Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: Milieueffectrapport voor een gemengd landbouwbedrijf met stalruimte voor 80 000 legkippen en 50 runderen Initiatiefnemer: NV Marcel Gekiere en zoon Karabinierstraat 20 8800 Roeselare 5 oktober 2006 PRMER-0169-GK
1 Inleiding NV Marcel Gekiere en zoon beschikt momenteel over een milieuvergunning voor het houden van 50 runderen en 80 000 legkippen verdeeld over 3 rundveestallen en 4 pluimveestallen. De pluimveestallen zullen heringericht worden om te kunnen voldoen aan de minimumnormen voor de bescherming van legkippen (550 cm²). Het bedrijf is volgens het gewestplan gedeeltelijk gelegen in woongebied (rundveestallen en woning) en gedeeltelijk in landschappelijk waardevol agrarisch gebied (pluimveestallen). De huidige milieuvergunning loopt tot 29/10/2006. Deze milieueffectrapportage kadert in de aanvraag voor het vernieuwen van de milieuvergunning voor: Uitbating bedrijf met 80 000 legkippen en 50 runderen Lozen 150 m³/jaar HAW in openbare riolering 1900 ton/jaar mestdroging 450 m³ groenvoederopslag Daarnaast wenst het bedrijf ook volgende uitbreidingen en wijzigingen aan te vragen: Opslagplaats voor 50 m³ houtsnippers 15 900 m³/jaar grondwaterwinning via 3 verbuisde boorputten 3000 l mazoutopslag met brandstofverdeelslang 1715 m³ mestopslag (1565 m³ droge mest en 150 m³ spoelwateropslag) Bergplaats voor 2 voertuigen en 23 aanhangwagens Opslag met 110 m³ mengmest Uiteindelijk worden volgende wijzigingen door annulatie aangevraagd: 12 000 l mazoutopslag 3000 l propaangasopslag 440 kw stookinstallatie Momenteel zijn er overnames lopende van dit bedrijf in het kader van de samenvoeging met andere bedrijven. De MER voor de verdere exploitatie van het bedrijf wordt eveneens opgesteld. Zo kan de hernieuwing van de milieuvergunning tijdig ingediend worden indien de samenvoegingen niet goedgekeurd worden. Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de MER-plicht volgens rubriek 21.b van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004, gepubliceerd op 17/02/2005 met name Installatie voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan 60 000 plaatsen voor hennen (legkippen). Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 11 januari 2006. De terinzagelegging bij het stadsbestuur van Roeselare liep van 24 januari 2006 tot 23 februari 2006. Door de Dienst Mer werden richtlijnen geschreven die de inhoudelijke aanpak van het project-mer weergeven, deze richtlijnen werden betekend op 27 maart 2006. Tijdens de milieueffectrapportage werden er adviezen gevraagd aan verschillende administraties. Het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 24 augustus 2006 en de goedkeuring ervan wordt met dit goedkeuringsverslag betekend op 5 oktober 2006. Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel 4.3.5 1 van het decreet betreffende de Dienst Mer 2
milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. 2 Vorm en presentatie Het voorliggende milieueffectenrapport is naar vorm en presentatie een verzorgd document geworden. Het document bevat een duidelijke inhoudsopgave, lijsten met figuren en tabellen. Een verklarende woordenlijst en literatuurlijst zijn achteraan het MER toegevoegd. Figuren en bijlagen zijn opgenomen in een tweede boekdeel. Het rapport geeft op een heldere manier het concrete doel van dit milieueffectrapport aan. Een bondig en duidelijk overzicht van de te volgen mer-procedure wordt weergegeven. Er wordt aangegeven waar de inspraakmomenten zich binnen deze procedure precies bevinden. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b De doelstelling zoals beschreven in het MER bestaat erin de effecten op het omliggende milieu aan te tonen van de hernieuwing, wijziging en uitbreiding van een bestaande landbouwbedrijf met stalruimte voor 80 000 legkippen en 50 runderen. In het rapport wordt de verantwoording van het project bondig maar voldoende uitgewerkt. Er kan vermeld worden dat de huidige bedrijfssituatie niet gelijk is aan de huidige vergunde situatie. Naast de hernieuwing van de lopende milieuvergunning wenst de initiatiefnemer zich eveneens in orde te stellen (regularisatie) met reeds op het bedrijf aanwezige infrastructuren. Het bedrijf is gespecialiseerd in het houden van legkippen en runderen en wenst dit op deze manier verder te zetten. In de rundveestallen wordt vleesvee vetgemest. Legkippen worden aangekocht aan een leeftijd van ongeveer 17 weken. Op jaarbasis worden ongeveer 19 000 000 eieren afgevoerd. Nadien worden de dieren afgevoerd en verkocht als soepkippen. 4 Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het rapport beschrijft in deel 2 het project met name de hernieuwing, wijziging en uitbreiding van de milieuvergunning voor een bestaande landbouwbedrijf op een voldoende wijze. Er wordt uitgebreid aandacht besteed aan de capaciteit van de stallen, aan de exploitatiecyclus en aan het productiebeheer en grondstoffenverbruik. De belangrijkste emissies en residuen van het bedrijf worden kort weergegeven. Locatie- en doelstellingsalternatieven worden in dit MER niet onderzocht. Onder uitvoeringsalternatieven worden technische ingrepen en maatregelen op vlak van Dienst Mer 3
bedrijfsvoering gerekend. Aangezien er geen nieuwe stallen gebouwd worden, worden er ook geen alternatieven in beschouwing genomen. In het MER wordt wel ingegaan op de mogelijke milderende maatregelen voor de beperking van de ammoniak- en geuremissie. 5 Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f Het rapport geeft een volledig overzicht van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden onder de vorm van een matrix. De matrix geeft aan welke randvoorwaarden relevant zijn voor dit project en waar deze relevante randvoorwaarden verder behandeld worden. Het rapport geeft in deel 1 een situering van het project inclusief de vergunningstoestand en de administratieve voorgeschiedenis. 6 Algemene methodologische aspecten Het ingreep-effectenschema is een algemeen schema waarbij aangegeven wordt welke effecten er precies te verwachten zijn tijdens de verschillende ingrepen en activiteiten van de de exploitatiefase. Dit schema is ingedeeld naar de disciplines bodem, water, lucht, mens, landschap en fauna & flora. De verschillende effecten worden toegewezen per milieu- en natuurthema zoals uitgewerkt in het Milieubeleidsplan en de milieu- en natuurrapporten. De onderzochte thema s zijn geurhinder, verzuring, vermesting, visuele hinder, geluidshinder, verspreiding van zwevende stof, verstoring waterhuishouding, verontreiniging bodem, verontreiniging oppervlaktewater, klimaatsverandering, verspreiding van bestrijdingsmiddelen, verandering biodiversiteit en verkeershinder. Per thema wordt eveneens aangegeven welke disciplines betrokken zijn. In een apart hoofdstuk wordt heel duidelijk de methodologie van de effectbeoordeling aangegeven. Hierbij worden vooreerst een aantal aandachtspunten geformuleerd. Elk thema wordt hierbij gesplitst in deelaspecten. In een duidelijke overzichtstabel wordt per deelaspect weergegeven welke methodologie zal gevolgd worden, hoe het effect zal worden uitgedrukt (kwantitatief, kwalitatief of semi-kwantitatief), aan welke randvoorwaarden wordt getoetst en hoe zwaar het deelaspect wordt gewogen. De effectbeoordeling gebeurt op basis van een 7- delige waardeschaal. Op basis van het tijdseffect waarop het effect merkbaar is, de reikwijdte van het effect en de opgelegde randvoorwaarden wordt aan de effecten een afwegingsgewicht toegekend. Het is echter niet duidelijk waarom een kwantitatieve beoordeling niet mogelijk is doordat er geen alternatieven worden afgewogen? Doordat er geen alternatieven worden afgewogen is een kwantificering van het effect voor een objectieve afweging mogelijk te maken, niet echt noodzakelijk. Dienst Mer 4
7 Bestaande toestand en milieueffecten 7.1 Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art.4.3.7. 1,1, g Voor de beschrijving van de referentiesituatie wordt een opdeling gemaakt naar abiotisch (bodem, lucht en water), biotisch milieu (fauna, flora en landschap) en antropogeen milieu. In dit hoofdstuk zou de lezer een goed overzicht van de huidige status van het studiegebied rond het betreffende project moeten krijgen. De potentieel gevoelige gebieden in de nabije omgeving worden aangegeven in een overzichtstabel. Bij de beschrijving van de ontwikkelingsscenario s wordt kort ingegaan op het nulalternatief de autonome ontwikkeling en de gestuurde ontwikkeling. Onder het Mestdecreet als gestuurde ontwikkeling staat vermeld dat er momenteel overnames lopende zijn van het bedrijf te Roeselare in het kader van de samenvoeging met andere bedrijven, waardoor mogelijkheid bestaat dat de exploitatie van het volledige bedrijf in de toekomst zal worden stopgezet. In het kader van een uitbreiding van een bedrijf door samenvoeging en omvorming van een gedeelte van het vergunde dierenaantal (20 000 legkippen), wordt momenteel een MER (PR0199) opgesteld. Het betreft echter slechts een gedeelte van het vergunde dierenaantal. Het is niet duidelijk wat met de rest zal gebeuren. Ook qua timing van stopzetting/samenvoeging en onzekerheden wordt niets teruggevonden. Er wordt dus niet verzekerd dat van zodra het MER en de milieuvergunningsaanvraag voor de uitbreiding van het bedrijf goedgekeurd worden, de exploitatie van het bedrijf te Roeselare kan worden stopgezet, zoals vermeld wordt in dit rapport op pagina 40. 7.2 Milieueffecten en milderende maatregelen art.4.3.7. 1,2, a, b, c In deel 5 van het rapport worden de effecten per milieu- en natuurthema van de verschillende activiteiten op de verschillende milieucompartimenten besproken. De verschillende thema s worden steeds volgens een zelfde structuur opgebouwd: problematiek van het thema, evaluatie van hinder/impact door uitbating van het bedrijf, cumulatieve effecten, synthese van effecten en milderende maatregelen (opgesplitst in maatregelen reeds door het bedrijf genomen, geplande en voorgestelde maatregelen). Binnen de thema s geurhinder en verzuring worden hierbij alle mogelijke maatregelen kritisch geëvalueerd naar milderend effect en naar technisch-economische haalbaarheid. Men besteedt vooral bijzondere aandacht aan de thema s geurhinder, verzuring en verstoring door vermesting. De effecten worden zoveel mogelijk kwantitatief berekend. Het thema geurhinder wordt duidelijk en volledig uitgewerkt. Er werd proactief ingespeeld op het toekomstig vernieuwd geurbeleid. Aangeraden wordt om dit in de toekomst verder op te volgen. Volgende zaken kunnen hierbij wel nog opgemerkt worden: - Er vindt zowel een toetsing plaats aan de afstandsregels van Vlarem II als aan de Nederlandse en Duitse afstandsregels. Het bedrijf voldoet niet aan de afstandsregels Dienst Mer 5
zoals deze werden opgenomen in Vlarem II, het betreft echter een bestaande inrichting welke bijgevolg niet dient te voldoen aan de afstandsregels. Hiermee wordt in het besluit geen rekening gehouden. - Daarnaast wordt de geurimpact bepaald door IFDM modellering. Hierbij werd rekening gehouden met een nieuwe geurnormering voorgesteld in het visiedocument De weg naar een duurzaam geurbeleid (in opmaak). Voor het bepalen van de emissiekengetallen werden de resultaten van een Nederlandse studie toegepast (Ogink et al. 2001). Emissiekengetallen voor emissiearme stalsystemen uit Nederland kunnen niet zomaar worden overgenomen. De emissiekengetallen voor traditionele stallen liggen opmerkelijk hoger in Vlaanderen dan in Nederland, want zij zijn afgeleid op basis van metingen in praktijkstallen en gelden per dier, niet per dierplaats. Als uitgangspunt voor bepaling van de emissiekengetallen van emissiearme stalsysteem wordt beter gebruik gemaakt van het geurreductiepercentage dat met het emissiearme stalsysteem wordt bereikt. Het is niet duidelijk of met deze opmerking uit de richtlijnen is rekening gehouden. In het thema verzuring wordt de ammoniakdepositie van het bedrijf uitgebreid toegelicht. De berekende emissiewaarden worden omgezet naar depositiewaarden volgens een Nederlandse rekenmethode. Er wordt eveneens een evaluatie uitgevoerd van de mogelijke milderende maatregelen. Hierbij wordt o.a. rekening gehouden met het ammoniakreductieplan zoals uitgewerkt in het milieubeleidsplan 2003-2007. Bij de bespreking van vermesting ten gevolge van de exploitatie van het bedrijf wordt aangegeven hoe tegemoet wordt gekomen aan de doelstellingen van het mestdecreet. Bij de effectbespreking wordt o.a. rekening gehouden met de mestafzet en de mestopslag. De kippenmest geproduceerd op het bedrijf wordt na droging geëxploiteerd naar Frankrijk. De rundveemest wordt afgezet op de bedrijfseigen gronden. In het rapport wordt berekend dat +- 330 ton mest op de bedrijfseigen cultuurgronden mag gebracht worden. In de tabel op p. 80 staat een totale mestproductie 424 ton/jaar. Het is niet duidelijk of er overbemesting plaatsvindt. De mestafzet op bedrijfseigen percelen wordt wel als significant negatief beoordeeld. De ontwatering van het bedrijfsterrein gaat naar de riolering. De overige milieuthema s visuele hinder, geluidshinder, verspreiding van zwevende stof, verstoring waterhuishouding, verontreiniging bodem, verontreiniging oppervlaktewater, klimaatsverandering, verspreiding van bestrijdingsmiddelen, verandering biodiversiteit en verkeershinder worden in het rapport minder diepgaand, maar voldoende besproken. Door rekening te houden met volgende opmerkingen, zou de effectbespreking nog beter geargumenteerd kunnen worden: - Gezien de ernst van de fijn stof problematiek in Vlaanderen en de landbouw hier geen onbelangrijk aandeel in heeft, wordt in een afzonderlijk hoofdstuk de verspreiding van zwevende stof behandeld. De toetsing aan de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m³ ontbreekt echter. - Het bedrijf wenst de vergunde grondwaterwinning met een debiet van 13 650 m³/jaar uit te breiden tot 15 900 m³/jaar. Onder andere in de richtlijnen werd gevraagd deze uitbreiding te verantwoorden. Uit het rapport volgt een geregistreerd jaarlijks waterverbruik (drinkwater + reinigingswater) van ongeveer 7630 m³. Dit ligt ver beneden het theoretisch waterverbruik van 15 721 m³/jaar. De deskundige stelt dat een uitbreiding van de grondwaterwinning tot 15 900 m³/jaar niet nodig wordt geacht. Dienst Mer 6
Eerder moet gedacht worden aan een extra opvang van regenwater. Het is bijgevolg niet duidelijk waarom deze uitbreiding dan toch wordt aangevraagd. 7.3 Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e Er worden geen locatie-, doelstellings- of uitvoeringsalternatieven onderzocht. 8 Leemten in de kennis art.4.3.7. 1,4 Dit hoofdstuk doet bondige opgave van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemte worden niet opgedeeld naar de leemten m.b.t. project, aangaande methode en inzicht. Er zou nog kunnen vermeld worden hoe met deze leemte is omgegaan en hoe ze kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 9 Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d In dit hoofdstuk lijsten de deskundigen op welke maatregelen opgelegd zijn en welke gegevens opgemeten zijn die het mogelijk maken om op te volgen hoe het bedrijf ten opzichte van bepaalde milieueffecten zal evolueren. 10 Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e Dit hoofdstuk geeft een themaoverschrijdende samenvatting over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. Een afzonderlijk hoofdstuk waarin een bedrijfspecifieke toelichting in het kader van de watertoets beschreven wordt, is niet teruggevonden. 11 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7. 5,3 Dit hoofdstuk geeft aan welke tewerkstelling en investeringen de huidige exploitatie creëert. Voor het duurzaam gebruik van grondstoffen en goederen wordt verwezen naar punt 2.6 van het rapport. Dienst Mer 7
12 Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer. Gelet op wat voorafgaat wordt het project-mer, ingediend door NV Marcel Gekiere en zoon op 24 augustus 2006, goedgekeurd. 5 oktober 2006, Het afdelingshoofd, ir. K. De Smet Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer 8