verder gedemonteerd. De gedemonteerde materialen worden gescheiden en ontdaan van hun verontreinigingen door middel van spoelen met een reinigingsmiddel. De PCB houdende olie en onderdelen die niet verder gereinigd kunnen worden, worden voor vernietiging afgevoerd naar een erkende verwerker. - 6 / 7- Ons kenmerk: 2014-FUMO-0003582
polychloorbifenylen polychloorterfenylen monomethyltetrachloordifenylmethaan, FUIV[b Beoordeling activiteiten Op de activiteiten die Orion B.V. uitvoert is Sectorplan 64 van het landelijk afvalbeheerplan 2009-2021 (LAP) van toepassing. Sectorplan 64 van het LAP gaat over PCB-houdende afvalstoffen. PCB houdende afvalstof is hier in gedefinieerd als: (PCB s), (PCT s), monomethyldichloordifenylmethaan, monomethyldibroomdifenylmethaan, en alle mengsels van bovengenoemde stoffen, voor zover het totale gehalte aan bovengenoemde stoffen hoger is dan 0,5 mg/kg per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180. Dit komt overeen met sectorplan 57 wat aangeeft dat er sprake is van halogeenhoudende afgewerkte olie, indien het gehalte aan polychloorbifenylen (PCB s) kleiner is dan of gelijk is aan 0,5 mg/kg per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 of 180. In sectorplan 64 wordt voor met PCB s verontreinigd afvalwater verwezen naar Sectorplan 77 Waterig afval met specifieke verontreinigingen. Hier wordt verwezen naar een negatieve lijst van stoffen benoemd in bijlage 4 van het rapport Verwerking waterfractie gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen van de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW), en die daarnaast niet vallen onder de sectorplannen 73, 74, 75 en 76. Op de genoemde negatieve lijst zijn stoffen vermeld als PCB s, dioxines (dirty 17), bestrijdingsmiddelen, organotinverbindingen, gebromeerde difenylethers (brandvertragers), organische halogeenverbindingen en een aantal metalen. In de vergunning van Orion is geen lozingseis opgenomen (zie hiervoor ook de uitspraak van de Raad van State van 8 mei 2013, kenmerk 201111 378/1/Ti/Al 4). Dit betekent dat alle waterige fracties waarin PCB s worden aangetroffen boven de detectiegrens (bij de analysemethode zoals vergund), dienen te worden afgevoerd naar een erkende verwerker (verbranden). Voor de overige afvalstoffen die bij Orion worden afgevoerd, zoals slibsuspensies, kleiachtige grond, hout en poreuze ondergronden is in voorschrift C.2.1 een PCB-gehalte van 50 mg/kg ds van voornoemde afvalstoffen aangehouden waarbij wordt uitgegaan van niet gevaarlijk afval. Dit komt niet overeen met het LAP. Om deze reden wordt dit voorschrift aangepast. Voor slib kan de norm van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk en de bijbehorende regeling worden aangehouden als BBT. Immers, als daaraan wordt voldaan is het slib weer toe te passen als bouwstof. De waarde staat in bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit en is 0,5 mg/kg droge stof. Dit komt overeen met de norm zoals die is weergegeven in Sectorplan 64 van het LAP. Deze norm geldt ook voor alle af te voeren stoffen zoals slibsuspensies, kleiachtige grond, hout en poreuze ondergronden met een totaal PCB-gehalte van 0,5 mg/kg ds. Voor de metaalfractie blijft de norm zoals vergund, deze komt overeen met de norm van 50 mg/kg zoals die is gehanteerd in het VROM inspectie rapport, kenmerk Vl-201 1-118 van 18 oktober 2011. Conclusie Voorschrift C.2.1. van de omgevingsvergunning van 13 september 2011 geeft aan dat afvalstoffen PCB houdend zijn bij 50 mg/kg droge stof. Dit voorschrift wordt ambtshalve gewijzigd. De wijziging omvat het volgende: de PCB-norm voor af te voeren afvalstoffen, uitgezonderd metaal, wordt verlaagd van 50 mg/kg naar 0,5 mg/kg droge stof. - 7/7 - Ons kenmerk: 2014-FUMO-0003582