107337 - Het bevoegd gezag heeft niet in redelijkheid in afwijking van het advies van de GMR tot zijn besluit over de directiestructuur kunnen komen omdat onvoldoende gewicht is toegekend aan het belang van draagvlak daarvoor bij ouders en personeel. UITSPRAAK in het geding tussen: de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van A, verder te noemen de GMR gemachtigde: de heer mr. A. Joosten en de bestuurscommissie B, gevestigd te Q, verweerster, hierna te noemen het bevoegd gezag 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij verzoekschrift met bijlagen van 6 juli 2016, diezelfde dag ingekomen en aangevuld op 26 augustus 2016, heeft de GMR een adviesgeschil aan de Commissie voorgelegd met betrekking tot een besluit van het bevoegd gezag over de invulling van de directiestructuur van de twee openbare basisscholen op C, M en N Verweerder heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 1 augustus 2016. De Commissie heeft het geschil mondeling behandeld op 2 september 2016 te Utrecht. De GMR werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer D, voorzitter GMR, de heer E, secretaris GMR, mevrouw F en mevrouw G, leden GMR, bijgestaan door de gemachtigde. Het bevoegd gezag werd vertegenwoordigd door mevrouw H, voorzitter bestuurscommissie, mevrouw J, lid bestuurscommissie en de heer K, coördinator onderwijs, P&O, gemeente C. 2. FEITEN De gemeenteraad van C heeft de schoolbestuurlijke bevoegdheden en taken over de scholen voor openbaar primair onderwijs overgedragen aan de bestuurscommissie B. Onder dat bevoegd gezag ressorteren twee basisscholen, namelijk M in O en N in P. Het betreft twee kleine scholen met beide drie combinatiegroepen. Op de teldatum 1 oktober 2015 zaten op M 58 leerlingen en op N 52 leerlingen. In de periode 2009-2010 heeft het bevoegd gezag de directiestructuur en het functiegebouw van het openbaar primair onderwijs op C aangepast. Die aanpassing hield in dat voor beide scholen één algemeen directeur werd aangesteld, waarbij op elke school ondersteuning plaats vond door een locatiecoördinator. Vanaf 1 september 2012 bedroeg de omvang van de betrekking van de algemeen directeur 0,7 fte terwijl de locatiecoördinatoren elk voor 0,2 fte van hun aanstellingsomvang waren vrijgeroosterd van lesgevende taken. De algemeen directeur heeft vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd per 1 augustus 2015 haar functie neergelegd. Met ingang van 1 augustus 2014 heeft de bestuurscommissie een detacheringsovereenkomst gesloten met de gemeente C voor het 107337/ uitspraak d.d. 5 oktober 2016 pagina 1 van 5
inwerken van een directeur van een vo-school op C als algemeen directeur. Deze algemeen directeur werd bijgestaan door twee locatiecoördinatoren die beiden voor 0,3 fte vrij-geroosterd waren van lesgevende taken. Daarbij is voor 0,2 fte een leerkracht aangetrokken. Met ingang van het schooljaar 2015-2016 zijn de niet-lesgevende werkzaamheden van de locatie-coördinatoren (tijdelijk) uitgebreid naar 0,4 fte. Het bevoegd gezag wilde vervolgens tot een definitieve invulling van de managementstructuur overgaan en heeft daarom begin 2016 de PO-raad om advies gevraagd. De PO-raad heeft in februari 2016 een rapport opgesteld. Dit rapport heeft geleid tot een ongedateerde notitie van het bevoegd gezag, getiteld Directiestructuur B schooljaar 2016-2017 en verder. In deze notitie zijn vier scenario s voor invulling van de directiestructuur geschetst, namelijk: a. continuering huidige situatie waarbij de tijdelijke uitbreiding van de locatiecoördinatoren vervalt, dat wil zeggen: 0,2 fte algemene directie en 2 maal 0,3 fte locatiecoördinatoren (geraamde kosten 75.980,- per jaar); b. één algemeen directeur met lesgevende taken (geraamde kosten 88.000,- per jaar bij 1 fte en 80.600,- per jaar bij 0,8 fte, alsmede kosten in verband met garantie voor de twee locatiecoördinatoren); c. één algemeen directeur zonder lesgevende taken 0,5 fte. (geraamde kosten 44.000,- per jaar); d. geen algemeen directeur en twee locatiecoördinatoren met lesgevende taken (geraamde kosten 60.000,- per jaar). Op 17 maart 2016 heeft het bevoegd gezag de GMR verzocht advies uit te brengen over de te maken keuze uit deze vier scenario s. Hierop heeft de GMR bij brief van 29 maart 2016 het bevoegd gezag meegedeeld dat hij kiest voor variant b. namelijk één algemeen directeur met lesgevende taken. Per brief van 4 april 2016 heeft het bevoegd gezag de GMR meegedeeld dat zijn voorkeur uitgaat naar handhaving van de huidige directiestructuur (variant a.) en zijn voorgenomen besluit daartoe voor advies aan de GMR voorgelegd. Bij brief van 12 mei 2016 heeft de GMR negatief advies uitgebracht. Per brief van 25 mei 2016 heeft de GMR dit negatieve advies bevestigd en gemotiveerd. Bij brief van 26 mei 2016 heeft het bevoegd gezag de GMR meegedeeld het advies van de GRM niet te volgen en bij zijn voorgenomen besluit te blijven. Op 6 juli 2016 heeft de MR het adviesgeschil aan de Commissie voorgelegd. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN De GMR stelt dat van de vier opties variant b. het meest geschikt is. Dit is een variant waarbij één algemeen directeur wordt aangesteld voor 0,8 fte, eventueel uit te breiden naar 1,0 fte. Dat dit niet valt te realiseren binnen de begroting is niet onderbouwd. Immers, de variant die het bevoegd gezag wenst in te voeren kost 75.980,- per jaar en de variant die de GMR wenst in te voeren 80.600,- per jaar. Dit marginale verschil kan niet dienen als doorslaggevende reden om de huidige structuur in stand te laten. Daarenboven kan de door het bevoegd gezag voorgestelde variant (ook volgens de PO-Raad) niet op draagvlak rekenen, met name niet bij de leerkrachten die deze als ongewenst ervaren. Tot slot stelt de GMR dat het bevoegd gezag niet of nauwelijks is ingegaan op de argumenten van de GMR. Enige motivering voor de keuze voor variant a. ontbreekt en bovendien is de conclusie dat die variant beter is, niet gerechtvaardigd als men deze naast de bevindingen van de PO-Raad legt. 107337/ uitspraak d.d. 5 oktober 2016 pagina 2 van 5
Het bevoegd gezag stelt dat het negatieve advies van de GMR niet of niet in voldoende mate de argumenten weerlegt om de huidige directiestructuur te handhaven voor het schooljaar 2016-2017. Hiertoe voert het aan dat de positie van het openbaar onderwijs op C kwetsbaar is. Om deze reden is in een eerder stadium voor invoering van de functie van locatiecoördinator gekozen en deze constructie werkt. Door het vertrek van de algemeen directeur heeft men zich beraden op de toekomstige inrichting van de directiestructuur. Door detachering van een algemeen directeur voor 0,2 fte en het uitbreiden van de functie van locatiecoördinator van 0,3 fte naar 0,4 fte, is het openbaar onderwijs verzekerd van een meerhoofdig managementteam en kan blijvend gewerkt worden met een kwalitatief goede onderwijsorganisatie. Het onderzoek door de PO-Raad heeft als conclusie opgeleverd dat partijen met elkaar moesten overleggen. Dit is gebeurd, maar heeft niet tot overeenstemming geleid. Er is geen ruimte in de begroting voor het aantrekken van een algemeen directeur voor 0,8 fte. Daarmee zou de managementomvang komen op 1,6 fte en dat is te veel. Ter zitting heeft het bevoegd gezag aangegeven dat in dit geval de locatiecoördinatoren voor het deel dat zij geen leidinggevende taken meer verrichten, lesgevende taken zullen moeten verrichten. Hierdoor ontstaat boventalligheid en zullen op termijn groepsleerkrachten ontslagen moeten worden. De hiermee gepaard gaande financiële verplichtingen bedragen over twee jaar genomen ongeveer 250.000,-. Voorts wordt 0,1 fte directieformatie extra geïnvesteerd om te werken aan draagvlak voor de nieuwe structuur bij personeel en ouders. Tot slot geeft het bevoegd gezag aan dat er, gezien de detacheringsconstructie, geen langlopende verplichtingen zijn aangegaan en dat in het schooljaar 2016-2017 hierover opnieuw overleg met de GMR zal volgen. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Het voorgenomen besluit van 4 april 2016 over de invulling van de directiestructuur betreft een voorgenomen besluit over de vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school, als genoemd in artikel 25 aanhef en onder g van het medezeggenschapsreglement van de GMR, dat gelijkluidend is aan artikel 11 lid 1 aanhef en onder f Wms. Ter zake van de daarin genoemde aangelegenheid heeft de GMR adviesrecht. Het besluit van het bevoegd gezag van 26 mei 2016 wijkt af van het advies van de GMR, zodat de Commissie bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Voorts is het verzoek van de GMR binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend, zodat het ontvankelijk is. Op grond van artikel 34 lid 3 Wms dient de Commissie te beoordelen of het bevoegd gezag bij het niet volgen van het advies van de GMR bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn voorstel (te lezen als: besluit) heeft kunnen komen. De Commissie overweegt dat het bevoegd gezag, in tegenstelling tot wat de GMR aangeeft, de keuze voor variant a. wel heeft gemotiveerd: enerzijds gaat de brief van 26 mei 2016 in op argumenten die de GMR had aangedragen, anderzijds verwijst die brief naar een schrijven van 4 april 2016 waarin de keuze van het bevoegd gezag voor variant a. was toegelicht. 107337/ uitspraak d.d. 5 oktober 2016 pagina 3 van 5
Ten aanzien van de af te wegen belangen overweegt de Commissie dat deze enerzijds van financiële en organisatorische aard zijn en anderzijds gelegen zijn in het draagvlak voor het besluit van het bevoegd gezag binnen de schoolgemeenschap. Voor wat betreft het financiële belang is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat invoering van de variant die de GMR voorstaat zou leiden tot een managementomvang van 0,8 fte dan wel 1 fte, waarbij tevens sprake zou zijn van salarisgarantie voor de twee huidige locatiecoördinatoren. Weliswaar is de exacte hoogte van de extra kosten niet komen vast te staan, maar gelet op het geringe leerlingaantal van de betrokken scholen, acht de Commissie het evident dat variant b. in dit geval substantieel hogere kosten met zich brengt dan variant a. Immers, in variant b. zullen de huidige locatiecoördinatoren bezoldigd blijven als locatiecoördinator, terwijl zij louter lesgevende taken vervullen. Voorts zal er als gevolg van de uitbreiding van de lesgevende taken van de locatiecoördinatoren binnen de formatie leerkrachten een boventalligheid van 0,6 fte ontstaan. Daarnaast is de door het bevoegd gezag voorgestelde variant a. in het onderwijs niet ongebruikelijk en vanuit organisatorisch oogpunt verdedigbaar. De Commissie is daarom van oordeel dat het besluit van het bevoegd gezag vanuit financieel en organisatorisch belang de redelijkheidstoets van artikel 34 lid 3 Wms kan doorstaan. Ten aanzien van het belang van draagvlak voor het besluit om te kiezen voor variant a. overweegt de Commissie dat het in het algemeen belangrijk is dat er binnen de schoolgemeenschap een zekere mate van consensus is over de structuur van de leiding van de school. Wijziging van een bestaande directiestructuur vereist dan ook dat wordt ingezet op draagvlak binnen de schoolgemeenschap teneinde spanningen te voorkomen. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat het draagvlak voor het besluit van het bevoegd gezag bij de ouders en de leerkrachten van de betrokken scholen gering is. De GMR heeft hierover ter zitting onder meer aangegeven dat de locatiecoördinatoren onevenredig veel tijd besteden aan overleg, weinig zichtbaar zijn binnen de school, de bij de lesgevende taak horende verantwoordelijkheden afschuiven naar collega s en niet beslisvaardig zijn. Hieruit leidt de Commissie af dat het gebrek aan draagvlak binnen de schoolgemeenschap geen betrekking heeft op de gekozen directiestructuur, als wel het gevolg is van de wijze waarop variant a. in de praktijk is uitgevoerd, alsmede van de bij ouders en leerkrachten levende gevoelens over de competenties van de betrokken leidinggevenden. Daarmee raakt het ontbreken van draagvlak aan de kwaliteit van het onderwijs, hetgeen zwaar dient te wegen. Naar het oordeel van de Commissie heeft het bevoegd gezag bij het nemen van zijn besluit onvoldoende gewicht toegekend aan het belang van draagvlak. Weliswaar heeft het bevoegd gezag 0,1 fte extra opgenomen in de formatie voor de algemeen directeur, maar hieraan ligt een concreet plan van aanpak noch een onderbouwing van de benodigde omvang in fte ten grondslag. Gelet op de bij het bevoegd gezag bekende argumenten met betrekking tot het ontbreken van draagvlak, had het op de weg van het bevoegd gezag gelegen om in een vroeg stadium en in ieder geval vóór afronding van de besluitvorming op de twee betrokken scholen informatie te verstrekken en overleg met alle betrokkenen te voeren over waarborgen om de implementatie en levensvatbaarheid van het voorstel te verzekeren. Nu dit niet is gebeurd kan een situatie ontstaan waarbij de invulling van de directiestructuur op beide scholen bij gebrek aan draagvlak tot een onwerkbare situatie leidt. Daarom oordeelt de Commissie dat het betrokken besluit de toets van artikel 34 lid 3 Wms niet kan doorstaan en niet in stand kan blijven. 107337/ uitspraak d.d. 5 oktober 2016 pagina 4 van 5
5. BESLISSING Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie dat het bevoegd gezag bij het niet volgen van het advies van de GMR bij afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen met betrekking tot de invulling van de directiestructuur van de twee basisscholen M en N. Het betrokken besluit kan niet in stand blijven. Aldus gedaan te Utrecht op 5 oktober 2016 door mr. D.J.B. de Wolff, voorzitter, drs. K.A. Kool en prof. mr. D. Mentink, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. D.J.B. de Wolff voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris Tegen deze uitspraak staat op grond van artikel 36 lid 3 Wms beroep open bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroep wordt ingediend binnen een maand nadat het bevoegd gezag dan wel de GMR van de uitspraak op de hoogte is gesteld. Op grond van artikel 36 lid 4 Wms kan het beroep uitsluitend worden ingesteld ter zake dat de Commissie een onjuiste toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in de wet. 107337/ uitspraak d.d. 5 oktober 2016 pagina 5 van 5