Boedelschulden in het insolventierecht



Vergelijkbare documenten
DE VEREFFENING VAN DE BVBA EN DE NV

Hof van Cassatie van België

Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering

Inhoud. Algemeen. De faillietverklaring

HOOFDSTUK II. DE VOORAFGAANDE VERSLAGPLICHT

Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering

Instantie. Onderwerp. Datum

TITEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Fusies en splitsingen van nonprofit organisaties

Hof van Cassatie van België

Workshop Insolventierecht FR&R. Deel 2: Tijdens faillissement

II. DE TOTSTANDKOMING VAN OBLIGATOIRE OVEREENKOMSTEN / 11

INHOUD p. Goede wijn behoeft geen krans 7 JAN RONSE INSTITUUT. Het rijke leven van Jan Ronse 17 KOEN GEENS. Deel I.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Inhoudstafel. iii. Ten geleide... HOOFDSTUK 1. TOEPASSELIJKE WETGEVING OP VASTGOEDCONTRACTEN

BELEGGINGSFONDSEN NAAR BURGERLIJK RECHT

Deponering, publicatie en verzet

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Rolnummer Arrest nr. 151/2012 van 13 december 2012 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Voorrechten en hypotheken van de RSZ

Hoofdstuk 15 : Insolventieprocedures Het faillissement

Hof van Cassatie van België

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

AFWIKKELING VAN DE FAILLISSEMENTSBOEDEL

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Inzake Kwaliteit. Redactie: E. Dirix R.D. Vriesendorp. of derdenrekening naar Belgisch en Nederlands recht LEUVEN T^1''

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

HOOFDSTUK I: DE LEER VAN DE INDELING VAN DE GOEDEREN 00

Index I. Table des auteurs Overzicht van de auteurs

NIEUWE REGELS voor de RECHTSTREEKSE VORDERING EN HERVORMING van het EIGENDOMSVOORBEHOUD

Hof van Cassatie van België

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel

Corporate Alert: de 403-verklaring

Het nieuwe insolventierecht Wijzigingen betreffende de gerechtelijke reorganisatie en het faillissement

KNELPUNTEN HANDELSRECHT BUNDELING VAN DE BIJDRAGEN AAN DE STUDIEDAG "ACTUELE KNELPUNTEN IN HET HANDELSRECHT", GEHOUDEN TE OOSTKAMP OP 8 DECEMBER 2006

Handboek Estate Planning Bijzonder Deel... Voorwoord... De auteurs... Verkrijgingen door de langstlevende echtgenoot via huwelijkcontract...

Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 5 LIJST VAN TABELLEN... 9 LIJST VAN PRAKTISCHE VOORBEELDEN I. INLEIDING... 13

Inhoud. INLEIDING... v. 1. WETTELIJKE CONTEXT Europa België... 1

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

1. Wettelijke context Europa België Vennootschap... 3

Aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders

Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering. Mr. drs. KP. van Koppen

Instantie. Onderwerp. Datum

Zesde openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap ROOS BOUW & VASTGOED B.V.

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

Hof van Cassatie van België

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

BENOEMDE OVEREENKOMSTEN

DE HERVORMING VAN DE GERECHTELIJKE VEREFFENING EN VERDELING

HOOFDELIJKHEID IN DE GEMEENTELIJKE BELASTINGREGLEMENTEN

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

VERENIGINGEN EN VENNOOTSCHAPPEN

FAILLISSEMENT : De aangifte van de schuldvordering.

Hof van Cassatie van België

INHOUD. VOORWOORD... v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Dr. Johan Du Mongh Primair huwelijksvermogensstelsel Veerle Allaerts...

GROEPSVERZEKERINGEN EN HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Voorwoord... Opzet en leidraad... Lijst van de gebruikte afkortingen...

Werknemers en insolventie Een rechtsvergelijkende studie naar de rechtspositie van werknemers bij insolventie van hun werkgever

VZW: nieuwe ontwikkelingen

INHOUDSTAFEL VOORWOORD... DANKWOORD... LIJST VAN DE MEEST GEBRUIKTE AFKORTINGEN... INLEIDING...1 I. VOORSTELLING VAN HET ONDERWERP...3 II. METHODE...

Hof van Cassatie van België

INHOUD. Voorwoord... v

Inhoudstafel De algemene vergadering 3.

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid.

Hof van Cassatie van België

I DE SYNDICUS, BEGRIPSOMSCHRIJVING VOORWAARDEN 13 II AANSTELLING EN BENOEMING SYNDICUS 27

INHOUDSOPGAVE. Veel gebruikte afkortingen / XI. HOOFDSTUK 1 Inleiding en onderzoeksvragen / 1

Een standpunt over de burgerlijke aansprakelijkheid van bestuurders van een V.Z.W. in de sportwereld

ACTUELE ONTWIKKELINGEN INZAKE FAILLISSEMENTSRECHT

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/4 - De boekhoudkundige verwerking van de inbeslagname in hoofde van de beslagen schuldenaar

Outlets in moeilijkheden. gerechtelijke reorganisatie : werkbare oplossing of ongepast?

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

BENELUX ~ A 2003/2/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : TEXACO BELGIUM SA. contre COUCKY SPRL

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

O. T., eiser tot cassatie van een arrest, op 5 juni 1998 gewezen. vertegenwoordigd door mr. Adolf Houtekier, advocaat bij het Hof

Rolnummer Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T

Nieuwsflash

Rolnummer Arrest nr. 46/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

ALGEMENE INHOUDSTAFEL

HANDBOEK FISCALE PROCEDURE BTW

KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Dr. Johan Du Mongh en Dr. Charlotte Declerck.. 1

EXAMENPROGRAMMA. Juridisch Diploma('s) Ondernemingsrecht niveau 5 Juridisch adviseur Paralegal Examen Ondernemingsrecht niveau 5 Niveau

INHOUDSOPGAVE. Enige afkortingen Lijst van verkort aangehaalde werken

Invordering tegen particulieren

77, Gulden Vlieslaan 1060 Brussel Tel Fax

Het nieuwe insolventierecht De bestuurdersaansprakelijkheid

HUURDER FAILLIET; VOOR WIE ZIJN DE KOSTEN?

INHOUD VOORWOORD... KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Arbeidsrecht in insolventie in het Nederlandse recht / 45

Hof van Cassatie van België

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/4 - De boekhoudkundige verwerking van de inbeslagname in hoofde van de beslagen schuldenaar

Transcriptie:

Katholieke Universiteit Leuven Faculteit Rechtsgeleerdheid Boedelschulden in het insolventierecht ANNICK DE WILDE Proefschrift ingediend met het oog op het behalen van de academische graad van doctor in de rechten Promotor: Prof. Dr. E. DIRIX Instituut voor Insolventierecht Leuven, 2004-2005

De stof werd bijgewerkt tot 15 januari 2005

Inhoudstafel INLEIDING: OPZET EN DOEL VAN DIT ONDERZOEK...1 DEEL I. HET BEGRIP BOEDEL IN HET INSOLVENTIERECHT...2 INLEIDING..2 HOOFDSTUK I. DE BOEDEL ALS RECHTSPERSOON...2 AFDELING I. CRITERIA VOOR HET GEBRUIK VAN DE RECHTSPERSOONSTECHNIEK...2 AFDELING II. CRITERIA VOOR GEBRUIK VAN RECHTSPERSOONSTECHNIEK TOEGEPAST OP DE BOEDEL...3 AFDELING III. TUSSENCONCLUSIE...13 HOOFDSTUK II. DE BOEDEL ALS DOELVERMOGEN...14 AFDELING I. OBJECTIVERING VAN HET VERMOGENSBEGRIP...14 AFDELING II. DE BOEDEL ALS DOELVERMOGEN...17 HOOFDSTUK III. DE BOEDEL ALS OPLOSSING VOOR EEN COMMON POOL PROBLEEM...21 AFDELING I. FAILLISSEMENT...21 AFDELING II. ONTBINDING EN VEREFFENING VAN DE RECHTSPERSOON...27 AFDELING III. GERECHTELIJK AKKOORD...29 AFDELING IV. COLLECTIEVE SCHULDENREGELING...34 AFDELING V. TUSSENCONCLUSIE...37 DEEL II. HET BEGRIP BOEDELSCHULD...39 INLEIDING..39 HOOFDSTUK I. CHRONOLOGISCH CRITERIUM...39 AFDELING I. CASS. 30 MEI 1968...39 AFDELING II. KRITIEK...41 1. Chronologisch criterium...41 2. Algemene regel?...43 i

HOOFDSTUK II. NAAR EEN FUNCTIONEEL CRITERIUM...44 AFDELING I. AANZETTEN IN DE LAGERE RECHTSPRAAK...44 AFDELING II. CASS. 20 JUNI 1975...45 AFDELING III. KRITIEK...46 HOOFDSTUK III. FUNCTIONEEL CRITERIUM....49 AFDELING I. CASS. 16 JUNI 1988...49 1. Albert t/ Mr. Mersch q.q., mr. Cavenaille q.q...49 2. Institut Edith Cavell Mari de Page V.Z.W. t/ Hutabarat...50 3. Belgische Staat t/ mr. Germeau q.q., mr. Lespire q.q....51 AFDELING II. KRITIEK...52 1. Algemene regel...52 2. Functioneel criterium...53 A. Chronologisch criterium als noodzakelijk criterium...53 B. Nauwe band tussen schuld en beheer...53 C. Bijzondere regel voor onroerende voorheffing...55 AFDELING III. CASS. 7 MAART 2002...55 HOOFDSTUK IV. RECHTSVERGELIJKENDE ANALYSE...56 AFDELING I. NEDERLAND...56 1. Inleiding...56 2. Voorwaarden...57 A. Chronologische voorwaarde...57 B. Functionele voorwaarde...57 AFDELING II. FRANKRIJK: ART. 621-32 CODE DE COMMERCE...61 1. Inleiding...61 2. Ratio legis...61 3. Definitie...62 A. Chronologisch criterium...62 B. Organiek criterium...62 4. Temporeel toepassingsgebied van art. 621-32 Code de Commerce...64 HOOFDSTUK V. TUSSENCONCLUSIE...66 DEEL III. GRONDSLAG EN VERANTWOORDING VAN BOEDELSCHULDEN...69 INLEIDING...69 HOOFDSTUK I. WETTELIJKE GRONDSLAG...69 ii

AFDELING I. ART. 99 FAILL.W. ART. 561 (OUDE) FAILL.W...69 AFDELING II. VOORRECHT VAN DE GERECHTSKOSTEN ART. 17 19,1 HYP.W...71 1. Begrip gerechtskosten...71 2. Ratio legis van het voorrecht van de gerechtskosten...72 3. Relatieve werking van het voorrecht van de gerechtskosten...73 4. Tussenconclusie...75 AFDELING III. VOORRECHT VOOR DE KOSTEN TOT BEHOUD VAN DE ZAAK GEMAAKT ART 20,4 HYP.W...75 AFDELING IV. WORDT AAN DE BOEDELSCHULDEISERS EEN "VOORRECHT" TOEGEKEND?...76 HOOFDSTUK II. RECHTSDOGMATISCHE GRONDSLAG...79 AFDELING I. BOEDELSCHULDEN ALS PASSIEF VAN DE BOEDEL ALS AFGESCHEIDEN DOELVERMOGEN...79 AFDELING II. VERRIJKING ZONDER OORZAAK...81 HOOFDSTUK III. ECONOMISCHE GRONDSLAG...82 HOOFDSTUK IV. TUSSENCONCLUSIE...86 DEEL IV. TOEPASSINGSGEVALLEN VAN BOEDELSCHULDEN...88 TITEL I. FAILLISSEMENT...88 HOOFDSTUK I. EIGENLIJKE PROCEDUREKOSTEN...88 AFDELING I. INLEIDING...88 AFDELING II. BESPREKING...88 HOOFDSTUK II. ERELONEN VAN DE CURATOR...92 AFDELING I. INLEIDING...92 AFDELING II. BEGROTING EN KWALIFICATIE ERELONEN...92 AFDELING III. GEVOLGEN VAN DE INTREKKING VAN HET FAILLISSEMENT...96 HOOFDSTUK III. GERECHTSKOSTEN...98 AFDELING I. INLEIDING...98 AFDELING II. ANALYSE VAN DE VERSCHILLENDE HYPOTHESES...98 iii

1. Bewindvoerder leidt een procedure in na de toelating tot de collectieve procedure 98 2. Bewindvoerder treedt op als verweerder in een procedure ingeleid na de toelating tot de collectieve procedure...99 3. Aangifte en verificatie van schuldvorderingen geeft aanleiding tot procedure...99 4. Voortzetting door de bewindvoerder van hangende gedingen...101 5. Tussenconclusie...105 HOOFDSTUK IV. VERBINTENISSEN UIT LOPENDE OVEREENKOMSTEN...107 AFDELING I. ALGEMEEN DEEL...107 1. Inleiding...107 2. Art. 46 Faill.W...107 A. Principieel voortbestaan en uitzonderingen...107 B. Optierecht van de curator...110 C. Bedenktermijn...114 1. Onverwijld...114 2. Aanmaning...115 D. Rechtsvergelijkende analyse...116 1. Nederland...116 2. Frankrijk...117 4. Toepassing van art. 46 Faill.W. en toetsing aan boedelschuld criteria...118 A. Beëindiging van de lopende overeenkomst...118 1. Expliciete beëindiging...119 2. Impliciete beëindiging...119 3. Statuut schuldvordering ontstaan n.a.v. de beëindiging van de overeenkomst...119 B. Voortzetting van de lopende overeenkomsten...120 1. Statuut schuldvordering voortvloeiend uit de voortzetting van de overeenkomst 120 a. Chronologische voorwaarde...121 b. Functionele voorwaarde...124 c. Faillissementsschulden en exceptio non adimpleti contractus...125 2. Beëindiging van een tijdelijk voortgezette overeenkomst...126 C. Verbintenissen ontstaan tijdens de bedenktermijn...129 D. Sluiten van nieuwe overeenkomsten...130 E. Rechtsvergelijkende analyse...130 1. Nederland...130 2. Frankrijk...132 5. Tussenconclusie...137 AFDELING II. ENKELE BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN...140 1. Huurovereenkomsten...140 A. Inleiding...140 B. Toepassing van art. 46 Faill.W. op de huurovereenkomsten...144 C. Beëindiging van een tijdelijk voortgezette huurovereenkomst...145 D. Rechtsvergelijkende analyse...147 E. Tussenconclusie...149 2. Arbeidsovereenkomsten...150 A. Inleiding...150 iv

B. Faillissement is uit zichzelf geen overmacht...150 C. Optierecht van de curator...151 1. Beëindiging van de lopende arbeidsovereenkomst...152 a. Expliciete beëindiging...152 b. Impliciete beëindiging...154 2. Voortzetting van de lopende arbeidsovereenkomst...155 3. Beëindiging van een tijdelijk voortgezette arbeidsovereenkomst...155 a. Opzegginsgvergoeding is integraal een schuld in de boedel...155 b. Opzeggingsvergoeding is integraal een boedelschuld...157 c. Omslag van de opzeggingsvergoeding in functie van de periode vóór en ná faillietverklaring...158 4. Verbintenissen ontstaan uit arbeidsovereenkomsten tijdens de bedenktermijn...160 5. Sluiten van nieuwe arbeidsovereenkomsten...161 D. Rechtsvergelijkende analyse...163 1. Nederland...163 a. Art. 40 N.Fw...163 b. Rechtspraak van de Hoge Raad i.v.m. het loon-begrip in art. 40 N.Fw.. 163 c. Kritiek...166 2. Frankrijk...169 a. Voortzetting van de lopende arbeidsovereenkomsten...169 b. Assurance pour la garantie des salaires (A.G.S.)...170 E. Tussenconclusie...172 3. Verzekeringsovereenkomsten...173 A. Inleiding...173 B. Toepassingsgebied van art. 32 LV...173 C. Voortbestaan van de verzekeringsovereenkomst en de beëindigingsmodaliteiten...175 D. Statuut van de premies die vervallen na faillietverklaring...176 E. Rechtsvergelijkende analyse...179 F. Tussenconclusie...180 4. Kredietovereenkomsten...180 5. Leasingovereenkomsten...180 A. Definitie van leasing en aanverwante overeenkomsten...180 B. Invloed van het faillissement op de leasingovereenkomst...182 C. Rechtsvergelijkende analyse...184 1. Nederland...184 2. Frankrijk...186 D. Tussenconclusie...187 HOOFDSTUK V. FISCALE SCHULDVORDERINGEN...189 AFDELING I. INLEIDING...189 AFDELING II. ONROERENDE VOORHEFFING...190 1. Inleiding...190 2. Cass. 20 juni 1975...190 3. Cass. 16 juni 1988...191 4. Recente lagere rechtspraak...194 AFDELING III. B.T.W...197 v

1. Inleiding...197 2. Herziening van B.T.W.-aftrek: wettelijk kader...197 3. Cass. 20 januari 1994...198 AFDELING IV. VERKEERSBELASTING...202 1. Inleiding...202 2. De lagere rechtspraak...203 3. Cass. 26 oktober 2000...204 AFDELING V. BEDRIJFSVOORHEFFING...206 1. Inleiding...206 2. Voorgeschiedenis van art. 270, 6 WIB...207 3. Invoeging van art. 270, 6 WIB...208 4. Interpretatieproblemen bij art. 270, 6 WIB...209 5. Toepassing van art. 270, 6 WIB...212 A. Uitbetaling door de curator na faillietverklaring van dividenden...212 B. Tijdelijke voortzetting door de curator van de handelsactiviteit...213 AFDELING VI. BELASTING OP LEEGSTAND VERLATING VAN ONROERENDE GOEDEREN...213 AFDELING VII. TUSSENCONCLUSIE...214 HOOFDSTUK VI. QUASI-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN...216 AFDELING I. INLEIDING...216 AFDELING II. TOEPASSING VAN DE KLASSIEKE BOEDELSCHULD VOORWAARDEN...216 1. Aard van de verbintenissen ontstaan uit quasi-contract...216 2. Quasi-contractuele verbintenis ontstaan vóór faillietverklaring...217 3. Quasi-contractuele verbintenis ontstaan ná faillietverklaring...217 4. Gevolgen van de ontbinding of niet-tegenwerpelijkheid van de overeenkomst of de hervorming van een uitvoerbaar vonnis...219 AFDELING III. RECHTSVERGELIJKENDE ANALYSE...221 ONDERAFDELING I. NEDERLAND...221 1. Quasi-contractuele verbintenis ontstaan vóór faillietverklaring...221 2. Quasi-contractuele verbintenis ontstaan ná faillietverklaring...221 A. Ontvanger/Hamm q.q...221 B. Kritiek...224 1. Behoort het onverschuldigd betaalde bedrag tot de faillissementsboedel?...225 2. Is de verplichting tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag een boedelschuld?...227 3. Wat is de rangorde van deze boedelschuld indien de boedel negatief is?...227 3. Gevolgen van de ontbinding of niet-tegenwerpelijkheid van de overeenkomst of de hervorming van een uitvoerbaar vonnis...230 A. Komdeur q.q./nationale Nederlanden...230 B. Kritiek...231 C. Cath q.q./heidam s Aannemingsbedrijf...233 vi

ONDERAFDELING II. FRANKRIJK...233 1. Inleiding...233 2. Quasi-contractuele verbintenis ontstaan vóór faillietverklaring...234 3. Quasi-contractuele verbintenis ontstaan ná faillietverklaring...234 4. Gevolgen van de ontbinding of niet-tegenwerpelijkheid van de overeenkomst of de hervorming van een uitvoerbaar vonnis 234 AFDELING IV. TUSSENCONCLUSIE...236 HOOFDSTUK VII. VERBINTENISSEN UIT ONRECHTMATIGE DAAD...238 AFDELING I. INLEIDING...238 AFDELING II. TOEREKENING VAN DE ONRECHTMATIGE DAAD AAN DE FAILLISSEMENTSBOEDEL...238 AFDELING III. VOORBEELDEN UIT DE RECHTSPRAAK...242 AFDELING IV. DE NALEVING VAN DE MILIEUVERPLICHTINGEN DOOR DE CURATOR...243 1. Inleiding...243 2. Wettelijk kader...244 A. Inleiding....244 B. Overdracht van (risico)gronden...244 C. Saneringsplicht en aansprakelijkheid...247 1. Saneringsplichtige...247 2. Prefinanciering en de verplichting tot het stellen van financiële zekerheden...248 3. Aansprakelijkheidsregeling...248 a. Objectieve aansprakelijkheid...248 b. Historische bodemverontreiniging...249 c. Onschuldige bezitter...249 d. Afstand van eigendom...249 D. Tussenconclusie...250 3. Bewindvoering door de curator en milieuverplichtingen...250 A. Inleiding...250 B. Bestaande verbintenissen op het ogenblik van faillietverklaring...251 C. Verbintenissen die ontstaan naar aanleiding van de faillietverklaring...252 1. Is de curator qualitate qua gehouden om deze werken uit te voeren?...253 2. Bevindt de curator zich in de materiële mogelijkheid om de verbintenissen ontstaan n.a.v. het faillissement na te komen?...254 D. Verplichtingen die ontstaan na faillissement als gevolg van beheershandelingen van de curator...257 AFDELING V. RECHTSVERGELIJKENDE ANALYSE...260 1. Nederland...260 2. Frankrijk...262 AFDELING VI. TUSSENCONCLUSIE...263 TITEL II. ONTBINDING VAN DE RECHTSPERSOON...265 vii

HOOFDSTUK I. EIGENLIJKE PROCEDUREKOSTEN...265 AFDELING I. INLEIDING...265 AFDELING II. BESPREKING EN KWALIFICATIE...265 HOOFDSTUK II. ERELONEN...266 AFDELING I. INLEIDING...266 AFDELING II. BEGROTING EN KWALIFICATIE...266 HOOFDSTUK III. VERBINTENISSEN UIT LOPENDE OVEREENKOMSTEN...269 AFDELING I. INLEIDING...269 AFDELING II. WETTELJK KADER...269 AFDELING III. INVLOED VAN DE ONTBINDING EN VEREFFENING VAN DE LOPENDE OVEREENKOMSTEN...270 1. Principe van de continuïteit...270 2. Voortzetting van de lopende overeenkomsten...270 A B Chronologische voorwaarde...271 Functionele voorwaarde...271 1. De bewindvoerder tijdens de ontbinding van de rechtspersoon...271 2. Beheer tijdens de ontbinding van de rechtspersoon...272 3. Beëindiging van de lopende overeenkomsten...273 4. Sluiten van nieuwe overeenkomsten...273 5. Tussenconclusie...274 TITEL III. GERECHTELIJK AKKOORD...275 HOOFDSTUK I. EIGENLIJKE PROCEDUREKOSTEN...275 AFDELING I. INLEIDING...275 AFDELING II. BESPREKING EN KWALIFICATIE...275 HOOFDSTUK II. ERELONEN...276 AFDELING I. INLEIDING...276 AFDELING II. BEGROTING EN KWALIFICATIE ERELONEN...276 HOOFDSTUK III. VERBINTENISSEN UIT LOPENDE OVEREENKOMSTEN...280 AFDELING I. ALGEMEEN DEEL...280 1. Inleiding...280 viii

2. Principe van art. 28 W.G.A...280 A. Principiële voortzetting van de lopende overeenkomst...280 B. Verbod van uitdrukkelijk ontbindend beding en niet-uitwerking van schadebedingen... 282 3. Voortzetting van de lopende overeenkomsten...284 A. Chronologische voorwaarde...284 B. Functionele voorwaarde...286 1. De bewindvoerder tijdens gerechtelijk akkoord...286 2. Beheer tijdens gerechtelijk akkoord...288 4. Beëindiging van lopende overeenkomsten...292 5. Sluiten van nieuwe overeenkomsten...292 6. Rechtsvergelijkende analyse...293 A. Nederland...293 B. Frankrijk...295 7. Tussenconclusie...296 AFDELING II. ENKELE BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN...298 1. Huurovereenkomsten...298 A. Inleiding...298 B. Toepassing van art. 28 W.G.A. op de huurovereenkomst...298 C. Rechtsvergelijkende analyse...300 2. Arbeidsovereenkomsten...300 A. Inleiding...300 B. Toepassing van art. 28 W.G.A. op de arbeidsovereenkomst...301 C. Rechtsvergelijkende analyse...301 3. Verzekeringsovereenkomsten...302 A. Toepassing van art. 28 W.G.A. op de verzekeringsovereenkomst...302 B. Rechtsvergelijkende analyse...302 4. Kredietovereenkomsten...302 A. Toepassing van art. 28 W.G.A. op de kredietovereenkomst...302 B. Voortzetting van de kredietovereenkomst...304 C. Rekening-courant tijdens gerechtelijk akkoord...305 D. Rechtsvergelijkende analyse...307 1. Nederland...307 2. Frankrijk...308 5. Leasingovereenkomsten...311 A. Toepassing van art. 28 W.G.A. op de leasingovereenkomst...311 B. Rechtsvergelijkende analyse...312 TITEL IV. COLLECTIEVE SCHULDENREGELING...313 HOOFDSTUK I. EIGENLIJKE PROCEDUREKOSTEN...313 AFDELING I. INLEIDING...313 AFDELING II. BESPREKING EN KWALIFICATIE...313 HOOFDSTUK II. ERELONEN...314 ix

AFDELING I. INLEIDING...314 AFDELING II. BESPREKING EN KWALIFICATIE...314 HOOFDSTUK III. VERBINTENISSEN UIT LOPENDE OVEREENKOMSTEN...316 AFDELING I. ALGEMEEN DEEL...316 1. Inleiding...316 2. Invloed van de toelating tot de collectieve schuldenregeling op de lopende overeenkomsten...316 3. Voortzetting van de lopende overeenkomsten...316 A. Chronologische voorwaarde...316 B. Functionele voorwaarde...317 1. De bewindvoerder tijdens de collectieve schuldenregeling...317 2. Beheer tijdens de collectieve schuldenregeling...318 4. Beëindiging van lopende overeenkomsten...320 5. Sluiten van nieuwe overeenkomsten...320 6. Rechtsvergelijkende analyse...321 A. Nederland...321 B. Frankrijk...322 AFDELING II. ENKELE BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN...324 1. Huurovereenkomsten...324 2. Arbeidsovereenkomsten...325 3. Kredietovereenkomsten...325 4. Andere overeenkomsten...327 5. Rechtsvergelijkende analyse...327 A. Nederland...327 B. Frankrijk...329 6. Tussenconclusie...329 DEEL V. RECHTSPOSITIE VAN BOEDELSCHULDEISERS...331 HOOFDSTUK I. CONCRETE WERKING VAN DE PREFERENTE POSITIE VAN BOEDELSCHULDEISERS...331 AFDELING I. BETALING BIJ OPEISBAARHEID...331 AFDELING II. HET EXECUTIERECHT VAN DE BOEDELSCHULDEISER...332 AFDELING III. GEEN AANGIFTE EN VERIFICATIE VAN SCHULDVORDERING...334 AFDELING IV. GEEN SCHORSING VAN DE LOOP DER INTRESTEN...335 AFDELING V. GEEN VERBOD VAN SCHULDVERGELIJKING...335 x

AFDELING VI. INVLOED VAN DE VERSCHOONBAARHEID/KWIJTSCHELDING OP BOEDELSCHULDEN...336 AFDELING VII. RANGORDE ONDER BOEDELSCHULDEISERS BIJ EEN NEGATIEVE BOEDEL...338 1. Wettelijke rangorde...338 2. Rechtsvergelijkende analyse...339 A. Nederland...339 B. Frankrijk...344 HOOFDSTUK II. POSITIE VAN DE BOEDELSCHULDEISERS T.A.V. SEPARATISTEN...346 AFDELING I. INLEIDING...346 AFDELING II. PRINCIPE...346 AFDELING III. UITZONDERING...347 AFDELING IV. POSITIE VAN DE SEPARATISTEN TIJDENS FAILLISSEMENT...348 AFDELING V. ALGEMENE VERSUS BIJZONDERE FAILLISSEMENTSKOSTEN...349 1. Bijzondere faillissementskosten...349 2. Algemene faillissementskosten...353 AFDELING VI. RECHTSVERGELIJKENDE ANALYSE...355 1. Nederland...355 2. Frankrijk...359 AFDELING VII. TUSSENCONCLUSIE...361 HOOFDSTUK III. OPEENVOLGENDE SITUATIES VAN SAMENLOOP...363 AFDELING I. INLEIDING...363 AFDELING II. SITUATIE VOOR ART. 44 W.G.A....363 1. Continuïteit of discontinuïteit?...363 2. Continuïteit ook van toepassing op boedelschulden?...365 3. Overname van het ereloon en kosten van de vereffenaar?...368 4. Tussenconclusie...369 AFDELING III. SITUATIE NA INVOERING VAN ART. 44 W.G.A...369 1. Inleiding...369 2. Ratio legis van art. 44, tweede lid W.G.A....371 3. Materieel toepassingsgebied van art. 44, tweede lid W.G.A...374 4. Temporeel toepassingsgebied van art. 44, tweede lid W.G.A...378 AFDELING IV. POSITIE T.A.V. SEPARATISTEN...383 1. Inleiding...383 xi

2. Het fictief boedelpassief van art. 44, tweede lid W.G.A. en de positie van de separatisten... 383 AFDELING V. ART. 44, TWEEDE LID W.G.A. EN ANDERE OPEENVOLGENDE SITUATIES VAN SAMENLOOP...389 AFDELING VI. RECHTSVERGELIJKENDE ANALYSE...392 1. Nederland...392 2. Frankrijk...393 AFDELING VII. TUSSENCONCLUSIE...394 DEEL VI. ALGEMENE CONCLUSIE EN SAMENVATTING...397 BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE...409 xii

Lijst van afkortingen van tijdschriften A.J.T. Algemeen Juridisch Tijdschrift Amén. Aménagement, environnement, urbanisme et droit foncier Ann. dr. Annales de droit de Louvain Ann. Fac. Dr. Annales de la Faculté de droit de Liège Ann. not. Annales du notariat et de l enregistrement Arr. Cass. Arresten van het Hof van Cassatie B.J. La Belgique Judiciaire B.R.H. Belgische rechtspraak in handelszaken Bull. Ass. Bulletin des Assurances Bull. civ. Bulletin des arrêts de la cour de cassation. Chambres civiles Contrats, conc. consom Contrats- Concurrence - Consommation D. Dalloz D.H. Dalloz hebdomadaire Dr. Soc. Droit social ERPL European Review of Private Law Gaz. Pal. Gazette du Palais J.L.M.B. Revue de jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles J.C.P. Jurisclasseur périodique J.T. Journal des tribunaux Jur. comm. fl. Jurisprudence commerciale des Flandres N.J. Nederlandse Jurisprudentie Or. Oriëntatie: sociaal recht - personeelsbeleid Pand. b. Pandectes belges Pand. pér. Pandectes périodiques Pas. Pasicrisie Pet. Aff. Petites Affiches R.C.J.B. Revue critique de la jurisprudence belge R. Cass. Recente arresten van het hof van cassatie R.G.D.C. Revue générale de droit commercial R.M. Themis Rechtsmagazijn Themis R.R.D. Revue régionale de droit R.P.D.B. Répertoire pratique de droit belge R.W. Rechtskundig Weekblad Rec. gén. enr. not. Recueil général de l enregistrement et du notariat Rev. crit. lég. jur. Revue critique de législation et de jurisprudence Rev. gén. dr. ass. Revue générale du droit des assurances Rev. gén. faill. Revue générale du droit de la faillite et des liquidations judiciaires Rev. jur. com. Revue de jurisprudence commerciale Rev. not. b. Revue du notariat belge Rev. prat. soc. Revue pratique des sociétés Rev. trim. dr. civ. Revue trimesterielle de droit civil Rev. trim. dr. com. Revue trimesterielle de droit commercial xiii

RvdW Rechtspraak van de Week Soc. Kron. Sociaalrechtelijke kronieken T.B.H. Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht T.M.R. Tijdschrift voor Milieurecht T. Not. Tijdschrift voor Notarissen T.P.R. Tijdschrift voor Privaatrecht T.R.V. Tijdschrift voor rechtspersoon en vennootschap T.v.I. Tijdschrift voor Insolventierecht V&F Vennootschapsrecht en fiscaliteit W.P.N.R. Weekblad voor Privaatrecht, Notaris-ambt en Registratie Z.U.G. Zeitschrift für Unternehmens- und Gesellschafsrecht xiv

DEEL I. HET BEGRIP BOEDEL IN HET INSOLVENTIERECHT INLEIDING 4. Boedelschulden zijn schulden van de boedel. Het ligt dan ook voor de hand een onderzoek naar boedelschulden te starten bij de vraag naar de kwalificatie van de boedel in het insolventierecht. Dit zal toelaten 1. Te verklaren waarom boedelschulden een preferente positie hebben (cf. infra Deel III, nrs. 131 e.v.); 2. Te verklaren waarom de insolvente debiteur voor de boedelschulden gehouden is (cf. infra Deel IV, nr. 159) en 3. Mee inzicht te geven in de omstandigheden waarin een schuld als boedelschuld kan worden beschouwd (cf. infra Deel IV). De boedel is een begrip dat ook buiten het insolventierecht bekend is. Ook de onverdeelde nalatenschap of de goederen van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid worden als een boedel aangemerkt. Telkens zal de techniek van de boedel worden aangewend als een techniek om samenlopende aanspraken van verschillende rechthebbenden of schuldeisers op eenzelfde goed of het vermogen te regelen en hun onderlinge verhoudingen te bepalen. Hier blijft het onderzoek evenwel beperkt tot de boedel in het insolventierecht. HOOFDSTUK I. DE BOEDEL ALS RECHTSPERSOON? AFDELING I. CRITERIA VOOR GEBRUIK VAN RECHTSPERSOONSTECHNIEK 5. Een eerste vraag die kan worden gesteld is of de (faillissements)boedel kan worden aangemerkt als een rechtspersoon. Deze vraag inspireerde de Franse rechtspraak en rechtsleer tot uitgebreide lectuur. Naar vigerend Belgisch recht heeft een entiteit rechtspersoonlijkheid wanneer de wetgever er rechtspersoonlijkheid aan toekent. Zo heeft de maatschap geen en de V.O.F. wél rechtspersoonlijkheid (cf. art. 2 W.Venn.). Uitgangspunt van de wetgever is derhalve de fictietheorie. Overeenkomstig deze fictietheorie ontbeert de boedel naar Belgisch recht rechtspersoonlijkheid. Zou deze vaststelling anders zijn indien de realiteitstheorie wordt toegepast? Het antwoord op deze vraag vereist dat eerst kort de criteria voor de toekenning van rechtspersoonlijkheid volgens de realiteitstheorie worden onderzocht. 6. In België komt VAN GERVEN tot de vaststelling dat een beperking van de verhaalsaansprakelijkheid, d.i. de vorming van een afzonderlijk verhaalsobject binnen het vermogen van de schuldenaar, niet voldoende is om rechtspersoonlijkheid aan te nemen. Het gemeenschapsvermogen van echtgenoten die onder een stelsel van gemeenschap van goederen zijn gehuwd en de beneficiaire nalatenschap illustreren dat het bestaan van een afgescheiden vermogen evenmin aanleiding geeft tot de toekenning van rechtspersoonlijkheid. Een bijkomende voorwaarde is het bestaan van een afgescheiden en duurzaam belang. De aanwezigheid van een voldoende duurzaam en afgescheiden belang is niet altijd kristalhelder. Kapitaalvennootschappen vormen perfecte voorbeelden van rechtspersonen met een duidelijk afgescheiden belang dat zich zal concretiseren in de wettelijke en statutaire specialiteit en het vennootschapsbelang. Het duurzaam karakter van het beoogde belang leidt er toe dat een stichting wél rechtspersoonlijkheid heeft en een geldinzameling rechtspersoonlijkheid ontbeert. De realiteitstheorie vereist derhalve 2

dat naast een afgescheiden vermogen, ook een beschermingswaardig duurzaam afgescheiden belang kan worden aangewezen. 1 7. Eenzelfde gedachtengang is terug te vinden in Nederland. Rechtspersoonlijkheid wordt slechts aangenomen, wanneer met betrekking tot de executie van schulden een afgescheiden vermogen valt aan te wijzen én wanneer dit vermogen door het recht wordt beschouwd als dienende van belangen, die afgescheiden zijn van die van bepaalde, de vennootschap vormende, personen. 2 Het bestaan van een doelvermogen, d.i. een vermogen afgezonderd voor een bepaald doel, dat als afzonderlijk verhaalsobject geldt voor de voldoening van bepaalde schulden, is het krachtigste motief om een rechtspersoon aan te nemen. 3 Daarnaast is een afzonderlijk belang vereist, dat enige stabiliteit vertoont, en dat niet slechts de belangen van één of meerdere personen, de vennoten, wenst te dienen. 4 8. In een arrest van 28 januari 1954 formuleert het Franse Hof van Cassatie de criteria voor de toekenning van rechtspersoonlijkheid. 5 Aanleiding van dit arrest is de (juridische) kwalificatie van het comité d'établissement. Dit comité d établissement vervangt de ondernemingsraad, wanneer een onderneming meerdere vestigingen heeft. Het comité d établissement heeft volledig dezelfde economische, technische en sociale bevoegdheden en samenstelling als de ondernemingsraad. De rechtspersoonlijkheid van de ondernemingsraad werd uitdrukkelijk door de wetgever erkend. In het hogervermeld arrest kwam de vraag aan de orde of het comité d établissement ook kon worden aangemerkt als een rechtspersoon. De Cour de cassation overweegt: Attendu que la personnalité civile n est pas une création de la loi; qu elle appartient en principe à tout groupement pourvu d une possibilité d expression collective pour la défense d intérêts licites, dignes, par suite, d être juridiquement reconnus et protégés: que si le législateur a le pouvoir, dans un but de haute police, de priver de la personnalité civile telle catégorie déterminée de groupements, il en reconnaît au contraire implicitement, mais nécessairement, l existence en faveur d organismes crées par la loi elle-même, avec mission de gérer certains intérêts collectifs présentant ainsi le caractère de droits susceptibles d être déduits en justice. Uit dit arrest blijkt duidelijk dat het Franse Hof van Cassatie de toekenning van rechtspersoonlijkheid niet erkent als een exclusief prerogatief van de wetgever maar dat rechtspersoonlijkheid kan worden afgeleid uit twee kenmerken. In de eerste plaats dient een groepering te bestaan die intern zo georganiseerd is dat een collectieve uiting mogelijk is. Daarnaast is het bestaan van wettelijke en geoorloofde belangen noodzakelijk die in rechte kunnen worden verdedigd en beschermd. 6 Het Franse Hof van Cassatie past derhalve de realiteitstheorie toe om een entiteit als rechtspersoon te erkennen. AFDELING II. CRITERIA VOOR GEBRUIK VAN RECHTSPERSOONSTECHNIEK TOEGEPAST OP DE BOEDEL 9. Rechtvaardigt de toepassing van de realiteitstheorie een erkenning van de (faillissements)boedel als rechtspersoon? In België wordt door een meerderheid in de rechtsleer 1 W. VAN GERVEN, Beginselen van Privaatrecht, Algemeen deel, I, 1987, p. 259-268, nrs. 93-94. 2 E.M. MEIJERS, Algemene leer van het Burgerlijk recht, Deel I, De algemene begrippen van het Burgerlijk recht, Universitaire Pers, Leiden, 1958, 197 198. 3 E.M. MEIJERS, o.c., 184 187. 4 E.M. MEIJERS, o.c., 192 197. 5 Cass.fr. 28 januari 1954, D. 1954, 217, noot LEVASSEUR. 6 LEVASSEUR, noot onder Cass.fr. 28 januari 1954, D. 1954, (217) 219. 3

verdedigd dat de faillissementsboedel rechtspersoonlijkheid ontbeert. 7 Enkel in een oud arrest van het Hof van Cassatie werd de faillissementsboedel omschreven als être juridique. 8 De boedel is derhalve wel een entiteit met enige zelfstandigheid. Dit zal o.m. blijken uit het bestaan van eigen schulden van deze boedel. Het gebrek aan rechtspersoonlijkheid van de faillissementsboedel wordt door sommige rechtsleer weliswaar aangegrepen om de term schulden van de boedel te verwerpen omdat dit begrip juist zou impliceren dat de faillissementsboedel rechtspersoonlijkheid bezit. 9 Dit bezwaar overtuigt echter niet. Het volstaat de vergelijking te maken met de maatschap. Het Wetboek Vennootschappen spreekt over vorderingen tegen de vennootschap (art. 29 W.Venn.), zaken van de vennootschap (art. 36 W.Venn.), goederen van de vennootschap (art. 37 W.Venn.); vennootschappelijke schulden (art. 51 W.Venn.), alhoewel de maatschap geen rechtspersoon is. 10 10. FREDERICQ laat zich inspireren door Franse rechtspraak en rechtsleer en verdedigt de toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de faillissementsboedel, niettegenstaande het gebrek aan wettelijke kwalificatie van de boedel als rechtspersoon. Bepalingen uit de faillissementswet of oplossingen uit de rechtspraak zijn, volgens FREDERICQ, moeilijk te verklaren zonder ze theoretisch dichter bij de fictie van de rechtspersoonlijkheid van de boedel te brengen. Wanneer de curator met derden als vertegenwoordiger van de boedel handelt, verbindt hij de boedel. Indien hij verbintenissen aangaat voor het beheer van het faillissement of de voortzetting van de handel, dan zijn de derden schuldeisers van de boedel. Ze hebben voorrang op de schuldeisers van de gefailleerde, die schuldeisers in de boedel zijn en die slechts een dividend krijgen uitbetaald, nadat de schuldeisers van de boedel zijn betaald. Hoe nu aan te nemen dat de boedel schuldeisers kan hebben, zonder dat deze een eigen en onafhankelijk vermogen bezit? Bovendien hanteert FREDERICQ de fictie van de rechtspersoonlijkheid ook als verklaring voor de bevoegdheid van de curator om schadevergoeding te eisen van een derde, die een ongeoorloofde handeling heeft verricht ten nadele van de boedel. De boedel is een soort pecuniaire vereniging beheerst door de faillissementswet. Het is een soort van gedwongen, toevallige gemeenschap, met het dubbel doel het verlies van allen te verminderen, en allen, pro modo crediti cuiusque, aan het algemeen als zeker vermoed verlies te doen deelnemen. Deze vereniging heeft een dubbel kenmerk. Enerzijds is de inrichting verplicht, want deze komt noodzakelijk tot stand onder bepaalde schuldeisers door het feit van het faillissement alleen. Anderzijds is de beheerder van het faillissement door de rechtbank aangewezen en niet door de schuldeisers zelf. 11 Deze verklaring van FREDERICQ bevat reeds enkele elementen van de economische analyse (cf. infra nrs. 36 e.v.). 7 A. CLOQUET, Les concordats et la faillite, in Droit commercial, IV, in Les Novelles, Brussel, Larcier, p. 412, nr. 1397; R.P.D.B. v Faillite et banqueroute, nr. 2386; V. SIMONART, La personnalité morale en droit privé comparé, Brussel, Bruylant, 1995, p. 110, nr. 130; W. VAN GERVEN, o.c., p. 261, nr. 93; A.-C. VAN GYSEL, Les masses de liquidation en droit privé, Brussel, Bruylant, 1994, 43 51, 407; I. VEROUGSTRAETE, Manuel de la faillite et du concordat, Antwerpen, Kluwer, 2003, p. 322, nr. 500. Zie ook: L. CORNELIS, De aansprakelijkheid van de beheerder na faillissement, (noot onder Bergen 11 mei 1979), T.B.H. 1980, (342) 353, 357; A. DISCART, Het mandaat van de curator van een faillissement, R.W. 1964-65, (897) kol. 899; PH. GERARD, Observations sur la nature juridique des dettes et des créanciers de la masse en cas de faillite, (noot onder Cass. 28 april 1983 en Cass. 6 mei 1983), R.C.J.B. 1986, (712) 720-723, nrs. 7-10; B. VAN BRUYSTEGEM, De bevoegdheid van de curator om schadeloosstelling te vorderen voor rekening van de boedel en/of voor rekening van de gezamenlijke schuldeisers (naar aanleiding van Cass. 12 februari 1981), J.C.B. 1981, (301) 306 307, nr. 7; A. ZENNER, Des frais et dépenses de l administration de la faillite aux dettes de masse, in Les créanciers et le droit de la faillite, Brussel, Bruylant, 1983, (685) 687, nr. 1. 8 Cass. 22 januari 1880, Pas. 1880, I, 59: considérant que la convention verbale d atermoiement du 1er septembre 1875, telle qu elle est relatée dans l arrêt dénoncé, n a point eu pour but de créer l être juridique nommé faillite avec toutes ses conséquences légales. 9 PH. GERARD, o.c., R.C.J.B. 1986, (712) 720, nr. 8; A. ZENNER, Dettes dites de masse et contrats en cours au moment de la faillite, J.T. 1982, (85) 85, nr. 2; A. ZENNER, l.c., in Les créanciers et le droit de la faillite, Brussel, Bruylant, 1983, (685) 687, nr. 1; A.-C. VAN GYSEL, o.c., 408. 10 J. VANANROYE, Vorderingsrechten van curator en individuele schuldeisers voor schade aan het vermogen van de gefailleerde, (noot onder Cass. 5 december 1997), T.R.V. 1998, (270) 273. 11 FREDERICQ, Handboek van het Belgisch handelsrecht, IV, Brussel, Bruylant, p. 163-164, nr. 2229. 4

VAN RYN en HEENEN bekritiseren de stelling van FREDERICQ als zijnde nutteloos en zelfs gevaarlijk. Nutteloos omdat de rechtspersoonlijkheid van de boedel geen enkele nieuwe verklaring geeft voor de kenmerken van de boedel. Gevaarlijk omdat men, uitgaande van de rechtspersoonlijkheid van de boedel, dreigt terecht te komen in een systeem dat afwijkt van het faillissementsrecht. Zo worden de boedelschulden ten onrechte gekwalificeerd als schulden die de boedel en niet de gefailleerde verbinden. Een ander onderscheid met de rechtspersoon is volgens deze auteurs het duurzaam/tijdelijk karakter van de rechtspersoon respectievelijk faillissementsboedel. De boedel bestaat slechts tijdelijk in functie van de vereffening. Er bestaat dan ook geen collectief belang, onderscheiden van de belangen van de schuldeisers. 12 VAN GERVEN ziet in de faillissementsboedel wel het bestaan van een afgescheiden belang, m.n. het compromis tussen de vaak tegenstrijdige belangengemeenschap tussen de gefailleerde en de schuldeisers. Dit verklaart tevens het optreden van de curator als naamloos of neutraal bewindvoerder. 13 Dit belang is evenwel niet voldoende aan te merken als een duidelijk afgescheiden belang om de faillissementsboedel te beschouwen als een rechtspersoon. 14 Ook CLOQUET vindt geen heil in de kwalificatie van de boedel als een rechtspersoon. De curator, als beheerder van het gemeenschappelijk onderpand, wordt niet benoemd door de belanghebbenden zoals in een vennootschap maar door de rechtbank van koophandel. De gefailleerde blijft verder eigenaar van zijn vermogen. 15 11. Volgens de meerderheidsopvatting in de Nederlandse rechtsliteratuur kan aan de faillissementsboedel geen rechtspersoonlijkheid worden toegekend. Hiervoor wordt in de eerste plaats verwezen naar het niet-duurzaam karakter van de faillissementsliquidatie. Een bijkomend argument is dat het vermogen van de gefailleerde de belangen van de gefailleerde en die van de schuldeisers op gelijke wijze blijven dienen als dit vóór het faillissement het geval was. De betaling van de schulden dient ook het belang van de schuldenaar. Tot voldoening van de schuldeisers is de gefailleerde, evenals buiten faillissement, eigenaar van zijn vermogen, al hebben schuldeisers daarop recht van verhaal en al rust daarop het faillissementsbeslag. De curator is een bewindvoerder, die én met de belangen van de eigenaar-schuldenaar, én met die van de schuldeisers, rekening dient te houden. 16 Er is derhalve een onvoldoende afgescheiden belang aanwezig. BOEKRAAD verwijst verder naar het positief recht dat pleit tegen de toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de faillissementsboedel, aangezien dit nooit in de rechtspraak als dusdanig is aanvaard. Verder biedt de faillissementswet ook geen reële aanknopingspunten voor de erkenning als rechtspersoon. 17 Ook POLAK verwijst naar de wil van de wetgever waaruit niet kan worden afgeleid dat de boedel kan worden beschouwd als een rechtssubject, met eigen rechten en verplichtingen, afgescheiden van die van de gefailleerde. De schuldenaar blijft immers eigenaar van het vermogen. 18 Toch gingen er ook in Nederland stemmen op voor de kwalificatie van de faillissementsboedel als rechtspersoon. 19 In zijn preadvies voor de Nederlandse juristenvereniging stelt LOEFF dat de kwalificatie van de boedel als rechtspersoon een gemakkelijker inzicht biedt in allerlei 12 J. VAN RYN en J. HEENEN, Principes de droit commercial, Tome IV, Brussel, Bruylant, 1965, p. 232, nr. 2671. 13 W. VAN GERVEN, Bewindsbevoegdheid, in het bijzonder p. 179 e.v., nrs. 129 e.v. 14 W. VAN GERVEN, Algemeen Deel, p. 264 266, nr. 94. 15 A. CLOQUET, o.c., p. 412, nrs. 1396-1397. 16 E.M. MEIJERS, o.c., 193. In dezelfde zin: G.A.J. BOEKRAAD, o.c., 43; N.J. POLAK, Faillissement en surséance van betaling, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, 283; P.H. SMITS, Wat moet worden verstaan onder faillissementskosten en hoe behooren deze te worden gedragen? - Preadvies in Handelingen der Nederlandse Juristen-Vereeniging, 1935, 14. 17 G.A.J. BOEKRAAD, o.c., 43 44. 18 N.J. POLAK, o.c., 283; N.J. POLAK en C.E. POLAK, Faillissementsrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 215. 19 Ook in Nederland wordt aanvaard dat de toekenning van rechtspersoonlijkheid niet beperkt is tot de door de wet als dusdanig aangeduide figuren: G.A.J. BOEKRAAD, o.c., 39. 5