Follow-up onderzoek in De Hoenderloo Groep

Vergelijkbare documenten
Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen

B-toets Vragenlijst Bejegening Versie voor jongeren

Opdrachtgevers & Netwerkpartners

Handleiding MIS (Management Informatie Systeem)

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

BergOp 4.1 Handleiding voor gebruikers

Ervaringen van vrijwilligers

Werkbelevingsonderzoek 2013

Ervaringen van vrijwilligers

(V)SO De Piramide Den Haag. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, februari 2018

Kinderen in Noord gezond en wel?

OJB De Hoeve Hoevelaken. Leerlingpeiling Welbevinden en sociale veiligheid Basisonderwijs Haarlem, april 2019

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

4e Montessori Pinksterbloem Amsterdam. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, oktober 2018

O.G. Heldringschool Den Haag. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, november 2018

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

6 Psychische problemen

CBS De Vaart Hoogersmilde. Oudertevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, juli 2016

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

RKBS Bocholtz Bocholtz. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, mei 2018

SBO de Vlinderboom Bemmel. Oudertevredenheidspeiling Speciaal Basisonderwijs Haarlem, maart 2011

Verlangd basisonderwijs in de wijk Overvecht, gemeente Utrecht. Rapportage. Menno Wester

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Colofon. Titel: Xact groen Wiskunde deel 1 ISBN: NUR: 124 Trefwoord: Wiskunde groen

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

Vondelschool Bussum. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, april 2016

Effectrapportage STOP De Waarden Training 9. A. van Duijvenbode J.W. Veerman

Kinderen in West gezond en wel?

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Kinderen in Oost gezond en wel?

Leefsituatie Dordtse jongeren 2009

1.1 Resultaten oudertevredenheidsonderzoek

BergOp 4.1 Handleiding voor ROM

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Nicolaas Beetsschool Heemstede. Oudertevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, december 2014

Evaluatie Diving Cup. Effecten op Sportparticipatie. Jan van Houthof AJ Amsterdam T

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Franciscusschool Zaltbommel. Oudertevredenheidspeiling Basisonderwijs Scholen met Succes

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda

Vergelijking resultaten

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

Cliënttevredenheid Synthese

KLANTTEVREDENHEID 2018

V e r k l a r i n g t e r m e n e n b e g r i p p e n

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Rapportage invullijst (1)

Samenvatting. Samenvatting. Waardering en betrokkenheid

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

HET BELANG VAN DE RELATIE

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Tevredenheid over MEE. Brancherapport Een onderzoek in opdracht van MEE Nederland. Marieke Hollander Betty Noordhuizen BA3913

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

V e r k l a r i n g t e r m e n e n b e g r i p p e n

Effecten van cliëntondersteuning. Samenvatting van een haalbaarheidsonderzoek naar de meetbaarheid van door de cliënt ervaren effecten

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT

PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Samenvatting, conclusies en discussie

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER EERSTE KWARTAAL 2016

Sport en de persoonlijke ontwikkeling van kwetsbare jongeren

Monitor HH(T) 4 e kwartaalmeting

Age Stinissen September 2017

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

Samenvatting. BS De Fontein/ Helden. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Fontein. Ouders vinden 'Begeleiding' op school het belangrijkst

Samenvatting. BS De Petteflet/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet

Samenvatting. BS De Swoaistee/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Yes We Can Fellow onderzoek

Samenvatting SBO2007. SBO A.J. Schreuderschool/ Rotterdam. Schoolgebouw. Omgeving van de school. Kennisontwikkeling. Begeleiding

Rapportage Deelnemerservaringsonderzoek

Kinderen in Zuid gezond en wel?

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN OEFENTHERAPEUTEN

PrOmotie. Cultuur en Maatschappij. Werkboek Rondkomen

Samenvatting. BS Anne Frankschool. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Anne Frankschool

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

GBS De Voorbeeldschool Antwerpen. Leerlingtevredenheidsenquête Basisonderwijs Haarlem, oktober 2015

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Eilandzorg Schouwen-Duiveland Zierikzee. Hulp bij het Huishouden

evaluatie, monitoring, tevr effectonderzoek en datave

Samenvatting. BS Het Kompas/ Ijmuiden. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Het Kompas

De hybride vraag van de opdrachtgever

OBS Wemeldinge Stichting Facetscholen - Kapelle. Oudertevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, november 2014

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach organisatie Trace Daelzicht

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Regionaal Autisme Centrum onderdeel Autismewerk.nl

STARTFLEX. Onderzoek naar ondernemerschap onder studenten in Amsterdam

WERKGELEGENHEIDSBAROMETER VIERDE KWARTAAL 2014

Transcriptie:

Follow-up onderzoek in De Hoenderloo Groep Resultaten 2003-2008 Gert Kroes Lotte Brunt

Follow-up onderzoek in De Hoenderloo Groep Resultaten 2003-2008

De Hoenderloo Groep Kampheuvellaan 34 7351 DA Hoenderloo T 055-378 88 00 F 055-378 88 01 www.dehoenderloogroep.nl Praktikon BV Postbus 9104 6500 HE Nijmegen www.praktikon.nl tel. 024-3611150 praktikon@acsw.ru.nl fax. 024-3611152 2009 Nijmegen / Hoenderloo: Praktikon BV / De Hoenderloo Groep Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktikon. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 De onderzoeksgroep (2003-2008) 7 3 Terugblik op het in De Hoenderloo Groep 11 3.1 Tevredenheid over het in De Hoenderloo Groep 11 3.2 Tevredenheid over de scholen 13 3.3 Middelengebruik voor en tijdens het 16 3.4 Politiecontacten tijdens het 17 4 De uitkomsten op de prestatie-indicatoren 19 4.1 De uitkomsten bij vertrek, na een half en na anderhalf 19 4.2 De uitkomsten bij vertrek afgezet tegen de normen 22 4.3 Het sociale netwerk per onderdeel 24 4.4 Gedragsproblemen (SDQ) per gang 26 5 Samenvatting en conclusie 29 Bijlage A: Opbouw Tevredenheidsscores 31

1. Inleiding Voor u ligt het vierde rapport over het Follow-up onderzoek bij De Hoenderloo Groep. Het Follow-up onderzoek is gestart in 2002, doel was het zicht krijgen op de resultaten van de residentiële behandeling bij De Hoenderloo Groep. Uitgangspunt vormde de missie van De Hoenderloo Groep: nieuwe kansen creëren voor jongeren met ernstige (gedrags)problemen zodat ze weer goed kunnen functioneren in de samenleving. Deze missie is leidend gebleven in alle jaren dat het onderzoek is uitgevoerd, en in al die jaren is ook de aard van de vraagstelling nauwelijks veranderd: doet De Hoenderloo Groep wat het gezien de missie zou moeten doen? Wat komt daarvan terecht bij de jongeren die De Hoenderloo Groep in de loop van deze jaren verlaten hebben? Het onderzoek werd opgezet en uitgevoerd in nauwe samenwerking met Praktikon, een organisatie voor onderzoek en ontwikkeling in de jeugdzorg die verbonden is aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Rode draad bij deze samenwerking vormde het concept van praktijkgestuurd effectonderzoek 1. Dit houdt o.a. in dat onderzoek zoveel mogelijk dient aan te sluiten bij de vragen en behoeften van de professionals in de zorg, en dat de uitkomsten ook zoveel mogelijk gebruikt dienen te worden voor directe benutting in de praktijk. Externe advisering en wetenschappelijke onderbouwing dienen dus in dienst te staan van de praktijk, de professionals blijven eerste eigenaar van het onderzoek en de uitkomsten. Het onderzoek heeft inmiddels verschillende inzichten opgeleverd over de effectiviteit van de behandeling in De Hoenderloo Groep. In de eerste twee rapporten over het onderzoek werd vooral ingegaan op de opzet en uitvoering van het onderzoek, de constructie van het Follow-up interview waarmee de gegevens over de uitkomsten van de hulp werden verkregen bij jongeren en hun ouders, en de eerste resultaten. Het derde rapport kon, dankzij een steeds groter wordende onderzoeksgroep, beter onderbouwde conclusies trekken over het verloop van het functioneren van jongeren na vertrek, door dezelfde groep jongeren gedurende een tijdsbestek van anderhalf na behandeling te volgen. Het nu voorliggende rapport heeft weer een iets andere invalshoek; nu vergelijken we vooral de uitkomsten van de verschillende jaren. De vraag is nu vooral of er verschil is tussen de gangen: zijn de resultaten van de behandeling in de loop van de afgelopen jaren beter geworden of gelijk gebleven? Is er een opgaande lijn te zien in de effectiviteit van de behandeling? Of nog anders gezegd: is De Hoenderloo Groep erin geslaagd de behandeling in de afgelopen jaren te verbeteren, al dan niet met behulp van de uitkomsten van het Follow-up onderzoek? De focus van de rapporten over het Follow-up onderzoek verschilde dus steeds iets. Maar de manier van onderzoek doen met behulp van het Follow-up interview en het presenteren van de uitkomsten van het onderzoek in de vorm van prestatie-indicatoren is steeds hetzelfde gebleven. Daardoor zijn er ook veel overeenkomsten tussen de rapporten wat de analyse van de gegevens en weergave van de uitkomsten betreft. Dat geldt ook voor dit rapport. Eerst zullen we de samenstelling van de onderzoeksgroep beschrijven, dan de mening van ouders en jongeren in een terugblik op het in 1 Van Yperen & Veerman (2006). Zicht op effectiviteit. Bronnenboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg. Deel I, II, en III. Utrecht/Nijmegen: NIZW Jeugd/Praktikon. 5

De Hoenderloo Groep weergeven, en vervolgens de uitkomsten op de 10 prestatieindicatoren 2 presenteren. Voor een uitgebreide beschrijving van de opzet van het onderzoek en de gebruikte instrumenten verwijzen we naar de eerdere rapporten. Voor een goed begrip van de uitkomsten van het onderzoek geven we hier nog eens de 10 prestatie-indicatoren weer die hiervan de basis vormen. Een nadere uitleg over de betekenis van deze indicatoren en uitleg over de bijbehorende criteria, normen en berekening van de uitkomsten volgt bij de presentatie van de resultaten. Tabel 1. Prestatie-indicatoren, criteria en normen Prestatie-indicatoren Criterium Norm Contact met gezin 65% Sociaal netwerk 90% School of werk Eén van beide 85% Vaste plaats Ja 100% Geen politiecontacten Geen 60% Financiën Schuld < 250 80% Vrije tijd 80% Beperkt middelengebruik Beperkt gebruik 85% Welzijn 80% Gedragsproblemen Geen 50% 2 Kroes, G. (2007). Vijf Follow-up onderzoek in De Hoenderloo Groep. Hoenderloo: De Hoenderloo Groep/Praktikon. 6

2. De onderzoeksgroep (2003-2008) In september 2003 zijn de eerste interviews van het Follow-up onderzoek afgenomen bij ouders en jongeren. Deze interviews worden bij elke jongere (en zijn ouders) op drie verschillende meetmomenten afgenomen: bij vertrek uit De Hoenderloo Groep, een half na vertrek, en anderhalf na vertrek. In totaal zijn er nu tot 1 september 2008, de datum waarop de laatste gegevens zijn verzameld voor de analyses van dit rapport 763 interviews afgenomen bij jongeren of hun ouders. In dit rapport ligt de nadruk op een vergelijking van de uitkomsten over verschillende jaren. Daarom zijn de deelnemers onderverdeeld in jaren van vertrek. Deze vergelijking maakt het mogelijk om eventuele trends te signaleren in de effectiviteit van de behandeling. Voor de rapportage over de uitkomsten over verschillende jaren hebben we gekozen voor een indeling in gangen die min of meer parallel loopt met schooljaren. Dit omdat de afsluiting van een behandeling bij De Hoenderloo Groep meestal parallel loopt met een school (veel jongeren volgen tijdens de behandeling ook onderwijs op het Hoenderloo college). Elke gang loopt van 1 september van een bepaald tot en met 31 augustus van het volgende. De datum van het interview bij vertrek van de jongere bepaalt in welke gang de jongere wordt ingedeeld voor de analyse van de resultaten. Het eerste van de gegevensverzameling loopt dus van september 2003 tot en met augustus 2004, het tweede van september 2004 tot en met augustus 2005, en zo verder. Om een voorbeeld te geven: een jongere die bij vertrek uit De Hoenderloo Groep is geïnterviewd op 30 juni 2005, hoort bij gang 2004-2005. Dit interview zegt iets over de uitkomsten van de behandeling die is afgesloten in 2005. Ook eventuele latere interviews bij deze jongere, een half en anderhalf na vertrek, horen bij gang 2004-2005. In Tabel 2 zijn de aantallen interviews per gang weergeven. We hebben een verdere onderverdeling gemaakt in jongeren met volledige en onvolledige gegevens op een bepaald meetmoment. Gegevens zijn volledig als zowel de jongere als (minstens één van beide) ouders is geïnterviewd; gegevens zijn onvolledig als òf alleen de jongere òf alleen (één van beide) ouders is geïnterviewd. Bij de meeste analyses zijn alleen de gegevens van jongeren met volledige gegevens gebruikt voor de berekening van de uitkomsten. Bij voorgaande analyses is namelijk herhaaldelijk gebleken dat de uitkomsten van interviews bij jongeren en hun ouders behoorlijk kunnen verschillen; uitkomsten die (voor een deel) gebaseerd zijn op de gegevens van slechts één geïnterviewde kunnen dus een vertekend beeld geven. De meeste deelnemers aan het onderzoek waren jongens (in totaal 81%; niet in de tabel weergegeven). De groep meisjes is weliswaar kleiner, maar blijkt in de loop der jaren wel toegenomen. Dit is een getrouwe afspiegeling van de verandering in de populatie van De Hoenderloo Groep in de afgelopen jaren. Ter illustratie: in gang 1 van het onderzoek (2003-2004) was het aandeel van de meisjes 11%, tegenover 31% procent in gang 5 (2007-2008). 7

Tabel 2. Aantal interviews per geïnterviewde en meetmoment; september 2003 augustus 2008. Jaargang 1 (2003 2004) Jongere Ouder(s) Meetmoment Vertrek Na half Anderhalf Vertrek Na half Anderhalf Jongere én ouder(s) 40 29 5 40 29 5 Alleen jongere 8 7 2 - - - Alleen ouder(s) - - - 5 10 5 Totaal aantal interviews (185) 48 36 7 45 39 10 Jaargang 2 (2004 2005) Jongere Ouder(s) Meetmoment Vertrek Na half Anderhalf Vertrek Na half Jongere én ouder(s) 15 23 11 15 23 11 Alleen jongere 3 5 2 - - - Alleen ouder(s) - - - 4 10 11 Totaal aantal interviews (133) 18 28 13 19 33 22 Anderhalf Jaargang 3 (2005 2006) Jongere Ouder(s) Meetmoment Vertrek Na half Anderhalf Vertrek Na half Anderhalf Jongere én ouder(s) 21 23 23 21 23 23 Alleen jongere 10 7 5 - - - Alleen ouder(s) - - - 5 4 13 Totaal aantal interviews (178) 31 30 28 26 27 36 Jaargang 4 (2006 2007) Jongere Ouder(s) Meetmoment Vertrek Na half Anderhalf Vertrek Na half Anderhalf Jongere én ouder(s) 20 20 18 20 20 18 Alleen jongere 8 10 6 - - - Alleen ouder(s) - - - 7 6 6 Totaal aantal interviews (159) 28 30 24 27 26 24 Jaargang 5 (2007 2008) Jongere Ouder(s) Meetmoment Vertrek Na half Anderhalf Vertrek Na half Anderhalf Jongere én ouder(s) 19 9 5 19 9 5 Alleen jongere 13 3 5 - - - Alleen ouder(s) - - - 8 6 3 Totaal aantal interviews (104) 32 12 10 27 15 8 8

Uit Tabel 2 blijkt dat het totaal aantal geïnterviewden door de jaren heen nogal varieert. Logisch is dat de interviews anderhalf na vertrek pas na het eerste van onderzoek in aantal toenemen. Maar een eenduidige verklaring voor de schommelingen in andere jaren is moeilijk te geven. Het is mogelijk dat de aandacht voor het Follow-up onderzoek in sommige perioden wat is weggeëbd, maar het kan ook zijn dat het aantal vertrekkers in sommige jaren kleiner was. Om daarover definitieve uitspraken te doen is een nadere analyse nodig. Uit de tabel valt niet direct af te leiden hoe groot de respons bij (of relatieve deelname aan) het onderzoek in de afgelopen jaren is geweest. De respons is de verhouding tussen het aantal geïnterviewde jongeren (of ouders) en het totaal aantal vertrokken jongeren. In totaal zijn er in de jaren 2003-2008 469 jongeren vertrokken. Van deze 469 jongeren hebben er 186 (40%) aan het onderzoek deelgenomen (d.w.z. dat de jongere, de ouder(s), of een van beide informanten was geïnterviewd). Van diezelfde 186 jongeren hebben er 172 (37%) een half na vertrek opnieuw aan het onderzoek meegedaan. Anderhalf na vertrek deden er nog 120 jongeren mee (25%). In Tabel staat een precies overzicht van de responscijfers. Tabel 3. Responspercentages, gebaseerd op alle vertrokken jongeren in september 2003 augustus 2008. Jongeren Ouders Jaargang Aantal jongeren vertrokken Vertrek Half Anderhalf Vertrek Half Anderhalf Gemiddelde respons per gang 2003-2004 86 48 (56%) 36 (42%) 7 (8%) 45 (52%) 39 (45%) 10 (12%) 36% 2004-2005 91 18 (20%) 28 (31%) 13 (13%) 19 (21%) 33 (36%) 22 (24%) 24% 2005-2006 98 31 (32%) 30 (31%) 28 (28%) 26 (26%) 27 (27%) 36 (37%) 30% 2006-2007 92 28 (30%) 30 (33%) 24 (24%) 27 (29%) 26 (28%) 24 (26%) 28% 2007-2008 102 Gemiddelde respons per meetmoment 32 (31%) 12 (12%) 10 (10%) 27 (26%) 15 (15%) 8 (8%) 34% 30% 17% 31% 30% 21% 17% 9

10

3. Terugblik op het in De Hoenderloo Groep Een groot aantal vragen van het Follow-up interview bij vertrek gaan over het van de jongeren in De Hoenderloo Groep. Deze vragen betreffen de tevredenheid over het, over de scholen, middelengebruik, politiecontacten en invulling van de vrije tijd. De antwoorden op die vragen worden in de volgende paragrafen weergegeven. Om een rechtstreekse vergelijking te kunnen maken tussen de antwoorden van jongeren en ouders, geven we alleen de uitkomsten van de deelnemers aan het onderzoek bij wie zowel de jongere als de ouder(s) zijn geïnterviewd. 3.1 Tevredenheid over het in De Hoenderloo Groep Tabel 4. Tevredenheid over bij jongeren en ouders. Interview bij vertrek. Jaargang 1 (2003 2004) Jongeren Ouder(s) N Scores % N Scores Rapportcijfer 38 6,95 84% 39 7,79 92% Totaalscore tevredenheid 38 3,24 71% 39 3,31 79% % Jaargang 2 (2004 2005) Jongeren Ouder(s) N Scores % N Scores Rapportcijfer 15 6,13 73% 11 6,73 73% Totaalscore tevredenheid 15 2,97 73% 13 3,10 54% % Jaargang 3 (2005 2006) Jongeren Ouder(s) N Scores % N Scores Rapportcijfer 21 6,81 81% 20 7,20 90% Totaalscore tevredenheid 21 3,19 67% 19 3,31 68% % Jaargang 4 (2006 2007) Jongeren Ouder(s) N Scores % N Scores Rapportcijfer 21 7,19 81% 20 7,85 85% Totaalscore tevredenheid 21 3,27 71% 19 3,53 84% % Jaargang 5 (2007 2008) Jongeren Ouder(s) N Scores % N Scores Rapportcijfer 19 6,89 79% 19 7,21 89% Totaalscore tevredenheid 19 3,21 74% 19 3,42 89% % 11

In het Follow-up interview bij het vertrek van de jongere uit De Hoenderloo Groep worden in totaal 25 vragen gesteld over de tevredenheid over het in de gezins- of leefgroep (laatste interviewversie). Deze vragen zijn verdeeld over vier deelaspecten van tevredenheid, te weten Informatie, Bejegening, Behandeleffect, en Veiligheid. De vragen worden beantwoord aan de hand van een vier-puntsschaal, waarbij een score van 1 niet tevreden betekent, 2 nauwelijks, 3 redelijk en 4 goed. Het gemiddelde van de score op de vier deelgebieden tezamen vormt de Totaalscore voor tevredenheid. Daarnaast wordt gevraagd om een rapportcijfer te geven voor het als geheel, variërend van 1 zeer slecht tot 10 = uitstekend. Bij de deelaspecten en de totaalscore wordt een score van minimaal 3 als voldoende beschouwd, bij het rapportcijfer geldt een 6 als voldoende. In Tabel 4 zijn de gemiddelde scores van jongeren en ouders bij vertrek weergegeven, evenals de percentages van jongeren of ouders die voldoende tevreden waren over het. De gemiddelde scores op de afzonderlijke deelaspecten van tevredenheid zijn te vinden in Bijlage A. We geven alleen de scores weer van de interviews waarbij zowel de jongere als zijn/haar ouder(s) zijn geïnterviewd, zodat de scores van jongeren en ouders onderling goed te vergelijken zijn. Uit Tabel 4 blijkt dat jongeren en ouders over het algemeen voldoende tevreden zijn over het in De Hoenderloo Groep. Gemiddelde rapportcijfers van jongeren variëren door de jaren heen van 6,13 tot 7,19, bij ouders van 6,73 tot 7,85. Van de jongeren is 67 tot 74% voldoende tevreden over het als geheel; bij de ouders lopen de percentages wat verder uiteen, van 54 tot 89%. Tussen de jaren onderling zijn er geen statistisch significante verschillen te constateren. Tenslotte zijn er vanaf 2004 een aantal extra vragen in het interview opgenomen over de tevredenheid ten aanzien van het aanbod van de afdeling Vrije tijd. De percentages jongeren en ouders die voldoende tevreden waren over het vrijetijdsaanbod staan per gang weergegeven in Tabel 5. Tabel 5. Tevredenheid over vrijetijdsaanbod bij jongeren en ouders. Interview bij vertrek. Tevredenheid vrijetijdsaanbod Jongeren Ouder(s) N % N % Jaargang 1 (2003-2004)* 13 85% 11 82% Jaargang 2 (2004 2005) 11 45% 9 78% Jaargang 3 (2005 2006) 16 69% 11 73% Jaargang 4 (2006 2007) 18 72% 17 88% Jaargang 5 (2007 2008) 14 43% 13 85% * Omdat de extra vragen over het vrijetijdsaanbod vanaf maart 2004 zijn toegevoegd, gaat gang 1 slechts over de periode maart 2004 augustus 2004. 12

3.2 Tevredenheid over de scholen In 2004 zijn door het Hoenderloo College een aantal specifieke vragen over de Mr. Gangel- en de Beetsschool aan het interview toegevoegd. Hieronder een overzicht van de verdeling van de jongeren over de beide scholen van het Hoenderloo College en het aantal behaalde diploma s en certificaten per school (Tabel 6). Tabel 6. Diploma s en certificaten behaald locatie het Hoenderloo College, in de periode van september 2003 tot en met augustus 2008. Jongeren en ouders, interview bij vertrek. Beets Mr. Gangel Jongere Ouder Jongere Ouder Jaargang 1 (2003-2004) N % N % N % N % Diploma behaald 4 36,4 4 44,4 1 25 - - Certificaat behaald 2 18,2 1 11,1 - - - - Geen van beide behaald 5 45,5 4 44,4 3 75 4 100 Totaal 11 100% 9 100% 4 100% 4 100% Beets Mr. Gangel Jongere Ouder Jongere Ouder Jaargang 2 (2004-2005) N % N % N % N % Diploma behaald 1 14,3 1 14,3 - - - - Certificaat behaald 2 28,6 2 28,6 - - 1 25 Geen van beide behaald 4 57,1 4 57,1 5 100 3 75 Totaal 7 100% 7 100% 5 100% 4 100% Beets Mr. Gangel Jongere Ouder Jongere Ouder Jaargang 3 (2005-2006) N % N % N % N % Diploma behaald 1 12,5 1 20 2 18,2 1 11,1 Certificaat behaald 3 27,5 2 40 - - 1 11,1 Geen van beide behaald 4 50 2 40 9 81,8 7 77,8 Totaal 8 100% 5 100% 11 100% 10 100% 13

Tabel 6 (vervolg) Beets Mr. Gangel Jongere Ouder Jongere Ouder Jaargang 4 (2006-2007) N % N % N % N % Diploma behaald 8 47,1 8 57,1 - - - - Certificaat behaald 2 11,8 2 14,3 - - - - Geen van beide behaald 7 41,2 4 28,6 2 100 3 100 Totaal 17 100% 14 100% 2 100% 3 100% Beets Mr. Gangel Jongere Ouder Jongere Ouder Jaargang 5 (2007-2008) N % N % N % N % Diploma behaald 5 50 4 36,4 1 50 - - Certificaat behaald 2 20 1 9,1 - - - - Geen van beide behaald 3 30 6 54,5 1 50 2 100 Totaal 10 100% 11 100% 2 100% 2 100% De overige vragen hebben betrekking op de tevredenheid over het aanbod (sloot het leerprogramma aan bij de wensen van jongeren en ouders), het resultaat (werden diploma s behaald), de informatieverstrekking aan ouders, en de bejegening op school. Deze vragen over tevredenheid zijn beantwoord op een vier-puntsschaal, waarbij een score van 1 niet tevreden, 2 nauwelijks tevreden, 3 redelijk tevreden en 4 heel tevreden betekent. Een gemiddelde score van 3 betekent dus dat de jongeren of ouders over het algemeen redelijk tevreden waren over het gevraagde aspect van tevredenheid over de school. Het rapportcijfer dat jongeren en ouders konden geven voor de school als geheel varieerde van 1 tot 10. De vraag over het terechtkunnen bij mensen van de school om over persoonlijke problemen te praten is alleen aan de jongeren gesteld; in plaats daarvan is aan de ouders de vraag gesteld of ze goed terechtkonden met vragen over de vorderingen op school. De uitkomsten van de vragen over de tevredenheid over de opleiding aan het Hoenderloo College staan in Tabel 7a (jongeren) en 7b (ouders). Een streepje in de tabel betekent dat er voor die cel geen informatie beschikbaar was. Zowel jongeren als ouders geven in bijna alle gevallen gemiddeld een voldoende voor de school (alleen in 2006-2007 geven de ouders de Mr. Gangelschool gemiddeld een 5,0). Dit betekent echter niet dat zij over alle aspecten van de school tevreden zijn. De jongeren zijn vaak ontevreden over de vaardigheden die zij geleerd hebben en hetgeen zij geleerd hebben tijdens de stage. Ook zijn ze ontevreden over de mate waarin de school rekening hield met hun wensen en mogelijkheden. Ouders zijn ontevreden over mate waarin zij bij de school terechtkonden met leerproblemen. Ook waren zij niet tevreden over de informatie die zij ontvingen over de vorderingen van hun zoon of dochter. 14

Het is verder opvallend om te zien dat er in sommige gangen veel onvoldoendes worden gegeven en in andere veel minder of helemaal geen. Dit is vooral bij jongeren het geval: bijvoorbeeld de gang 2007-2008 heeft van hen erg lage scores gekregen. Deze verschillen tussen gangen zijn echter niet significant, wat er waarschijnlijk mee te maken heeft dat de vergelijking gebaseerd is op vrij kleine groepen. Tabel 7a. Tevredenheid per school. Jongeren, vertrokken vanaf 2004. Beets Mr. Gangel 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 Aspect van tevredenheid N=11 N=7 N=8 N=17 N=10 N=4 N=5 N=11 N=3 N=3 Traject sloot aan bij wensen voor later - - 3,4 2,7 2,3 - - 2,5 1,0 2,7 School hield rekening met wensen en mogelijkheden 3,1 3,0 3,4 2,8 2,4 2,2 2,8 3,4 2,7 2,3 vaardigheden geleerd 3,1 2,4 3,0 2,8 2,4 2,2 2,6 2,4 2,0 2,7 geleerd tijdens stage 3,0 2,0 2,5 1,4 2,0 4,0 1,0 1,0-4,0 Kon terecht met persoonlijke problemen* 3,3 3,5 2,6 3,1 2,9 3,0 2,6 3,0 3,0 3,3 Kon terecht met leerproblemen 3,2 3,1 3,1 3,2 2,8 3,5 3,0 3,5 3,3 3,0 Vond het leuk om naar school te gaan 3,0 3,0 3,5 3,0 3,0 3,5 3,2 3,1 3,0 2,7 Rapportcijfer voor de school 7,4 6,7 7,1 7,0 6,8 6,7 5,8 7,4 8,3 8,0 * Deze vraag werd alleen aan jongeren gesteld en niet aan ouders. Tabel 7b. Tevredenheid per school. Ouders van jongeren die vertrokken vanaf 2004. 2003-2004 2004-2005 Beets 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2003-2004 2004-2005 Mr. Gangel 2005-2006 2006-2007 Aspect van tevredenheid N=9 N=7 N=5 N=16 N=12 N=5 N=4 N=9 N=3 N=2 Traject sloot aan bij wensen voor later - - 3,7 3,2 3,2 - - 2,5 2,7 4,0 School hield rekening met wensen en mogelijkheden 4,0 2,8 4,0 3,4 3,6 3,4 3,7 3,5 4,0 4,0 vaardigheden geleerd 3,0 3,2 3,7 3,5 2,7 2,5 3,2 3,0 3,0 4,0 geleerd tijdens stage - - 4,0 3,7 2,8 - - 3,0 - - Kon terecht met leerproblemen 3,3 2,4 3,3 3,5 3,4 3,0 2,5 3,0 2,3 1,0 informatie over vorderingen* 4,0-1,0 3,9 3,5-3,0 2,2 1,7 1,0 Vond het leuk om naar school te gaan 2,8 3,2 2,8 3,1 3,0 3,4 3,0 3,3 3,0 3,5 Rapportcijfer voor de school 7,7 6,2 7,2 7,4 7,3 7,0 7,7 7,3 5,0 7,0 * Deze vraag werd alleen aan ouders gesteld en niet aan jongeren. 2007-2008 15

3.3 Middelengebruik voor en tijdens het Tabel 8 geeft een overzicht van het middelengebruik vóór en tijdens het in De Hoenderloo Groep, zoals gerapporteerd door jongeren en ouders tijdens het interview bij vertrek. De cijfers laten zien dat iets meer dan de helft van de jongeren tijdens middelen gebruikte. Bovendien blijkt dat de meeste jongeren al middelen gebruikten voordat ze in De Hoenderloo Groep kwamen. Tabel 8a. Percentage jongeren dat middelen gebruikte vóór en tijdens in De Hoenderloo Groep. Interview bij vertrek vanaf 2004; Jongeren. 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 N=16 N=15 N=21 N=21 N=18 Middelengebruik Vóór Tijdens Vóór Tijdens Vóór Tijdens Vóór Tijdens Vóór Tijdens Gebruikt middelen 44% 67% 20% 33% 67% 62% 33% 29% 44% 44% Toename gebruik (alleen bij jongeren die al middelen gebruikten) Toegenomen - 45% - 40% - 45% - 67% - 12% Gelijk gebleven - 18% - - - 27% - 33% - 12% Afgenomen - 36% - 60% - 27% - - - 75% Totaal gebruikers - 100% - 100% - 100% - 100% - 100% Tabel 8b. Percentage jongeren dat middelen gebruikte vóór en tijdens in De Hoenderloo Groep. Interview bij vertrek vanaf 2004; Ouders. 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 N=15 N=15 N=19 N=20 N=19 Middelengebruik Vóór Tijdens Vóór Tijdens Vóór Tijdens Vóór Tijdens Vóór Tijdens Gebruikt middelen 33% 60% 20% 27% 47% 63% 25% 25% 41% 39% Toename gebruik (alleen bij jongeren die al middelen gebruikten) Toegenomen - 62% - 33% - 73% - 25% - - Gelijk gebleven - 25% - - - 9% - 50% - 50% Afgenomen - 12% - 67% - 18% - 25% - 50% Totaal gebruikers - 100% - 100% - 100% - 100% - 100% De vraag, of het middelengebruik tijdens het is toegenomen, is alleen gesteld aan de jongeren die al middelen gebruikten. Met toename van middelengebruik wordt hier dus bedoeld dat jongeren aangaven dat ze meer gingen gebruiken tijdens het (en niet dat er meer nieuwe gebruikers zijn bijgekomen). Zoals uit de cijfers valt af te lezen houden de toename en afname van het gebruik tijdens het elkaar ongeveer in evenwicht. 16

3.4 Politiecontacten tijdens het De vragen over de politiecontacten tijdens het geven een beeld van het aantal jongeren dat contacten met de politie had gedurende de gehele periode van in De Hoenderloo Groep. Ook over dit onderdeel zijn alleen complete cijfers beschikbaar vanaf 2004. In Tabel 9a en 9b staan de percentages jongeren met politiecontacten, het totaal aantal contacten per jongere, en de aanleiding voor deze contacten. Als een jongere meerdere malen met de politie in aanraking is geweest, is de meest ernstige aanleiding of de aanleiding die het vaakst genoemd werd in het overzicht opgenomen. Tabel 9a. Politiecontacten tijdens in De Hoenderloo Groep. Interviews bij vertrek vanaf 2004, alleen jongeren. Aspect politiecontacten 2003-2004* 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 Had contact met politie tijdens N % N % N % N % N % Nee 11 69 10 67 12 57 16 76 13 72 Ja 5 31 5 33 9 43 5 24 5 28 Totaal 16 100 15 100 21 100 21 100 18 100 Frequentie politiecontacten per jongere 1 2 40 2 40 4 44 3 60 4 80 2 1 20 1 20 3 33 1 20 - - =>3 2 40 2 40 2 22 1 20 1 20 Totaal 5 100 5 100 9 100 4 100 5 100 Aanleiding politiecontacten Zwartrijden 2 40 2 40 - - - - - - Vernieling 1 20 1 20 2 22 - - 1 20 Graffiti - - 1 20 - - - - - - Brandstichting 1 20 - - - - - - - Diefstal - - 1 20 2 22 2 40 2 40 Heling 1 20 - - - - - - - - Bedreiging - - - - 1 11 - - - Mishandeling - - - - 1 11 3 60 1 20 Overig - - - - 3 33 - - 1 20 Onbekend - - - - - - - - - - Totaal 5 100 5 100 9 100 5 100 5 100 * Omdat de vragen over politiecontacten pas vanaf maart 2004 zijn toegevoegd, gaat gang 1 slechts over de periode maart 2004 augustus 2004. 17

Tabel 9b. Politiecontacten tijdens in De Hoenderloo Groep. Interviews bij vertrek vanaf 2004, alleen ouders. Aspect politiecontacten 2003-2004* 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 Had contact met politie tijdens N % N % N % N % N % Nee 10 67 9 60 8 38 12 60 15 79 Ja 5 33 6 40 13 62 8 40 4 21 Totaal 15 100 15 100 21 100 20 100 19 100 Frequentie politiecontacten per jongere 1 1 20 3 50 7 54 5 71 3 75 2 2 40 3 50 3 23 - - 1 25 =>3 2 40 - - 3 23 2 29 - - Totaal 5 100 6 100 13 100 7 100 4 100 Aanleiding politiecontacten Zwartrijden 1 20 3 50 1 8 - - - - Vernieling 2 40 3 50 2 15 2 25 1 25 Graffiti 1 20 - - - - - - - - Brandstichting - - - - 1 8 - - - - Diefstal 1 20 - - 3 23 1 12 1 25 Heling - - - - - - - - - - Bedreiging - - - - - - - - - - Mishandeling - - - - 1 8 3 37 - - Overig - - - - 4 31 2 25 2 50 Onbekend - - - - 1 8 - - - - Totaal 5 100 6 100 13 100 8 100 4 100 * Omdat de vragen over politiecontacten pas vanaf maart 2004 zijn toegevoegd, gaat gang 1 slechts over de periode maart 2004 augustus 2004. In alle gangen schatten de ouders het politiecontact hoger in dan de jongeren. Dit betekent dat een aantal ouders aangeeft dat hun zoon of dochter contact heeft gehad met de politie, terwijl de zoon of dochter zelf aangeeft dat dit niet het geval was. Gemiddeld over de vijf gangen is volgens de ouders 40% van de jongeren tijdens het in De Hoenderloo Groep in aanraking geweest met de politie, volgens de jongeren zelf is dit 32%. In de helft van alle gevallen ging het om een eenmalig contact. Diefstal, vernieling en mishandeling werden door jongeren het vaakst genoemd als aanleiding voor politiecontacten. De ouders noemen als aanleiding voor politiecontacten diefstal, vernieling en zwartrijden. 18

4. De uitkomsten op de prestatie-indicatoren 4.1 De uitkomsten bij vertrek, na een half en na anderhalf Hoe gaat het met de jongeren bij het vertrek uit De Hoenderloo Groep en in de (ander)half daarna? Hoe doen ze het op de prestatie-indicatoren? Is hun functioneren voldoende, gemeten aan de hand van de normen die door De Hoenderloo Groep zijn vastgesteld? Blijven ze na het vertrek goed functioneren of verslechtert hun situatie in de loop der tijd weer? En zijn daarin verschillen tussen de jaren van vertrek? In dit hoofdstuk presenteren we de uitkomsten op de 10 prestatie-indicatoren door de interviews op de verschillende meetmomenten - bij vertrek, na een half en na anderhalf - per gang weer te geven. Bij vertrek werden in totaal 115 complete interviews afgenomen bij jongeren en hun ouders. De uitkomsten daarvan zij grafisch weergegeven in Figuur 1a en 1b, de cijfers zijn te vinden in Tabel 9. Vervolgens komen de uitkomsten van de interviews na een half (Tabel 10) en na anderhalf (Tabel 11) aan bod. In Figuur 1a en 1b zijn de gemiddelde scores op de prestatie-indicatoren volgens jongeren en ouders bij vertrek weergegeven. Steeds geldt: hoe hoger de score, des te beter het functioneren van de jongeren op het betreffende domein. Figuur 1a. Uitkomsten prestatie-indicatoren jongeren bij vertrek, interview met jongeren. N = 115. Gezin N etwerk Werk Verblijf P o litie F inanciën 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 Vrije tijd M iddelen Welzijn Gedrag 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 N.B.: De scores op de prestatie-indicatoren kunnen variëren van 0-10; een score groter dan 5 geldt als een voldoende. In alle gevallen betekent een hoge score een positieve uitkomst. Bijvoorbeeld: een score van 7 op de indicator Politiecontacten wil zeggen dat 7 van de 10 jongeren geen politiecontacten heeft gehad (en 3 op de 10 dus wel). 19

Figuur 1b. Uitkomsten prestatie-indicatoren jongeren bij vertrek, interviews met ouders. N=115. Gezin N etwerk Werk Verblijf P o litie F inanciën 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 Vrije tijd M iddelen Welzijn Gedrag 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Uit Figuur 1a blijkt dat het volgen van een opleiding of het hebben van werk, en het hebben van een vaste plaats bij alle jongeren het beste scoort. Dit is ook volgens de ouders het geval, naast het orde hebben van de financiën. Het hebben van een goed sociaal netwerk scoort volgens jongeren én ouders laag, alleen de mening van de ouders over het gedrag van de jongeren scoort nog lager. De mening van jongeren en ouders verschilt significant op een aantal prestatieindicatoren. Het opvallendst (en statistisch significant) is het verschil met betrekking tot Gedrag. Ongeveer 70% van de jongeren geeft aan geen gedragsproblemen te hebben, terwijl maar 35% van de ouders dat vindt. Deze discrepantie in de inschatting van het gedrag van jongeren komt overigens geregeld voor, met name bij jongeren met gedragsproblemen. Andere significante verschillen tussen ouders en jongeren zien we bij de mening over (de kwaliteit van) de gezinsrelaties, waarbij jongeren meer tevreden zijn over hun contacten met het gezin dan ouders. Ook de scores van jongeren en ouders op Sociaal netwerk verschillen in een aantal gangen (2003-2004 en 2006-2007). Tenslotte verschillen de inschattingen van jongeren en ouders van het welzijn van de jongeren, met een significant hogere inschatting van het welzijn door jongeren dan door ouders. Wanneer de gangen met elkaar vergeleken worden, is er slechts één prestatieindicator die door de jaren heen verandert. Dat is de indicator Politiecontacten zoals ingeschat door de ouders. De scores op deze indicator van de verschillende gangen wijken significant van elkaar af (ANOVA, p<.02). 20

Tabel 10. Uitkomsten prestatie-indicatoren bij vertrek, jongeren en ouders. 2003-2004 2004-2005 Jongeren 2005-2006 2006-2007 Ouders Prestatie-indicatoren N=4 N=1 N=2 N=2 N=1 N=40 N=15 N=21 N=20 N=19 2007-2008 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 Contact met gezin 7,9 7,3 7,8 7,7 7,6 7,1 7 7 6,7 6,8 Sociaal netwerk 5,7 6,2 5,2 5,9 6,4 4,2 5,7 4,7 4,2 5,4 School of werk 9,7 10 9 10 10 9,2 10 10 9,5 10 Vaste plaats 9,5 10 10 9 10 9,2 10 10 10 9,5 Geen politiecontacten 5,2 8 7,5 8,1 6,7 5,4 8,7 7 9 7,5 Financiën op orde 8,5 8 9,5 7,5 8,4 8,4 8,7 10 9 8,5 Invulling vrije tijd 8,5 8,8 8,8 8,6 8,8 7,8 8,6 8,8 8,4 8,6 Beperkt middelengebruik 7,0 8 7,1 8,1 6,8 7,7 9,3 8,1 9,5 8 Welzijn 8,0 8,3 7,5 8,3 7,3 6,7 6,7 6,1 7,2 7 Geen gedragsproblemen 8,2 7,3 9 8,1 6,3 4,0 2,7 3,8 5 4,5 De uitkomsten na een half (Tabel 11) komen goed overeen met de uitkomsten bij vertrek. De hoge scores op School of werk, Vaste plaats en Financiën blijven gehandhaafd, alsook de discrepantie tussen jongeren en ouders op de prestatieindicatoren Gedrag en Welzijn. Om deze reden worden de uitkomsten hier niet meer in aparte figuren voor jongeren en ouders weergegeven, maar alleen in onderstaande tabel. Ook zijn er bij de gesprekken na een half nagenoeg geen verschillen tussen gangen 3. Tabel 11. Uitkomsten prestatie-indicatoren na een half, jongeren en ouders. 2003-2004 2004-2005 Jongeren 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2003-2004 2004-2005 Ouders 2005-2006 2006-2007 Prestatie-indicatoren N=29 N=23 N=23 N=20 N=9 N=29 N=23 N=23 N=20 N=9 Contact met gezin 7,3 7,6 7,5 7,6 7 6,6 7,1 7,1 7 6,4 Sociaal netwerk 5,8 6 6 5,4 8,3 4,6 4,8 4,9 4,5 5,5 School of werk 8,6 9,1 10 9,5 10 7,2 9,1 9,5 9,5 10 Vaste plaats 10 10 9,6 9,5 10 10 10 9,5 9,5 10 Geen politiecontacten 6,5 7,4 6,5 8,5 8,9 6,1 6,9 8,1 8,5 7,8 Financiën op orde 7,9 8,7 7,4 7 7,8 7,8 9 7,4 7,4 6,7 Invulling vrije tijd 8, 9,1 8,7 9,1 8,7 8 8,6 8,3 8,3 8,5 Beperkt middelengebruik 6,5 8,7 7,4 7,5 8,9 7,9 9 8,3 8 10 Welzijn 7,2 7,9 7,5 8 7,3 6,3 6,6 6,3 7 6,5 Geen gedragsproblemen 9,6 9,1 6,9 8,5 5,5 4,1 5,2 2,2 5,5 3,3 2007-2008 2007-2008 De uitkomsten van de interviews die na anderhalf zijn afgenomen staan in Tabel 12. Net als in de eerste twee interviews geven jongeren en ouders ook hier aan dat jongeren in bijna alle gevallen een vaste plaats hebben, en werk hebben of naar school gaan. 3 De enige prestatie-indicatoren die door de jaren heen verschillen zijn Gedrag, zoals ingeschat door de jongeren (p<.009) en School of werk, ingeschat door ouders (p<.03). 21

De enige prestatie-indicator die over de gangen heen significant varieert, is Geen politiecontacten, ingevuld door ouders (p<.02). Tabel 12. Uitkomsten prestatie-indicatoren na anderhalf, jongeren en ouders. 2003-2004 2004-2005 Jongeren 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2003-2004 2004-2005 Ouders 2005-2006 2006-2007 Prestatie-indicatoren N=5 N=11 N=23 N=18 N=5 N=5 N=11 N=24 N=18 N=5 Contact met gezin 7,8 6,6 7,8 7,5 8 7,2 6,2 6,9 6,9 6,8 Sociaal netwerk 6 5,4 5,1 5,8 6,2 5 5,7 4,9 5,6 5 School of werk 8 7,3 9,1 10 10 8 8 8,4 8,9 8 Vaste plaats 10 9,1 9,5 10 10 10 10 10 10 10 Geen politiecontacten 10 10 5,6 5 10 10 10 6,4 6,2 8 Financiën op orde 8 9,1 6,5 9,4 6 8 10 7,5 8,1 3,3 Invulling vrije tijd 9,4 9,1 9 9 8,4 8,1 8 8,7 8,2 7,8 Beperkt middelengebruik 6 7,3 5,6 7,8 6 10 7,3 6,8 8,2 6 Welzijn 8,6 6,8 7,9 7,5 7,8 7,2 6,3 6,8 6,7 6,6 Geen gedragsproblemen 10 9,1 9,1 8,9 8 2 4,5 4 4,7 4 2007-2008 Bovenstaande tabellen laten de uitkomsten zien op de prestatie-indicatoren door de jaren heen. Zoals we gezien hebben zijn de verschillen tussen gangen op één hand te tellen. De conclusie is dus dat het functioneren van de jongeren op de verschillende leefgebieden door de jaren heen bij vertrek vrijwel hetzelfde is gebleven. Omdat we geen gegevens hebben van het functioneren van de jongeren bij het begin van de behandeling, valt echter niet vast te stellen in hoeverre het functioneren van de jongere tijdens de behandeling verbeterd is. Desondanks zou je de voorzichtige conclusie kunnen trekken dat de behandeling door de jaren heen dezelfde resultaten heeft opgeleverd, en dat eventuele verbeteracties op deelgebieden als sociaal netwerk of gedragsproblemen weinig invloed heeft gehad op het functioneren bij vertrek. We kunnen hier nog wat beter zicht op krijgen, wanneer we nagaan in hoeverre de behandeldoelen van De Hoenderloo Groep in de afgelopen jaren behaald zijn. 4.2 De uitkomsten bij vertrek afgezet tegen de normen Zijn de behandeldoelen voor De Hoenderloo Groep in de afgelopen jaren gehaald? Zoals we gezien hebben kunnen de prestatie-indicatoren als de behandeldoelen van De Hoenderloo Groep worden beschouwd. Om te kunnen beoordelen of die doelen gehaald zijn, werd bij iedere indicator een norm gesteld: een doel is behaald als minstens een bepaald percentage jongeren een voldoende score op die indicator heeft behaald. Om een voorbeeld te geven: De Hoenderloo Groep vindt dat iedere jongere bij vertrek een vaste plaats moet hebben. De norm voor de indicator Vaste plaats is dus: 100% van de jongeren heeft een vaste plaats. Bij andere indicatoren is dit percentage lager (niet iedereen hoeft een voldoende te scoren om toch van een goed algemeen resultaat te kunnen spreken), maar het principe is hetzelfde. Wanneer een individuele 22

jongere op 7 van 10 prestatie-indicatoren een voldoende scoort (dus de norm haalt), spreken we van een succesvolle behandeling. Tabel 13a. Uitkomsten prestatie-indicatoren jongeren bij vertrek, afgezet tegen de normen. Interviews met jongeren zelf. Prestatie-indicatoren Norm 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 N=40 N=15 N=21 N=20 N=19 Contact met gezin 65% 97% + 93% + 95% + 95% + 89% + Sociaal netwerk 90% 45% - 47% - 33% - 50% - 58% - School of werk 85% 97% + 100% + 90% + 100% + 100% + Vaste plaats 100% 95% - 100% + 100% + 90% - 100% + Geen politiecontacten 60% 52% - 80% + 75% + 81% + 67% + Financiën op orde 80% 85% + 80% + 95% + 75% - 84% + Invulling vrije tijd 80% 92% + 100% + 100% + 90% + 100% + Beperkt middelengebruik 85% 70% - 80% - 71% - 81% - 68% - Welzijn 80% 97% + 93% + 95% + 95% + 84% + Uitkomst Uitkomst Uitkomst Uitkomst Uitkomst Geen gedragsproblemen 50% 82% + 73% + 90% + 81% + 63% + Aantal maal norm gehaald 6 8 8 6 8 Percentage succesvolle behandelingen 70% 82% - 93% + 95% + 86% - 84% + Noot: een plus (+) in de tabel betekent dat de norm die De Hoenderloo Groep voor een bepaalde indicator gesteld heeft, behaald werd. In Tabel 13a en 13b staan de percentages jongeren die een voldoende hebben gescoord op de afzonderlijke prestatie-indicatoren en op alle prestatie-indicatoren tezamen. Een percentage van 97 op de prestatie-indicator Contact met gezin betekent dus dat 97% van de jongeren het contact met het gezin voldoende vond (bij de ouders was dit 92%). Vergelijk dat met de van te voren gestelde norm van 65% bij Contact met gezin, en het is duidelijk dat de norm voor het contact met het gezin ruimschoots is gehaald; in de tabel is dit met een + als uitkomst aangegeven. Het aantal prestatie-indicatoren waarvoor in een bepaalde gang de norm werd gehaald, varieerde van 6 tot 8 bij de jongeren, en van 4 tot 9 bij de ouders. 23

Tabel 13b. Uitkomsten prestatie-indicatoren jongeren bij vertrek, afgezet tegen de normen. Interviews met ouders. Prestatie-indicatoren Norm 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 N=40 N=15 N=21 N=20 N=19 Contact met gezin 65% 92% + 80% + 89% + 78% + 85% + Sociaal netwerk 90% 25% - 43% - 35% - 26% - 26% - School of werk 85% 92% + 100% + 100% + 95% + 100% + Vaste plaats 100% 92% - 100% + 100% + 100% + 95% - Geen politiecontacten 60% 54% - 87% + 70% + 90% + 75% + Financiën op orde 80% 84% + 87% + 100% + 90% + 85% + Invulling vrije tijd 80% 85% + 87% + 100% + 94% + 95% + Beperkt middelengebruik 85% 77% - 93% + 81% - 95% + 80% - Welzijn 80% 69% - 73% - 80% + 94% + 80% + Uitkomst Uitkomst Uitkomst Uitkomst Uitkomst Geen gedragsproblemen 50% 40% - 27% - 38% - 50% + 45% - Aantal x norm gehaald 4 7 7 9 6 Percentage succesvolle behandelingen 70% 63% - 80% + 78% + 89% + 70% + Noot: een plus (+) in de tabel betekent dat de norm die De Hoenderloo Groep voor een bepaalde indicator gesteld heeft, behaald werd. 4.3 Het sociale netwerk per onderdeel In de onderste rij van de tabel is het percentage jongeren weergegeven dat een voldoende behandelresultaat heeft behaald. Zoals gezegd wordt een behandeling als voldoende beschouwt als een jongere een voldoende behaalt op 7 van 10 indicatoren. Voor het behandelresultaat als geheel geldt een norm van 70%. Dat wil zeggen: als minstens 70% van de jongeren een voldoende behandelresultaat heeft behaald, kunnen we spreken van een voldoende resultaat van De Hoenderloo Groep als geheel. Dit resultaat is in drie van de vijf gangen voldoende, zowel volgens ouders als jongeren. Opvallend is overigens wel dat de gangen waarin dit resultaat behaald werd volgens ouders en jongeren deels verschillend zijn. In de volgende twee tabellen worden de scores op het sociaal netwerk weergegeven, per onderdeel van het sociale netwerk en per gang. Deze onderdelen zijn: contacten met overige familieleden, contacten met andere belangrijke volwassenen, contacten met vrienden en bekenden, en contacten in vereniging- of clubverband. Onder overige familieleden verstaan we familieleden buiten het kerngezin; wie belangrijke volwassenen zijn, wordt door de jongere (of zijn ouders) zelf bepaald. 24

Tabel 14a. Percentage jongeren met een voldoende sociaal netwerk, per onderdeel van het netwerk volgens de jongeren. Interviews bij vertrek, N = 116. Belangrijke Verenigingen/ Jaargang N Familie volwassenen Vrienden clubs 2003-2004 40 67% 52% 82% 32% 2004-2005 15 87% 47% 93% 20% 2005-2006 20 57% 38% 86% 29% 2006-2007 20 62% 65% 100% 10% 2007-2008 19 74% 65% 95% 33% Gemiddeld - 68% 53% 90% 26% Tabel 14b. Percentage jongeren met een voldoende sociaal netwerk, per onderdeel van het netwerk volgens de ouders. Interviews bij vertrek, N = 116. Belangrijke Verenigingen/ Jaargang N Familie volwassenen Vrienden clubs 2003-2004 38 55% 37% 68% 28% 2004-2005 15 67% 47% 71% 36% 2005-2006 21 62% 29% 70% 25% 2006-2007 20 40% 33% 84% 11% 2007-2008 19 68% 44% 89% 16% Gemiddeld - 58% 37% 75% 23% In de tabellen 14a en 14b staan de percentages weergegeven van de jongeren die per gang een voldoende scoren op de verschillende onderdelen van het sociaal netwerk. Per onderdeel worden de volgende criteria gehanteerd voor een voldoende sociaal contact: als een jongere minstens eens per maand contact heeft met overige familie of andere belangrijke volwassen, spreken we van een voldoende sociaal contact; bij vrienden en clubs geldt een contact van minstens eenmaal per week als voldoende. Uit de overzichten blijkt dat de jongeren, zowel volgens henzelf als volgens hun ouders, het meeste contacten hebben met vrienden, en het minst via verenigingen of clubs. De scores per gang variëren niet, gemiddeld wordt er dus in alle jaren hetzelfde op deze vragen geantwoord. Er zijn wel (statistisch significante) verschillen tussen jongeren en ouders, op de onderdelen Belangrijke volwassenen (p<.02) en Vrienden (p<.005). Ouders geven vaker aan dat een jongere voldoende contact heeft met belangrijke volwassenen dan de jongeren dat zelf doen. Het omgekeerde geldt voor vrienden: daarvan geven jongeren vaker aan dat ze er voldoende contact mee hebben dan ouders. 25

4.4 Gedragsproblemen (SDQ) per gang In de interviews is ook een korte, gestructureerde gedragsvragenlijst opgenomen, de SDQ. SDQ staat voor Strenghts and Difficulties Questionnaire (Goodman, 1997). Wij gebruiken de Nederlandse versie van deze lijst (Sterke Kanten en Moeilijkheden Vragenlijst). Er zijn parallelversies voor jongeren en ouders die vrijwel identiek zijn en allebei 25 vragen bevatten over Gedrag, Emoties, Hyperactiviteit, Problemen met leeftijdgenoten, en Prosociaal gedrag. De eerste vier factoren geven bij elkaar opgeteld een totaalscore voor Gedragsproblemen. Prosociaal gedrag staat als factor enigszins apart; deze factor geeft een indicatie van de sociaal-voelendheid van een jongere. Er zijn normen beschikbaar voor de totaalscore en de 5 afzonderlijke factoren, die aangeven of een bepaalde score in de normale range valt of in het probleemgebied (= 10% hoogste scores in de landelijke normgroep). Bij de berekeningen zijn Nederlandse normen gehanteerd (Goedhart, Treffers & Widenfelt, 2003). Tabel 15. Percentages scores in het probleemgebied voor de vijf factoren en de totaalscore van de SDQ volgens de ouders; Interviews bij vertrek, N = 115. Jaargang Emoties Gedrag Hyperactiviteit Problemen met leeftijdgenoten Prosociaal gedrag Totaalscore 2003-2004 35% 52% 42% 37% 40% 60% 2004-2005 40% 73% 27% 60% 53% 73% 2005-2006 38% 57% 48% 33% 29% 62% 2006-2007 25% 70% 25% 30% 40% 50% 2007-2008 45% 55% 25% 45% 35% 55% Let wel: anders dan bij voorgaande tabellen het geval was, geven we hier negatieve scores weer: een hoog percentage betekent dat veel jongeren problemen hebben op een bepaalde factor. De totaalscore van de SDQ wordt gebruikt om de prestatie-indicator Gedrag te meten. Daarnaast geven de verschillen in ernst van de problemen op de diverse factoren van de SDQ inzicht in de aard van de problematiek van de betreffende jongere. Wanneer een individuele jongere bijvoorbeeld vooral ernstige problemen vertoont op de factor Gedrag (eventueel in combinatie met een hoge score op de factor Hyperactiviteit), dan is de kans groot dat er bij deze jongere sprake is van oppositioneel-opstandig gedrag (in termen van een DSM-IV classificatie). Zijn er uitsluitend problemen op de factor Emotie, en eventueel ook Problemen met leeftijdgenoten, dan is er waarschijnlijk sprake van emotionele of stemmingsproblematiek. Jongeren met een stoornis in het autistisch spectrum laten daarentegen vaak hoge scores zien op meerdere factoren vanwege de complexe problematiek. Wat voor het scoreprofiel van een individuele jongere geldt, geldt ook voor groepen jongeren: het profiel van de (gemiddelde) scores op de factoren van de SDQ geeft een belangrijke aanwijzing voor de aard van de problematiek van de jongeren in de betreffende groep. In tabel 14 staan de percentages van de jongeren die in het probleemgebied scoren op de verschillende factoren en op de Totaalscore gedragsproblemen van de SDQ. We presenteren alleen de gegevens volgens de ouders, omdat gebleken is dat de meeste jongeren geen problemen aangeven op de SDQ; 26

informatie van de jongeren zelf levert in dit geval dus nauwelijks verschillen op tussen de gangen. Uit de gegevens blijkt dat in alle gangen minstens 50% van de jongeren bij vertrek ernstige (totale) problematiek vertoonde. De gangen verschilden onderling niet significant van elkaar. 27

28

5. Samenvatting en conclusie Vijf gegevensverzameling van het Follow-up onderzoek heeft geleid tot een schat aan gegevens over het functioneren van de jongere na afloop van de behandeling in De Hoenderloo Groep. In totaal zijn de afgelopen jaren 763 interviews afgenomen op drie verschillende meetmomenten, waarvan 376 bij de jongeren en 387 bij de ouders. De respons, die we steekproefsgewijs hebben gemeten, bedroeg bij vertrek 73%, na een half 66%, en na anderhalf 55%. De uitkomsten van deze interviews bieden een terugblik op de behandeling en een overzicht van de stand van zaken bij vertrek en na verloop van enige tijd. Tenslotte kunnen we zien of de uitkomsten in de afgelopen jaren heen fluctueerden, dan wel min of meer stabiel bleven. Bij de uitkomsten valt op dat de tevredenheid over het in De Hoenderloo Groep bij vertrek over het algemeen hoog is. Zowel jongeren als ouders zijn tevreden over informatievoorziening, bejegening, behandeleffect en veiligheid. Hetzelfde geldt voor de tevredenheid over vrijetijdsaanbod. De tevredenheid over het behandelresultaat is in bijna alle gevallen redelijk tot goed. De scholen krijgen over het algemeen ook voldoendes, maar er zijn wel deelgebieden waarover ontevredenheid bestaat. De jongeren zijn vaak ontevreden over de vaardigheden die zij geleerd hebben en hetgeen zij geleerd hebben tijdens de stage. Ook zijn ze ontevreden over de mate waarin de school rekening hield met hun wensen en mogelijkheden. Ouders zijn ontevreden over mate waarin zij bij de school terechtkonden met leerproblemen, en over de informatie die zij ontvingen over de vorderingen van hun zoon of dochter. Met betrekking tot het middelengebruik en politiecontacten tijdens het is er weinig veranderd ten opzichte van eerdere rapporten. Het is wel interessant dat er volgens jongeren minder politiecontacten waren dan volgens ouders, terwijl dit voor middelengebruik precies andersom was: dit werd juist door de ouders lager ingeschat. Aan de hand van de 10 prestatie-indicatoren werd nagegaan in hoeverre de jongeren na behandeling voldoende functioneren op verschillende belangrijke levensgebieden. Gemeten werd bij vertrek, een half en anderhalf na vertrek. Bij vertrek waren de scores op de prestatie-indicatoren Vaste plaats, School of werk en Financiën volgens jongeren goed. Ouders vonden dat ook. Laag waren de scores volgens jongeren en hun ouders op (de kwaliteit van) het sociaal netwerk van de jongeren. Verder bleek dat een groot deel van de jongeren nog frequent middelen gebruikt na vertrek. Jongeren en ouders weken sterk van elkaar af in hun oordeel over het gedrag van de jongere: ouders zagen na behandeling nog veel problemen op dit gebied, jongeren nauwelijks. Naast de afzonderlijke prestatie-indicatoren hebben we ook gekeken naar de uitkomsten van de behandeling als geheel. De behandeling werd als succesvol beschouwd indien er op minstens 7 van de 10 prestatie-indicatoren een voldoende werd gehaald. Dit was in drie van de vijf gangen het geval. Ook na een half en anderhalf bleven de hoge scores op School of werk en Vaste plaats gehandhaafd, alsmede de discrepantie tussen jongeren en ouders op de prestatie-indicatoren Gedrag en Welzijn. Over het algemeen bleven de jongeren dus op hetzelfde niveau functioneren als bij vertrek, en bleven ook de verschillen tussen jongeren 29

en ouders bestaan. De enige veranderingen na anderhalf hebben betrekking op Financiën (schulden nemen na vertrek uit Hoenderloo weer wat toe), en op School of Werk (ouders gaven in gang 5 aan dat het hebben van werk of schoolgaan in de loop van anderhalf vermindert). Het sociaal netwerk werd nog nader bekeken, op de vier onderdelen Contacten met overige familieleden, Contacten met andere belangrijke volwassenen, Contacten met vrienden en bekenden, en Contacten in vereniging- of clubverband. Jongeren van De Hoenderloo Groep blijken het meeste contacten te hebben met vrienden, en het minst via verenigingen of clubs. De indeling van de uitkomsten in verschillende gangen heeft vooralsnog nauwelijks verschillen tussen de jaren van vertrek laten zien. Slechts in enkele gevallen werden er verschillen gevonden, maar van een systematisch patroon of trend is geen sprake. Er waren ook va te voren geen voorspellingen gedaan over te verwachten veranderingen in uitkomsten voor bepaalde prestatie-indicatoren. Wellicht is het in de toekomst mogelijk om specifieke hypotheses op te stellen op grond van ingezette aanpassingen aan de behandelopzet of verbeteringen in de methodiek. Zodoende zou de kwaliteitscirkel van het uitvoeren van een behandeling, het meten van de uitkomsten, het plannen van verbeteringen en het opnieuw uitvoeren van die behandeling daadwerkelijk rond gemaakt kunnen worden. 30