SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE Maandag 27 juni 2016 B / 9
2016 NGO-ENS B / 9
Opgave 1 (20 punten) Vraag 1 Antwoord: -1,5 Epq = %Δq = (1.020-1.200) / (880-800) = -15% = -1,5 %Δp 1.200 / 100 800 / 100 +10% Of: E pq = de prijselasticiteit van de vraag %Δq = de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid %Δp = de procentuele verandering van de prijs Procentuele verandering gevraagde hoeveelheid: 2 punten Procentuele verandering prijs: 2 punten Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid -1,5: 1 punt Vraag 2 Antwoord: 7,2% toename E qs = %Δqy = +1,8 %Δpx %Δq y = 1,8 x %Δpx = 1,8 x 4% = 7,2% E qs = de kruislingse prijselasticiteit %Δy = de procentuele verandering van de vraag naar goed y %Δp = de procentuele verandering van de prijs van goed x 7,2% 3 punten toename: 2 punten Vraag 3 Antwoord: onder Motivatie: In het onderste deel is de prijs laag en de vraag hoog. Een prijswijziging zal hier een relatief kleinere vraagverandering tot gevolg hebben. Hier is -1 <Epq < 0, dus inelastisch. Juist antwoord = onderste deel: 2 punten Juiste motivatie: 3 punten Andere motivatie ter beoordeling aan de corrector. SPD Bedrijfsadministratie Maandag 27 juni 2016 3 / 9
Vraag 4 1. de behoefte van de consument 2. de prijs van het goed 3. de prijzen van andere goederen en diensten 4. het inkomen van de consument Vier juiste antwoorden: 5 punten Drie juiste antwoorden: 3 punten Twee juiste antwoorden: 2 punten Eén juist antwoord: 1 punt SPD Bedrijfsadministratie Maandag 27 juni 2016 4 / 9
Opgave 2 (20 punten) Vraag 5 Antwoord: 894 miljard Lonen bedrijven 416 + Overig inkomen 224 + Lonen van de overheid 88 + Netto binnenlands product tegen factorkosten (NBP fk ) 728 Indirecte belastingen 72 + Netto binnenlands product tegen marktprijzen (NBP mp ) 800 Afschrijvingen bedrijven 80 + Afschrijvingen overheid 14 + Bruto binnenlands product tegen marktprijzen (BBP mp ) 894 NBP fk = 2 punten NBP mp = 1 punt BBP mp = 2 punten Vraag 6 Antwoord: 928 miljard Particuliere consumptie 608 Overheidsconsumptie (88 + 24) 112 + Bruto-investering bedrijven (96 + 80) 176 + Bruto-investering overheid (18 + 14) 32 + Totaal nationale bestedingen 928 Per element: 1 punt (maximaal 4 punten) Alle goed: 1 punt Vraag 7 Vraag 8 Vraag 8a 1. Bruto binnenlands product tegen marktprijzen - totaal nationale bestedingen 2. Export - import 3. (S - I) + (B - O) = particuliere besparingen + overheidsbesparingen Drie juiste antwoorden: 5 punten Twee juiste antwoorden: 3 punten Eén juist antwoord: 1 punt (3 punten) 1. vervangingsinvesteringen 2. uitbreidingsinvesteringen 3. voorraadinvesteringen Per juist antwoord: 1 punt (maximaal 3 punten) SPD Bedrijfsadministratie Maandag 27 juni 2016 5 / 9
Vraag 8b (2 punten) Vervangingsinvesteringen uit afschrijvingen Uitbreidingsinvesteringen en voorraadinvesteringen uit reserves en leningen Per juist antwoord: 1 punt (maximaal 2 punten) SPD Bedrijfsadministratie Maandag 27 juni 2016 6 / 9
Opgave 3 (20 punten) Vraag 9 (3 punten) De lopende rekening heeft een overschot van 36 miljard. Het gevolg is een even grote toename van de binnenlandse liquiditeitenmassa. Juist antwoord: 3 punten Vraag 10 De concurrentiepositie zal door de koersdaling toenemen, waardoor de export met landen buiten de eurozone zal toenemen. De import zal dalen door de relatief hogere prijzen in het buitenland. Het positieve saldo op de lopende rekening zal op korte termijn toenemen. Juist antwoord toenemend saldo van de lopende rekening : 2 punten Juist antwoord toenemende export naar landen buiten de eurozone: 1 punt Juist antwoord afname import uit landen buiten de eurozone: 1 punt Vraag 11 Het tekort op de lopende rekening moet worden gefinancierd door kapitaalimport. Kapitaalimport zal plaats kunnen vinden in de vorm van kortlopende leningen uit het buitenland of directe investeringen door het buitenland. Van kapitaalexport zal in een dergelijke situatie geen sprake zijn. De kapitaalstromen reageren op financiële prikkels zoals de rente. De rente of het rendement op beleggingen in de VS moeten dus hoog zijn. Juist antwoord kapitaalimport : 1 punt Juist antwoord kapitaalexport : 1 punt Juist antwoord een hogere rente/rendement in de VS : 2 punten Vraag 12 In de VS vindt kapitaalimport voornamelijk plaats door directe investeringen uit het buitenland, waardoor de behoefte aan kortlopende leningen van het buitenland nauwelijks aanwezig is. De instroom van kapitaal uit het buitenland in de vorm van directe investeringen wijst ook op een groot vertrouwen van het buitenland in de Amerikaanse concurrentiepositie. Juist antwoord directe investeringen uit het buitenland : 3 punten Juist antwoord vertrouwen in de concurrentiepositie : 2 punten Vraag 13 1. Directe investeringen 2. Effectenverkeer 3. Financiële derivaten 4. Overige financiële transacties Per juiste rekening: 1 punt (maximaal 4 punten) SPD Bedrijfsadministratie Maandag 27 juni 2016 7 / 9
Opgave 4 (21 punten) Vraag 14 (6 punten) Antwoord: Voldoet: vereist 80 miljard, aanwezig 84 miljard zo blijkt uit de balans van de bank. Crediteuren in rekening-courant 190 Valutategoeden 50 Termijndeposito s kort 100 340 Vereiste liquiditeit 20% van 340 = 68 Spaargeld lang 120 Vereiste liquiditeit 10% van 120 = 12 Totaal vereiste liquiditeit 80 Juist antwoord voldoet : 2 punten Juiste berekening: 4 punten Vraag 15 (maximaal 5 punten) verzorgen van het girale betalingsverkeer verlenen van kredieten handel in vreemde valuta s dekking valutarisico bemiddeling bij aankoop van effecten Vier juiste antwoorden: 5 punten Drie juiste antwoorden: 3 punten Twee juiste antwoorden: 2 punten Eén juist antwoord: 1 punt Vraag 16 1. Prudentieel toezicht 2. Systeemtoezicht Per juist antwoord: 2 punten (maximaal 4 punten) Vraag 17 (6 punten) Het monetair beleid Internationale geldstromen De fundamentele economische ontwikkelingen Drie juiste antwoorden: 4 punten Twee juiste antwoorden: 2 punten Eén juist antwoord: 1 punt SPD Bedrijfsadministratie Maandag 27 juni 2016 8 / 9
Opgave 5 (19 punten) Vraag 18 technologische ontwikkeling deregulering Per juist antwoord: 2 punten (maximaal 4 punten) Vraag 19 De leden van de Europese Unie vormen een gemeenschappelijke markt met een gemeenschappelijk economisch beleid. Juist antwoord gemeenschappelijke markt : 2 punten Juist antwoord gemeenschappelijk economisch beleid : 3 punten Vraag 20 1. opgaande fase 2. hoogconjunctuur 3. neergang 4. laagconjunctuur Per juiste fase: 1 punt (maximaal 4 punten) Vraag 21 (6 punten maximaal) 1. Timing is moeilijk: in welke fase van de conjunctuurcyclus een land zich bevindt is op het moment zelf moeilijk in te schatten, waardoor een maatregel te vroeg of te laat kan worden genomen. 2. Kiezersgevoelige uitvoering: de uitvoering van het beleid ligt in handen van politici. In een periode van hoogconjunctuur zullen kiezers niet blij zijn met remmende maatregelen. 3. Crowding-out: politici hebben de neiging om eerder maatregelen te nemen die het begrotingstekort vergroten, waardoor de staatsschuld toeneemt. De vraag naar geld door de overheid zal leiden tot een stijging van de rente, waardoor consumptie en investeringen minder stijgen of zelfs dalen. 4. Lage multiplier: een verhoging van de overheidsbestedingen of een verlaging van de belasting zal relatief weinig invloed op de productie en de werkgelegenheid hebben. Per juiste beschrijving: 2 punten (maximaal 6 punten) Einde Correctiemodel SPD Bedrijfsadministratie Maandag 27 juni 2016 9 / 9