Inhoudelijke toelichting Knelpunten 2017 AB Jeugdhulp Rijnmond 8 december 2016 bijlage 1 bij agp 16 Aanleiding In de afgelopen periode zijn er toenemende signalen dat de vraag naar specialistische jeugdhulp groter is dan de beschikbaarheid en dat dit leidt tot knelpunten. Dit is onder andere te merken in de volgende ontwikkelingen: Een stijging van het aantal crisisopnamen; De wachttijden lopen op sommige plekken op; De aanbieders spreken hun zorgen uit over mogelijke gevolgen van bezuinigingen 2017; Uit mediaberichten blijkt dat er landelijk problemen zijn in de beschikbaarheid van zorg. Ondanks deze knelpunten constateert het ministerie van VWS dat er sociaal domeinbreed sprake is van een onderuitputting van het budget 2015. Het ministerie heeft becijferd dat dit landelijk om een bedrag van 1,2 miljard zou gaan. Momenteel wordt gewerkt aan een overzicht per gemeente op basis van de openbare IV3-gegevens. 2012-2014 Aanloop naar de transitie In oktober 2013 hebben de gemeenten in de regio Rijnmond het Regionale Transitie Arrangement (RTA) vastgesteld. In dit RTA zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de in de jaren na 2015 de financiële kaders zich zouden ontwikkelen en de samenwerking met de aanbieders vorm zou moeten krijgen. Streven was om aan de volgende transitiedoelen met elkaar invulling te gaan geven: Versterken van de eigen kracht en netwerk van jeugdigen en gezinnen; Normaliseren en ontzorgen van problematiek; Betere samenwerking rond gezinnen; Ruimte aan professionals: professional aan zet. Om dit te bereiken is het streven van het RTA om te komen tot een verantwoorde afbouw van zware zorg, ontschotting tussen de verschillende domeinen (J&O, JmB en GGZ) te bevorderen en personeel over te zetten in de lokale teams. Concreet zien we dit terug in een afname van het aantal bedden, het verplaatsen van specialistische ambulante hulp naar de lokale teams en de inzet van personeel van het voormalige BJZ in de lokale teams. Los van de afspraken tussen gemeenten en instellingen zijn er in de periode tot 2015 een aantal ontwikkelingen geweest welke mede van belang zijn, maar niet in de invloedssfeer van de gemeenten vielen. De belangrijkste ontwikkelingen zijn: Voor de stadsregionaal georganiseerde jeugdzorg geldt dat er in 2012-2014 geen grote kortingen zijn doorgevoerd, wel is in 2013 en 2014 extra geïnvesteerd in de inzet van pleegzorg. Voor de AWBZ gefinancierde zorg voor JmB geldt dat in de jaren voorafgaand aan 2015 al kortingen zijn doorgevoerd op de LVB-doelgroep. Voor de JGGZ geldt dat in het GGZ - akkoord van 2012 een grote afname van klinische plekken is afgesproken om via deze route de kosten in de GGZ te beheersen. In onze regio is in de JGGZ in die periode het aantal klinische bedden gehalveerd en het aantal ambulante hulpverleningstrajecten toegenomen. De totale kosten landelijk voor JGGZ zijn in 2012-2014 niet noemenswaardig afgenomen. Dit kan alleen verklaard worden door een groei in de ambulante GGZ.
2015-2016 Begroting en realisatie 2015 en 2016 Macrobudgettaire kaders 2015-2017 Met de decentralisatie zijn de budgetten en verantwoordelijkheden voor de jeugdhulp met een aantal bezuinigingen overgedragen aan de gemeenten. Voor de domeinen geldt dat er per domein een afwijkend kortingspercentage op de macrobudgetten is toegepast. Onderstaand een overzicht van de macrobudgettaire kortingen 2015-2017. 2015 2016 2017 Totaal GI 4% 6% 5% 15% J&O 4% 6% 5% 15% JMB 13,5% 5% 4% 22,5% JGGZ 2,33% 2,33% 2,33% 7% Regionaal is in het RTA afgesproken dat de kortingen op de domeinen dienen te worden gerealiseerd en dat er, in tegenstelling tot andere regio s, geen generieke gemiddelde korting zou worden doorgevoerd. Dit betekent dat de kortingspercentages per domein binnen onze regio sterk verschillen, mede gezien het feit dat binnen de begrotingen 2016 en 2017 rekening is gehouden met de geconstateerde ontwikkelingen 2015. Onderstaand een korte toelichting op de verschillende ontwikkelingen: Voor de GI geldt de bezuiniging ten opzichte van 2014 niet volledig is doorgevoerd gezien de ontwikkelingen in de productie (o.a. stijging crisiszaken en aantallen drang) en de knelpunten in de bedrijfsvoering; Voor J&O geldt dat in 2015 en 2016 de volledige bezuinigingen zijn toegepast op de specialistische jeugdhulp (inkoop GR). Daarnaast is 7,5 miljoen (regionaal) extra vanuit de provinciale middelen toegevoegd aan de lokale begrotingen en niet verwerkt in de begroting van de GR; Voor JmB geldt dat de vraag in 2015 en 2016 redelijk constant is en de begroting 2016 gebaseerd is op een reële inschatting van de productie. Daarin zijn de macrokortingen niet verder doorgevoerd. Daarnaast zien we momenteel een relatief groot aantal aanvullende contracteringen via de discretionaire bevoegdheid, als verklaring kan het strenger indiceren voor de WLZ gelden; Voor de JGGZ geldt dat de macrobudgettaire kortingen zijn verwerkt in de begroting en de budgetplafonds binnen de begroting worden gesteld. Sommige aanbieders kampen met onbetaalde overproductie en waar mogelijk wordt dit binnen het domein opgelost. Cijfermatige ontwikkelingen 2015-2016 Het CBS constateert daarnaast dat ten opzichte van 2013 er in 2015 0,74 procent meer jongeren in jeugdhulp waren. In vergelijking met het eerste halfjaar van 2015 is het aantal jongeren met jeugdhulp in het eerste halfjaar van 2016 nagenoeg gelijk gebleven. Ondanks de bezuinigingen hebben landelijk ruim 287 duizend jongeren in de eerste zes maanden van 2016 jeugdhulp gehad. Dit is 6,5 procent van de jongeren tot 23 jaar, evenveel als in dezelfde periode van 2015. Het landelijke beeld geldt ook voor het beeld binnen de regio waar 22.075 jongeren jeugdhulp hebben ontvangen in de eerste zes maanden van 2016, tegen 21.850 jongeren in de eerste helft van 2015. 2
Uit de gegevens van CBS blijkt daarnaast dat het aantal jongeren met jeugdhulp als percentage van het totale aantal jongeren lager of gelijk ligt aan de ons omringende regio s. Binnen de regio zien we daarnaast wel verschillen tussen gemeenten. Opvallend is wel dat het percentage jeugdigen dat alleen jeugdhulp krijgt lager ligt dan landelijk gemiddeld en dat relatief veel jeugdigen een jeugdbeschermingsmaatregel hebben. Dit cijfer kan echter beïnvloed worden door de wijze waarop het beleid van drang en dwang is georganiseerd. Ten opzichte van de eerste helft 2015 laat het aantal jeugdbeschermingsmaatregelen voor de regio Rijnmond een daling zien, maar hierin is geen rekening gehouden met de stijgende vraag naar drang. Jeugdigen met een specifieke vorm van jeugdhulp als percentage van het totale aantal jeugdigen met jeugdhulp Rijnmond Amsterdam- Amstelland Haaglanden Nederland Alleen jeugdhulp 78,55% 79,42% 86,01% 84,71% Totaal jeugdbescherming Totaal jeugdreclassering 16,40% 13,55% 10,30% 12,18% 5,05% 7,03% 3,69% 3,11% Jeugdigen met samenloop van jeugdhulp en JB/JR als percentage van het totale aantal jeugdigen met jeugdhulp Rijnmond Amsterdam- Amstelland Haaglanden Nederland JH en jeugdbescherming (JB) 10,76% 8,99% 7,01% 8,49% JH en jeugdreclassering (JR) 1,36% 2,43% 1,06% 0,92% JH en JB en JR 0,50% 0,85% 0,49% 0,31% Het CBS constateert dat wijk- of buurtteams van gemeenten in de eerste zes maanden van 2016 net zo vaak jeugdhulp verleenden als in de eerste helft van 2015. Daarnaast is de inzet van die wijk- of buurtteams, veel meer dan andere hulpvormen, gericht op de begeleiding van jongeren en veel minder op behandeling. De rapportage van het CBS op dit punt is niet beschikbaar op lokaal of regionaal niveau. Verwijzingen naar jeugdhulp De huisarts verzorgde landelijk 41% van alle verwijzingen naar jeugdhulp in de eerste helft van 2016. Daarnaast kwam bijna een kwart bij de jeugdhulpaanbieders binnen via de gemeente. Dit is meer dan een jaar eerder, toen nog 12 procent van de verwijzingen daarvandaan kwam. Het gaat dan om 3
verwijzingen van de wijk- of buurtteams van de gemeente, maar ook van de politie of vanuit het onderwijs. In onderstaande tabel worden de gegevens voor de regio Rijnmond per gemeente weergegeven. Opvallend is dat zowel de huisarts als de gemeente in de regio Rijnmond procentueel minder verwijzen, maar dit kan mogelijk verklaard worden door het grote aantal verwijzer onbekend of geen verwijzer. Met de gemeenten die dit betreft, Capelle aan den IJssel, Maassluis en Rotterdam, zal gekeken worden of hier een verklaring voor te geven is. Verwijzers naar jeugdhulp als percentage van de totale verwijzingen N Gemeente Huisarts Jeugdarts GI Medisch specialist Geen verwijzer Verwijzer onbekend Nederland 376720 21,5% 40,7% 1,7% 11,2% 6,3% 7,5% 11,0% Albrandswaard 455 15,4% 54,9% 7,7% 12,1% 3,3% 6,6% Barendrecht 945 12,7% 54,5% 8,5% 10,6% 7,4% 5,3% Brielle 265 11,3% 58,5% 15,1% 9,4% 3,8% Capelle aan den IJssel 1855 9,4% 28,0% 5,7% 15,6% 7,3% 26,7% 7,0% Goeree- Overflakkee 860 36,6% 35,5% 8,1% 14,0% 1,7% 2,9% Hellevoetsluis 860 14,5% 55,8% 3,5% 10,5% 10,5% 1,7% 4,1% Krimpen aan den IJssel 725 11,0% 44,1% 9,7% 12,4% 10,3% 4,8% 6,9% Lansingerland 1220 15,6% 54,9% 2,5% 9,8% 10,2% 3,3% 2,9% Maassluis 690 13,0% 32,6% 13,8% 7,2% 2,2% 30,4% Nissewaard 2225 28,3% 36,4% 1,3% 16,9% 9,7% 2,9% 4,7% Ridderkerk 670 14,9% 44,0% 14,2% 17,9% 3,7% 4,5% Rotterdam 14955 10,7% 27,2% 1,8% 16,2% 5,3% 2,0% 36,7% Schiedam 1285 11,7% 42,0% 0,8% 22,6% 9,7% 3,5% 9,7% Vlaardingen 1195 14,6% 40,2% 0,8% 20,1% 13,4% 3,8% 7,5% Westvoorne 220 18,2% 47,7% 20,5% 9,1% 4,5% 4,5% Rijnmond 28425 13,7% 34,3% 2,0% 15,4% 7,8% 4,2% 22,6% Ontwikkeling van jeugdhulpgebruik Landelijk is gedurende de eerste zes maanden van 2016 het aantal lopende hulptrajecten flink toegenomen. Op 1 januari waren ruim 238 duizend jeugdhulptrajecten actief en op 30 juni waren dat er 287.510, een toename van meer dan 20 procent. Ten opzichte van het eerste halfjaar van 2015 is in het eerste halfjaar van 2016 het aantal jeugdhulptrajecten met 1,6 procent gestegen tot bijna 377 duizend trajecten. Procentuele ontwikkeling van het gebruik van jeugdhulp met/zonder verblijf over 1e helft 2016 t.o.v. 1e helft 2015 Nederland Amsterdam- Amstelland Haaglanden Rijnmond Totaal jeugdhulp zonder verblijf +0,3% -8,6% +2,1% +1,9% Totaal jeugdhulp met verblijf +1,4% +3,1% -5,6% -6,4% Voor de regio Rijnmond zien we deze stijging wel terug bij de jeugdhulp zonder verblijf, maar niet bij de jeugdhulp met verblijf. Hier zien we een daling terug die niet in lijn is met de landelijke ontwikkeling. 4
Deze geconstateerde daling is in lijn met de ontwikkeling van beschikbare plekken binnen de regio en zal verder versterkt worden als gevolg van het huidige (financiële) kader voor 2017 (zie de tabel op de volgende bladzijde). 2015 2016 2017 J&O 609 588 494 pleegzorg 1513 1523 1504 JMB 107 99 100 JGGZ 49 46 47 totaal 2278 2256 2145 Bron: Inkooporganisatie GRJR Ontwikkelingen crisiszorg In de afgelopen periode is het aantal crisisplaatsingen binnen de regio hoger dan in de voorgaande jaren. De ontwikkeling is dat er weliswaar sprake is van stabilisatie, maar dat dit wel op een structureel hoger niveau is dan in de jaren voor 2015. Het meest recente beeld is dat de druk op de crisishulpverlening weer aan het stijgen is, mede als het gevolg van het beperkte aantal doorstroommogelijkheden. In onderstaande tabel wordt deze ontwikkeling weergegeven. 2014 2015 2016 (1/10/16) CIT 1507 787 1512 Ambulante 471 626 349 523 spoedhulp Crisisopvang 391 457 325 487 (residentieel) Crisispleegzorg 190 214 149 223 Totaal 1052 1297 823 1233 Bron: Inkooporganisatie GRJR 2016 (Extrapolatie) Gezien de stijging van het aantal aanvragen naar crisisplekken hebben aanbieders J&O in 2016 een aantal extra groepen geopend om aan de vraag te kunnen voldoen. De kosten voor het creëren van deze plekken zijn ruim 2 miljoen en vooralsnog niet gedekt vanuit regionale budgetten. Naast de stijging van het aantal crisisplaatsingen is de verblijfsduur binnen de crisishulp, vanwege de beperkte mogelijkheden voor doorstroom, ook langer geworden. De kinderombudsman constateert dat de stijging van de crisisplaatsingen een onwenselijke situatie is en mede zou liggen in het nog niet volledig op sterkte zijn van het jeugdhulpsysteem als zodanig. Daarnaast constateert zij ook: Een crisisplaatsing zorgt voor moeilijke start van de behandeling: een stabilisatiefase gaat eraan vooraf (sommige jongeren ervaren die als nutteloos wachten) en er zijn wisselingen in behandeling en behandelaars. 1 Vanwege de toename van het aantal crises hebben verschillende instellingen in 2015 maatregelen genomen door een tijdelijke uitbreiding van de crisiscapaciteit en de start van het Masterplan Innovatie Crisisopvang Rijnmond. Dit heeft in 2016 geleid tot een verbetering van de kwaliteit van de geboden 1 Kinderombudsman, Mijn belang voorop; Ontwikkelingen in de jeugdhulp in 2016, 8 november 2016 5
crisishulp door verbeterde (samenwerkings)afspraken. Zo wordt er geen gebruik meer gemaakt van noodbedden, waardoor kinderen niet meer van plek naar plek gaan en wordt altijd gezocht naar een passende dagbesteding. Tot slot wordt, bij de start van de crisishulp, zo goed mogelijk aangesloten bij de werkelijke hulpvraag van de jongere en niet alleen crisishulp geboden. Conclusie In onze regio is het aantal plekken met verblijf sneller afgebouwd dan in de rest van Nederland. Het huidige aanbod lijkt te knellen met de huidige vraag en dit effect zal met extra bezuinigingen vergroot worden. De groei van ambulante trajecten heeft nog onvoldoende geleid tot een afname van de vraag naar residentiële zorg. De vraag naar crisishulp stijgt landelijk en ook in de regio Rijnmond. De crisishulp is door de aanbieders (uit eigen middelen) opgeplust en er is nog geen daling van de vraag naar crisishulp. Door het ontbreken van reguliere bedden stokt de uitstroom uit crisis en loopt het aantal crisisplaatsingen verder op. 6