Inhoud... 3. 1. Waarom deze Arbeidsmarktanalyse?... 5. 2. De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal... 7. 2.1. Highlights... 7. 2.2. De cijfers...



Vergelijkbare documenten
Regionale Arbeidsmarktanalyse uit Feiten en Cijfers

Barometer arbeidsmarkt- en onderwijsinformatie Kenwerk

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Kortetermijnontwikkeling

Kengetallen Mobiliteitsbranche

KENGETALLEN MOBILITEITSBRANCHE

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Kwartaalrapportage Arbeidsmarkt Breda 2009

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

in het kort OFED Arbeidsmarktmonitor elektrotechnische detailhandel 2013

1.1 Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsopbouw Vergrijzing Migratie Samenvatting 12

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Kerncijfers Nederlandse horeca

KWARTAALMONITOR APRIL Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

KWARTAALMONITOR APRIL Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Conjunctuurenquête Nederland

Stagnatie zet door op startersmarkt Randstad trekt extra startende ondernemers

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Starters zien door de wolken toch de zon

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regionale arbeidsmarktprognose

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Noord-Holland

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Werkloosheid in oktober vrijwel onveranderd

Daling cafés zet door, maar stagneert

Werkloosheid daalt verder in september

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Zeeland/West-Brabant

Factsheet economische crisis. 1 e kwartaal 2010

Crisismonitor Drechtsteden

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Gelderland

Crisismonitor Drechtsteden

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder toegenomen. Anderhalf jaar stijgende lijn werkloosheid

KWARTAALMONITOR JULI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

JAARMONITOR 2015 JANUARI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

Regiobericht 1.0 Noord

Beroepsbevolking 2005

Kengetallen mobiliteitsbranche

Crisismonitor Drechtsteden

Research NL. Economic outlook 3e kwartaal 2010 Nederland

Februari Brancheschets Horeca

Regionale arbeidsmarktprognose

Mei Economische Barometer Weerterland en Cranendonck. Verwachting voor 2010 en 2011

Conjunctuurenquête Nederland. Tweede kwartaal Bedrijfsleven onveranderd positief

1. Hoofdlijnen Algemeen beeld Werkgelegenheid in de horeca Ontwikkelingen in het onderwijs... 27

Ontwikkeling leerlingaantallen

Samenstellers: J.P. van Spronsen G. Verschoor L. Rietveld N. Timmermans E. Termote HORECA PERSONEELSONDERZOEK 2006

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Persbericht. Werkloosheid daalt

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2017

Werken in startende bedrijven

Een uitdagende arbeidsmarkt. Erik Oosterveld 24 juni 2014

Werkloosheid daalt opnieuw

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen juni 2017

Factsheet Onderwijs Mobiliteitsbranche vmbo/mbo

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Basiscijfers gemeenten. Arbeidsmarktregio Midden-Utrecht

Mei Economische Barometer Valkenswaard en Waalre. Verwachting voor 2010 en 2011

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Colo-barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Crisismonitor Drechtsteden augustus 2010 (cijfers tot en met juni 2010)

Vrouwen op de arbeidsmarkt

We zien in figuur 2 dat het aandeel personen met een migratieachtergrond toeneemt van 46 procent januari 2015 naar 51 procent in juni 2017.

Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren

Crisismonitor Drechtsteden

JAARMONITOR 2016 JANUARI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Samenvatting Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor. Metropoolregio Amsterdam. Oktober amsterdam economic board

Samenvatting Twente Index 2016

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

Kengetallen Mobiliteitsbranche

Graydon Kwartaalmonitor Q1 2018

Samenvatting UWV Arbeidsmarktprognose Met een doorkijk naar 2018

Werkloosheid in augustus gedaald

Monitor Werkloosheid Noord-Veluwe 3 e kwartaal 2010

Factsheet economische crisis. 3 e kwartaal 2009

Vierde kwartaal Conjunctuurenquête Nederland. Provincie Zuid-Holland

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Aanleiding voor het onderzoek

Zakelijke dienstverlening

Factsheet economische crisis. 3 e kwartaal 2012

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Forse toename werkloosheid in maart Lichte stijging aantal WW-uitkeringen

Graydon Kwartaal Monitor. Kwartaal

1 Economie in Nederland: omslag of afkoeling? Intelligence Group, 7 november 2018 Auteur: Arjan Ruis

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 6 e editie. Opzet en inhoud

Transcriptie:

Inhoud Inhoud Inhoud... 3 1. Waarom deze Arbeidsmarktanalyse?... 5 2. De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal... 7 2.1. Highlights... 7 2.2. De cijfers... 8 2.3. De geluiden uit de praktijk... 22 3. De trends... 25 3.1. De economie: De crisis voorbij?... 25 3.2. Bevolking, beroepsbevolking en de beschikbaarheid van arbeidskracht... 26 3.3. Zwart-wit of steeds meer grijs... 27 3.4. Naar nieuwe verhoudingen op de arbeidsmarkt... 29 3.5. In vogelvlucht... 30 4. Waar we staan... 31 4.1. Imago, aantrekkingskracht en concurrentiekracht... 31 4.2. Vormen van slimmer organiseren... 33 4.3. Concluderend... 34 3

Inhoud 4

Waarom deze Arbeidsmarktanalyse? 1. Waarom deze Arbeidsmarktanalyse? De sociale partners in de horeca hebben het bedrijfschap Horeca en Catering gevraagd om een arbeidsmarktanalyse zodat er, op basis van onder meer feiten en cijfers, een fundament is om richting te geven en keuzes te maken. Dit om te zorgen dat onder meer de subsidies vanuit het Bedrijfschap doelgericht en effectief kunnen worden ingezet. De wereld verandert momenteel in een hoog tempo: de economie en bevolkingsgroei veranderen, wensen en behoeften van mensen worden anders en een nieuwe generatie betreedt de arbeidsmarkt. We moeten daarom flexibel en alert op deze ontwikkelingen reageren. Bij alles wat we doen (onderzoeken, ondernemersdagen, roadshows etc.) moeten we ons afvragen of het aansluit bij de beleving, de vragen en behoeften van de ondernemingen, nu en in de nabije toekomst. Een veranderende wereld vraagt immers om een andere blik, nieuwe inzichten, nieuwe oplossingen, kortom een innovatief arbeidsmarktbeleid. Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg. Albert Einstein Afstemming en samenwerking zijn nodig om als horeca stevig te staan, zeker als de druk op de arbeidsmarkt voor horecapersoneel nog groter wordt en er steeds meer geconcurreerd gaat worden met andere sectoren. Dit betekent dat de bedrijfstak zich een aantal vragen moet stellen en aan de hand van de antwoorden daarop een aantal beleidskeuzes kan vaststellen. Het gaat daarbij om vragen als: Hoe zorgen we dat leerlingen die voor ons kiezen ook succesvol de school verlaten?, Hoe zorgen we dat je ook oud kunt worden in de horeca?, Hoe houden we werknemers binnen de horeca?, Hoe gaan we slimmer en anders werken met minder mensen? en Hoe zorgen we dat zoveel mogelijk mensen kiezen om in de horeca te gaan werken?. Bij het invullen van deze vragen is het belangrijk om elkaar te stimuleren, over de verschillende organisatiebelangen heen te kijken en gezamenlijk te werken aan het verbindende doel van de horecaonderneming. Vraag is of de huidige onderzoeken en activiteiten nog aansluiten bij de nieuwe vragen en het nieuwe aanbod op de arbeidsmarkt. We moeten niet blijven hangen in oude beelden, veronderstellingen en verwachtingen. Wij moeten ons bijvoorbeeld afvragen of het wel waar is dat ons imago ons in de weg zit. En dat we daar flink in zouden moeten investeren. Leerlingen kiezen in grote aantallen voor onze branche, maar verlaten voortijdig het ingezette traject. Investeren in het imago blijft gezien de komende krapte op de arbeidsmarkt belangrijk, maar de achterdeur dicht houden kan wel eens veel belangrijker zijn. Is het daarom niet veel effectiever om vooral te investeren in het zorgen dat mensen hun opleiding afmaken en in het behouden van mensen? Dit betekent dat er een rol naar de scholen is, maar tegelijkertijd een rol naar de ondernemingen. Zoals uit onderzoek blijkt zitten werkgevers en 5

Waarom deze Arbeidsmarktanalyse? werknemers veelal op één lijn, maar hebben werknemers er veelal behoefte aan om veel serieuzer genomen te worden en anders te worden aangesproken. Ook dit vraagt om anders werken. Deze Arbeidsmarktanalyse biedt sociale partners een basis om met elkaar discussie te voeren, keuzes te maken en beleid te formuleren. 6

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal 2. De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Dit deel van de Arbeidsmarktanalyse geeft de cijfers en het verhaal achter de cijfers weer. Letterlijk en figuurlijk vormen deze cijfers het fundament van de Arbeidsmarktanalyse: dit is de basis. De details en verfijningen zijn en blijven beschikbaar via Feiten en Cijfers (www.kenniscentrumhoreca.nl). Deze digitale weg maakt het mogelijk om de beschikbare informatie continu te actualiseren en uit te breiden. In de databank Feiten en Cijfers vindt u onder andere de Regionale Arbeidsmarktanalyse, die in de vorige edities van de Arbeidsmarktanalyse een centrale positie innam. Het beschrijft de ontwikkeling van het horecaonderwijs en - arbeidsmarkt per provincie in tabellen en grafieken. 2.1. Highlights De Nederlandse economie is in 2009 met 4% gekrompen. Dit is de grootste krimp in één jaar die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ooit heeft gemeten. Het vorige record dateert van 1931; de krimp bedroeg toen 3,6%. Uiteraard heeft de huidige recessie haar weerslag op de Nederlandse horeca. Bij veel horecaondernemers stonden omzet en bedrijfsresultaat in 2009 onder druk. Over het algemeen is de markt voor consumptie buitenshuis gekrompen. Wel is er sinds 2010 weer reden tot voorzichtig optimisme. Minder buiten de deur Het omzetaandeel van de buitenhuisconsumptie (horeca, catering, pompstations, gemakswinkels en dergelijke) in de totale markt voor eten en drinken in Nederland (inclusief het thuisverbruik) laat een dalende trend zien. In 2007 bedroeg dit percentage 34,2%; in 2008 was dit 33,6% en in 2009 32,5%. Dit blijkt uit recente ramingen van het FoodService Instituut Nederland (FSIN). De totale omzet van consumptie buiten de deur door Nederlanders bedroeg 18,1 miljard euro. Dit is een daling van 3,1% ten opzichte van 2008. Dalende trend zet voort Halverwege 2007 was er een omslagpunt in de Nederlandse horeca. De traditionele horeca (dranken-, fastservice-, restaurant- en hotelsector) liet tot dat moment elk kwartaal een aanzienlijk positieve omzetontwikkeling zien. Maar in de tweede helft van dat jaar vlakten de omzetstijgingen af, om vervolgens vanaf het derde kwartaal van 2008 te veranderen in omzetdalingen. Deze dalende trend zette in 2009 door. In het eerste halfjaar nam de omzet in de traditionele horeca met bijna 6% af ten opzichte van dezelfde periode het jaar ervoor; in de tweede helft was de neerwaartse trend iets minder sterk. Over het gehele jaar daalde de totale omzet uiteindelijk met 5,4% tot ongeveer 13,5 miljard euro (inclusief btw); dat is ongeveer 750 miljoen euro minder in vergelijking met 2008. Aantal faillissementen beperkt Het aantal horecabedrijven dat ingeschreven staat bij het Bedrijfschap bleef in 2008 en 2009 nagenoeg gelijk: 42.400 vestigingen per 1 juli 2009. Achter dit constante cijfer schuilt wel een sterke bedrijvendynamiek: elke maand honderden startende ondernemingen naast overnames en 7

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal bedrijfsbeëindigingen. Het absolute aantal uitgesproken faillissementen hierbij is beperkt. Volgens de faillissementenstatistiek van het CBS werden er in 2009 in de horeca 280 faillissementen uitgesproken en dat waren er 75 meer dan in 2008. Bestedingen onder druk Maandelijks publiceert het CBS statistieken over het consumentenvertrouwen. Deze statistieken illustreren het pessimisme en de terughoudendheid van de Nederlandse bevolking. Huishoudens besteedden in 2009 niet alleen minder in de horeca, maar bezuinigden ook op duurzame consumptiegoederen. In de horeca stonden bovendien naast de particuliere uitgaven ook de zakelijke bestedingen onder druk. Met name de restaurant- en hotelsector ondervonden hier de gevolgen van. De horecaondernemers benoemden zelf de economische omstandigheden als veruit de belangrijkste oorzaak voor de omzetdalingen. Dit bleek uit kwartaalonderzoeken die het marktonderzoeksbureau Synovate in 2009 in opdracht van het Bedrijfschap uitvoerde. De invoering van het rookverbod halverwege 2008 nam in deze onderzoeken een tweede plaats in. Uitzondering hierop vormen de ondernemers in de drankensector. Zij noemden in de eerste helft van 2009 het rookverbod als belangrijkste oorzaak voor de omzetdaling in hun bedrijf; in het tweede halfjaar werd dit als tweede belangrijkste oorzaak genoemd, na de economische omstandigheden. Maatregelen voor 2010 De omzetdaling in 2009 was gemiddeld genomen het sterkst in de hotel- en drankensector. De omzetontwikkeling bedroeg respectievelijk -8,8% en -7,5%. In de restaurantsector was dit percentage -4,8. De fastservicesector bleek het minst conjunctuurgevoelig met een omzetstijging van 1,4%. Volgens het Synovate-onderzoek uit januari 2010 overwegen negen op de tien ondernemers maatregelen en/of acties om in 2010 hun financiële huishouding en bedrijfsresultaat te verbeteren. De meest genoemde maatregelen zijn: besparen op energie (51% van de ondernemers); meer aanbiedingen en acties (48%); bezuinigen op inkoop (47%). Andere maatregelen die genoemd worden, zijn: meer activiteiten organiseren (42%); bezuinigen op investeringen (38%); beter inzetten van personeel (36%) en meer samenwerken met collegaondernemers (35%). Verwachting Ondanks het overheersende pessimisme onder consumenten was er sinds april 2009 een ommekeer waar te nemen. Consumenten werden in de loop van 2009 steeds positiever over de economische situatie in de komende twaalf maanden. In de recente periode april juni 2010 is het vertrouwen echter weer iets ingezakt. Na de verwachte nulgroei op Prinsjesdag stelde het Centraal Planbureau (CPB) in maart 2010 en in juni 2010 de prognoses over de ontwikkeling van de Nederlandse economie bij. De laatste verwachting is dat de economie in 2010 met 1,25% groeit. Voor de horeca zal 2010 echter nog een moeilijk jaar worden. Op basis van de bijgestelde ramingen van het CPB en de gerealiseerde omzetontwikkeling in de horeca in het eerste kwartaal van 2010 van -6% heeft ook het EIM, een bureau dat sociaal-economisch beleidsonderzoek doet voor onder andere brancheorganisaties, eind juni 2010 zijn prognoses voor de horeca bijgesteld van een omzetgroei naar een omzetdaling van -2,75% voor 2010. Uiteraard zijn deze verwachtingen met veel onzekerheden omgeven. 2.2. De cijfers Bedrijven Medio 2009 telde Nederland ongeveer 42.400 horecabedrijven. De groei van het aantal horecabedrijven in Nederland is beperkt. In een periode van bijna 15 jaar is het aantal horecabedrijven met 5% gegroeid. Wel is er over deze wat langere periode bezien een verandering in de samenstelling te zien. 8

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Tabel: Horecabedrijven naar sector 1995-2009 (peildatum 1 juli) 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 Drankensector 18.900 19.300 19.200 18.900 18.700 18.400 18.200 17.600 Fastservicesector 9.400 9.800 10.200 9.900 10.100 10.400 10.700 11.000 Restaurantsector 9.200 9.400 9.500 9.800 10.200 10.600 10.800 10.800 Hotelsector 2.900 2.900 2.900 2.900 2.900 2.800 2.800 2.900 Totaal horeca 40.400 41.300 41.900 41.600 41.900 42.200 42.400 42.400 Bron: bedrijfschap Horeca en Catering. Het aantal bedrijven in de drankensector is al langere tijd aan het afnemen en het aantal fastservice bedrijven en restaurantbedrijven zit duidelijk in de lift. Het aantal hotels daarentegen is door de jaren heen vrij constant. Omzet Een omzetdaling van 5,4% in 2009, dat werd hierboven al gemeld. Vooral de drankensector en de hotelsector hebben sterk negatieve cijfers geschreven. Opvallend is dat de fastservicesector zelfs in 2009 nog in de plus zat. Ook 2010 zal voor de horeca een moeilijk jaar worden, er wordt een omzetdaling van 2,75% verwacht. Tabel: Omzet in de Nederlandse horeca per sector, 2005-2010 2005 2006 2007 2008 2009 2010 mutaties per jaar in % Omzet Drankensector 2,3 3,8 1,9-1,3-7,5-3,75 Fastservicesector 1,3 3,7 5,8 0,4 1,4-1 Restaurantsector 3,6 5,6 5,6-1,4-4,8-3 Hotelsector 3,2 6,1 6,9 2,1-8,8-2,5 Totaal horeca 2,8 5,0 5,2-0,1-5,4-2,75 Bron: CBS (2005-2009) en EIM (verwachting 2010 op basis van de CPB ramingen van de Nederlandse economie zoals gepubliceerd op 23 juni j.l.). Werkgelegenheid Op 1 april 2010 waren er naar schatting circa 307.000 personen werkzaam in de horeca. Dit zijn naast de werknemers ook de ondernemers, de meewerkende gezinsleden, de uitzendkrachten en payrollkrachten. De hierboven weergegeven omzetcijfers laten zien dat de crisis zich in 2008 al duidelijk begon aan te dienen om vervolgens in de loop van 2009 in volle hevigheid merkbaar te worden in de horeca. In de ontwikkeling van de werkgelegenheid is dit ook terug te zien. Tot en met 2008 groeide het aantal werkenden in de horeca tot ruim 328.000 personen. In de aanloop naar de crisis slaat de groei om. In het voorjaar van 2009 lag het aantal werknemers op ongeveer hetzelfde niveau als in het voorjaar van 2008. In de periode daarna is er een duidelijke afname te zien en is het aantal werkenden met ruim 6,5% afgenomen. 9

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Figuur: Werkgelegenheid in de horeca, 2004-2010 (peildatum 1 april) 380.000 360.000 340.000 320.000 300.000 280.000 260.000 240.000 220.000 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 werkenden in de horeca raming Bron: Lisa; bewerking ABF Research. Daar waar landelijk gezien pas in 2010 de effecten van de crisis op de omvang van de werkgelegenheid in de Nederlandse horeca zichtbaar werden, geldt voor de drankensector en de hotelsector dat de daling al in 2009 is begonnen. Voor de periode 1 april 2009-1 april 2010 wordt in de Nederlandse horeca een verdere daling van de werkgelegenheid met ongeveer 7% verwacht. In alle sectoren is sprake van een daling van de werkgelegenheid. Met name voor de fastservicesector is deze daling opvallend, omdat hier in 2009 als enige sector een licht positieve omzetontwikkeling is waargenomen. Tabel: Aantal werkenden in de horeca naar sector, 2005-2009 (peildatum 1 april) en indicatie groei in 2010 (1 april 2009 1 april 2010) 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Drankensector 104.700 104.100 107.500 107.700 106.800-5% Fastservicesector 58.500 59.800 61.700 63.700 65.300-12% Restaurantsector 88.100 89.700 94.100 98.300 98.200-1% Hotelsector 48.200 49.000 51.300 52.800 52.100-12% Partycatering 4.600 4.700 5.300 5.900 6.200-17% Totaal 304.100 307.300 319.900 328.400 328.500-7% Bron: Lisa; bewerking ABF Research; Indicatie groei in 2010 op basis van de Werkgeversonderzoeken 2009 en 2010. Ook in het merendeel van de provincies is de werkgelegenheid in 2009 nauwelijks gewijzigd ten opzichte van 2008. Uitzonderingen hierop zijn Noord-Holland (stijging van ca. 1.100 werkenden) en Noord-Brabant (daling van ca. 800 werkenden). 10

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Tabel: Aantal werkenden in de horeca naar provincie 2005-2009 (peildatum 1 april) 2005 2006 2007 2008 2009 Groningen 8.900 8.800 9.200 9.500 9.600 Friesland 11.500 11.600 12.100 12.300 12.200 Drenthe 8.600 8.800 9.400 9.700 9.600 Overijssel 20.300 20.700 21.300 21.600 21.700 Flevoland 3.900 3.900 4.200 4.500 4.600 Gelderland 37.900 38.700 40.000 41.200 41.400 Utrecht 19.600 19.800 20.800 21.400 21.400 Noord-Holland 59.500 60.900 63.100 64.800 65.900 Zuid-Holland 49.200 48.400 50.700 52.500 52.200 Zeeland 10.200 10.400 10.700 11.000 10.900 Noord-Brabant 46.900 47.800 49.900 50.800 50.000 Limburg 27.700 27.700 28.600 29.200 29.000 Totaal 304.100 307.300 319.900 328.400 328.500 Bron: Lisa; bewerking ABF Research. Werknemers in de horeca Van alle werkenden vormen de werknemers (werkenden die in loondienst zijn bij de werkgever) verreweg de grootste groep. In de periode april t/m september 2009 is onderzoek onder de werknemers in de horeca uitgevoerd in opdracht van het bedrijfschap Horeca en Catering. De Stichting Onderzoek Horeca Recreatie en Catering (SOHRC) heeft de eerste resultaten van dit onderzoek afgegeven vooruitlopend op de definitieve rapportage die medio 2010 zal volgen. Op 1 april 2009 zijn er ongeveer 251.600 werknemers werkzaam in de horeca. Dit is ten opzichte van 1 april 2008 een afname. Het aantal werknemers dat uit de horecasector is gestroomd ten opzichte van 1 april 2008 is ongeveer 69.900. Hiertegenover staat een aanzienlijk kleinere instroom van nieuwe horecamedewerkers: iets meer dan 28.000 nieuwe werknemers zijn begonnen tussen 1 april 2008 en 1 april 2009. Op 1 april 2009 werken er ruim 41.000 minder werknemers in de horeca ten opzichte van 1 jaar daarvoor. Tabel: In-, door- en uitstroom werknemers 1 april 2008-1 april 2009 Aantal werknemers % Instroom 28.050 11 Blijvers 166.028 66 Doorstroom 57.578 23 Totaal 1 april 2009 251.659 100 Uitstroom (% t.o.v. 1 april 2008) 69.922 24 Bron: SOHRC. In de restaurantsector zijn de meeste instromers gestart, 8.500. Ook de fastservicesector en de drankensector hebben te maken gehad met een hoog aantal nieuwe medewerkers, respectievelijk 8.300 en 7.900. De meeste doorstromers werken in de drankensector. Blijvers zijn het hoogst vertegenwoordigd in de fastservicesector. Als gekeken wordt naar de uitstroom per sector dan is te zien dat de restaurantsector te maken heeft gehad met het grootste aantal uitstromers. Dit sluit aan bij het beeld van de meeste instromers in deze sector, zoals hierboven beschreven. 11

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Tabel: Uitstroom tussen 1 april 2008-1 april 2009 per sector Aantal uitgestroomd % uitgestroomd Drankensector 15.223 21,8 Fastservicesector 20.017 28,6 Restaurantsector 22.103 31,6 Hotelsector 12.175 17,4 Partycatering 404 0,6 Totaal 69.922 100,0 Bron: SOHRC. Uit voorgaande gegevens is al gebleken dat de uitstroom tussen 1 april 2008 en 1 april 2009 hoog is geweest. Is deze hoge uitstroom ook te verwachten voor het jaar 2009-2010? In onderstaande tabel is af te lezen hoe lang de huidige werknemers nog van plan zijn in de horeca te werken. Van alle werknemers is 15% van plan de horeca binnen 1 jaar te verlaten. Daarnaast is 15% van plan de horeca binnen 1 tot 2 jaar te verlaten. Van alle werknemers blijft 39% trouw aan de horeca, zij verwachten langer dan 5 jaar werkzaam te zijn in de horeca. Van 14% van de huidige werknemers is het niet duidelijk hoe lang zij nog verwachten in de horeca werkzaam te zijn. De verwachte uitstroom voor het jaar 2009-2010 ligt volgens deze cijfers op 15%, het gaat hier om 36.700 horecawerknemers. Dit aantal is aanzienlijk lager dan de uitstroom tussen 1 april 2008 en 2009. Tabel: Verwachte duur nog werkzaam in horeca (peildatum 1 april 2009) Aantal werknemers % tot 1 jaar 36.684 14,6 1-2 jaar 37.258 14,8 3-5 jaar 45.411 18,0 Langer dan 5 jaar 97.581 38,8 Weet niet 34.721 13,8 Totaal 251.656 100,0 Bron: SOHRC. De horeca is verdeeld in verschillende sectoren. In de fastservicesector werken ruim 76.000 werknemers. Met ruim 30% van de werknemers is dit de grootste sector qua aantal werknemers. De drankensector volgt hier kort op met een percentage van bijna 29%. De restaurantsector is wat kleiner: met 53.200 werknemers heeft deze sector 21% van het totaal aantal horecawerknemers in dienst. De hotelsector volgt met 18% van het totaal aantal horecawerknemers. De partycatering is wat aantal werknemers betreft de kleinste sector. Met 3.700 werknemers heeft deze sector 1,5% van het totaal aantal werknemers in dienst. 12

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Figuur: Werknemers naar sector (peildatum 1 april 2009) 1,5 21,1 18,3 30,3 28,8 drankensector fastservicesector restaurantsector hotelsector partycatering Bron: SOHRC. De meerderheid van de werknemers werkt in de bediening, bar of counter. Met een aantal van 118.200 vormen zij 47% van alle horecawerknemers. Management/staf/leidinggevend volgt hierop met 17% van alle horecawerknemers. In de keuken werkt 15% van de werknemers. De overige functies, algemene dienst en receptie zijn aanzienlijk kleiner, met een percentage van respectievelijk 8,4%, 5,8% en 5,3% van het totale aantal werknemers. De huishouding met daarbij inbegrepen de afwas vormt de kleinste groep. Met 5.800 werknemers heeft 2% van het totale aantal werknemers in de horeca deze functie. Tabel: Verdeling werknemers naar functie (peildatum 1 april 2009) Aantal werknemers % Keuken (excl. afwas) 36.944 14,7 Bediening, bar, counter 118.277 47,0 Receptie 13.299 5,3 Huishouding (incl. afwas) 5.775 2,3 Algemene dienst 14.539 5,8 Management / staf / leidinggevend 41.785 16,6 Overig 21.036 8,4 Totaal 251.656 100,0 Bron: SOHRC. Het grootste deel van de werknemers in de horeca beschouwt zijn/haar baan als een hoofdbaan. 57% van de werknemers geeft aan dat de baan een hoofdbaan is. Voor 41% van de werknemers is de baan een bijbaan. Voor een kleine groep werknemers is de baan een stageplaats, zij vormen 2% van het totaal van horecawerknemers. Hoewel het grootste gedeelte van de werknemers hun baan beschouwen als een hoofdbaan heeft 43% van de werknemers een arbeidscontract waarin geen vast aantal uren is opgenomen en 35% een arbeidscontract tussen 0 en 36 uur. Van alle horecamedewerkers heeft 20% een contract met een arbeidsduur van 0 tot 12 uur per week. 10% heeft een contract met een arbeidsduur van 13 tot 24 uur en 9% van 25 tot 36 uur per week. Het percentage horecawerknemers dat een contract heeft voor 36 uur of meer per week is 22%. Tabel: Aantal werkzame uren volgens contract (peildatum 1 april 2009) Aantal werknemers % Geen vast aantal uren 108.258 43,0 0-12 uur 49.301 19,6 13-24 uur 16.843 6,7 25-36 uur 23.005 9,1 Meer dan 36 uur 54.250 21,6 Totaal 251.656 100 Bron: SOHRC. 13

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Veel horecawerknemers zijn nog niet lang werkzaam bij de huidige werkgever. De helft van alle horecawerknemers werkt op 1 april 2009 nog geen jaar bij de huidige werkgever. 17% is tussen de 1 en 2 jaar werkzaam bij de werkgever. 14% van de werknemers is tussen de 3 en 5 jaar werkzaam bij de huidige werkgever. 9% is tussen de 6 en 10 jaar werkzaam bij dezelfde werkgever en 10% is langer dan 10 jaar bij de huidige werkgever werkzaam. Veel werknemers werken erg kort bij de huidige werkgevers en een kleiner gedeelte van de werknemers is al langer dan 6 jaar bij de werkgever werkzaam. Tabel: Werknemers werkzaam bij huidige werkgever in jaren (peildatum 1 april 2009) Aantal werknemers % tot 1 jaar 126.463 50,3 1-2 jaar 42.269 16,8 3-5 jaar 35.701 14,2 6-10 jaar 22.920 9,1 Langer dan 10 jaar 24.303 9,7 Totaal 251.656 100 Bron: SOHRC. Het aantal mannen en vrouwen dat in de horeca werkzaam is, is vrijwel gelijk verdeeld. Op 1 april 2009 is 50,6% van de werknemers in de horeca man, ten opzichte van 49,4% vrouwen. Ruim 63% van de werknemers in de horeca is jonger dan 30 jaar. Van alle werknemers is 30% zelfs jonger dan 20 jaar. Het percentage werknemers tussen de 30 en 40 jaar is 16% en 17% van de werknemers zijn ouder dan 40 jaar. De horeca is een sector waarin een grote meerderheid van de werknemers erg jong is. Grafiek: Verdeling aantal werknemers per leeftijdscategorie (peildatum 1 april 2009) 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 t/m 19 jaar 20-22 jaar 23-29 jaar 30-39 jaar 40 jaar of ouder Bron: SOHRC. Van alle werknemers in de horeca heeft 29% een horecaopleiding afgerond. De overige 71% zijn werknemers die geen horecaopleiding hebben voltooid. Het gaat hier om een voltooide horeca beroepsopleiding op minimaal MBO-niveau. Bij 85-90% van deze werknemers gaat het om een MBO opleiding. Voor iets meer dan 10% van de beroepsopgeleide werknemers gaat het om een opleiding op HBO-niveau (dit is minder dan 4% van alle werknemers). 14

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Druk op de horeca arbeidsmarkt Uitgaande van een gematigde economische ontwikkeling en een lichte groei van de bestedingen, zal de werkgelegenheid in de periode tot en met 2015 met ongeveer 1,2% groeien. Regionaal gezien zijn de groeicijfers zeer divers, variërend van een daling van 6,0% in Flevoland tot een toename van de werkgelegenheid in Zuid-Drenthe met 5,4%. Figuur: Verwachte ontwikkeling werkgelegenheid in de Nederlandse horeca per COROP-gebied, 2015 t.o.v. 2010 (%) Bron: Arbeidsmarktinformatiesysteem (ABF). 15

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal In bepaalde regio s van Nederland wordt een groter deel van het beschikbare aantal mensen uit de eigen regio geworven voor de horeca dan in andere regio s. Als voorbeeld is dit in onderstaande figuur gevisualiseerd voor de werving van jongeren tot en met 19 jaar. We zien dat de druk op de horeca arbeidsmarkt met betrekking tot de werving van jongeren in de blauwe regio s hoger is dan in de groene regio s. Figuur: Wervingspercentage jongeren in de Nederlandse horeca in 2010 per COROP-gebied Bron: Arbeidsmarktinformatiesysteem (ABF). 16

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal In de volgende figuur is de ontwikkeling van dit wervingspercentage van jongeren weergegeven voor de periode 2010-2015. De komende vijf jaar zal de druk op de arbeidsmarkt met betrekking tot de werving van jongeren voor de horeca in de donkerblauwe regio s het meest toenemen. In bijvoorbeeld Flevoland neemt deze druk af. Figuur: Verwachte ontwikkeling wervingspercentage jongeren in de Nederlandse horeca per COROP-gebied, 2015 t.o.v. 2010 Bron: Arbeidsmarktinformatiesysteem (ABF). Vacatures in de horeca De vacaturegraad (het aantal vacatures per 1.000 banen) is een belangrijke graadmeter voor de spanning op de arbeidsmarkt. In de onderstaande figuur is deze vacaturegraad in de horeca afgezet tegen de vacaturegraad in het totale bedrijfsleven. Twee zaken vallen meteen op: in de ontwikkeling van de vacaturegraad in de horeca is een duidelijk seizoenspatroon te zien en daarnaast is vacaturegraad in de horeca doorgaans hoger dan in het totale bedrijfsleven. Het beeld in 2009 is echter totaal anders dan in de jaren daarvoor. De stijgende lijn in het eerste en tweede kwartaal is vrijwel geheel achterwege gebleven, waarbij de vacaturegraad zo sterk gedaald is dat deze aan het eind van 2009 op ongeveer hetzelfde niveau is uitgekomen als de vacaturegraad in alle bedrijfstakken. 17

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Figuur: Vacaturegraad in de horeca en in alle bedrijfstakken (= aantal vacatures per 1000 banen) 60 50 40 30 20 10 0 3e kw1e kw3e kw1e kw3e kw1e kw3e kw1e kw3e kw1e kw3e kw1e kw3e kw1e kw3e kw 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Vacaturegraad: horeca Vacaturegraad: alle bedrijfstakken Bron: CBS. Cijfers omtrent de vacaturegraad in 2010 zijn nog niet voorhanden, cijfers over het aantal vacatures wel. Het aantal openstaande vacatures is het eerste kwartaal van 2010 met 7.400 hoger dan aan het einde van het vierde kwartaal van 2009 (5.300) maar duidelijk lager dan in het eerste kwartaal van 2009 (9.500). Onderwijs - VMBO In oktober 2009 waren er ruim 5.300 leerlingen in de laatste twee jaren van het VMBO die voor een horeca-opleiding hebben gekozen. De trend van de afgelopen vijf jaar is vooral een dalende geweest, waarbij gelijk aangetekend moet worden dat het erop lijkt dat het leerlingenaantal zich stabiliseert de laatst twee à drie jaar. Figuur: Aantal leerlingen in het 3 e en 4 e jaar van het VMBO richting consumptief 7.000 6.500 6.000 5.500 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 vmbo leerlingen 6.505 6.154 5.528 5.358 5.312 vmbo leerlingen Bron: Cfi. Die dalende trend over de afgelopen vijf jaar doet zich in alle provincies voor. Vergelijken we het aantal leerlingen in het huidige schooljaar met het aantal in het jaar daarvoor, dan ontstaat een genuanceerder beeld. In de provincies Friesland, Drenthe, Gelderland en Noord-Brabant zit het aantal leerlingen weer enigszins in de lift. De leerlingen die binnen het VMBO voor de horeca kiezen, hebben de keuze uit een vijftal leerwegen. Ongeveer de helft van alle leerlingen kiest voor de kaderberoepsgerichte leerweg en ruim 40% voor de basisberoepsgerichte leerweg. Daarbij laat het aandeel leerlingen dat de kaderberoepsgerichte leerweg kiest de laatste jaren een lichte stijging zien en is het aandeel dat de basisberoepsgerichte leerweg kiest, iets aan het dalen. De overige leerwegen zijn duidelijk minder populair. De basisberoepsgerichte leerweg bereidt de leerlingen voor op de basisberoepsopleidingen niveau 2 van het MBO. De kaderberoepsgerichte leerweg bereidt voor op de middenkaderopleidingen in het MBO (niveau 3 en 4). 18

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Tabel: Aantal leerlingen in het VMBO naar leerweg 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 Assistent opleiding 38 44 50 26 28 Basisberoepsgerichte leerweg 3.209 2.921 2.620 2.431 2.228 Gemengde leerweg 327 335 212 229 247 Kaderberoepsgerichte leerweg 2.710 2.726 2.546 2.565 2.703 Leerwerktraject 221 128 100 107 106 Totaal 6.505 6.154 5.528 5.358 5.312 Bron: Cfi. Onderwijs - MBO In het huidige schooljaar volgen ruim 500.000 leerlingen een MBO opleiding en 4,5% daarvan, ruim 23.000, volgt een opleiding gericht op de horeca. Evenals in het VMBO maakt het op de horeca gerichte onderwijs onderdeel uit van de sector Economie. In tegenstelling tot het beeld in het VMBO is in het MBO de trend juist een stijgende. Met name in schooljaar 2006/2007 is het aantal horeca leerlingen sterk gegroeid. Na een bijna nulgroei in schooljaar 2007/2008 is het aantal leerlingen in het MBO de twee daarop volgende schooljaren weer jaarlijks met ongeveer 3% gegroeid. Figuur: Aantal leerlingen in het MBO (horeca opleiding) 23.500 23.000 22.500 22.000 21.500 21.000 20.500 20.000 19.500 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 mbo leerlingen 20.884 21.943 22.056 22.507 23.119 mbo leerlingen Bron: Cfi. De horeca doet het goed binnen het MBO. Ter illustratie: Ten opzichte van schooljaar 2005/2006 is het aantal horecaleerlingen met bijna 11% gegroeid, terwijl het aantal leerlingen in het totale MBO in Nederland maar met 8% is toegenomen. Tabel: Ontwikkeling aantal leerlingen in het MBO (2005/2006=100) 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 Totaal MBO 100 102,3 105,1 105,8 108,4 Sector Economie 100 99,0 99,6 99,3 102,3 Kenwerk (horeca, toerisme, reizen, bakkerij, facilitaire dienstverl. 100 103,2 103,3 106,4 110,4 MBO horeca 100 105,1 105,6 107,8 110,7 Bron: Cfi. Deze groei van het aantal MBO leerlingen is niet in heel Nederland te zien. In de provincies Drenthe, Gelderland, Zeeland en Limburg is het aantal MBO-leerlingen dat voor de horeca kiest al een aantal jaren aan het afnemen. Ook in de provincie Groningen is het aantal leerlingen dit schooljaar naar onder het niveau van 2005/2006 gezakt. In Utrecht, Overijssel en Noord-Holland daarentegen zit het aantal leerlingen duidelijk in de lift. 19

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Het aantal MBO leerlingen in niveau 1, de assistentenopleiding, is sterk teruggelopen, van 1201 in 2005 tot 901 in 2009. Een van de mogelijke oorzaken voor deze afname kan de verschuiving naar de opleiding tot Arbeidsmarkt Kwalificerend assistent zijn. Deze op het VMBO gegeven niveau 1 opleiding bereidt leerlingen voor op de instroom in een MBO opleiding op niveau 2. Ook kan hier het effect zichtbaar zijn van de in augustus 2008 gestarte leergang VM2. Dit is een leergang gericht op een doorlopende leerlijn van de basisberoepsgerichte leerweg VMBO tot en met diplomering op niveau 2 MBO. Opvallender zijn echter de ontwikkelingen binnen niveaus 3 en 4. Het aantal niveau 3 leerlingen is sinds schooljaar 2005/2006 met meer dan 50% toegenomen terwijl de groei van het aantal niveau 4 leerlingen met amper 1% duidelijk is achter gebleven. In zijn algemeenheid wordt niveau 4 gezien al het niveau gericht op doorleren en niveau 3 als het niveau gericht op het vak. Dit is ook terug te zien in de leerwegkeuze: driekwart van de niveau 3 leerlingen kiest voor het leren in de praktijk, terwijl op niveau 4 negen van de tien leerlingen voor de opleidende leerweg kiezen. Figuur: Ontwikkeling MBO horecaleerlingen naar niveau van de opleiding (2005/2006=100) 170 150 130 110 90 70 50 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Bron: Cfi. In diezelfde periode neemt ook het aantal leerbedrijven sterk toe. Kenwerk meldt in haar Rapportage Arbeidsmarkt- en onderwijsinformatie 2009-2010 een stijging van ruim 5.800 erkende MBO-leerbedrijven in 2006 naar ruim 9.600 in 2009. Vraag hierbij is stijgt het aantal leerbedrijven als gevolg van een stijgende behoefte aan leerplaatsen of stijgt het aantal praktijkleerlingen als gevolg van het beschikbaar komen van meer leerplaatsen? Hoe dan ook is er een andere balans aan het ontstaan, waarbij de interesse voor het leren van een vak weer wat meer op de voorgrond treedt. De volgende stap zou zijn om deze trend die vooral de witte brigade betreft ook door te trekken naar de zwarte brigade. Figuur: Verdeling mbo leerlingen naar gekozen leerweg (%) 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 BBL BOL Bron: Cfi 20

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Van alle leerlingen kiest 37 % voor de combinatie van werken en leren(beroepsbegeleidende leerweg), 63% gaat voor de BOL (beroepsopleidende leerweg) De verdeling BOL-BBL is ten opzicht van het vorige schooljaar vrijwel gelijk gebleven. Tabel: Leerlingen naar opleiding naam kwalificatie 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 niveau 1 Horeca assistent 1.209 1.258 1.030 842 901 niveau 2 Totaal niveau 1 1.209 1.258 1.030 842 901 Gastheer/-vrouw 2.211 2.346 2.544 2.626 2.456 Kok 4.694 5.039 5.024 5.050 5.018 Medewerker fastservice 301 322 450 661 588 niveau 3 7.206 7.707 8.018 8.337 8.062 1e medewerker fastservice 175 207 188 267 402 Bartender 53 46 45 12 16 Receptionist 59 160 355 610 896 Zelfstandig werkend gastheer/- vrouw 604 619 613 677 761 Zelfstandig werkend kok 2.119 2.163 2.180 2.370 2.514 niveau 4 Totaal niveau 3 3.010 3.195 3.381 3.936 4.589 Bedrijfsleider fastservice 11 28 Frontoffice manager 7 235 Gespecialiseerd kok, Dieetkok 139 186 177 168 203 Leidinggevende bediening 21 20 35 81 133 Leidinggevende horeca, contractcatering, informatie, recreatie en bakkerij 249 462 559 320 223 Leidinggevende keuken 1 12 113 139 Manager / ondernemer cafe/bar 1114 1.087 961 846 709 Manager / ondernemer fastservice 7 13 17 19 Manager / ondernemer horeca, Ondernemer horeca / bakkerij 7.936 8.020 7.870 7.829 7.878 Totaal 4 9.459 9.783 9.627 9.392 9.567 Totaal 20.884 21.943 22.056 22.507 23.119 Bron: Cfi Onderwijs - HBO In augustus 2009 stonden in het horecaonderwijs op HBO-niveau 6.360 studenten ingeschreven. Sinds 2007 is het aantal studenten constant gebleven. Het belang van het HBO-onderwijs, uitgedrukt in het aandeel HBO-opgeleide werknemers in de horeca is beperkt tot enkele procenten. 21

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Tabel: Aantal ingeschreven studenten in het HBO, HBO horecaonderwijs en HBO sector Economie HBO totaal HBO economisch HBO horeca % HBO horeca tov HBO totaal % HBO horeca tov sector economie Bron: HBO Raad. 2005/2006 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010 360.756 370.617 379.306 388.180 408.356 139.641 144.781 150.818 155.898 164.415 5.711 6.065 6.376 6.330 6.360 1,6 1,6 1,7 1,6 1,6 4,1 4,2 4,2 4,1 3,9 2.3. De geluiden uit de praktijk Welke geluiden en gevoelens komen uit de dagelijkse praktijk, los van de kwantitatieve onderzoeken en feiten vanuit onder andere EIM, CBS en Lisa? Hieronder worden kort de resultaten uit twee kwalitatieve onderzoeken onder zowel horecaondernemers als horecamedewerkers weergegeven. Horecaondernemers Uit gesprekken met horecaondernemers waar het bedrijfschap in het kader van het veldonderzoek (2009-2010) mee heeft gesproken, blijkt dat voor hen de invloed van de recessie uiteraard merkbaar is en dat iedereen daar anders mee omgaat. Een heel direct gevolg van de recessie is dat de ondernemers opeens weer spontane aanmeldingen krijgen van mensen die bij ze willen komen werken. Dit zegt echter niets over de kwaliteit van het personeel. Ondernemers menen dat goed geschoold personeel schaars is en dat het ook niet altijd aan de wens van de werkgever voldoet. Sommige ondernemers geven dan ook aan personeel liever zelf te willen opleiden, maar dan moeten ze al wel uit het goede horeca-/dienstverleningshout gesneden zijn. Daarbij hebben veel jongelui volgens de ondervraagde horecaondernemers niet de juiste instelling om in de horeca te kunnen werken. Ondernemers ervaren dat ze minder verantwoordelijkheidsbesef hebben, waardoor het steeds lastiger wordt om alle posities in een bedrijf gevuld te krijgen met personeelsleden die daar ook echt geschikt voor zijn. Is het vervolgens toch gelukt om goed personeel te krijgen dan is het vervolgens vaak lastig om het te behouden. Het is de ervaring dat, met name aan specialisten zoals koks, veel wordt getrokken. Zo komt het geregeld voor dat koks worden weggekocht door concullega s. Ondernemers beseffen dat ze meer moeten bieden dan een goed salaris. Vaak is volgens hen het salaris niet het belangrijkste, maar is het van belang dat je je personeel laat voelen dat ze voor vol worden aangezien en dat je ze serieus neemt. Verschillende malen komt naar voren dat medewerkers weggaan voor een hoger salaris, maar dat ze niet veel later terugkomen vanwege de sfeer en gezelligheid. In een groot deel van de horeca wordt personeel geworven via het kennissen- en medewerkersnetwerk. Voordeel hiervan is dat je dan al redelijk goed weet wat je in huis haalt, aldus een ondernemer. Vaak blijken dit ongeschoolde krachten te zijn voor de bediening of ter ondersteuning in de keuken. Uit het veldonderzoek blijkt verder dat veel ondernemers van hun hobby hun werk hebben gemaakt, dat het werken in de horeca erg onderschat wordt en dat ze niet hadden verwacht dat het zoveel werk met zich mee zou brengen. Met name in de startfase moet je altijd beschikbaar zijn, liefst zeven dagen per week, het hele jaar rond, aldus een recentelijk gestarte ondernemer. Een aantal ondernemers geeft in dit verband aan dat ze het delegeren van verantwoordelijkheden moeilijk vinden, omdat ze er niet van overtuigd zijn dat dan de kwaliteit gewaarborgd blijft. Sommigen geven ook toe dat ze juist het omgaan met personeelsleden een van de lastige kanten van het ondernemerschap vinden. Verder geven ondernemers aan snel te schakelen en te handelen, alleen vinden zij het lange termijn denken soms wat lastig. 22

De bedrijfstak: de cijfers en het verhaal Daarnaast ervaren horecaondernemers de wet- en regelgeving en administratie als knelpunt voor het runnen van hun bedrijf. Het gemeentelijk beleid leidt voor hen tot ergernissen. Het gaat hierbij om zaken als het verkrijgen en/of verlengen van vergunningen en alle administratie die daarbij komt kijken. Horecawerknemers Uit focusgroeponderzoek (2009) onder ruim 80 horecawerknemers, uitgevoerd door de Stichting Onderzoek Horeca, Recreatie en Catering (SOHRC), blijkt dat werknemers veelal hebben gekozen voor een baan in de horeca vanwege het sociale aspect. Zij geven aan dat de afwisseling in het werk, onder andere door de omgang met gasten (en hen een mooie dag te bezorgen) en de gezelligheid onderling, een belangrijke reden is om in de horeca te werken en te blijven werken. Gekeken naar de wensen en behoeften van de ondervraagde horecawerknemers komen de volgende punten naar voren. De werknemers geven aan dat de communicatie, met name tussen werkgever en werknemer, beter zou kunnen. Vooral als het gaat om het luisteren naar ideeën en het mogen doorvoeren van vernieuwingen. De werknemers geven dit aan omdat ze de band met de werkgever belangrijk vinden. Daarnaast zijn ze van mening dat er ten onrechte bezuinigd wordt op personeel en dat er juist meer in geïnvesteerd zou moeten worden om professioneler en kwalitatief beter personeel te krijgen. Daarnaast hebben de horecawerknemers het idee dat het beeld niet goed is van hun werkzaamheden: werken in de horeca wordt vaak onderschat, want het is meer dan alleen het kunnen tappen van een biertje. 23

24

3. De trends De grootste crisis sinds the Great Depression is het al genoemd. Niet verrassend is dan ook dat de economische situatie waarin Nederland verkeert nu hoog op menig agenda staat en het grote herstel het thema is geworden van de verkiezingen van 9 juni 2010. Dat deze crisis ook zijn gevolgen heeft voor de horeca, moge duidelijk zijn. Maar daarnaast is er, wellicht wat minder aan de oppervlakte, ook een aantal andere ontwikkelingen gaande. Dit hoofdstuk gaat in op belangrijke ontwikkelingen die nu spelen en wat de invloed van deze ontwikkelingen naar verwachting zal zijn op de verhoudingen op de (horeca)arbeidsmarkt. 3.1. De economie: De crisis voorbij? Conjunctureel gezien staat een aantal seinen weer op oranje of misschien zelfs voorzichtig op groen. Het CPB voorspelt een groeiende economie in 2010 en de daaropvolgende jaren, broos en voorzichtig, dat wel. Het UWV meldt dat het aantal WW-uitkeringen aan het afnemen is en de uitzendbranche laat in de derde (vier weekse) periode van 2010 weer een groei zien in de industriële sector. Het consumentenvertrouwen ( vanaf april echter weer licht gedaald) en producentenvertrouwen zitten weer duidelijk in de lift en ook de verwachte ontwikkeling van de particuliere consumptie zitten weer aan de goede kant van de nullijn: tegenover een daling van 2,5% in 2009, wordt er voor 2010 en 2011 weer een jaarlijkse groei verwacht van 0,25%. Figuur: Economische groei in Nederland, 2000-2011 (%) 6 4 2 0-2 -4-6 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Bruto Binnenlands Product (BBP) Bron: CBS (realisatie), CPB (prognose maart 2010). Hoe deze positieve signalen in de nabije toekomst gaan uitwerken, blijft koffiedik kijken. Nederland is een open economie. En ook internationaal is de economie in beweging. Naast de positieve signalen, de sterke ontwikkeling van de werkgelegenheid in landen als Duitsland en de Verenigde Staten, zijn er ook de zorgelijke berichten over de financiële staat van landen als Griekenland, Spanje en Portugal. Maar minstens zo belangrijk is wel hoe de Nederlandse overheid de grote problemen, bijvoorbeeld rondom het begrotingstekort en de sterk stijgende kosten voor de gezondheidszorg, gaat oppakken. Een taakstelling van zo n 25

De trends 30 miljard euro, dat is althans wat naar berekening van het CPB de komende jaren bezuinigd moet worden om de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen. En alhoewel sommige economen dit bedrag als boterzacht betitelen, is dit wel als bezuinigingsdoelstelling in de diverse verkiezingsprogramma s terug te vinden. Trendmatig en bij ongewijzigd beleid, dat vormt het uitgangspunt bij de door het CPB afgegeven ramingen. Met name wat dat laatste punt betreft, lijkt dat deze aanname niet helemaal houdbaar is. De verkiezingsprogramma s van de diverse politieke partijen, wijzen erop dat het beleid van de overheid op majeure punten zal moeten gaan wijzigen. Of dit linksom of rechtsom gebeurt, staat nog te bezien. De koopkracht stijgt bij ongewijzigd beleid in de komende kabinetsperiode met gemiddeld ¼% per jaar. Dat is beduidend minder dan de 1¼% per jaar in de jaren 2006-2010. Indien het volgende kabinet wil ombuigen, zullen de koopkracht en de groei van het bbp nog wat verder naar beneden worden gedrukt. (Bron: CPB) Los van al deze onzekerheden, laten de CPB ramingen ook zien dat de voorspelde bescheiden groei niet meteen op alle fronten tot verbeteringen leidt. De werkloosheid zal naar verwachting in 2010 nog oplopen tot ongeveer 450.000 personen, dat is naar een werkloosheidsniveau van 5,75%. En ondanks een stijging van de particuliere consumptie zal de koopkracht in 2010 en 2011 nog niet gaan toenemen. 3.2. Bevolking, beroepsbevolking en de beschikbaarheid van arbeidskracht De Nederlandse bevolking is in het verleden sterk gegroeid. In de jaren 60 en 70 sprak men zelfs van een bevolkingsexplosie. Tegenwoordig ligt dit duidelijk anders. Ter illustratie: de stap van 15 naar 16 miljoen inwoners, bereikt in 2006, heeft ongeveer 11 jaar geduurd. De verwachting is dat de stap van 16 naar 17 miljoen op zijn minst twee keer zo lang gaat duren. De Nederlandse bevolking groeit steeds minder snel, de omslag naar krimp is echter voorlopig niet bereikt. Het CBS ziet dat pas vanaf 2038 gebeuren, op dat moment heeft Nederland naar schatting 17,5 miljoen inwoners. Landelijk bezien groeit Nederland voorlopig nog wel even door. Op lager geografisch niveau bezien ontstaat er een duidelijk gemêleerder beeld, groei en krimp gaan hand in hand. Zo zal de bevolkingsomvang duidelijk krimpen in Parkstad Limburg, Noordoost Groningen, Zeeuws-Vlaanderen en in mindere mate ook in de Achterhoek. Daarentegen zal de bevolking duidelijk gaan groeien in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad (inclusief de provincies Utrecht en Flevoland), de stedenband van Noord-Brabant, het gebied rond Arnhem en Nijmegen, westelijk Overijssel (met de economisch sterke gemeente Zwolle) en in en rond de gemeente Groningen 1. Naast de omvang is vooral ook de samenstelling van de bevolking van belang. Trends als vergrijzing en ontgroening spelen al jaren een rol. Onderstaande piramides maken vooral de voortgaande vergrijzing goed zichtbaar. 1 Planbureau voor de leefomgeving, Regionale prognose 2009-2040, Vergrijzing en omslag van groei naar krimp 26

De trends Figuur: Samenstelling van de bevolking naar leeftijd en geslacht in 2010 en 2020 96 jaar 84 jaar 72 jaar 60 jaar 48 jaar 36 jaar 24 jaar 12 jaar 0 jaar 2010 200.000 100.000 0 100.000 200.000 96 jaar 84 jaar 72 jaar 60 jaar 48 jaar 36 jaar 24 jaar 12 jaar 0 jaar 2020 200.000 100.000 0 100.000 200.000 vrouwen mannen vrouwen mannen Bron: CBS. Belangrijk binnen de bevolking is de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking (hier gedefinieerd als de bevolking tussen de 20 en 65 jaar). In 2010 zit de potentiële beroepsbevolking op zijn maximum met iets meer dan 10 miljoen personen. Tot aan 2040 zal de omvang van deze groep dalen tot circa 9,2 miljoen personen. Figuur: Ontwikkeling Nederlandse bevolking 2010-2050 12.000.000 10.000.000 8.000.000 6.000.000 4.000.000 2.000.000 0 2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 0 tot 20 jaar 20 tot 65 jaar 65 jaar en ouder Bron: CBS Bevolkingsprognose. De omvang van de potentiële beroepsbevolking mag dan dalen, dat betekent niet meteen dat ook de omvang van de (feitelijke) beroepsbevolking (dat deel van de potentiële beroepsbevolking dat beschikbaar is voor werk) ook gaat dalen. Het arbeidsaanbod in personen zal volgens het CPB in de periode 2011-2015 jaarlijks met ¼% stijgen. In termen van arbeidsjaren zal het aanbod echter vrijwel niet meer groeien, dit als gevolg van het deeltijdwerk. 3.3. Zwart-wit of steeds meer grijs Grenzen verdwijnen, ook op de arbeidsmarkt Steeds meer grenzen van afzonderlijke branches worden doorbroken, zo ook binnen de horeca. Hierbij is te denken aan horeca in winkels en detailhandel in horeca. Deze branchevervaging op de consumentenmarkt is al langer een trend. Zo beschrijft het Hoofdbedrijfschap Detailhandel in het rapport 2020 Vier scenario s voor de toekomst van de detailhandel (2007) dat de consument niet meer in de eerste plaats op zoek is naar producten, maar meer naar belevingen en oplossingen. Hierbij doorbreekt de consument de grenzen van afzonderlijke branches waardoor de concurrentiedruk toeneemt. Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel voorspelt dat ondernemers die hier niet op inspelen, maar vast blijven houden aan de traditionele branchepatronen, niet overleven. 27

De trends De horeca is echter niet de enige branche die op zoek is naar goed inzetbare en gemotiveerde medewerkers die uit het juiste hout zijn gesneden. Overleeft de horeca ook op het gebied van de arbeidsmarkt is de vraag, want ook de grenzen van de arbeidsmarkt vervagen. Voor het waarborgen van de kwaliteit en de service binnen de horeca is het van belang dat de branche over goede medewerkers beschikt en deze weet te behouden. Ook andere sectoren willen dezelfde nieuwe getalenteerde mensen binnenhalen waardoor de slag om de medewerker steeds heftiger wordt. Voor de bedrijfstak is het interessant om te weten wie hierbij de grootste concurrenten zijn en waar de horecaleerlingen en -beroepsopgeleiden naar uitstromen. Waar sta je als bedrijfstak op de arbeidsmarkt? Veel opleidingen zijn de afgelopen jaren steeds meer generalistisch geworden, ook daarbinnen zijn grenzen vervaagd. Dit kan in de praktijk zorgen voor mensen met wel de juiste ervaringen en houding, maar niet met het juiste diploma. Hoe gaat de horeca hier mee om en welke oplossingen zijn er? Werknemer 2.0 Momenteel bestormt een nieuwe generatie de arbeidsmarkt: de werknemer 2.0 of ook wel de Generatie Einstein genaamd. Volgens de Nationale Commissie voor Sociale Innovatie (NCSI) heeft deze werknemer een levens- en werkstijl van virtueel samenwerken, communiceren, netwerken en kennis delen. Ook is deze gewend aan verschillende culturele invloeden, snel schakelen, multitasken en een wereld vol mogelijkheden. Werknemer 2.0 is uitmuntend in het verzamelen van kennis en informatie en is gemakkelijk te interesseren voor uitdagende projecten of functies. Nadelen: ze zijn snel verveeld, dus als het werk minder boeit, is de werknemer ook zo weer weg. Daarnaast stellen ze hoge eisen aan werkgevers en mag hun werk niet ten koste gaan van hun privéleven. Voor VMBO ers geldt dat zij als werknemer 2.0 nog wel veel instructie en begeleiding nodig hebben. Zij zijn binnen de Generatie Einstein minder zelfstandig, zelfontplooiend en zelfverzekerd en kiezen eerder voor zekerheid en carrièrekansen (Brochure Werknemer 2.0: is uw organisatie klaar voor de nieuwe generatie werknemer?, NCSI 2008). De eigenschappen van de werknemer 2.0 worden ondersteund door de tweede generatie webapplicaties zoals MSN, e-mail, Wikipedia, LinkedIn, Hyves, blogs, Google en Skype. Hiermee wordt razendsnel informatie gevonden en worden ideeën en meningen gevormd en verspreid. Typeringen van generaties Babyboomers of protestgeneratie: geboren tussen 1940-1955. Trefwoorden: protest, na-oorlogse wederopbouw, vol idealen, geen merken, bevlogen, andere toekomst, zoektocht naar persoonlijkheid, tv cassetterecorder, bromfiets. Generatie X en/of pragmatische generatie: geboren tussen 1955-1985. Trefwoorden: negatief, economische depressie, ideologisch vacuüm, opkomst merken, relativeren, geen toekomst, persoonlijkheid is een constructie, kleuren-tv, videorecorder, magnetron. Generatie Einstein of screenager generatie (Werknemer 2.0): geboren tussen 1985-2000. Trefwoorden: positief, groei, opbouw en welvaart, traditionele idealen, overal merken, serieus, goede toekomst, persoonlijkheid is echt, mobiele telefoon, computer met internet, mp3-speler. (Bron: Generatie Einstein. Slimmer, sneller en socialer: communiceren met jongeren in de 21e eeuw, Jeroen Boschma en Inez Groen, 2006. Generaties en hun kansen, Henk Becker, 1992.) In het onderzoek Visie op Sectoren van ABN AMRO (Update Human Capital in de 21 e eeuw, vier scenario s voor de Nederlandse flexmarkt, ABN AMRO, 2009) komt naar voren dat de invloed van de jongerencultuur een grote invloed heeft op de huidige economische orde. De generatie van nu creëert eigen producten, bepaalt zelf het nieuws en dwingt de werkgever te begrijpen dat hij blij mag zijn dat jij voor hem komt werken. Het leven is een groot netwerk waar zowel economie als maatschappij een belangrijk onderdeel van uitmaken. Dit zorgt er voor, aldus ABN AMRO, dat de 28