6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt

Vergelijkbare documenten
7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt

8,2. Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari keer beoordeeld

4,3. Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober keer beoordeeld

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

6,7. Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober keer beoordeeld

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt hoofdstuk 1,2,3,4,5

Samenvatting Economie Lesbrief arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Gehele boekje 'Arbeidsmarkt'

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen)

Arbeidsmarkt: begrippenlijst

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 t/m 5

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5 Arbeidsmarkt

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven.

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

Arbeid = arbeiders = mensen

Totale bevolking. Jonger dan 15 jaar 15 tot 65 (= beroepsgeschikte 65+-ers bevolking of potentiële beroepsbevolking) (= aanbod van arbeid)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1

5.1 Wie is er werkloos?

1. De arbeidsmarkt op

Werken of vrije tijd?

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld

5.2 Wie is er werkloos?

5,7. Samenvatting door een scholier 1259 woorden 5 april keer beoordeeld. Economie hoofdstuk 1 van module 1

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Module 1 hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting Economie Werk

indexcijfers geven de verhouding weer tussen de omvang van een grootheid in een bepaalde periode en de op 100 gestelde omvang

7,2. Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart keer beoordeeld

arbeidsparticipatiegraad: de participatiegraad geeft aan welk percentage van de potentiële beroepsbevolking deelneemt aan het

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Examen HAVO. Economie 1

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

> betaald > formele sector: wit > informele sector: zwart > onbetaald > informele sector

UIT de arbeidsmarkt

De beroepsbevolking bestaat uit werkende (zelfstandigen en werknemers) en werkelozen. aantal inactieven i/a-ratio = - x 100 aantal actieven

UIT groei en conjunctuur

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Consumptiemaatschappij: -> arbeiders blijven werken ook al hebben ze hun eerste levensbehoeften bevredigd

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 4

Samenvatting Werk & Werkloosheid

Samenvatting Economie Module 4, hoofdstuk 9-12

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst

Werkboek Werk Ver 2. Week Opgaven Bijzonderheden 5 Toetsbespreking 1.1 t/m Dit boekje elke les meenemen! t/m t/m 2.

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-II

Samenvatting door een scholier 2065 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

Wat kun je verwachten?

HOOFDSTUK 2 THEORIE EN PRAKTIJK

ALGEMENE ECONOMIE /01

Eindexamen vwo economie 2014-I

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5

Economie. Arbeidsmarkt. Domein markt en domein goede tijden, slechte tijden

Het deelnemingspercentage of bruto participatiegraad wordt als volgt berekend:

Samenvatting Economie H1+H2 (Arbeid)

Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, Werk

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

Samenvatting Economie Module 1

Samenvatting Economie H4: werk, werk, werk

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Samenvatting door een scholier 1310 woorden 17 februari keer beoordeeld

Samenvatting Economie Boek 1

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren van productiefactoren; arbeid kapitaal en natuur.

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Economie hoofdstuk 1:

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari 2006 6,9 8 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Arbeidsmarkt 1: Het Aanbod van Arbeid Het aanbod bestaat uit alle mensen tussen de 15 en 64 jaar die willen, kunnen en mogen werken. Zij bieden hun arbeidskracht aan op de arbeidsmarkt. Een ander woord voor het aanbod van arbeid is beroepsbevolking. Het aanbod van arbeid bestaat uit de mensen die op zoek zijn naar een baan, werknemers (degene die al een baan hebben) en de zelfstandigen (het bedrijf). Werkloos ben je pas officieel als je staat ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Het percentage van de beroepsgeschikte bevolking dat tot de beroepsbevolking hoort noemen we de participatiegraad, ook wel deelnemerspercentage. We kunnen dit als volgt berekenen: Deelnemerspercentage = beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking *100% De bevolking in Nederland groeit elk jaar. De oorzaak hiervan is de demografische groei: er komen steeds meer mensen in Nederland. Een demografische factor is bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling: het arbeidsaanbod groeit bijvoorbeeld doordat er meer mensen komen in de beroepsgeschikte leeftijd. Als het goed gaat met de economie heeft dit een aanzuigeffect. Er is veel werk en mensen worden aangetrokken om een poging te wagen, ze bieden zich aan op de arbeidsmarkt. Er is veel kans op werk. Als het slecht gaat met de economie is er weinig werk en zal een ontmoedigingseffect plaatsvinden. Het aanbod van de arbeid loopt terug. Mensen bieden zich dan niet meer aan, terwijl ze misschien wel zouden willen werken. De vraag naar arbeid wordt gevormd door bedrijven, de overheid en de werkgevers. Maar bij de vraag naar arbeid horen ook de zelfstandigen en de openstaande vacatures. De totale vraag naar arbeid bestaat dus uit werknemers, zelfstandigen en de openstaande vacatures. Wanneer mensen bij elkaar bijvoorbeeld op een banenmarkt kunnen we spreken van een concrete markt: men ontmoet elkaar daadwerkelijk. De vragers en aanbieders ontmoeten elkaar. De arbeidsmarkt in Nederland is een voorbeeld van een abstracte markt. Deze markten omvatten het gehele vraag en aanbod zonder dat er ontmoetingen plaatsvinden. Banen kunnen worden uitgedrukt in personen of arbeidsjaren. Een volledige baan van 38 uur per week noemen we een arbeidsjaar. De werkgelegenheid in personen is dus groter als die in arbeidsjaren, sommige mensen hebben een deeltijd baan. De deeltijdfactor geeft aan hoe groot een deeltijdbaan is, ten opzichte van een volledige baan. Iemand die dus 19 uur werkt heeft een deeltijdfactor van 50%. Behalve de omvang van de werkgelegenheid wordt er op de arbeidsmarkt ook bepaalt hoe hoog het loon is. Als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod spreken we van een krappe arbeidsmarkt. Het loon https://www.scholieren.com/verslag/32384 Pagina 1 van 5

zal stijgen. Maar als er meer aanbod is dan vraag spreken we van een ruime arbeidsmarkt, de lonen zullen dalen. De arbeidsmarkt zelf kan natuurlijk ook nog opgesplitst worden in deelmarkten, bijvoorbeeld: onderwijzers, loodgieters etc. 3. De strijd om Poen Inflatie=stijging van het algemene prijspeil (hoeveel de producten per jaar stijgen). Prijscompensatie= Een loonstijging die bedoelt is om het effect van de inflatie teniet te doen, dit is dan procentueel gelijk aan de inflatie. Doel: koopkracht op peil houden. Door: Mechanisering (machines) /automatisering (computers/robots) Arbeidsverdeling / specialisering Scholing (werknemers kunnen zo in een bep. Tijd meer produceren. Ontstaat er Stijging arbeidsproductiviteit= de stijging van de producten van de gemiddelde werknemer in een bep. Tijd. Zo stijgen opbrengsten per werknemer. Werknemers: meer loon= initiële loonstijging= naar aanleiding van een stijging van de arbeidsproductiviteit (CAO), deze is blijvend. Maar ze doen de gemiddelde landelijke stijging arb. Prod. Zo voor iedereen gelijk. 4 sectoren: Primair (landbouw, jacht bosbouw, visserij) Secundair (industrie) Tertiaire (commerciële dienstverlening) Quartaire (niet commerciele dienstverlening, b.v. onderwijs/zorgsector) Bij de laatste kan je niet makkelijk automatiseren/mechaniseren maar bij de andere wel. Incidentele loonstijging=loonstijging door bijvoorbeeld promotie, sommige in CAO, sommige niet. Wanneer je, per product, een stijging van loonkosten hebt kan het bedrijf 4dingen doen: Prijzen verhogen Productie verplaatsen naar lagere loon- landen Mensen vervangen door machines Minder snel uitbreiden Schema: Loonkosten p. prod. Prijzen concurrentiepositie tov buitenland verslechterd export import productie werkgelegenheid Lonen nadeel voor werkgevers, maar ook voordeel, Schema: Loon stijgt sneller dan prijs koopkracht werknemers consumptie bestedingen productie werkgelegenheid Prijscompensatie en initiële loonstijging hoeven niet ten koste te gaan van de winst. Door hogere prijzen en stijging van de arb. Prod. Stijgt namelijk de omzet van een bedrijf, dus bedrijf ruimte voor loonsverhoging. Arb. Prod. Stijgt sneller dan loon loonkosten per eenheid product ruimte voor prijsdaling. Omgekeerd kan ook. 4. Wie doet het werk? Schema: Productie/afzet https://www.scholieren.com/verslag/32384 Pagina 2 van 5

Werkgelegenheid/werknemers * Arbeidsproductiviteit Innovatie= het vernieuwen van producten en productieprocessen(bv lp=nu vervangen door cd) Korte termijn werkeloosheid, lange termijn groeit werkgelegenheid in andere bedrijfstakken. Investeren= het kopen van kapitaal(goederen) (machines, gebouwen, computers enz.) door bedrijven. Consumeren= gezin(consument) koopt goederen of diensten. Bedrijven keus tussen machines en werknemers, hangt af van arbeidskosten en kapitaalkosten. Bij substitutie (vervanging) van arbeid door kapitaal wordt productie kapitaalintensiever. 2 investeringen Diepte inverstering= bedrijf koopt machines van betere kwaliteit, arb. Prod. Breedte investering, bedrijf koopt machines van dezelfde kwaliteit, arb prod blijft gelijk. Kan vervanging zijn of er worden machines bijgekocht Schaalvoordelen=de kosten per product dalen als de productieomvang stijgt. Deze treden bijvoorbeeld op als met een machine meer producten gemaakt worden, de kosten van de machine kunnen dan over meer producten verdeeld worden. Als de lonen te duur worden kunnen de bedrijven hun productie ook naar het buitenland verplaatsen. Kan op 2 manieren, een ervan is: Het sluiten van vestiging in nl en in het buitenland er tegelijkertijd 1 openen, komt vooral voor bij multinationals=bedrijf met productievestigingen in diverse landen. Kan ook dat bedrijven in nl weggeconcurreerd worden door bedrijven in lage lonen landen. Heeft te maken met concurrentiepositie tov het buitenland. Concurrentiepositie=het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. Je hebt concurrentiepositie voor een bedrijf of voor een heel land. Het belangrijkste hierin is de prijs, wie de laagste prijs kan vragen heeft het meeste voordeel. Belangrijk zijn ook: kwaliteit en infrastructuur. Schema(4.9) zie ook hfst.3 Loonkosten p. prod. Prijzen concurrentiepositie tov buitenland verslechterd export import productie werkgelegenheid Lonen hebben ook voordelen. Loon stijgt sneller dan prijs koopkracht werknemers consumptie bestedingen productie werkgelegenheid 5. Werkloosheid Definitie: Werkloos zijn mensen van 15 tot en met 64 jaar, die niet of minder dan 12 uur per week werken, en die werk zoeken voor minstens 12 uur per week, en die staan ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen, en die binnen 2 weken aan de slag kunnen als er een geschikte baan voor ze is. Mensen niet ingeschreven bij CWI=verborgen werklozen. Aanzuigeffect minder werklozen, ook minder verborgen werklozen, maar niet alle openstaande banen zijn dus voor de werklozen, maar ook een gedeelte gaat naar de verborgen werklozen. Bij ontmoedigingseffect heb je dit andersom. Verborgen werkgelegenheid= niet officieel b.v zwart of vrijwilligerswerk Oorzaken werkloosheid 1. Frictiewerkloosheid, tijd tussen afstuderen+baan en tussen baan+baan 2. Seizoenswerkloosheid, b.v recreatie+agrarische sector https://www.scholieren.com/verslag/32384 Pagina 3 van 5

3. Kwalitatieve structuurwerkloosheid, vraag komt niet overeen met aanbod, of de woonplek en werkplek komt niet overeen. 4. Kwantitatieve structuurwerkloosheid, te weinig kapitaalgoederen tov van de aangeboden hoeveelheid arbeid. Oorzaken Werknemers vervangen door machines (diepte inverstering) Reorganisatie (efficiënter werken met minder werknemers) Productiecapaciteit verplaatsen naar buitenland Winsten bedrijven geen geld om uit te bereiden Product wordt niet meer verkocht (bv lp s verdwijnen komen cd s) Producten te duur (bv je schoenen laten poetsen op straat/kledingreparatie) 5. Conjunctuurwerkloosheid, Effectieve vraag= totale vraag naar alle goederen en diensten van een land bij elkaar opgeteld. conjuncturele werkloosheid= effectieve vraag kleiner dan productiecapaciteit. Productiecapaciteit= maximale productie in een bepaalde periode, dit kan over bedrijf/land. bezettingsgraad= hoeveel procent er van de maximale productie gebruikt wordt. Bezettingsgraad= werkelijke productie/ productiecapaciteit* 100% consumenten te weinig geld vraag Koopkracht afzet/productie werkgelegenheid Schema s 1. Lonen loonkosten p prod. Voor bedrijven prijzen conurrentiepo. Tov buitenland werkgelegenheid afzet+productie export 2. Lonen loonkosten p prod. Voor bedrijven winstgevendheid bedrijven investeringen werkgelegenheid 3. Lonen kosten v. arbeid tov kapitaal diepte investeringen hoeveelheid arbeid tov kapitaal werkgelegenheid 4. Lonen loonkosten p prod. Voor bedrijven verplaatsing productie naar (goedkoper)buitenland werkgelegenheid 5. Loonstijging Maatregelen tegen werkloosheden 1. conjunctuurwerkloosheid overheid gaat meer besteden (b.v aanleg wegen afzet wegenbouw werkgelegenheid belastingverlaging/ (b.v inversterings) subsidies, zo mensen meer te besteden 2. Kwalitatieve structuurwerkloosheid, arbeidsmobiliteit moet vergroot worden. Arbeidsmobiliteit wordt groter als het aanbod van arbeid zich aanpast aan veranderingen in de vraag naar arbeid. Arbeidsmob. tussen verschillende beroepen (omscholen of werk op ander niveau +aannemen) Dus overheid moet Omscholing gemakkelijker/goedkoper maken. Regionale arbeidsmob. mensen bereid om te reizen of verhuizen Overheid moet dus Verhuissubsidies+reiskostenvergoedingen maken. Arbeidsmob. Tussen werken en niet werken, wordt groter als niet -werkenden op zoek gaan naar baan. 3. Kwantitatieve structuurwerkloosheid Verlagen loonkosten, hierdoor Lagere prijzen, betere concurr, positie tov buitenland Hogere winstgevendheid bedrijven dus bv uitbreiding Minder aantrekkelijk mensen te vervangen door machines https://www.scholieren.com/verslag/32384 Pagina 4 van 5

Minder aantrekkelijk om productie te verplaatsen naar buitenland Loonkosten=sociale premies werkgever, belasting en sociale premies werknemer en nettoloon. Brutoloon=sociale premies werkgever en belasting en sociale premies werknemer. Wig=belasting en sociale premies werknemer en nettoloon. Verschillende manieren om loonkosten te beperken: Verlagen bruto loon, maar willen werknemers meestal niet, want dan zouden ze minder geld krijgen, maar als ze gelijktijdig belasting verlagen, houden werknemers nettoloon nog steeds evenveel over en hoeven de werkgevers minder loon te betalen. Andere mogelijkheden zijn: verschuivingen belastingen van arbeid naar kapitaal. innovatie bevorderen Arbeidstijdverkorting 4. Seizoens en frictiewerkloosheid, weinig tegen te doen, bij seizoens kan je vervangend werk zoeken en bij frictie kan het minder worden door betere arbeidsbemiddeling Overheid stimuleert dingen om werklozen ook een kans te geven 1. Deeltijd=werknemer die vast uur per week werkt, maar niet volledig, zo passen er meer mensen in een volledige baan, een arbeidsjaar. 2. Arbeidstijdverkorting(ATV) Hier daalt de arbeidstijd (hoelang een werknemer per week werkt). Dit geldt voor iedereen in die bedrijfstak. Hierbij stijgen de loonkosten per product (want personeel krijgt dan nog wel hetzelfde betaalt voor die maand terwijl ze minder werken) Je hebt ook bedrijfstijd (=hoeveel uren per week een bedrijf draait) als deze stijgt hoeft arbeidstijd niet te stijgen (bijvoorbeeld arbeidstijd wordt 4x9uur ipv 5x8uur, bedrijfstijd: 5x9uur ipv 5x8uur, zo werken mensen minder dagen per week maar wordt dat gewoon goed verdeelt) bedrijfstijd voordeel: machines draaien langer dus dalen machinekosten per product. Bij ATV stijgt de arbeidsprod. Volledige herbezetting= dat als voor al de uren die het personeel minder werkt nieuwe werknemers worden aangenomen. 3. Flexibilisering, hierbij ligt het aantal uren per week die de werknemer werkt niet vast (bijvoorbeeld oproepkracht). Doel=kosten arbeid, verschillende redenen voor: Vaste werknemers zijn duur(hoger loon en het werven is duur) Het aanpassen van personeelsbestand aan productieomvang gaat gemakkelijker Door flexibilisering steeds meer verschillende arbeidsovereenkomsten Vast dienstverband, de vaste banen, duurt vaak het hele arbeidsleven Dienstverband voor een bepaalde tijd, bijvoorbeeld 1jaar Uitzendkrachten, via arbeidsbureau, de duur ligt niet vast. Uitzendbureau is een commerciële organisatie die bemiddelt in tijdelijk werk. Bedrijven gaan hier naartoe en betalen hen, het uitzendbureau betaald dan de werknemer. https://www.scholieren.com/verslag/32384 Pagina 5 van 5