b. Maakt het nog verschil of er sprake is van het sponsoren van het congres dan wel het huren van standruimte?

Vergelijkbare documenten
Advies A Financiële onderbouwing sponsoraanvraag congressen

Advies A Sponsoring congres Curaçao

Advies bijeenkomst product introductie Wenen

Het programma wordt om uur afgesloten en gevolgd door een lunch met partners.

Advies Betaling via inkooporganisatie

AANVRAAGFORMULIER PREVENTIEVE TOETSING BUITENLANDSE BIJEENKOMSTEN

Actualiteiten CGR. NVFM 22 september 2016 Jan Verschoor

Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Jan Verschoor (CGR) 11 oktober 2018 NAPA, Utrecht

Geneesmiddelenreclame en congressen. Jan Verschoor (CGR) 7 november 2016 MPI, Nieuwegein

IGZ uitgangspunten bij beoordeling van wetenschappelijke bijeenkomsten. Datum 20 februari 2017

[X] biedt aan Universitaire Medische Centra in Nederland een scholarship, hierna ook te noemen het Budget, aan.

1 november Algemene Ledenvergadering Nederlandse brancheorganisatie voor Medische Technologie

Advies A Business card services; vervolgvraag n.a.v. A Achtergrondinformatie

ZELFEVALUATIE GUNSTEBETOON

Uitwerking Normen Gunstbetoon artikelen 12 en 13, 16 t/m 22 Gedragscode Geneesmiddelenreclame

Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH)

ZELFEVALUATIE GUNSTEBETOON

Inleiding 3 Resultaten toezichtbezoek 4 Conclusies 10

Sponsoring van bijeenkomsten. 3 e Associatie Symposium Rotterdam 7 maart 2013 Janine Galjaard

ZELFEVALUATIE GUNSTEBETOON

BESLISSING. gezamenlijk hierna te noemen: Meduon c.s., afzonderlijk respectievelijk Meduon Holding, Bosman Medische Hulpmiddelen en Zuzz.

Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH)

Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH)

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Reglement Studiereizencommissie Overleg Studieverenigingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Het glazen huis. Marie-Hélène Schutjens Rotterdam, 15 februari 2017

Inleiding 3 Resultaten toezichtbezoek 4 Conclusies 9

Gedragscode Medische hulpmiddelen 2014

Stichting CGR. Algemene informatie over de organisatie van wetenschappelijke bijeenkomsten. Veelgestelde vragen

7 augustus Het verzoek van [X]

Beleidsregels van de Minister voor Medische Zorg van bedoeld in artikel 94 van de Geneesmiddelenwet (Beleidsregels gunstbetoon Geneesmiddelenwet 2018)

X vraagt advies over de toelaatbaarheid van deze vorm van sponsoring.

Toelichting bij de Gedragscode Medische hulpmiddelen

Aankomende wetgeving omtrent gunstbetoon bij medische hulpmiddelen. Een korte introductie in het thema Gunstbetoon

Rapport naar aanleiding van het algemeen toezichtbezoek aan het 5 e Zeister Longsymposium georganiseerd door UMCU en GSK op 18 juni 2015 te Zeist

1 Inleiding 3. 3 Conclusies Inleiding Bijeenkomst voldoet overwegend aan de reclameregels Te nemen maatregelen 9

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer /618794

Gedragscode geneesmiddelenreclame Handreiking

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 27200/ mr. Nancy van den Brink

In het verzoek stelt de Kliniek, onder meer verwijzende naar enkele wetenschappelijke publicaties, dat:

Utrecht, juli 2016 M

Rapportage Transparantieregister Zorg 2017

HEAD Congres juni 2013

Gedragscode Medische hulpmiddelen 2015

Utrecht, augustus, 2016

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Artikel 22. Verplichte openbaarmaking in Transparantieregister Zorg

Begroting 2018 Stichting Dutch Assistance Dogs

Vergoeding voor deelname aan Patiënt Ambassador Programma s Voorwaardelijk Positief

Inleiding 3 Resultaten toezichtbezoek 4 Conclusies 9

Gedragscode Zayaz voor relaties

Overwegende, In aanmerking genomen:

[Bijeenkomst Y] wordt gesponsord door [X]. [X] verzorgt tevens de logistieke organisatie van deze bijeenkomst.

Toelichting bij de Gedragscode Geneesmiddelenreclame

X zorgt voor de navolgende maatregelen tijdens haar congressen:

NVT. Relatie NVT en de medische industrie GEDRAGSCODE VOOR DE PROFESSIONAL. Gedragscode NVT

Op 9 november 2006 is het volgende advies (A06.038) gegeven. 1. Het verzoek van X:

ANONIEM BINDEND ADVIES

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer / mr. Margreet Verhoef +31 (0)

1.3 Algemene voorwaarden van Opdrachtgever gelden niet, tenzij deze schriftelijk door BDA Opleidingen zijn aanvaard.

23 mei Het verzoek

7.2 Openbaarmaking financiële relaties

1 Inleiding 3. 3 Conclusies Inleiding Bijeenkomst voldoet overwegend aan de reclameregels Te nemen maatregelen 9

Op 23 maart 2010 is het volgende advies (A10.014) gegeven. 1. Het verzoek:

BESLUIT. op grond van artikel 95d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 aan Atoomstroom B.V.

CHECKLIST VOOR HET INVULLEN VAN EEN VISUMAANVRAAG V1

De Raad van Toezicht te Hilversum van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen NVM U I T S P R A A K

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Waarborgen van platina, gouden en zilveren voorwerpen over de periode

Stroomschema Vergoedingen voor raadsleden

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 24540/

Den Haag, September 2014

SPONSORMOGELIJKHEDEN VNSG CONGRES 2015 C O N G R E S C E N T R U M 1931 S- H E R T O G E N B O S C H

Declaratierichtlijn afdelingen JOVD 2017

1. Procedure. 2. Feiten. De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

Inhoudsopgave. DSV Dance Explosion European Dance Explosion Gala Sponsoring

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer 27979/

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

[X] heeft bij van 26 juli 2017 nog gereageerd op een drietal vragen van de voorzitter.

BEGROTING VOOR HET JAAR 2010

Samenvatting. 1. Procedure

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa ivs Mevr. mr. I.M. Borninkhof (035)

Uitspraak van de Huurcommissie

Inleiding. Uitgangspunten

COMMISSIE HANDHAVING MOBIELE DIENSTEN. Beslissing van 29 juni 2015,

ANONIEM BINDEND ADVIES

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Nederlandse Mededingingsautoriteit

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Op 21 maart 2006 is het volgende advies (A06.006) gegeven.

Het University Fund Wageningen (UFW) heeft als doel het bevorderen van de bloei van Wageningen UR.

1. Het verzoek en hetgeen daaraan ten grondslag wordt gelegd

Beleid en werkwijze declaraties en aannemen van geschenken en uitnodigingen Raad van Bestuur Koninklijke Visio. Raad van Toezicht, 6 december 2017

Uitspraak van de Huurcommissie

Onderdeel III sub d, aanpassing van de definitie beroepsbeoefenaar met toelichting:

Uitspraak van de Huurcommissie

K februari 2003

Openbaar declaratie- en onkostenvergoedingenregister College van GS januari t/m juni 2012

Transcriptie:

Advies A 13.07 Sponsoring congressen Aan de Codecommissie van de stichting Gedragscode Medische Hulpmiddelen (hierna: de Codecommissie) is op grond van artikel 37 van het Reglement van de Codecommissie en Commissie van Beroep de vraag voorgelegd of leveranciers van medische hulpmiddelen een financiële bijdrage mogen leveren aan het tweedaagse voorjaarscongres en tweedaagse najaarscongres van een vereniging van zorgprofessionals. Achtergrondinformatie De vereniging X organiseert voor haar leden tweemaal per jaar een tweedaags congresprogramma, een zogeheten voorjaarscongres en een najaarscongres. Leveranciers worden door vereniging X actief uitgenodigd deze congressen te sponsoren. Hiertoe is door vereniging X een uitvoerig sponsorpakket opgezet. De verschillende sponsoropties zijn: - Hoofdsponsorschap à 47.500 per halfjaar (dus voor één congres) - Organisatie satellietsymposium à 20.000 (per congres) - Combinatie Hoofdsponsorschap + satellietsymposium à 65.000 (of 120.000 voor een heel jaar; twee congressen en twee satellietsymposia). - Sponsorschap regulier: sponsors mogen uitsluitend op de tweede congresdag aanwezig zijn, al dan niet met een stand. De bedragen daarvoor variëren van 2.500 (zonder promotiemateriaal en zonder stand) tot 15.000 (voor een stand van 6x2 m2). Bij de adviesaanvraag zijn overgelegd de Notitie Sponsormogelijkheden, waarin deze opties voor het jaar 2013 nader zijn uitgewerkt. Tevens is overgelegd het (concept) programma van de voorjaarsbijeenkomst, die in april 2013 heeft plaatsgevonden, alsmede een door de aanvrager opgestelde Benchmark sponsoring congressen. Aan de voorzitter van de Codecommissie zijn de volgende vragen voorgelegd: a. Is het aannemelijk dat de financiële bijdrage aan de organisator uitsluitend wordt besteed aan algemene kosten die rechtstreeks samenhangen met de organisatie van vereniging X bijeenkomst? b. Maakt het nog verschil of er sprake is van het sponsoren van het congres dan wel het huren van standruimte? c. Is het aan GMH gebonden bedrijven op basis van artikel 9.2 en/of artikel 9.5 toegestaan om op basis van het Sponsorplan 2013 een dergelijk voor- en/of najaarscongres te sponsoren? Toepasselijkheid van Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH) De voorzitter van de Codecommissie stelt vast dat vereniging X een samenwerkingsverband is van zorgprofessionals in de zin van art. 1 onder b GMH. De verzoeken tot sponsoring zijn gedaan aan leveranciers in de zin van art. 1 onder d GMH. De adviesaanvraag heeft derhalve betrekking op interacties in de zin van art. 5 GMH. 1

Tevens merkt de voorzitter op dat vereniging X zelf uitgaat van de toepasselijkheid van de regels van de GMH, althans in het document waarin zij de sponsormogelijkheden heeft vermeld, aangeeft dat haar eigen gedragscode is gestoeld op de CGR en GMH regels. Beoordeling van de adviesaanvraag Allereerst is de kwalificatie van de interactie aan de orde. De voorzitter stelt vast dat uit de stukken blijkt dat vereniging X vraagt om sponsoring van het voorjaars- en najaarscongres. Deze sponsoring is te kwalificeren als het leveren van een financiële bijdrage in de kosten voor (deelname aan) bijeenkomsten voor zorgprofessionals, zoals bedoeld in art. 8 GMH, en meer specifiek om een financiële bijdrage aan een bijeenkomst die door een onafhankelijke derde partij wordt georganiseerd in de zin van art. 9 GMH. Dit betekent dat de toelaatbaarheid van het vragen en leveren van deze financiële bijdragen moet worden getoetst aan de regels van art. 8 en 9. In algemene zin geldt op grond van art. 8 GMH dat: a. het programma qua programma-opbouw evenwichtig en redelijk is, en geen recreatieve en sociale activiteiten bevat die geen verband houden met de bijeenkomst, en b. de locatie qua ligging en faciliteiten gerechtvaardigd is, en c. de kosten redelijk zijn. De uitwerking van deze criteria voor bijeenkomsten in de zin van art. 9 is in lid 2 van dit artikel uitgewerkt. Programma Ten aanzien van het programma geldt dat dit 1. gericht dient te zijn op het bevorderen van kennis en/of vaardigheden verband houdend met (de verbetering van) de gezondheidszorg en/of medische vooruitgang, en 2. van een voldoende inhoudelijk niveau, en 3. qua programma-opbouw evenwichtig en redelijk moet zijn. De voorzitter ziet na bestudering van het overgelegde programma van de voorjaarsbijeenkomst geen aanleiding om te twijfelen aan de opzet en inhoud van het programma. Het enkele feit dat het programma naast een groot aantal inhoudelijke lezingen en sessies - ook regelmatige onderbrekingen voor koffie, thee, en lunch bevat, maakt dat niet anders. Dergelijke onderbrekingen vormen immers een logisch onderdeel in een programma en zijn in frequentie en duur redelijk te achten. Hetzelfde geldt voor het diner, dat aan het eind van de eerste dag plaats vindt, en dat volgens het programma niet wordt vergezeld van activiteiten van sociale of recreatieve aard, die op grond van de GMH niet mogen worden gesponsord. In het programma is ook een onderdeel prijsuitreikingen opgenomen. Gezien het feit dat daarvoor slechts drie kwartier is uitgetrokken, is dat evenmin aanleiding om het programma in strijd te achten met art. 9 GMH. Locatie De locatie van de bijeenkomst voldoet aan de eisen die art. 9 lid 1 onder b stelt, namelijk dat deze zowel wat faciliteiten als wat geografische ligging betreft gerechtvaardigd is. De gekozen congreslocaties in Noordwijkerhout en Arnhem zijn algemeen geaccepteerde, voor dit soort grootschalige congressen geschikte zakelijke locaties. 2

Kosten De laatste eis van art. 9 betreft de eis dat de kosten redelijk moeten zijn. Dit houdt allereerst in dat de bijdrage uitsluitend mag worden besteed aan bepaalde kostenposten, zoals inschrijving, verblijf (maaltijden en overnachtingen) en reizen. Daarnaast moeten de kosten per zorgprofessional onder het maximumbedrag van 500 blijven dan wel dient iedere zorgprofessional minimaal 50% van de kosten voor inschrijving, reis en verblijf zelf te betalen. Van dat laatste is niet gebleken, zodat de voorzitter uitgaat van het maximumbedrag van 500 per zorgprofessional. Kennisneming van de website van vereniging X leert dat niet-leden van vereniging X een bedrag van 575 aan inschrijfkosten verschuldigd zijn. De leden van vereniging X kunnen gratis deelnemen aan het congres, zij zijn geen inschrijfkosten verschuldigd. Reis- en overnachtingskosten komen in beide gevallen voor eigen rekening van de deelnemers. Het diner op de eerste avond is uitsluitend toegankelijk voor leden van vereniging X, zij betalen hier 60 voor. Op grond van het vorengaande constateert de voorzitter dat in ieder geval voor de leden van vereniging X de kosten van deelname (inschrijfgeld) en de kosten van verblijf (consumpties en lunch, met uitzondering van het diner) uit de sponsorgelden worden betaald. Uit de adviesaanvraag blijkt niet hoe groot het totale budget voor het voorjaars-of najaarscongres is en wat de totale kosten van de organisatie zijn. Evenmin is het de voorzitter bekend hoeveel sponsoren in totaal zijn aangeschreven en hoeveel sponsoren uiteindelijk voor welke optie kiezen. De voorzitter kan dus, bij gebreke van concrete aantallen en bedragen, geen harde uitspraken doen over het totale bedrag dat vereniging X aan inkomsten, waaronder sponsorgelden, zal binnenkrijgen. De kosten per zorgprofessional mogen, zoals eerder opgemerkt, maximaal 500 bedragen. Of dat zo is, kan bij gebreke van een begroting niet worden vastgesteld. Of het bedrag van 500 reëel is, kan zonder nadere informatie niet worden beoordeeld. Maar zelfs als de werkelijke kosten voor inschrijving en verblijf per zorgprofessional gelijk zouden zijn aan 500 en dit bedrag reëel zou zijn, dan geldt nog dat het buitengewoon aannemelijk is dat de door vereniging X in totaal te ontvangen bedragen veel meer zullen bedragen dan nodig is voor de organisatie en financiering van de deelname van de zorgprofessionals (leden van vereniging X) aan dit congres. In algemene zin kan immers gelden dat de te betalen of reeds betaalde bedragen per hoofdsponsor per congres bijzonder hoog zijn en dat het bijzonder onwaarschijnlijk lijkt dat het totaal door vereniging X te ontvangen bedragen volledig zullen worden besteed aan de redelijke kosten als bedoeld in art. 8 en 9 GMH. De voorzitter gaat er dan ook vanuit dat er een (aanzienlijk) bedrag over zal zijn. Dit surplus is te zien als een (door de gezamenlijke sponsoren betaalde) vorm van financiële bijdrage aan vereniging X, die geen rechtvaardiging vindt in de GMH. In dat kader is van belang dat art. 5 lid 1 bepaalt dat leveranciers zorgprofessionals uitsluitend op geld te waarderen voordelen aanbieden of in het vooruitzicht mogen stellen, als dat gebeurt in de vorm en binnen de kaders van de interacties die op grond van de GMH zijn toegestaan. Bij de aanname dat er een surplus zal zijn, neemt de voorzitter in aanmerking de door de adviesaanvrager aangeleverde Benchmark sponsoring congressen. Uit dat door de aanvrager opgesteld overzicht van de door diverse wetenschappelijke verenigingen voor congressen gevraagde sponsorbijdragen blijkt dat vereniging X koploper is als het gaat om de hoogte van de 3

sponsorbedragen: vergelijkbare verenigingen en organisaties vragen sponsorbedragen die vele malen lager liggen - soms scheelt dat meer dan een factor 10. Dit terwijl de duur, locatie, inhoud en omvang van de vergeleken congressen niet substantieel anders lijken te zijn, en er ook overigens geen goede redenen denkbaar zijn waarom de kosten voor congressen van vereniging X zoveel duurder zouden moeten zijn dan de kosten voor congressen van andere wetenschappelijke verenigingen en organisaties. Hoewel de voorzitter dit overzicht niet kan controleren en ook niet kan beoordelen of de mogelijkheden die de sponsor krijgt met de in dat overzicht genoemde sponsorbedragen in alle opzichten te vergelijken zijn met de mogelijkheden die zij krijgen op het congres van vereniging X, acht de voorzitter het niet aannemelijk dat de sponsorbedragen die vereniging X vraagt, reëel zijn en niet leiden tot een surplus dat niet verantwoord is in het licht van de GMH. Voor de goede orde merkt de voorzitter op dat op grond van de hiervoor gepresenteerde feiten en aannames het zeer onwaarschijnlijk lijkt dat art. 9 lid 2 sub c laatste alinea GMH van toepassing is, op grond waarvan de maximumbedragen niet zouden gelden. Er lijkt immers geen sprake van een financiële bijdrage aan de organisator van de bijeenkomst die uitsluitend wordt besteed aan algemene kosten die rechtstreeks samenhangen met de organisatie van die bijeenkomst. Daarbij moet blijkens de toelichting worden gedacht aan kosten voor sprekers, zaalhuur en documentatiemateriaal. Los van het feit dat uit de sponsorgelden ook andere kosten (nl. kosten van gastvrijheid in de vorm van lunches en consumpties) worden betaald, moet het gaan om kosten die rechtstreeks samenhangen met de organisatie. Uit de door de aanvrager overgelegde gegevens en uit de informatie van de website van vereniging X blijkt niet dat er voor het najaarscongres bijzonder hoge kosten gemaakt zouden moeten worden die met zich zouden brengen dat het volledige sponsorbedrag daaraan zou moeten worden besteed. De voorzitter merkt tot slot nog op dat op grond van art. 9 lid 5 GMH afwijking mogelijk is van de eisen voor sponsoring van gastvrijheid, nl. wanneer er sprake is van (onder meer) het huren van standruimte, onder voorwaarde dat: a. er sprake is van een marktconform tarief, en b. een eventueel surplus niet ten goede komt aan de deelnemende zorgprofessionals. Zelfs als vereniging X de bedrijven niet had verzocht om de congressen te sponsoren maar om een stand te huren, dan was naar het oordeel van de voorzitter niet voldaan aan het vereiste onder a. Onder verwijzing naar eerdergenoemde Benchmark is zeer onaannemelijk dat de tarieven die door vereniging X worden gevraagd voor het huren van een stand, marktconform zijn en is het zeer aannemelijk dat er een (aanzienlijk) surplus zal zijn dat geen rechtvaardiging vindt in de GMH. Conclusie In het licht van het bovenstaande komt de voorzitter van de Codecommissie tot de volgende antwoorden op de gestelde vragen: a. Het is niet aannemelijk dat de financiële bijdrage aan de organisator uitsluitend wordt besteed aan algemene kosten die rechtstreeks samenhangen met de organisatie van vereniging X bijeenkomst. 4

b. Het maakt geen verschil of er sprake is van het sponsoren van het congres dan wel het huren van standruimte. In beide gevallen is het zeer aannemelijk dat er sprake is van een aanzienlijk bedrag dat de organisatie overhoudt waarvoor geen rechtvaardiging te vinden is in de GMH. c. De aan de GMH gebonden bedrijven zouden in strijd met inhoud en strekking van de GMH, in het bijzonder met de artikelen 8 en 9 GMH, handelen wanneer zij op basis van het Sponsorplan 2013 van vereniging X het voor- en/of najaarscongres sponsoren. Een bijdrage aan congressen of andere bijeenkomsten moet binnen het kader van de GMH passen. Of dat zo is, zal afhangen van informatie over onder meer het programma, de locatie en de kosten. Voor wat betreft de kosten betekent dit dat organisatoren die een financiële bijdrage in welke vorm dan ook vragen aan leveranciers, informatie dienen over te leggen op grond waarvan de sponsoren kunnen beoordelen of de sponsorbijdragen zullen worden besteed aan kosten die gerechtvaardigd zijn in het kader van de GMH. Bruikbare informatie over de begroting en de totale te verwachten inkomsten is daarvoor onontbeerlijk. Den Haag, 28 oktober 2013 door prof. mr C.J.J.C. van Nispen, voorzitter Codecommissie GMH 5