Samenvatting door Saskia 1715 woorden 8 april 2014 6,6 92 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde De Geo 5.1 De erfenis van landijs Het Pleistoceen De geologische afzettingen in Nl zijn gevormd in de laatste 2.5 miljoen jaar. Het grootste deel van deze periode heet het Pleistoceen. Tijdens het Pleistoceen wisselden glacialen (ijstijden) en interglacialen (warmere periodes) elkaar af. Gedurende het glaciaal daalde de temperatuur op de wereld een aantal graden. Het gevolg was; veel water werd opgeslagen als (land)ijs. De zeespiegel stond soms 150 m lager dan nu. De gletsjers in Scandinavië breiden zich toen uit naar het zuiden. Tijdens het Pleistoceen is dit zo n 10 keer gebeurd. De voorlaatste ijstijd bereikte zelfs Nederland! Dit was de Saale IJstijd. Het noorden lag onder 150 m dik ijs. Deze ijstijd begon 150.000 jaar geleden en eindigde 100.000 jaar geleden. De tijd hiervoor heet het preglaciaal; de tijd erna postglaciaal. Het preglaciaal Tijdens het preglaciaal was het in Nederland relatief koel. Vanuit het zuidoosten stroomden de voorlopers van de Rijn en de Maas naar een zee die noordwestelijker lag dan de Noordzee. In het zuidoosten hadden rivieren dankzij het reliëf hoge snelheden. Hierdoor bezonken alleen de zwaardere deeltjes als grind en grof zand. Naar het noorden toe daalde de stroomsnelheid. Hierdoor bezonken ook allerlei fijne deeltjes Er ontstonden tientallen meters dikke lagen fijn zand en klei afzetting Die afzettingen heten puinwaaiers. Het Saale Toen het landijs Nederland binnenschoof, gebeurde dat niet met een rechte lijn. In de droge rivierdalen ondervond het ijs de minste tegenwerking. Daar verplaatste het zich dan ook het snelste. In de loop van het Saale werden de gletsjers breder en hoger. Ze waren in staat de rivierdalen uit te diepen. Toen het ijs was verdwenen, bleef een breed en diep dal achter, een tongbekken. De Gelderse Vallei is hier een goed voorbeeld van. Door de druk van het ijs werden de zijkanten van de rivierdalen opzij geduwd. Op deze manier ontstonden stuwwallen. Voorbeelden hiervan zijn de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. https://www.scholieren.com/verslag/81625 Pagina 1 van 6
Het ijs nam veel stenen mee uit Scandinavië. Deels verpulverd onder het ijs. Wat overbleef was keileem: een mengsel van tot leem vermalen keien en nog heel gebleven stenen. Het postglaciaal Gedurende de rest van het Pleistoceen werd het wel koud, maar bereikte net Nl niet. Nl en de drooggevallen Noordzee maakten deel uit van een poolwoestijn. Onder de grond vroor het tot enkele meters diep. De bovenlaag droogde uit en de wind kon het losse zand wegblazen. Dit dekzand bedenke stuwwallen, keileem en puinwaaier Het fijnere zand werd hoger in de lucht geblazen. In het heuvelachtig gebied werd de kracht van de wind gebroken De stofdeeltjes sloegen neer en vormden een lösslaag. B69 Geologie Geologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van de aardkorst. Ze bestuderen het ontstaan van de aarde en de vorming. De theorieën verschillen, maar ze kloppen wel. Alles bij elkaar vormen ze de geologische tijdschaal. B70 IJstijden Er zijn natuurlijk koudere periodes geweest in de wereld. Er smolt minder sneeuw dan dat er viel. Het ijs vormde uitgestrekte ijslagen. Zo kom je aan de naam ijstijden/glacialen. De ijstijden waren zeldzaam in de 4 miljard jaar aarde. In de laatste 2 miljoen jaar zijn ze vaker voorgekomen. Er zijn periodes waar het weer wat warmer word, vaak na een glaciaal. Dit zijn interglacialen. Ze duren nooit langer dan 10.000 tot 20.000 jaar. B90 Kringloop van het water De overgang van gasvormig naar vloeibaar is condenseren. De overgangen van water naar gasvormig en vast is de waterkringloop. De korte kringloop is de neerslag die direct weer in zee valt. De lange kringloop is de neerslag die in de vorm van sneeuw terugkeert. Bomen en planten nemen water op en dit geven ze af aan de lucht, transpiratie. Gewone verdamping noem je evaporatie. De totale verdamping is evapotranspiratie. B94 Rivieren Er zijn twee soorten rivieren, regenrivieren en gletsjerrivieren. https://www.scholieren.com/verslag/81625 Pagina 2 van 6
Regenrivieren zijn helemaal afhankelijk van regenwater. (de Maas) Gletsjerrivieren zijn ook wel gemengde rivieren, ze voeren ook regenwater af. Een voorbeeld hiervan is de Rijn. Een rivier bestaan niet uit één waterstroom, maar uit een heel stroomgebied. De grens tussen twee stroomgebieden noem je de waterscheiding. Het debiet is de hoeveelheid water die op een bepaald punt langs de rivier passeert. Het wordt uitgedrukt in m 3 per seconde Er zijn rivieren die een deel van het jaar droogvallen, de wadi s. De schommelingen in de waterafvoer noem je het regiem. B95 Verval en verhang Bovenloop, waar de rivier begint en de benedenloop, waar de rivier eindigt. Het hoogteverschil tussen deze twee plaatsen noem je het verval. Het verhang is het verval per km. Dus 12 meter hoog 15 km lang. Verhang = 12:15 = 0,8 m per km. Een delta is een vertakking van een rivier in rivierlopen. Een estuarium is een brede riviermonding, vaak in de vorm van een trechter, die door eb- en vloedstromen is uitgeschuurd. 5.2 Het ijs smelt, de zeespiegel stijgt Het Holoceen Ongeveer 10.000 jaar geleden begon het Holoceen. In deze periode werd het steeds wat warmer Het landijs ging smelten en het water kwam in de Noordzee terecht. Nederland kreeg steeds meer de huidige vorm. Geleidelijk werd de toendra vervangen door naaldwouden en loofbossen. Basisveen Door de stijgende zeespiegel kwam het grondwater heel hoog te staan. Dit zorgde ervoor dat de waterafvoer van de rivieren stagneerde. Op sommige plekken in Nederland bleef het water staan. Daar groeide waterplanten, er ontstonden moerassen. Door de vochtige omstandigheden verteerden de dode planten slecht Ze hoopten zich op, er ontstond basisveen. Waddengebied Ongeveer 5000 jaar geleden steeg de zeespiegel minder snel. Zeestromingen uit de Noordzee konden meer zand aanvoeren. Langs de kust vormden zich een groot aantal strandwallen. De wind verstoof het zand en bleef hangen achter plantjes. Zo ontstonden de eerste duinen, de oude duinen.. Via zeegaten tussen de strandwallen kon het zeewater de vlaktes daarachter bereiken. Hier kwam het water tot rust. Er ontstond een gebied zoals het huidige waddengebied. Bij de zeegaten was de stroomversnelling vrij groot. Alleen grote en zware deeltjes bezonken. Verder weg bezonk de klei die uit fijne slibdeeltjes bestond. Deze laag het oude zeeklei. Nog meer veen https://www.scholieren.com/verslag/81625 Pagina 3 van 6
De laag oude zeeklei kwam door opslibbing steeds hoger te liggen. Het stak zelfs boven de gemiddelde waterspiegel uit Op modderige afzettingen groeiden planten. Opnieuw ontstonden moerassen. Resten van deze planten vormden in West- en Noord-Nederland een veenlaag. Het Hollandveen. De jongste afzettingen Ook later in het Holoceen bleef de zeespiegel stijgen. Op sommige plekken langs de kust drong de zee het veengebied binnen. Dit gebeurde vooral bij het Hollandveen. Soms werd het veen weggeslagen en ontstonden zeegaten en plassen/ Maar de zee bouwde ook weer op en zette opnieuw zand en klei af De jonge zeeklei afzettingen ontstonden. Na het jaar 1000 werd er een nieuwe rij duinen gevormd, gedeeltelijk op de oude. Deze jonge duinen beschermden een deel van Nederland tegen zee. Om te voorkomen dat het zand wegwaait, zijn ze beplant met helmgras. B64 Afvoer van verweringsmateriaal Er zijn 3 soorten technieken om dingen te verplaatsen. Wind, water en ijs. B65 Erosie Erosie: Het afschuren en uitschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind 5.3 Mensen in het zandlandschap Het landschap tot 1900 In Nederland ligt 40% dekzand aan de oppervlakte (vooral Oost- en Zuid-Nederland) Dankzij de hogere ligging behoren de zandgronden tot de ouds bewoonde gebieden van Nederland. Op de onvruchtbare grond was bemesting nodig voor een goede oogst. Boeren gebruikten de woeste gronden om er hun schapen te laten grazen. s Avonds gingen de schapen naar de schaapskooi om hun mest achter te laten. De mest werd vermengd met heideplaggen & bosstrooisel, verdeeld over de es = Bij elkaar gelegen akers op hogere gronden bij het dorp Door eeuwenlange bemesting waren akkers tot 1,5 meter hoog Op de zandgronden was de akkerbouw totaal afhankelijk van de mestproductie. De lager gelegen graslanden bij de beek waren te nat voor akkerbouw. Ze werden vooral gebruikt als grasland, ze heten groengronden. Het landschap na 1900 Door de uitvinding van kunstmest veranderde het karakteristieke landbouwsysteem. De heidevelden waren niet meer nodig als leverancier van mest De onvruchtbare gronden werden vruchtbaar gemaakt door kunstmest. De boeren gingen zich toeleggen op de veehouderij. De akkerbouw kwam in dienst van de veeteelt te staan. Rond 1950 konden boeren steeds moeilijker concurreren. Boeren gingen over tot schaalvergroting. Dat kon door specialisatie in intensieve veehouderij (bio-industrie) Daardoor was een intensivering en mechanisering nodig. https://www.scholieren.com/verslag/81625 Pagina 4 van 6
Deze overschakeling had grote gevolgen op het landschap. Overal verschenen voedersilo s en stallen met duizenden dieren. Ze liggen in een strak landschap van eindeloze weilanden. Ze maken een snellere afvoer van regenwater mogelijk. Vermesting In de bio-industrie wordt veel mest geproduceerd. Een mestvarken zorgt voor 5 liter mest per dag. Iedere 10 kilo veevoer die je in een varken stopt = 1 kilo vlees & 9 kilo mest Een koe produceert wel 30 kilo mest per dag. De mest bevat voor stikstofverbindingen en fosforverbindingen. De zandgronden kunnen vrij weinig van die voedingsstoffen opnemen. De buffercapaciteit is van nature klein. = de mogelijkheid van de natuur om schadelijke stoffen op te slaan. Zo ontstaat een mestoverschot, een teveel aan mest Een gevolg van vermesting is eutrofiëring, het voedselrijker worden van het milieu In deze omgeving verdringen snelgroeiende planten de zeldzame planten. Verzuring De bio-industrie draagt ook bij aan de toename van de zuurgraad van het milieu. ^ Dit heet verzuring Bijna de helft van de verzuring in Nederland komt van ammoniak. Een gas. Verzuring van het landschap merk je pas na lange tijd. De wortels worden aangetast. Door zure regen sterven bossen af. Een ander gevolg is de aantasting van gebouwen, gemaakt van zachte kalkachtige gesteenten. De aanpak Het mestoverschot is teruggedrongen, onder andere door verkleining van veestapel Maar ook door aanpassingen in het voer (minder mineralen) De regels voor het uitrijden van mest zijn verbeterd. De mest wordt direct in de bodem gebracht en boeren mogen pas mest uitrijden als planten in het voorjaar weer gaan groeien en mest nodig hebben. Er is een ingrijpende herinrichting van de zandgebieden in uitvoering. Het gaat om een derde van Nederland. Men wil in zogenaamde reconstructiegebieden de groei van intensieve veeteeltbedrijven concentreren. Waardoor er elders meer ruimte komt voor natuur en recreatie. B103 Luchtvervuiling Vervuiling van de dampkring met giftige stoffen noem je luchtvervuiling. Gassen vormen in de lucht zure stoffen zoals zwavelzuur en salpeterzuur. Ze slaan neer op de bodem. Die neerslag heet zure regen. B132 Specialisatie en mechanisatie Specialisatie; boeren richten zich óf op veeteelt óf op akkerbouw. De specialisatie komt door twee veranderingen https://www.scholieren.com/verslag/81625 Pagina 5 van 6
1.De lonen zijn sterk gestegen 2.Er wordt steeds geprobeerd de productie per hectare te vergroten Een gevolg van specialisatie is dat bedrijven steeds groter worden B133 Intensieve landbouw Het gebruik van kennis en kapitaal voor een hoge opbrengst is intensieve landbouw. Elk stukje grond wordt maximaal gebruikt In Zuidoost-Azië verbouwen boeren rijst op sawa s. Dat zijn akkers die onder water staan. De rijstbouw op sawa s noem je natte rijstbouw Intensieve landbouw is kapitaalintensief en kennisintensief. Kennis wordt gebruikt om dieren optimaal te verzorgen Kapitaal wordt gebruikt voor de inzet van bijvoorbeeld een melkrobot. B135 Landbouw en inrichting 60% van de Nederlandse grond wordt agrarisch gebruikt. Door specialisatie moest nl opnieuw ingericht worden. De herinrichting heet ruilverkaveling. Herinrichting met aandacht voor landbouw en natuurbehoud en recreatie noem je landinrichting. https://www.scholieren.com/verslag/81625 Pagina 6 van 6