Praktische-opdracht door een scholier 2095 woorden 29 mei 2013 3,8 2 keer beoordeeld Vak Methode Filosofie Cogito Symposium Nienke Raaijmakers H4A Vrijdagmiddag vijf uur. Ik ben net thuis van school, en er staat me een drukke (maar leuke) avond te wachten. Ik heb drie filosofen uitgenodigd, drie zeer geleerde mannen, namelijk Aristoteles, Kant en Bentham! Het is voor mij echt heel bijzonder dat deze drie mannen tegelijkertijd in mijn huis te gast zijn. Het was nogal moeilijk om ze op dezelfde tijd op dezelfde plaats te krijgen, maar uiteindelijk hebben we dus vandaag afgesproken. Dit komt me perfect uit: ik moet morgen namelijk een symposium filosofie inleveren (waar ik nog niks aan heb gedaan) dus ik heb hun informatie echt meer dan nodig! De bel gaat, en ze staan al gelijk alle drie voor mijn deur, precies op tijd. Kom binnen kom binnen, zeg ik. Dankjewel, zegt meneer Bentham. Het is mij een genoegen, zegt Kant. Ja inderdaad, mij ook, dankjewel voor de uitnodiging, het leek me wel interessant om eens met andere filosofen te praten! zegt Aristoteles. Nadat ik voor ons allemaal wat te drinken had ingeschonken, namen we plaats aan tafel. Nou, zegt Bentham, Waar zullen we het over hebben? Over de filosofie natuurlijk!, zegt Kant. Laten we het hebben over ethiek, stelde ik voor. De rest stemde in en zodoende begonnen we een gesprek over ethiek. Er bleek dat Aristoteles totaal een andere mening en beredenering en beschrijving van bijvoorbeeld het goede had dan Kant en Bentham hadden, maar dit maakte het gesprek juist interessant. Kant: Ik heb een aantal boeken geschreven over de ethiek, ik weet niet of jullie ze gelezen hebben, maar daarin heb ik mijn opvattingen geschreven over de ethiek. Aristoteles: Oh dat is wel interessant, maar nee, ik heb het niet gelezen. Kunt u het een beetje samenvatten? Kant: Ja hoor, natuurlijk. Ik heb onder andere het consequentialisme beschreven. Dat betekent dat een handeling goed is als het gevolg ervan goed is. Een voorbeeld: jij vindt het niet leuk om te leren, omdat je liever in het zwembad ligt, maar het gevolg is dat je slaagt voor je examen, dus is leren een goede handeling. Bentham: Dat klinkt interessant, alhoewel ik daar een andere mening over heb. Ik heb namelijk ook boeken geschreven, en hierin heb ik onder andere het utilisme beschreven. Aristoteles: Oh ja? Maar ik heb ook wel eens gehoord van utilitarisme, wat is dat dan? Bentham: Dat is precies hetzelfde, alleen is het net een iets andere benaming. Maar goed, het utilisme gaat van het grootste geluk uit. Dus met andere woorden: iets is goed als het het meeste geluk oplevert voor een zo https://www.scholieren.com/verslag/78137 Pagina 1 van 5
groot mogelijke groep mensen. Kant: Maar ik heb niet alleen het consequentialisme behandeld, ik heb ook de plichtethiek, met andere woorden de deontologie, behandeld. Ik: Ja dat gedeelte snap ik nog niet helemaal, zou u dat misschien uit kunnen leggen? Kant: Maar natuurlijk! Deontologie gaat over verplichtingen tegenover elkaar. Een voorbeeld: je helpt een oud persoon met oversteken, terwijl je er niets mee wint, maar toch doe je het, het is namelijk je plicht om het te doen. Ik: Oké tot zover snap ik het. Maar ik heb ook gehoord van maximes, wat zijn dat precies? Kant: Dat zijn een soort leefregels die ik heb opgesteld, deze dienen min of meer als een natuurwet. Ze zouden dus voor iedereen moeten gelden en jij moet zo handelen dat jouw handeling een algemene regel zou kunnen zijn. Bijvoorbeeld: je leent iets van iemand en wil het niet meer teruggeven. Zou jij kunnen willen dat iedereen die iets leent het niet meer teruggeeft? Ik: Nee natuurlijk niet. Kant: Dan moet je het teruggeven, op deze manier heb jij zó gehandeld dat het een algemene regel zou kunnen zijn. Je zou jezelf dus elke keer af kunnen vragen Kan ik willen dat iedereen zo zou handelen als ik? Is het antwoord ja, dan moet je het doen. Is het antwoord nee, dan moet je het niet doen. Ik: Oké dat snap ik. Aristoteles, klopt het dat u ook een aantal boeken heeft geschreven? Aristoteles: Ja dat klopt helemaal, onder andere de Ethica Nicomachea is door mij geschreven. Ik: Zou u daar misschien iets over kwijt willen aan ons? Aristoteles: Maar natuurlijk! Ik zal beginnen bij de deugdethiek. De deugdethiek geeft antwoord op de vraag: hoe moet ik leven? Ik heb het vanuit de teleologische kant bekeken: ik volg de logica van het doel. Dat betekent dat mensen omwille van een doel beoordelen als het goede: mensen zijn in hun handelen dus altijd gericht op een doel. Het hoogste doel is het uiteindelijke doel van handelen. Het hoogste doel van leven is het geluk. Maar je moet oppassen dat je mensen niet enkel als doel gebruikt, maar tevens ook als middel, anders gebruik je mensen, en dat is natuurlijk niet de bedoeling. Bentham: Maar wat heeft dat met deugd te maken dan? Kant: Ja dat begrijp ik ook niet helemaal. Of je nou gelukkig wilt worden of niet, je moet je toch altijd aan bepaalde morele regels houden nietwaar? Aristoteles: Iedereen wil gelukkig worden en is doelgericht. Kant: Maar een deugd wordt niet altijd beloond, sterker nog, ondeugd wordt wel vaak beloond! Aristoteles: Dat begrijp ik niet helemaal, kunt u me hier een voorbeeld van geven? Kant: Nou, drugshandel bijvoorbeeld, een slechte deugd, wordt eerder beloond dan een goede deugd. Maar om op mijn beredenering terug te komen: in wat voor situatie dan ook, je moet altijd je geweten volgen, of het nou op geluk uit komt of niet meestal komt het trouwens wel op geluk uit bedenk ik me net. Aristoteles: Je omgeving is essentieel voor het maken van keuzes: je moet een deugdzaam persoon volgen zodat je https://www.scholieren.com/verslag/78137 Pagina 2 van 5
zelf ook een deugdzaam persoon wordt, het wordt dus door de cultuur bepaald. Gelukkig zijn is een geslaagd leven leiden; als je ondeugd hebt gedaan, heb je geen gelukkig leven gehad en heb je dus volgens mijn beredenering immoreel geleefd. Maar daar hoeft u het niet mee eens te zijn, meneer, ik heb namelijk in andere tijden geleefd dan u, dus onze opvattingen zijn vast een gevolg van standplaatsgebondenheid.. Ik: Oké goed, laten we eerst maar aan Aristoteles vragen wat een deugd precies is, want dat begrijp ik nog niet helemaal. Aristoteles: De deugd is de optimale verwerkelijking van de twee vormen van het zelf. Het is dus de meest goede vergelijking van de menselijke rede als zuiver intellectuele rede en als met natuurlijke verlangens vermengde rede. Kant: Maar Aristoteles, nu gebruikt u wel een hele mondvol moeilijke woorden! Kunt u het niet een beetje makkelijker uitleggen misschien? Aristoteles: Maar natuurlijk! Kan jij misschien een voorbeeld van een deugd noemen, Nienke? Ik: Vrijgevigheid? Aristoteles: Uitstekend! Aan de ene extreme kant van vrijgevigheid staat absolute gulheid: je geeft altijd maar alles af aan iedereen, en dit is erg extreem, ik weet het, maar je hebt wel mensen die dat doen. Aan de andere extreme kant van vrijgevigheid staat gierigheid, wat onder meer wordt gezien als een zonde: je helpt nooit mensen, geeft ze nooit iets te leen. Snapt u nu wat ik met deugd bedoel, meneer Kant? Kant: Ja hoor nu snap ik het wat beter. Aristoteles: Dat is mooi. Een deugd wordt ook wel eens de gulden middenweg genoemd, dit betekent dus dat het binnen de twee extremen in zit. Bentham: En hoe denken jullie over moreel handelen? Kant: Ik denk dat moreel handelen is dat je handelt zoals je wil dat iedereen zou moeten handelen, maar aan de andere kant denk ik dan je moet handelen om het gevolg, dus volgens het consequentialisme. Aristoteles: Ik ben van mening dat moreel handelen pas écht moreel is als het het grootste geluk oplevert voor de grootste groep mensen. Ik: Daar heb ik inderdaad wel eens vaker van gehoord. Hoe noemde u dit ook al weer? Aristoteles: Deze beredenering heb ik de hedonistische calculus genoemd, bedoelde je dat? Ik: Ja, dat was het! Dat was toch iets van dat je het geluk af moest wegen tegen elkaar? Aristoteles: Inderdaad, en op deze manier het afwegen kom je op het grootste geluk voor de grootste groep. Kant: Ik heb ook nog een vraag voor jullie: over normen en waarden. Hoe kijken jullie hiertegen aan? Bentham: Ik noem het eigenlijk altijd waarden en normen Kant: Hoezo dat? Bentham: Nou, naar mijn mening moeten er eerst waarden zijn, waar mensen later normen voor hebben bedacht. Dus bijvoorbeeld een waarde, veiligheid, waar normen zoals maximale snelheden op zijn toegepast. https://www.scholieren.com/verslag/78137 Pagina 3 van 5
Kant: Ah oké. Aristoteles, hoe denkt u hierover? Aristoteles: Ik noem het ook altijd waarden en normen, ik ben het dan ook honderd procent met Bentham eens over de beredenering waarom mensen eerst waarden noemen en daarna normen, maar waarom noemt u het dan normen en waarden, meneer Kant? Kant: Nou, ik denk dat er normen moeten zijn om de waarden te laten bestaan, vandaar dat ik eerst normen noemde en daarna pas waarden. Aristoteles: Oh oké. Ik heb ook gehoord van instrumentele en intrinsieke waarden, Nienke, wat weet jij hierover? Ik: Nou, iets heeft voor jou een intrinsieke waarde als het een gevoelige of emotionele waarde heeft. Dus bijvoorbeeld een horloge van de overleden vader van iemand heeft voor diegene veel waarde, terwijl het horloge misschien al lang niet meer werkt. Instrumentele waarde is bijvoorbeeld een normale pen: je gebruikt het en als de pen het niet meer doet, gooi je hem weg en gebruik je een andere. Aristoteles: Oh ja dat was het, nu weet ik het weer! Bentham: Maar meneer Kant, u hebt toch ook drie formuleringen over hetzelfde onderwerp beschreven of zoiets? Kunt u mij dat nog eens uitleggen, want ik snapte niet echt hoe de drie onderwerpen met elkaar in verband staan. Kant: Maar natuurlijk! Formulering 1 luidt: Alleen een handeling die omwille van de plicht geschiedt, heeft morele waarde. Dit betekent eigenlijk gewoon dat je moet handelen zoals de plicht zegt, en dat je pas goed handelt als het antwoord ja is op de vraag kan ik willen dat iedereen deze handeling uitvoert?. Formulering 2 luidt: Het principe van het willen: de morele waarde ligt niet in de bedoeling maar ze licht in de maxime waarop de handeling is gebaseerd. Dit betekent eigenlijk hetzelfde als de eerste formulering: handel zoals je denkt dat iedereen zou moeten handelen, met andere woorden: het antwoord moet ja zijn op de vraag kan ik willen dat iedereen deze handeling uitvoert?. Als dat het geval is, is de handeling moreel gezien goed. Formulering 3 luidt: Plicht is de noodzaak van een handeling omwille voor de achting van de wet. Je kunt wel een neiging hebben ten opzichte van een bepaald object en er dan naar handelen maar je kan er nooit achting voor tonen. Achting is het gevoel voor de morele wet. De achting is dus niet door een externe invloed gevestigd maar door de rede zelf ingegeven. De achting is dus zuiver en niet heteronoom. U merkt wel dat formulering 3 heel anders lijkt te zijn dan de eerste twee formuleringen, maar eigenlijk betekent formulering 3 ook gewoon dat je moet handelen naar de maxime, dus zoals je denkt dat iedereen zou moeten handelen. Aristoteles: Aha! En wat is een maxime ook al weer? Kant: Dat is een luxe woord voor het woord natuurwet, dus een wet die voor iedereen altijd zou moeten kunnen gelden. Ik: Kan één van jullie mij misschien onvoorwaardelijkheid en voorwaardelijkheid uitleggen? Bentham: Dat snap ik wel. Laten we als voorbeeld liefde nemen. Liefde is een gevoel, het is onvoorwaardelijk. Liefde kan bijna niet voorwaardelijk zijn, maar als dat wel zou zijn, zou je zeggen ik hou alleen van jou als. Dit kan in de liefde eigenlijk niet voorkomen, maar dat is het verschil tussen onvoorwaardelijkheid en voorwaardelijkheid. Snap je het nu wat beter? https://www.scholieren.com/verslag/78137 Pagina 4 van 5
Ik: Ja nu snap ik het. Bentham: Meneer Kant, er is nu nog één ding dat ik niet helemaal begrijp en dat is uw categorische imperatief. Wat bedoelt u daarmee? Kant: De categorische imperatief is een kenmerk van het autonome zedelijk bewustzijn, het heeft niets te maken met heteronome moraalsystemen. Het is een deontologische gedragsregel. Men moet zich zowel van zijn eigen menselijke vrijheid bewust zijn als van de zedelijke vrijheid van alle andere mensen. Nadat meneer Kant deze woorden uitgesproken had, stond meneer Bentham op. Het spijt me zeer dat ik u nu al weer moet gaan, ik moet nog naar een belangrijke bespreking, maar het was me een groot genoegen om mee deel te nemen aan dit gesprek. Oh en dank u wel voor uw gastvrijheid!, zegt hij. Geen probleem, zeg ik. Nou, tot ziens dan maar meneer Kant en meneer Aristoteles! En Nienke, ik hoop dat je er veel van hebt geleerd voor je symposium filosofie! zegt Bentham. Dat weet ik wel zeker, meneer Bentham!, zeg ik. Erg bedankt! Graag gedaan hoor, zegt Bentham, en hij loopt de deur uit. Vervolgens staan ook Aristoteles en Kant op. Ik moet ook maar eens gaan, zeggen ze tegelijkertijd. Oké, nou hartstikke bedankt voor uw komst!, zeg ik. Graag gedaan hoor, zegt Aristoteles. En jij ook bedankt voor de gastvrijheid! Ze lopen de deur uit en ik sluit hem. Ik kijk op de klok. 23:48 geeft hij aan. Ik zal maar eens snel beginnen met mijn symposium! https://www.scholieren.com/verslag/78137 Pagina 5 van 5