Naam cursist:. Bronnenboekje 1 maandag 18 juni 2012

Vergelijkbare documenten
Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1

Wie is dat? thema. Hoe heet jij? Ik weet het niet! Beatriz. Marco. Hallo, ik heet Jürgen. Dag mevrouw. Dag meneer. Hoi! Ik heet Bushra. En jij?

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Thema In en om het huis.

Schrijven: formulieren 2

Wie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam kom je vandaan? a Hoe b Waar

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

1. Luisteren. 2. Luisteren

Schrijven OPDRACHTKAART. U leert formulieren in te vullen.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Thema Op zoek naar werk

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Anna en Noah starten met een opleiding in een avondschool. Ze doen een graduaat marketing. Tijdens de eerste pauze praten ze met elkaar.

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

werkbladen thema 7 DE BASISSCHOOL

Thema Gezondheid Beginnerslessen

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

werkbladen thema 5 werk

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Les 35. Een nieuw paspoort

Schrijven. U leert een kaartje te schrijven OPDRACHTKAART.

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

ANDERS NOG IETS? Liedjes voor wie Nederlands leert. Janjaap de Vries en Helga Van Loo. Boom Amsterdam

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 8 OPLEIDINGEN

Mijn huis, mijn thuis

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Voorwoord. Bondi Sciarone

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Melkweg. De deur op slot. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Veilig wonen

biografie en leerplan wie ben ik? wat kan ik? wat wil ik?

Oefenzinnen module 1. Oefenzinnen module 2. Luister goed en schrijf de zin op.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Werkwoordoefeningen bij les 5

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op zoek naar werk

Leesboekje familie en vrienden

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Formeel en informeel. Formeel: Je gebruikt u om iemand aan te spreken. Je noemt iemand bij zijn achternaam.

Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag.

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

Lesbrief 7. Leren & werken

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

taal portfolio Taalportfolio 9+

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Kinderen en school

Kijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs. Brieven schrijven

Thema Kinderen en school

Luisteren: muziek (A2 nr. 3)

Melkweg. In de war. Lezen van Alfa B naar Alfa C. Gezondheid: Omgaan met problemen. Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann

Melkweg. Pinnen mag. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Geld

Melkweg. Waar woon je? Lezen Alfa A. Het huis

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De huisarts

Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.

Inhoudsopgave. Luisterteksten en instructies bij de oefen-cd 201. Grammaticaoverzicht 233. Correctiesymbolen schrijfvaardigheid 269.

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Melkweg. Wat leert je kind? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: de basisschool

Taalklas.nl Plus Cursistenmateriaal

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?

Thema Kinderen en school. Lesbrief 10. Voor het eerst naar school

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Melkweg. Naar de speelzaal. Lezen van Alfa B naar Alfa C. Taal en ouders: Peuters. Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann

Thema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Transcriptie:

Naam cursist:. Bronnenboekje 1 maandag 18 juni 2012

Inhoud: NAW gegevens 3-4 Kijk naar het plaatje en kijk naar het voorbeeld. Schrijf de zinnen. 5 Vraagwoorden 6 Je en u 7 Oefenblad vraagwoorden A 8-9 Wie zitten er op de cursus? 10 Ik ben niet in Nederland geboren 11 Waar is de bril? 12 Naar school 13 Het alfabet 14 NAW gegevens klasgenoten 15 Dag, hoe gaat het? 16-18 Wie ben jij? Lied en oefeningen. 19-24 Woordenlijst / Dictee 25-26 Woordenschatoefening 27 Reflectieformulier 28 Tekst en vragen 29-32 De familie. Tekst en vragen 33-40 Gesprek met Kemal en verwerkingsvragen 41-43 Gesprek met Mohamed en verwerkingsvragen 44-46 Buiten de school 47 Bronnenboekje 1 Voorstellen 2

NAW gegevens Voornaam Achternaam Leeftijd Geboortedatum Beroep Straat Huisnummer Postcode Woonplaats Telefoonnummer Geslacht Burgerlijke staat Geboorteland Uiterlijke kenmerken Foto Bronnenboekje 1 Voorstellen 3

Een formulier invullen F o r m u l i e r Naam:..... Voornamen:.. Adres:... Postcode: Telefoon:. Burgerlijke staat* Gehuwd / ongehuwd / gescheiden / samenwonend Geboortedatum:... Nationaliteit:. Aantal kinderen:. Beroep:. * streep door wat niet van toepassing is Bronnenboekje 1 Voorstellen 4

Kijk naar het plaatje en kijk naar het voorbeeld. Schrijf de zinnen. Voorbeeld: Youssef Marokko Dokkum getrouwd Ik heet Youssef.. Ik kom uit. Marokko Ik woon in Dokkum Ik ben. getrouwd. 1. Bashar Irak Leeuwarden getrouwd Ik heet Ik kom uit. Ik woon in Ik ben.... 2. Syrian Tunesië Heerenveen niet getrouwd Ik heet. Ik kom uit.. Ik woon in. Ik ben Bronnenboekje 1 Voorstellen 5

VRAAGWOORDEN Wat? Wat is uw naam? Wie? Wie bent u? Waar? Waar woont u? Hoe? Hoe heet u? Hoeveel? Hoeveel kinderen heeft u? Wanneer? Wanneer bent u geboren? Welk? Uit welk land komt u? Hoelang? Waarom? Hoelang woont u al in Nederland? Waarom kunt u niet komen? Bronnenboekje 1 Voorstellen 6

je (personen die je goed kent) u (personen die je niet kent en personen die je met respect aanspreekt) Wie ben je? Hoe heet je? Hoe is je naam? Wie bent u? Hoe heet u? Wat is uw naam? Wat is je voornaam? Wat is uw voornaam? Waar woon je? Wat is je adres? Waar woont u? Wat is uw adres? Wat is je postcode? Wat is uw postcode? Wat is je woonplaats? Wat is uw woonplaats? Wat is je geboortedatum? Wat is uw geboortedatum? Waar ben je geboren? Waar bent u geboren? In welk land ben je geboren? In welk land bent u geboren? Wat is je beroep? Wat is uw beroep? Ben je getrouwd of ongetrouwd? Bent u getrouwd of ongetrouwd? Heb je kinderen? Hoeveel? Heeft u kinderen? Hoeveel? Bronnenboekje 1 Voorstellen 7

Oefenblad vraagwoorden A Wie Wat Waar Hoe Welke Waarom Wanneer Hoelang 1. is je voornaam? 2. heet u? 3. schrijf je dat? 4. is je achternaam? 5. komt zij vandaan? 6. is hij? 7. werk je daar al? 8. woon je? 9 Uit. stad kom je? 10. zegt u? 11. bent u? 12. gaat het? 13. heet uw vader? 14. tas is van jou? 15. huil je? 16. doe je in de pauze? 17. laat is het? 18. ligt het boek? 19. is het vakantie? 20. jongen wil dat? 21. zeg je niets? 22. duurt deze cursus? Bronnenboekje 1 Voorstellen 8

Oefenblad vraagwoorden A sleutel Wie Wat Waar Hoe Welke Waarom Wanneer Hoelang 1. Hoe / wat is je voornaam? 2. Hoe heet u? 3. Hoe schrijf je dat? 4. Wat is je achternaam? 5. Waar komt zij vandaan? 6. Wie is hij? 7. Waar woon je? 8. Hoelang werk je daar al? 9. Uit welke stad kom je? 10. Wat zegt u? 11. Wie bent u? 12. Hoe gaat het? 13. Hoe heet je vader? 14. Welke tas is van jou? 15. Waarom huil je? 16. Wat doe je in de pauze? 17. Hoe laat is het? 18. Waar ligt het boek? 19. Wanneer is het vakantie? 20. Welke jongen wil dat? 21. Waarom zeg je niets? 22. Waarom zeg je niets? 23. Hoelang duurt deze cursus? Bronnenboekje 1 Voorstellen 9

Wie zitten er op de cursus? Fatima Andrez Fatima is een vrouw. Zij komt uit Turkije. Zij woont in Den Haag. Zij is niet getrouwd. Zij heeft ook geen kinderen. Andrez komt uit Polen. Hij is een man. Hij woont nu in Utrecht. Hij is 20 jaar. Hij is niet getrouwd. Sinan Mara Sinan is een man. Hij komt uit Marokko. Hij woont al 7 jaar hier. Hij is getrouwd. Hij heeft 3 kinderen. Mara is een vrouw. Zij woont in Rotterdam. Zij is getrouwd. Zij heeft 1 kind. Zij heeft 1 dochter. Mara komt uit Spanje. Uit: Leerlijn Bronnenboekje 1 Voorstellen 10

Ik ben niet in Nederland geboren Ik ben niet in Nederland geboren. Ik kom uit Parijs. Mijn geboorteplaats is dus Parijs. Daarna heb ik in Arnhem gewoond. Toen in Utrecht. En heel kort in Ede. Nu woon ik al 3 jaar in Rotterdam. Ik wil hier blijven wonen. Ik heb een gezin. Mijn kinderen zitten op school. En ze willen hier niet weg. Goed of fout? goed fout Ik kom uit Nederland. Ik woon nu in Rotterdam. Ik heb geen gezin. Mijn kinderen zitten op school. Bronnenboekje 1 Voorstellen 11

Waar is de bril? Jan heeft een bril. Hij leest met een bril. Jan wil de krant lezen. Hij zoekt zijn bril. Hij zoekt op de tafel. Hij zoekt in de kast. Hij zoekt op de bank. Maar Jan ziet de bril niet. De vrouw van Jan komt thuis. Ze vraagt: Wat doe je? Jan zegt: Ik zoek mijn bril. Zijn vrouw lacht. Ze zegt: Je bril is op je neus! Op mijn neus? Wat dom! En Jan lacht ook. Uit: Beter lezen Bronnenboekje 1 Voorstellen 12

Naar school Youssef komt uit Libië. Hij is 45 jaar. Youssef kan niet lezen en niet schrijven. In zijn dorp in Libië was geen school. Youssef moet morgen naar school. Voor de eerste keer. Morgen begint de les. De Nederlandse les. Youssef praat met zijn vrouw: Hij zegt: Ik ga niet. Youssef schaamt zich. Maar de vrouw van Youssef zegt: Je moet wel gaan. Het is maandag, vier uur. Youssef komt van zijn school. Hij loopt naar huis. Hij is blij. De les was leuk. Youssef kan nu zijn naam schrijven. De leraar is aardig. En de mensen van de groep zijn aardig. Uit: Beter lezen Bronnenboekje 1 Voorstellen 13

Het alfabet De hoofdletters A B C D E F G H I A B C D E F G H I J K L M N O P Q R J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z S T U V W X Y Z De kleine letters a b c d e f g h i a b c d e f g h i j k l m n o p q r j k l m n o p q r s t u v w x y z s t u v w x y z Bronnenboekje 1 Voorstellen 14

Voornaam Achternaam Adres Schrijf hieronder de gegevens van je klasgenoten op. Postcode Telefoon Beroep Hobby Kenmerken Bronnenboekje 1 Voorstellen 15

Dag, hoe gaat het? (1) Dag, hoe gaat het? Goed,.. Dag, hoe gaat het? Goed,.. Dag, hoe gaat het? Hoe gaat het met jou? Dag, hoe gaat het? Goed,. Dag, hoe gaat het? (1) Dag, hoe gaat het? Goed, en met jou? Dag, hoe gaat het? Goed, en met jou? Dag, hoe gaat het? Hoe gaat het met jou? Dag, hoe gaat het? Goed, en met jou? Dag, hoe gaat het? Bronnenboekje 1 Voorstellen 16

Dag, hoe gaat het? (2) Dag, hoe gaat het? Goed, en met jou? Ook goed. Sjouk? Ook goed... de kinderen? Ook goed. je werk? Ook goed. Victor? Die is ziek! O ja? Wat vervelend. Dag, hoe gaat het? (2) Dag, hoe gaat het? Goed, en met jou? Ook goed. En met Sjouk? Ook goed. En met je werk? Ook goed. En met Victor? Die is ziek! O ja? Wat vervelend. Bronnenboekje 1 Voorstellen 17

3. Mooi zo Hoi, alles goed? Hoi, alles goed? Ja,. Ja,. Ja, alles prima. Ja, alles prima... Ja, met jou? Hoi, alles goed? 3. Mooi zo Hoi, alles goed? Hoi, alles goed? Ja, met jou ook? Ja, met jou ook? Ja, alles prima. Ja, alles prima. Mooi zo. Mooi zo. Bronnenboekje 1 Voorstellen 18

Liedjesteksten Kijk op Blackboard onder Beginners en dan Thema 1, Taallied 1. Wie ben jij? Mijn naam is Jan Ik ben in Nederland geboren Ik heet Herman Mijn achternaam die is Van Doorn Ik ben Hassan Ik ben in Afrika geboren Ik kom uit Iran Aangenaam Wie ben jij? Wat is je naam? Waar woon jij? Waar kom jij vandaan? Wie ben jij? Wat is je naam? Waar woon jij? Waar kom jij vandaan? Wie ben jij? Wat is je naam? Waar woon jij? Waar kom jij vandaan? Wie ben jij? Wat is je naam? Waar woon jij? Waar kom jij vandaan? Wie ben jij? Wat is je naam? Waar woon jij? Waar kom jij vandaan? Ik ben Arman Ik ben in Azië geboren Mevrouw Van Dam Mijn voornaam die is Hannelore In Amsterdam woon ik Daar ben ik ook geboren Peter is mijn naam Aangenaam Wie ben jij? Wat is je naam? Waar woon jij? Waar kom jij vandaan? Bronnenboekje 1 Voorstellen 19

Wie ben jij? 1. Welke zin past bij welke foto? a b c 1 Wie ben jij? 2 Waar kom jij vandaan? 3 Waar woon jij? 2. Welk antwoord past bij welke vraag? 1. Wie ben jij? A. Mijn naam is Hassan. 2. Waar woon jij? B. Ik kom uit Iran. 3. Wat is je naam? C. Ik woon in Nederland. 4. Waar kom jij vandaan? D. Ik ben Jan. Uit:Anders nog iets? Liedjes voor wie Nederlands leert Bronnenboekje 1 Voorstellen 20

Probeer nu de ontbrekende woorden in te vullen voor je luistert. Luister daarna nog een keer naar het lied om je antwoorden te controleren. Mijn is Jan Ik ben in Nederland geboren. Ik.. Herman Mijn achternaam is Van Doorn. Ik ben Hassan Ik ben Afrika geboren. Ik. uit Iran Aangenaam. Wie. jij? is je naam? Waar jij? Waar kom jij? (2x).. ben Arman Ik ben in Azië. Mevrouw van Dam Mijn... die is Hannelore. In Amsterdam ik ben ik ook geboren. Peter is mijn naam Wie ben? Wat is naam? woon jij? Waar.. jij vandaan? (4x) Uit:Anders nog iets? Liedjes voor wie Nederlands leert Bronnenboekje 1 Voorstellen 21

Na een of meer luisterbeurten 4. Luister nu naar het lied. Hoor je alles? Zet een kruisje als je de naam of het woord hebt gehoord. 1 2 3 4 5 Hassan Frankrijk Ik Wanneer Ben Peter Iran Haar Wie Doe Herman Nederland Hij Hoe dat Heet Simon Europa Jouw Hoeveel Woon Hannelore België Mijn Wat Werk Arjan Turkije Je Hoe Kort Jan Afrika Zijn Waar Zit Griet Azië Jij Welk Studeer 5. Luister nog eens naar het lied. Wie komt er eerst? Zet de personen in de juiste volgorde. Arman Herman Peter Jan Mevrouw Van Dam Hassan 1 2 3 4 5 6 Uit:Anders nog iets? Liedjes voor wie Nederlands leert Bronnenboekje 1 Voorstellen 22

6. Kruis aan wat goed is. Jan is in Afrika geboren. De voornaam van meneer Van Doorn is Herman. Hassan komt uit Azië. De achternaam van Arman is Van Dam. 7. Luister nog eens. Vind je nog het antwoord op deze vragen? a. Waar is Jan geboren? b. Wat is de achternaam van Herman? c. Wie is er in Afrika geboren? d. Wat is de voornaam van mevrouw Van Dam? e. Waar woont Peter? 8. Welke vragen stelt de zanger? Stel ze ook aan je buurman. Uit:Anders nog iets? Liedjes voor wie Nederlands leert Bronnenboekje 1 Voorstellen 23

10. Zing zelf het refrein met je buurman. Dus: jij vraagt, je buurman antwoordt. Bijvoorbeeld: Jij Buurman Wie ben jij? Wat is je naam? Waar woon jij? Waar kom jij vandaan? Anna! Anna! Leuven! België! 11. Maak nu zelf een lied over een van je medestudenten en zing het voor hem of haar Uit:Anders nog iets? Liedjes voor wie Nederlands leert Bronnenboekje 1 Voorstellen 24

Woordenlijst 1. voornaam 2. achternaam 3. adres 4. geboorteland 5. huisnummer 6. straat 7. geboortedatum 8. leeftijd 9. beroep 10. donker 11. welk 12. wanneer 13. waarom 14. geboren 15. getrouwd 16. heet 17. woon 18. woonplaats 19. postcode 20. gescheiden 21. veertig 22. achttien 23. dertig 24. tachtig 25. augustus 26. woensdag 27. vandaag 28. morgen 29. gisteren 30. onder 31. achter 32. tussen 33. naast 34. cijfer 35. letter 36. april 37. zesde 38. achtste 39. zondag 40. dinsdag Ik heet Jan Bos: Mijn achternaam is Bos. Mijn voornaam is Jan. Ik woon in Sneek. Ik ben buschauffeur. Ik woon op de Koopmansgracht 10. Mijn postcode is 8607 AH. Ik ben geboren op 3 juli 1960. Ik ben 42 jaar. Ik ben gescheiden. Ik heb twee kinderen. Mijn zoon heet Jaap. Mijn dochter heet Marlies. Mijn telefoonnummer is 0515-422331. Bronnenboekje 1 Voorstellen 25

Dictee 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. Bronnenboekje 1 Voorstellen 26

Woordenschatoefening Vul in: straat naam beroep plaats adres huisnummer voornaam achternaam 1. Mijn is Maryam de Jong. 2. Ik woon op 14. 3. Mijn is Schoolstraat 25. 4. Het van mijn vader is chauffeur. 5. Mijn is Johan. 6. Ik woon niet in Sneek, maar in een andere 7. In welke woon jij? Ik woon in de Kerkstraat. 8. De van Johan is De Boer. Vul in: leeftijd geboortedatum zoon dochter blond donker bruin woonplaats 1. De van mijn moeder is 29 april 1945. 2. Veel mensen in Nederland hebben haar. 3. Is jouw Sneek of Joure? 4. De van mijn tante is mijn neef. 5. Ik heb 5 zoons en één. 6. Wat is jouw? Ben je 24 of 25? 7. De kleur van chocola is vaak. 8. Ik vind blond haar mooi, maar ik houd ook van haar. Vul in : fout goed stift kaartje land kind 1. De docent schrijft met een op het bord. 2. De naam staat op een. 3. Mijn broer heeft geen vrouw en geen. 4. Kom jij uit Irak of uit een ander? 5. Het antwoord is niet, het is. Bronnenboekje 1 Voorstellen 27

Reflectieformulier boekje 1 Voorstellen Ik Ik gebruik dat ook Docent Goed Redelijk niet Goed redelijk niet Ik kan mezelf voorstellen. Ik kan iemand vragen stellen over zijn woonplaats, geboortedatum enz. Ik kan een formulier invullen met eenvoudige gegevens over mezelf, anderen. Ik ken de woorden die horen bij voorstellen. Ik kan de belangrijkste woorden uit dit boekje ook schrijven. Ik kan de docent vragen stellen. Bronnenboekje 1 Voorstellen 28

Lees de tekst. Piet Vinks is een man. Vinks is zijn achternaam. Hij komt uit Nederland. Hij woont in Amsterdam. Hij werkt in een fabriek. Saliha Rahem is een vrouw. Saliha is haar voornaam. Zij komt uit Frankkijk. Zij woont in Parijs. Zij werkt op een kantoor. Abdel Aziza is een man. Hij komt uit Marokko. Zijn nationaliteit is Marokkaans. Hij woont in Rabat. Hij gaat naar school. Wilma van Zon is een vrouw. Zij komt uit België. Zij woont in Antwerpen. Zij werkt in een fabriek. Haar beroep is inpakster. Pedro Ramiro is een man. Hij komt uit Spanje. Hij woont in Bilbao. Zijn woonplaats is Bilbao. Hij werkt op een vrachtauto. Bronnenboekje 1 Voorstellen 29

Het antwoord staat in de tekst. Schrijf het antwoord onder de vraag. Voorbeeld: 0. Waar woont Piet? Piet woont in Amsterdam 1. Waar woont Pedro Ramiro? 2. Waar werkt Saliha Rahem? 3. Waar woont Wilma? 4. Waar werkt Piet Vinks? 5. Waar komt Abdel Aziza vandaan? 6. Waar woont Saliha? 7. Waar komt Wilma vandaan? 8. Uit welk land komt Piet Vinks? 9. Waar werkt Wilma? 10. Uit welk land komt Pedro Ramiro? Bronnenboekje 1 Voorstellen 30

Lees de woorden. Schrijf de woorden op de goede plaats. Bilbao België man kantoor Rabat zij vrachtauto vrouw hij Frankrijk Amsterdam fabriek Spanje Nederland 1.Abdel Aziza is een 2.Abdel woont in 3. gaat naar school. 4.Piet Vinks komt uit 5.Piet woont in 6.Saliha Rahem komt uit 7.Saliha werkt op een 8.Pedro Ramiro komt uit 9.Pedro woont in 10.Pedro werkt op een 11.Wilma van Zon is een 12.Wilma komt uit 13. woont in Antwerpen. 14.Wilma werkt in een Bronnenboekje 1 Voorstellen 31

Welke vragen kun je stellen? Jan Bos 42 Kaal Buschauffeur 03-07-1960 3 juli 1960 Koopmansgracht 10 Sneek Nederland 0515-422331 Man Gescheiden 2 kinderen 1 zoon (Piet) Irina Konikova 37 Blond Dokkum Docent muziek 17-09 - 1966 17 september 1966 Parksingel 112 Dokkum Rusland 0519-224324 Vrouw Geen kinderen In Nederland sinds maart 2003 Mohammed Jubril 27 Zonder haar Leeuwarden Elektricien 01-07 - 1977 1 juli 1977 Grote Kerkstraat 29 Leeuwarden Somalië 058-2863321 Man Getrouwd 2 kinderen 1 dochter (Anna) Vrouw: Layla In Nederland sinds december 1999 Xue Zhou 19 Donker haar + bril Scholier 01-01 - 1986 1 januari 1986 Hoofdstraat 36 9855 GF Drachten China 0513-234098 Vrouw Niet getrouwd Geen kinderen Dargan Tupkovic 62 Donker haar Architect 02-05 - 1942 2 mei 1942 Stationweg 100 8446 BK Heerenveen Bosnië 06-67341289 Man Getrouwd: Slada 1 zoon (Jovo) en 1 dochter (Rosa) Kleinzoon Nasim In Nederland sinds februari 1987 Bronnenboekje 1 Voorstellen 32

De familie Bronnenboekje 1 Voorstellen 33

De familie Jan Anna Bert Marie Erik Carola Karin Tom Susan Joris Ivo Anna en Jan zijn getrouwd. Zij hebben een zoon, Erik. Erik en zijn getrouwd. Erik en Carola hebben kinderen. Bert en Marie zijn getrouwd. Zij hebben drie kinderen. Zij heten,, en. Erik en zijn man en vrouw. Zij hebben drie. Zij heten, en. Tom is de van Karin. Tom is de van Erik. Carola is de van Karin. Karin is de van Ivo. Tom is de van Ivo. Joris en Ivo zijn de van Erik en Carola. Susan is de van Erica en Carola. Ivo is de neef van Karin. Joris is de van Ivo. Ivo zegt oom tegen Jan is de van Susan, Joris, en Ivo. Anna is de van Susan, Joris, en Ivo. Bronnenboekje 1 Voorstellen 34

De familie Tekst De familie Je ziet de familie Jansen. Meneer Jansen zie je links staan. Zijn naam is Johan. Hij is nu thuis, maar meestal werkt hij. Hij heeft een drukke baan. Johan Jansen is directeur van een grote supermarkt. Voor Johan Jansen staat zijn dochter. Zij heet Linda. Zij is nog jong. Linda is 9 jaar. Zij zit op de basisschool in groep 4. Haar broertje Erik zit op de grond. Hij is pas 5 jaar. Hij zit ook op school, maar hij zit in groep 2 van basisschool. Hun oma staat achter Linda. Zij is al erg oud. Zij heeft grijs haar en zij heeft een bril. Oma is vaak bij Linda en Erik. Zij komt oppassen als hun vader en moeder werken. De moeder van Linda en Erik heet Mieke. Zij is dus de echtgenote van Johan. Mieke is lerares. Zij heeft een part time baan. Op donderdag en vrijdag moet zij werken en dan komt haar moeder oppassen. Mieke wil erg graag werken. Zij heeft een leuke baan. De opa van Linda en Erik staat helemaal rechts. Hij is al 82 jaar maar hij is erg actief. Hij fietst veel in de omgeving en hij speelt vaak met zijn kleinkinderen. De ouders van Johan zijn er niet bij. Zij zijn op vakantie. Zij wonen ook ver weg. Zij zien hun kleinkinderen niet vaak. Als zij op bezoek komen, is het altijd feest. Bronnenboekje 1 Voorstellen 35

De familie Luistervragen Is dit waar of niet waar? 1. De man links heet Johan. 2. Zijn dochter heet Erik. 3. Johan is directeur. 4. Hij heeft een rustige baan. 5. Linda is 9 jaar. 6. Haar broertje is ouder. 7. Erik zit niet op school. 8. Hun oma is er nooit. 9. Hun oma is nog jong. 10. Hun moeder heet Mieke. 11. Zij is verkoopster. 12. Zij heeft een leuke baan. 13. Opa is al 82 jaar. 14. Hij houdt van fietsen. 15. De ouders van Johan zijn op vakantie. Bronnenboekje 1 Voorstellen 36

De familie Verwerkingsoefeningen A. Wat hoort er niet bij? 1. De vader de opa de zoon de oma de oom. 2. De oma de opa de tante de oom de baby. 3. Het gezin de familie de buurman de moeder. 4. De dochters de zoon het kind de baby de volwassene. 5. De ouders de vader de moeder het kind. B. Wat is het tegengestelde? C. Wat is ongeveer hetzelfde? 1. oud -de moeder 1. de opa - het gezin 2. de opa -jong 2. de man - de echtgenoot 3. het meisje -de vrouw 3. de familie - vader en moeder 4. de vader -de oma 4. de ouders - kinderen 5. de man -de jongen 5. jonge mensen - de oude man 6. de oom -de zus 6. het werk - druk 7. de broer -meneer 7. directeur - lagere school 8. mevrouw -de kinderen 8. leuk - de baan 9. de zoon -de tante 9. basisschool - chef 10. de ouders -de dochter 10.veel te doen - fijn C. Vul het goede woord in. 1. Hun oma staat. Linda. 2. De opa. Linda en Erik is 82 jaar. 3. Hij fietst veel. de omgeving. 4. Hij speelt. zijn kleinkinderen. 5. Zij zijn. vakantie. 6. Hij zit. school. 7. Zij zit. groep 4. 8. Oma is vaak. Linda en Erik. 9. Erik zit. de grond. 10. Linda staat. haar vader. op voor achter op van bij in met in op Bronnenboekje 1 Voorstellen 37

De familie Verwerkingsoefeningen (vervolg 1) E. Maak een goede zin. 1. Zij zit - familie Jansen. 2. Zij heeft grijs - haar. 3. Mieke heeft een - baan. 4.Hij fietst veel - jong. 5. De ouders van Johan - Linda en Erik. 6. Zij wonen erg - in de omgeving. 7. Oma is vaak bij - part-time baan. 8. Linda is nog - zijn er niet. 9. Hij heeft een drukke - ver weg. 10. Je ziet de - op de basisschool in groep 4. F. Maak een goede zin. 1. Oma Linda bij vaak Erik is en. Oma. 2. Zij op vakantie zijn. Zij. 3. Haar zit de op broertje Erik - grond. Haar. 4. Hun achter Linda oma staat. Hun. 5. Zij baan leuke een heeft. Zij. 6. Op werken moet zij donderdag en vrijdag. Op. De familie Bronnenboekje 1 Voorstellen 38

Verwerkingsoefeningen (vervolg 2) G. Vul in: hun zijn hun - haar zijn zijn haar zijn 1. Linda is de dochter van Johan. Linda is. dochter. 2. De oma van Linda is oud. Het is. oma. 3. Erik zit naast opa. Het is. opa. 4. De ouders van Johan zijn er niet.. ouders zijn er niet. 5. Johan is de man van Mieke. Hij is. man. 6. Mieke is de vrouw van Johan. Mieke is. vrouw. 7. Als de moeder van Linda en Erik moet werken, komt. oma oppassen. 8.De ouders van Johan zien. kleinkinderen niet vaak. H. Vul het goede woord in. 1. Linda is de. van Johan. - vader 2. Mieke is de. van Linda. - kleinkind 3. Linda is het. van haar oma. - moeder 4 Erik is het. van Linda. - vader 5. Johan is de. van Erik. - kinderen 6. Mieke is de. van Johan. - vrouw 7. De opa van Erik is de. van Johan. - vader 8. Erik en Linda zijn de. van Mieke. - broertje 9. Meneer Jansen is de. van Erik. - dochter Bronnenboekje 1 Voorstellen 39

De familie Verwerkingsoefeningen (vervolg 3) I. Vul het goede woord in. Zoek in de tekst. 1. Johan Jansen. directeur. 2. Hun oma. achter Linda. 3. De ouders van Johan. ver weg. 4. Hun oma. een bril. 5. Zij. al erg oud. 6. Mieke. lerares. 7. Zij. een part time baan. 8. Mieke. graag werken. 9. Erik. op de grond. 10.Zij. Linda. J. Streep door wat niet goed is. 1. Mieke - hij / zij 6. de vader - hij / zij 2. de tante - hij / zij 7. de nicht - hij / zij 3. de opa - hij / zij 8. de zoon - hij / zij 4. de oom - hij / zij 9. de echtgenoot- hij / zij 5. Erik - hij / zij 10. de neef - hij / zij Bronnenboekje 1 Voorstellen 40

Gesprek met Kemal X: Kemal, waar kom jij vandaan? K: Uit Turkije. X: Uit welke plaats? K: Silifke. X: Silifke, waar ligt dat? K: In het zuiden. X: Is het een grote plaats of een dorp? K: Nee, het is een dorp. Niet zo groot als Leeuwarden. X: In wat voor huis woonde je daar? K: In een eengezinswoning. X: Met twee of drie verdiepingen? K: Twee. X: En met hoeveel mensen? K: Met negen mensen. Met m n twee broers sliep ik op één kamer. Mijn ouders hadden ook samen één slaapkamer. Mijn twee zussen hadden samen één slaapkamer en mijn zus en haar man hadden samen één slaapkamer. Best groot hoor. En dan ook nog een grote huiskamer. X: En een tuin? K: Ja, aan de voorkant. X: Was het een huurhuis of een koophuis? K: Een koophuis. X: En nu? In welke plaats woon je nu? K: Utrecht. X: In wat voor huis? K: In een flat. X: Op welke verdieping? K: De vierde. X: Heb je een lift? K: Nee. X: Is het een mooie flat? K: Nee, oud. 35 jaar oud. X: Is het een grote flat? K: Ja, gaat wel. We hebben drie slaapkamers en een huiskamer en een slaapkamer. X: Met hoeveel mensen woon je daar? K: Met zes mensen. Mijn vrouw en ik en vier kinderen. X: Is hij van jou zelf? K: Nee, ik vind het heel jammer. Ik wil het graag kopen. Ik huur dat huis. Ik betaal 366 euro per maand. X: Welk huis vind je leuker? In Turkije of hier? K: Dit huis hier is moderner. Hier heb ik warm water en een gaskachel. Daar had ik geen warm water en geen kachel. Daar stookte ik met hout of kolen. Bronnenboekje 1 Voorstellen 41

Verwerkingsoefening gesprek met Kemal 1. Kemal woonde met negen mensen in een huis. 2. Zijn huis had vier slaapkamers en een grote huiskamer. 3. Hij woont in de stad. 4. Hij woonde in een dorp. 5. Het huis heeft warm water en een gaskachel. 6. Hij woont met zes mensen in het huis. 7. Hij huurt het huis. 8. Het huis was een koophuis. 9. Kemal is een Turkse jongen. 10. Hij komt uit Zuid-Turkije. 11. In Turkije woonde hij in een grote stad. 12. Hij woonde in Turkije met veel mensen in een huis. 13. In Turkije woonde hij in een huurhuis. 14. Hij woonde in Turkije in een flat. 15. Hij woont nu in Leeuwarden. 16. Hij woont nu in een flat. 17. Hij woont op de derde verdieping. 18. Het is een oude flat. 19. Hij huurt de flat. 20. Hij woont nu met zijn eigen gezin. 21. Hij had in Turkije geen warm water. Waar Niet waar Bronnenboekje 1 Voorstellen 42

Leesluistertekst A1 Waar kom jij vandaan Kemal? Is het waar? (+) of niet waar? ( - ) Turkije: -- Kemal komt uit Turkije. -- Hij komt uit een grote plaats. -- Hij woont in een flat. -- Zijn huis in Turkije heeft 3 verdiepingen. -- In zijn huis wonen 9 mensen. -- Het huis heeft 2 woonkamers. -- Achter het huis is een tuin. -- Kemal slaapt bij zijn broers. -- Zijn zus en haar man wonen ook in het huis. -- Het is een koophuis. Leeuwarden: -- Hij woont in een flat. -- De flat is groot. -- Het is een nieuwe flat. -- De flat heeft 3 slaapkamers. -- De flat heeft 1 huiskamer. -- De flat is 25 jaar oud. -- Kemal woont met 5 kinderen in de flat. -- Hij woont in een koopflat. -- Hij betaalt 266,- per maand. -- De flat is modern. -- In de flat heeft hij warm water. -- Hij vindt het fijn in de flat. -- Kemal is getrouwd. -- Kemal heeft 4 kinderen. Bronnenboekje 1 Voorstellen 43

Gesprek met Mohamed X: Waar kom jij vandaan, Mohamed? M: Uit Marokko. Meknes. X: Meknes, is dat een grote stad? M: Ja, groter dan Utrecht. X: En in wat voor huis woonde je daar? M: In een groot huis. Een koophuis. Vijf slaapkamers en één huiskamer en een grote keuken. En een douche en een toilet natuurlijk. X: En een tuin? M: Nee, dat niet. X: Hoeveel verdiepingen had het huis? M: Eentje. X: Eentje? M: Ja, er was geen geld meer. Als je veel geld hebt, kan je er nog een verdieping op zetten. X: Hoeveel mensen woonden in dat huis? M: Mijn vader en moeder en vijf kinderen. X: En nu woon je dus in Nederland en in wat voor huis woon je hier? M: In een flat van de gemeente. X: Op welke verdieping? M: De derde. X: Is het een grote flat? M: Ja. Vijf kamers en een zitkamer. Een grote zitkamer. X: En een balkon? M: Ja, maar daar zitten we nooit. Dat is klein. X: En met hoeveel mensen wonen jullie in deze flat? M: Met dezelfde mensen als in Marokko plus een baby. X: Welk huis vind je mooier? Leuker? M: Nou, het huis in Utrecht is veel moderner. Een mooie keuken met een groot aanrecht en veel kasten. En centrale verwarming. Maar in Marokko waren er overal tegels: tegen de muur, op de vloer. Heel mooi ja. In Marokko was het huis van mijn vader. Dat was veel beter. Nu is het huis van de gemeente. Dat vind ik niet goed. Bronnenboekje 1 Voorstellen 44

Ja / nee-vragen 1. Is Meknes een grote stad? 2. Was er een tuin bij het huis van Mohamed? 3. Had Mohamed genoeg geld? 4. Heeft Mohamed broers of zussen? 5. Woont Mohamed nu op de derde verdieping? 6. Is het huis in Marokko net zo groot als dat in Nederland? 01. Er is centrale verwarming. 02. Als je veel geld hebt, kun je veel verdiepingen bouwen. 03. Het was een koophuis. 04. Het huis is van de gemeente. 05. Er zitten tegels tegen de muur. 06. Er ligt alleen een vloerkleed op de vloer. 07. Overal ligt tapijt. 08. We hebben een moderne keuken. 09. We hebben een klein balkon. 10. We hadden geen tuin. 01. Dit is een Marokkaan. 02. Hij woont nu in een flat. 03. De flat in Nederland is moderner dan het huis in Marokko. 04. Vooral de keuken hier is veel moderner. 05. Maar in Marokko waren de muren veel mooier. 06. Hij woont nu in een koophuis. Bronnenboekje 1 Voorstellen 45

Leesluistertekst A1 Waar kom jij vandaan Mohammed? Is het waar? (+) of niet waar? ( - ) Marokko: -- Mohammed komt uit Marokko. -- Mohammed komt uit Meknes. -- Meknes is kleiner dan Utrecht. -- In Marokko woonde hij in een groot huis. -- Hij woonde in een huurhuis. -- Het huis had 6 kamers. -- De keuken was klein. -- Er was geen douche. -- Het huis had 1 verdieping. -- De vader van Mohammed had veel geld. Utrecht: -- Hij woont in een flat van de gemeente. -- De flat is groot. -- Hij woont op de vierde verdieping. -- De flat heeft 3 slaapkamers. -- Het balkon is groot. -- Mohammed zit vaak op het balkon. -- In de flat is ook een baby. -- Hij woont in een koopflat. -- Het huis heeft een mooie keuken. -- De flat is modern. -- In de keuken zijn weinig kasten. -- Mohammed vindt veel tegels mooi. -- Mohammed vindt de flat in Utrecht beter dan in Marokko. Bronnenboekje 1 Voorstellen 46

Buiten de school Mag ik u iets vragen? 1 Heeft u kinderen? ja / nee Hoeveel zonen? Hoeveel dochters? 2 Heeft u broers? ja / nee Hoeveel broers? 3 Heeft u zussen? ja / nee Hoeveel zussen? 4 Heeft u foto s van uw familie? ja / nee Geef antwoord. 1 Praat u met een man of een vrouw? M / V 2 Hoe lang heeft u gepraat? minuten 3 Het praten was leuk. waar / niet waar 4 Het praten was makkelijk. waar / niet waar Bronnenboekje 1 Voorstellen 47