De Eenmanszaak deel 1

Vergelijkbare documenten
Samenvatting M&O Eenmanszaak deel 1 H3 t/m 5

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter

DE EENMANSZAAK DEEL 1 VWO SAMENVATTING. Jannes Timmers. De Eenmanszaak deel 1 VWO

7,3. Samenvatting door een scholier 3316 woorden 6 mei keer beoordeeld. Eenmanszaak deel 1

1.1 Inleiding. 1.2 De persoonlijke lening. 1.3 Het doorlopend krediet. 1.4 Huurkoop en koop op afbetaling.

6.8. Boekverslag door W woorden 5 augustus keer beoordeeld

Samenvatting Management & Organisatie Personeel & Organisatie H1

EENMANSZAAK DEEL 1. Periode 3 Hoofdstuk 2

Bij een resultatenbegroting (ook wel exploitatiebegroting genoemd) wordt een overzicht gemaakt van de opbrengsten en van de kosten.

Vormen van lang vreemd vermogen: Kenmerken onderhandse lening: Obligatie = op lange termijn: Gezond financieren / Broers regels

Het verschil tussen de verkoopopbrengst van de verkochte goederen en de inkoopwaarde van die goederen

Consumptief krediet = Krediet dat gebruik wordt voor consumptieve doeleinden bv het kopen van een auto of huis

Rente is een vergoeding voor de geldgever. Voor de geldnemer zijn het kosten.

M & O Case 3.10 Plentium De berekeningen staan in volgorde van hoe het op de begroting en op de balans staat.

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

Bedrijven zijn verplicht 1 maal per jaar een balans op te stellen en een winst & verliesrekening te maken. (voor de belastingdienst)

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 DEEL 1

a. Stel de beginbalans op 1 januari 2006 samen volgens het model van bijlage I.

- Op gebouwen en machines die op 1 januari 2008 aanwezig zijn wordt in 2008 respectievelijk ,- en ,- afgeschreven.

EENMANSZAAK DEEL 1. Periode 3 en 4

Financiële aspecten van de planning

EENMANSZAAK DEEL 1. Hoofdstuk 4 De categoriale kostenindeling

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

Hoofdstuk 31. Ondernemingsplan. Persoonlijk plan Marketingplan Financieel plan Organisatieplan

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

Manager retail (4) en Ondernemer retail (4) Financieel 2. Budgettering. Hoofdstuk 5 Liquiditeitsbegroting. Aangepaste versie

Samenvatting Management & Organisatie H11 en 12

Vraag Antwoord Scores

Beginner. Beginner. Beginner

Management & Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 3,9,12,14,16

M&O VWO 2011/

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5 OPGAVE 3

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn. Een lening (schuld) met een looptijd van langer dan een jaar. We bespreken 3 verschillende leningen:

BECO: DE BALANS - THEORIE

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3

Ondernemingen: om hun nieuwe gebouwen te kunnen kopen. Zij geven leningen uit aan aandeelhouders, zodat ze geld ontvangen.

Hypotheekrecht en - vormen

Samenvatting Management & Organisatie Eenmanszaak 1 en 2, Naamloze Vennootschap, Stichting en Vereniging

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

Nadelen: Groot risico vanwege privéaansprakelijkheid. Lange werktijden. a Een vennootschap waarvan het eigen vermogen is verdeeld in aandelen.

Hoofdstuk 25, 30 en 31

Alleen beoefenaren van vrije beroepen hoeven niet te worden ingeschreven in het handelsregister. Dit geldt bijvoorbeeld voor artsen en advocaten.

Appendix Bedrijfseconomie Opgaven

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 21 en 22

Samenvatting M&O H12: Vreemd vermogen op lange termijn

Samenvatting Management & Organisatie De vereniging

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 en 2

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Een onderhandse lening is een lang lopende lening waarbij geld uitgeleend word door 1 geldgever.

Samenvatting Management & Organisatie Stichting & Vereniging

Ondernemersplan. Bedrijfsnaam

Appendix Bedrijfseconomie

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 5 tot en met 8. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Exploitatiebegroting Croco Shop Netto omzet Brutowinst Operationele kosten Bedrijfsresultaat (voor bel.)

De resultatenrekening

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Eindexamen m&o vwo II

Samenvatting Management & Organisatie Berekeningen

Examen HAVO. management & organisatie. tijdvak 1 vrijdag 10 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 deel 1

Boekingsboek. Overzicht van een aantal soorten boekingen.

Samenvatting Management & Organisatie Stichting en Vereniging

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 4

fun house fun house fun house Pink

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

6,6. Inkomsten belasting progressief: Eigenwoningforfait. Samenvatting door een scholier 1910 woorden 6 februari keer beoordeeld

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn.

Proefexamen BOEKHOUDEN

Uitwerkingen Basiskennis Boekhouden Convoy Uitgevers 2016

Verdieping Management en Organisatie (M&O) 3havo/vwo

Bijlage HAVO. management & organisatie. tijdvak 1. Informatieboekje. HA-0251-a-17-1-b

Management & Organisatie

Pupate Mens en Ondernemen. Effectief financieel beleid

Financiën. Exploitatiebegroting Omzet ,50 x 50 = 625,00. 0,67 x 350 = 234,50. Inkoopwaarde. Brutowinst 390,50. Promotie kosten 10,00

Boekverslag door C. 946 woorden 11 december keer beoordeeld

Algemene informatie. Hypotheken - starter VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN

Antwoorden hoofdstuk 4

Cursus financieel management

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2

9 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 2

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Management en Organisatie VWO 6 Hst 31, 37 t/m 43

Examen HAVO. management & organisatie. tijdvak 1 maandag 12 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

UIT balans en resultatenrekening

Samenvatting M&O Stichting en vereniging

Kengetallen met betrekking tot de vermogensbehoefte. Opgave 3.6a hoort bij paragraaf 3.3, De gemiddelde opslagduur van de voorraad goederen.

7,2. Samenvatting door een scholier 3301 woorden 5 maart keer beoordeeld

Examen VWO. Bedrijfseconomie, ondernemerschap en financiële zelfredzaamheid. Voorbeeldopgaven Händel

1. Er wordt een voorraad ingekocht op rekening voor een bedrag van

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 16

Examen HAVO. Handelswetenschappen en recht (oude stijl)

Homework. week 4. H5 Liquiditeit. opgave 1. januari februari maart ontvangsten. entree abonnementen subsidie horeca

Financieel Management

6,6. Begrippenlijst door een scholier 1664 woorden 11 november keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

Transcriptie:

De Eenmanszaak deel 1 Hoofdstuk 1 Paragraaf 1.1 Annuïteitenlening: Een periodiek gelijkblijvend bedrag dat bestaat uit een aflossings en een rentebestanddeel. Deze lening bestaat de eerste periode meer uit rente dan aflossing: naarmate de looptijd van de lening wordt het aflossingsbestanddeel van de annuïteit steeds groter en het interestbestanddeel kleiner. Paragraaf 1.2 Persoonlijke lening: Dit is een lening aan een consument voor de aanschaf van duurzame consumptiegoederen. Voorbeeld: auto s, stereo-installaties, meubels enzovoorts. Alleen te krijgen als je meerderjarig bent en van een regelmatig inkomen beschikt. Omvang van hoogte afhankelijk van de hoogte van je inkomen. Paragraaf 1.3 Doorlopend krediet: Is een consumptief krediet, waarbij met de bank een bepaald bedrag wordt afgesproken dat maximaal geleend mag worden -> kredietlimiet Afhankelijk van het netto inkomen van de kredietnemer Meer geld opnemen dan de limiet is niet mogelijk, minder wel Alleen rente betaald over de opgenomen bedragen. Persoonlijke lening vs doorlopend krediet: Bij de persoonlijke lening moet je meteen beginnen met aflossen aan de lening in termijnen, bij het doorlopend krediet kun je ook aflossen in termijnen (maar dat hoeft niet, als je maar binnen de krediet limiet blijft. Consumenten die graag voortdurend over een financiële reserve wensen te beschikken, kunnen dus beter een doorlopend krediet afsluiten dan een persoonlijke lening.

Paragraaf 1.4 Huur koop Koop op afbetaling Afbetaling: Eigenaar: Afbetalen in afgesproken termijnen Nadat de laatste termijn is betaald, is het goed van jou. Afbetalen in afgesproken termijnen Na de eerste aanbetaling is het goed meteen van jou. Nadeel van huurkoop & koop op afbetaling: Je zit altijd vast aan de koop van een bepaald goed. Dit nadeel hebben de persoonlijke lening en het doorlopend krediet niet. Voor het doorlopend krediet spreekt dat je kunt doen en laten wat je wilt zolang je maar onder de kredietlimiet blijft. Bij de andere drie kredietvormen zit je vast aan een maandelijkse termijn die bestaat uit rente en aflossing: door vervroegd af te lossen krijg je vaak een boete. Een maand niet betalen is meestal niet mogelijk. Geldgever = verkoper Geldnemer = koper Voordeel van alle vormen van krediet voor de geldnemer : Hij kan NU iets kopen zonder over geld te beschikken. Nadeel van alle vormen van krediet voor de geldnemer : Vaak hoge rente die hij moet betalen voor de lening Je zit soms jaren lang vast aan aflossingen. Voordeel van alle vormen van krediet voor de geldgever : De rente die over het totale bedrag wordt betaald Nadeel van alle vormen van krediet voor de geldgever : Sommige geldnemers leven vaak teveel waardoor de geldgever soms naar zijn geld kan fluiten

Paragraaf 1.5 Persoonlijke lening: is een lening die krijgt op onderpand van onroerend goed. Hypotheek: een zakelijk zekerheidsrecht op het onroerend goed van iemand anders. De eigenaar van het onroerend goed geeft bij het sluiten van een hypotheek het onroerend goed in onderpand. Niet nakomen van de afspraken betekent dat de schuldeiser zijn vordering verhalen uit de opbrengst van het onroerend goed kan halen. Geldgever heeft hierdoor extra zekerheid dat hij zijn uitgeleende geld terug ontvangt. Onroerend goed dient als onderpand, dus de hypothecaire lening behoort tot de gedekte kredieten. Blanco krediet / ongedekt krediet: een lening die een bank verstrekt zonder enige vorm van zekerheid. Hypotheekgever = de eigenaar van het onroerend goed, die hypotheekrecht geeft aan de bank. Hypotheeknemer = de bank. In ruil voor dit recht geeft de bank een hypothecaire lening aan de eigenaar. Verplicht bij het afsluiten van een hypothecaire lening: Het maken van een hypotheekakte (door de notaris), hier staat in: De looptijd van de lening (meestal 30 jaar) Het te betalen rentepercentage De periode gedurende welke het rentepercentage wordt vastgelegd Wanneer de hypotheek lening vervroegd mag afgelost worden. (Vaak bij vervroegde aflossing een boete) Reden om vervroegd af te lossen: De hypotheekrente op een markt daalt De hoogte van de lening wordt gebaseerd op: de hoogte van de lening op de executiewaarde van het onroerend goed. Executiewaarde: de opbrengst van het onroerend goed op een veiling. De opbrengst is meestal lager dan de opbrengst bij een vrijwillige verkoop. De lening die de bank verstrekt bedraagt ongeveer 75 tot 90% van de executiewaarde -> basishypotheek. Inkomen van de hypotheekgever Wil je een hogere lening dan de basishypotheek, dan spreek je van een tophypotheek.

Drie soorten hypotheekvormen: 1. lineaire hypotheek 2. spaarhypotheek / aflossingsvrije hypotheek 3. annuïteitenhypotheek 1. Lineaire hypotheek: Altijd hetzelfde bedrag aan aflossing, in begin duurder door rente. De schuld neemt elk jaar af met een vast bedrag, hierdoor neemt het bedrag dat aan rente betaald moet worden ook elk jaar af. 2. Spaarhypotheek: Alleen rente, geen aflossing. Zelf sparen of beleggen voor aflossing of in combinatie met spaarhypotheek, belastingvrij sparen. Je betaalt wel premie voor een verzekering. Deze premie bestaat uit een spaarpremie en een premie voor overlijdensrisicoverzekering. Vanaf 2013 niet meer aftrekbaar. 3. Annuïteitenhypotheek: Altijd hetzelfde bedrag aan rente en aflossing.

Paragraaf 1.6 Enkelvoudige interest: de interest alleen over de hoofdstom Samengestelde interest: interest van de hoofdsom + de bijgeschreven interest uit eerdere jaren Berekening: bedrag x (1+r)^n r = interest in perunage n = aantal jaren Paragraaf 1.7 Rente die je moet betalen over een hypothecaire lening is onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. je mag de rente in mindering brengen op je inkomen waardoor je over een lager inkomen belasting betaalt met als gevolg dat je minder belasting betaald. Voor de gewone burger vormen de aflossing en de rente samen de bruto lasten. Voor een bedrijf waarbij alleen de rente tot de lasten behoort. Als je op de bruto lasten het belastingvoordeel in mindering brengt krijg je de netto lasten. 3 manieren om een lening af te lossen: 1. de aflossing ineens op het einde van de looptijd 2. elke periode een gelijk bedrag 3. in het begin van de looptijd weinig aflossen en op het einde van de looptijd veel Paragraaf 1.10 Contante waarde: Wat is een bedrag, in de toekomst op dit moment waard, rekening houdend met samengestelde interest. Berekening: bedrag : (1+r)^n

Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.2 Eigen onderneming verplichtingen: vergunningen inschrijven in handelsregister (kamer van koophandel) adminstratieplicht boekhouding waaruit rechten en verplichten blijken jaarlijks balans opmaken bewaarplicht van 7 jaar vestigingsplaats investeringsbegroting resultatenbegroting liquiditeitsbegroting rechtsvorm (NV / BV / VOF / EZ) verzekeringen financiering (eigen vermogen / vreemd vermorgen) Paragraaf 2.3 Belasting (op de) toegevoegde waarde (BTW): Omzetbelasting Over alle goederen en diensten die een onderneming verkoopt moet btw berekend worden Bedrijven zijn doorgeefluik: consument betaalt, ondernemer draagt af aan de belastingdienst. BTW tarief soorten: 21% normaal tarief 6% verlaagd tarief (over het algemeen voor noodzakelijke levensbehoeften) 0% vrijgesteld voor bepaalde sectoren (onderwijs, gezondheidszorg) en voor export Berekeningen: Verkoopprijs exclusief BTW = 100% Verkoopprijs inclusief BTW = 121% BTW behoort niet tot de kosten van een onderneming en heeft geen invloed op de wins of het verlies van een onderneming.

Paragraaf 2.4 Wat staat er op een investeringsbegroting? Vaste activa: bezittingen waarin geld voor langer dan een jaar wordt vastgelegd. Voorbeeld: auto, gebouwen etc. Vlottende activa: bezittingen waarin geld niet langer dan een jaar wordt vastgelegd. Voorbeeld 1: Voorraden Voorbeeld 2: Debiteuren: de afnemers/klanten van wie een bedrijf nog geld tegoed heeft. Dit staat onder de post vorderingen. Voorbeeld 3: Nog te ontvangen bedragen Voorbeeld 4: Vooruitbetaalde bedragen Voorbeeld 5: Te vorderen BTW Liquide activa: Geldmiddelen die je nodig hebt om je dagelijkse betalingen te doen. Geld dat je in je kas of bankrekening hebt staan waarmee je gelijk iemand kan betalen. Vaste en vlottende activa zijn ook geld waard maar over dit geld kun je pas beschikken als je deze activa verkoopt. Berekeningen: Liquide middelen aan het begin van een periode +/- saldo ontvangsten en uitgaven = liquide middelen aan het einde van een periode Eigen vermogen aan het begin van een periode +/- saldo baten en lasten = eigen vermogen aan het einde van een periode Paragraaf 2.5 Wat staat er op een financieringsbegroting? Lang vreemd vermogen: Hypotheeklening Onderhandse lening Kort vreemd vermogen: Rekening courant krediet Ontvangen leverancierskrediet Ontvangen afnemerskrediet Vooruit ontvangen bedragen Nog te betalen bedragen Te betalen btw

Paragraaf 2.6 De gegevens van de investeringsbegroting en het financieringsschema kun je ook opnemen in een openingsbalans. Aan de credietzijde (de rechterkant) van de balans staat het eigen vreemd vermogen Aan de debetzijde (de linkerkant) van de balans staan de bezittingen Bezittingen = eigen vermogen + vreemd vermogen (Zie volgende bladzijde voor hoofdstuk 3)

Hoofdstuk 3 Paragraaf 3.1 Vennootschap onder Firma (VOF) Zes factoren die een rol spelen bij de keuze van de rechtsvorm: 1. Aansprakelijkheid: Iedere firmant is aansprakelijk met zijn gehele vermogen (prive en zakelijk) voor alle schulden van de VOF 2. Leiding en de besluitvorming: alle firmanten zijn eigenaar, ondernemer en leider. meestal worden de taken binnen het bedrijf onder de firmanten verdeeld. De beslissingen zullen meestal pas na overleg tussen de firmanten genomen worden met als gevolg dat de beslissingen misschien minder snel maar wel beter onderbouwd genomen zullen worden. 3. Financiering: Bij een VOF is het eigen vermogen groter dan bij een eenmanszaak. De mogelijkheid om vreemd vermogen aan te trekken neemt dan toe. Niet alleen omdat er meer eigen vermogen is maar ook omdat alle firmanten hoofdelijk aansprakelijk zijn. 4. Publicatieplicht: De jaarstukken (de balans, de verlies-en winstrekening en de toelichting op beide) hoeven niet gepubliceerd te worden volgens de wet. 5. Continuïteit: Het voortbestaan van de onderneming. Als er iemand ziek is of dood gaat kan de medefirmant de taken van de zieke firmant overnemen en kan het bedrijf gewoon blijven draaien. 6. Fiscale aspecten: Inkomstenbelasting over de nettowinst. Bij de VOF krijgt elke firmant een deel van de nettowinst. Dit deel wordt dan als het inkomen van de firmant beschouwd en daarover moet inkomstenbelasting betaald worden. In een akte van oprichting kun je de volgende zaken opnemen: 1. de naam van de firma 2. het doel van de firma 3. de namen van de firmanten 4. de inbreng van de firmanten 5. de winstregeling Zo n akte is niet verplicht. Wel slim om te doen.

Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.2 Nettoloon: is het brutoloon na aftrek van de loonbelasting en sociale premies Nettowinst: de brutowinst na aftrek van alle bedrijfskosten. Dit wil dus niet zeggen dat daar de belasting al van afgetrokken is. Resultatenrekening is geen tijdstipgrootheid maar een periodegrootheid en geeft een overzicht van de oorzaken waardoor het eigen vermogen in een bepaalde periode is veranderd. Berekening: Verandering eigen vermogen = nettowinst + privéstortingen - prive-opname Paragraaf 4.3 Wat zijn de functies van de kostenberekening? 3 functies: 1. Berekening van de kostprijs om de verkoopprijs van een product te bepalen nodig voor de planning nodig voor de beheersing van het productieproces staat in de begroting De begrote kosten verwerkt men in de kostprijs. Deze kosten worden van tevoren berekend en daarom spreekt men ook wel van een voorcalculatie van de kosten. De werkelijke kosten worden achteraf berekend op basis van de werkelijk gebruikte hoeveelheden en prijzen. Deze werkelijke kosten vergelijkt men met de toegestane kosten. Bij de werkelijke kosten en toegestane kosten gaat het dus om een nacalculatie. De bedrijfseconoom kan met behulp van de voorcalculatie en de nacalculatie vaststellen wat de oorzaken zijn van het kostenverschil. Op deze wijze kan de kostprijsberekening de ondernemer helpen bij de planning en de beheersing van het productieproces. 2. Hulpmiddel bij de balanswaardering en de bepaling van het resultaat Het resultaat van winst of verlies over een bepaalde periode wordt niet alleen door de opbrengst berekend maar ook de kosten, immers omzet minus kosten. De kosten spelen ook een rol bij de balanswaardering van bepaalde activa. 3. Hulpmiddel bij het nemen van beslissingen De kostenberekening wordt bijvoorbeeld gebruikt als hulpmiddel bij het nemen van investeringsbeslissingen.

De kosten kunnen op drie manieren worden ingedeeld: 1. naar soort 2. naar de functie die ze hebben in het productieproces 3. al naargelang ze constant of variabel zijn (nummer 2 & 3 komen pas in eenmanszaak deel 2 aan bod) Paragraaf 4.4 Overeenkomst twee partijen die zijn betrokken de verkoper is verplicht tot het leveren van een goed of dienst de koper is verplicht te betalen Een betaling is altijd aan een bepaald tijdstip gebonden -> tijdstip grootheid Kosten zijn niet gekoppeld aan een bepaald tijdstip maar aan een bepaalde periode Het toerekenen van de kosten en de opbrengsten aan de periode waarvan de ondernemer het resultaat wil bepalen is van groot belang (dit kan alleen als je weet welke kosten en opbrengsten ook daadwerkelijk aan die periode toebehoren). Om dit resultaat te krijgen moet je elke maand de kosten en opbrengsten verdelen over de maanden van het jaar. Permanentie: Het opnemen in een resultatenoverzicht van de kosten en opbrengsten die ook daadwerkelijk toebehoren aan de periode waarover het resultatenoverzicht verslag doet. Door dit toe te passen is een ondernemer voortdurend in staat om voor een bepaalde periode een

juist resultaat te bepalen. Hierdoor krijg je op de balans te maken met zogenaamde overlopende posten. Paragraaf 4.5 In de bedrijfseconomie onderscheiden we in de volgende zeven kostensoorten: - de kosten van het vermogen: het aantrekken van vermogen kost geld, vermogenskosten. Tot deze kosten behoren de interest- of rentekosten. - de kosten van grond: het geld dat hij heeft geïnvesteerd om het stuk grond te kunnen betalen - de kosten van arbeid: dit zijn de kosten die je betaald aan je werknemers of te wel hun loon. Ook werknemersverzekeringen moet je soms betalen. - de kosten van diensten en derden: kosten die je oploopt doordat je dingen koopt van andere mensen, tastbaar en niet tastbaar. - de inkoopwaarde van de verkochte producten: inkoopwaarde van de omzet, zie opdracht 78 - de kosten van duurzame productiemiddelen: dit zijn de afschrijvingen die je hebt omdat een machine slijtage heeft. Afschrijvingen. - de kostprijsverhogende belasting: belastingen die worden geheven op goederen en diensten die al in de kostprijs zijn opgenomen. Loonkosten: brutoloon + werkgeversaandeel loonheffing Loonkosten: nettoloon + werknemersaandeel loonheffing + werkgeversaandeel loonheffing Loonkosten: nettoloon + loonheffing Inkoopwaarde van de omzet, opdracht 78: 20.000/2 = 10.000 Paragraaf 4.7 Belangrijkste opbrengst voor ondernemers is de omzet. Daarnaast komen er soms nog andere opbrengsten voor zoals interestopbrengsten (als gevolg van het beleggen van geld) of huuropbrengsten (indien er bijvoorbeeld woningen worden verhuurd aan het personeel). De vooruit ontvangen huur behoort tot de overlopende posten, of omdat het eigenlijk een schuld is kan je het ook overlopende passiva noemen. Als je als ondernemer een lening verstrekt dan vind je deze als bezitting terug op de balans onder de naam lening u/g (uitgeleend geld). Het moment waarop je de interest ontvangt heeft geen invloed op de interestopbrengst in een bepaalde periode (!).

Hoofdstuk 5 Paragraaf 5.2 Liquiditeit: de mate waarin een onderneming op de korte termijn in staat is zijn kort vreemd vermogen te betalen. Nadeel berekenen liquiditeit: De voorafgaande liquiditeitsberekening zegt alleen iets over de liquiditeit van een bepaalde balans op een bepaald tijdstip en niets over de liquiditeitspositie van het bedrijf in de toekomst. Om iets te zeggen over de toekomst stelt het bedrijf een liquiditeitsbegroting (een overzicht van alle ontvangsten en uitgaven van een onderneming in een toekomstige periode) op. Meestal wordt deze een periode een kwartaal van te voren of een jaar gemaakt. Dit geeft aan hoeveel liquide middelen een bedrijf overhoudt dan wel tekort komt in die periode. Het gaat dus om de verwachte ontvangsten en de verwachte uitgaven in een toekomstige periode en niet om de verwachte kosten en opbrengsten in die periode. Debiteuren die gemiddeld 1 maand later betalen: gemiddelde krediettermijn van debiteuren van 1 maand. In een liquiditeitsbegroting wordt precies opgeschreven in welke periode (maand, kwartaal) welke uitgaven gedaan moeten worden en in welke periode welke ontvangsten verkregen zullen worden. Hierdoor kan je precies vaststellen of men in een bepaalde periode meer ontvangt dan men uitgeeft of dat men meer uitgeeft dan ontvangt. Paragraaf 5.3 Een resultatenbegroting is een overzicht van alle opbrengsten en kosten van een onderneming in een toekomstige periode. Dit gaat meestal om het komende kwartaal of jaar. De resultatenbegroting geeft aan of een bedrijf winst of verlies gaat maken. Een resultatenbegroting gaat dus over de OPBRENGSTEN en KOSTEN niet de ONTVANGSTEN en UITGAVEN.

Paragraaf 5.4 Als je beschikking hebt over een beginbalans dan is het mogelijk om met behulp van de resultatenbegroting en liquiditeitsbegroting een verwachte balans af te leiden. Dit noem je aan geprojecteerde of voorcalculatorische balans. EV eindbalans = EV beginbalans + begrote netto resultaat + begrote privéstorting - begrote privé-opnamen. Liquide middelen eindebalans = liquide middelen beginbalans + saldo liquiditeitsbegroting Voorraad eindbalans = voorraad beginbalans + inkopen (excl. btw) - inkoopwaarde verkopen Debiteuren eindbalans = debiteuren beginbalans + verkopen op rekening (incl. btw) - ontvangsten debiteuren Crediteuren eindbalans = crediteuren beginbalans = inkopen op rekening (incl. btw) - betaling crediteuren Vaste activa eindbalans = VA beginbalans - afschrijvingen + aanschaf VA - verkoop VA Lening eindbalans = lening beginbalans - aflossing = opnemen nieuwe lening Te betalen huur eindbalans = vooruitbetaalde huur beginbalans = huuruitgaven - huurkosten Nog te ontvangen huur eindbalans = nog te ontvangen huur beginbalans + huuropbrengsten - huurontvangsten Vooruit ontvangen huur eindbalans = vooruit ontvangen huur beginbalans + huurontvangsten - huuropbrangsten