JAAR. voor het Kappersbedrijf VERSLAG. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds

Vergelijkbare documenten
In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het kappersbedrijf Jaarverslag 2009

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

Strengere regels voor pensioenfondsen

Financieel crisisplan

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

TRANSPARANTIEDOCUMENT

Terugblik 2011 in cijfers

Beschrijving Pension Fund Governance Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf

Het jaarverslag 2012 in vogelvlucht

Later AOW en pensioen

Verkort jaarverslag

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

Wanneer gaat u met pensioen: eerder of later? AOW-leeftijd verschuift opnieuw

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 5 februari Stand van zaken SVG. 1 van 20

stichting pensioenfonds wonen

Jaarverslag stichting bedrijfstakpensioenfonds voor het kappersbedrijf

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Verkort Jaarverslag 2014

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Profielschets lid Verantwoordingsorgaan oktober 2016

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Stichting Pensioenfonds Wonen

COMMUNICATIEBELEID Eigenaar: Document: Versie: Datum: Auteur: Versie Status Datum Omschrijving

Goed jaar Metro Pensioenfonds, toch geen verhoging pensioenen

Verder in deze nieuwsbrief een samenvatting van het rapport van de visitatiecommissie.

Jaarverslag Thuis in de wereld van je werk

Verkort jaarverslag 2013

VERKORT JAARVERSLAG 2017

Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Nota, waarin het beleid van het fonds op alle relevante gebieden beschreven wordt.

VERKORT JAARVERSLAG 2016

Verkort jaarverslag SBZ 2011

2009: een actief jaar met interessante ontwikkelingen

stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de detailhandel Verkort jaarverslag 2008

Stichting Will Niemeijer Pensioenfonds. Financieel crisisplan

WAT SPEELT ER ROND UW PENSIOEN BIJ SPUN?

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Financieel crisisplan 2015

27 september Deelnemersvergadering

Verkort jaarverslag PHI 2012

Verkort jaarverslag PHI 2010

Uw pensioen in onzekere tijden

Financieel crisisplan

Verkort jaarverslag 2013

Pensioenfonds Update September 2013

Profielschets lid Raad van Toezicht. 20 mei 2019

BIJLAGE 7: Financieel crisisplan Stichting Jan Huysman Wz. Fonds

Stichting Pensioenfonds SMIT. Bestuursreglement V120620

Transparantiedocument

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

Transparantiedocument organisatie van Stichting Pensioenfonds Wonen

Deutsche Bank Nederland Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

De pensioenleeftijd zal omhoog gaan

Extra informatie pensioenverlaging

Nieuw bestuurslid Ronald van Hees over ontwikkelingen bij SBZ

Volgens de beleidsregel van De Nederlandsche Bank (DNB) is een financieel crisisplan als volgt te definiëren:

In deze nieuwsbrief geven wij u informatie over de financiële situatie en andere belangrijke ontwikkelingen binnen het fonds.

Communicatiekalender 2017 en 2018

AMF een goed geregeld pensioen. Bulletin Algemeen Mijnwerkersfonds 2005

Verkorte kerngegevens fonds

WELKOM. Algemene Vergadering voor Deelnemers en Gepensioneerden 14 september 2016

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht 2017 Uitkeringsovereenkomst

Profielschets lid Raad van Toezicht. 6 maart 2018

Verkort jaarverslag 2013

Pensioenfonds DSM Nederland

RBS pensioen update. Van premie tot pensioen

Verkort jaarverslag 2010

In werking : 1 juli 2015 Vastgesteld door het bestuur : 26 juni 2015

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

De dekkingsgraad van het Pensioenfonds is bijna elke maand anders. Dat komt vooral door de rentestand en onze beleggingsopbrengsten.

Transparantiedocument

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Reservetekort weggewerkt, pensioenen verhoogd

Nieuws. Gezond maar alert. Pensioenfonds IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag. De financiële situatie van het pensioenfonds verbeterde in 2017.

Stichting Pensioenfonds AT&T Nederland. 9 Financieel crisisplan. 9.1 Inleiding. 9.2 Beschrijving crisissituatie

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Voor wie is deze toelichting? Het Uniform Pensioenoverzicht. Uw persoonlijke gegevens

Verkort jaarverslag 2012

Financieel crisisplan. van de

DEELNEMERSVERGADERING 16 november Stichting Pensioenfonds Invista

Terugblik op Wie zijn wij? Margreet Verhoef. Rita van Ewijk. Fred Steenwinkel. Sinds 2010 bestuurslid

Verkort jaarverslag 2016

Deelnemersbijeenkomst

Update pensioenen INVISTA (Nederland) BV per 15 Oktober Stichting Pensioenfonds Invista

Bijzondere Deelnemersvergadering 24 april 2014

Jaarinformatie Stichting Pensioenfonds C1000 over het verslagjaar (opgesteld op basis van het jaarbericht 2012)

Financieel crisisplan. Voorwoord. Inleiding. 1. Beschrijving financiële crisissituatie

Financieel crisisplan. van de

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring Bavaria Hoofdstukindeling

Stichting Metro Pensioenfonds Populair jaarverslag 2008

delta lloyd pensioenfonds Over het jaar 2012

Update! WIJZIGINGEN PENSIOENREGELING PER 1 JANUARI bpfhibin.nl

Stichting Norit Pensioenfonds

stichting pensioenfonds wonen Verkort jaarverslag 2009

Transcriptie:

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf JAAR VERSLAG 2010

Samenvatting 01

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf Postbus 3183, 3502 GD Utrecht Telefoon: (030) 245 39 22 Internet: www.pensioenkappers.nl E-mail: kapperspensioen@achmea.nl Bestuur G. ter Avest K. Boekhorst E.H.W. Bosman A.A.M. Steijaert G.J. van Valkenburg R.F.M. van der Weerd Compliance officer Met ingang van 2009 heeft het bestuur besloten zelf haar compliance werkzaamheden uit te voeren. De voorzitter fungeert als compliance officer. Deelnemersraad P. Kalle R. van Uden W.H. Wemmers Verantwoordingsorgaan C.B. de Groot P. Kalle R. van Uden Visitatiecommissie R. Bakker E.E. van de Lustgraaf R. Nagtegaal Uitvoeringsorganisatie Pensioenbeheer Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Vermogensbeheer Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Syntrus Achmea Vastgoed B.V. 02

Adviserend actuaris L. Roodenburg AAG, Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Certificerend actuaris E.W.J.M. Schokker AAG, Towers Watson B.V. Externe accountant H.C. van der Rijst RA, PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. 03

Ontwikkelingen In de eerste maanden van het jaar 2010 heeft het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf last van de gevolgen op de financiële markt. De aandelenmarkt en de marktrente hebben een negatieve invloed op de financiële positie van het fonds. Als gevolg hiervan verkeerde het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf in het begin van het jaar 2010 in een situatie van reservetekort. De dekkingsgraad bedroeg aan het begin van het jaar 2010 110,2%. Vervolgens ontstond in april 2010 een situatie van onderdekking. Uiteindelijk bedroeg de dekkingsgraad ultimo 2010 97,6%. Als gevolg hiervan was er eind 2010 sprake van een reservetekort. Het herstel van de financiële positie van het fonds verliep in 2010 minder voorspoedig dan op basis van de berekeningen in het herstelplan was ingeschat. Eind 2010 heeft het fonds een crisisplan opgesteld. Hierin staat welke maatregelen het fonds neemt als het in een crisissituatie komt. Van een crisissituatie is sprake wanneer de dekkingsgraad te ver is gezakt en niet meer in lijn is met het herstelplan. In 2010 is aan de hand van vragenlijsten de risicoperceptie van het bestuur in kaart gebracht. Daarna vonden twee workshops plaats waarin de uitkomsten uit de vragenlijsten werden besproken en waarin vanuit de gedeelde risicoperceptie een rangorde van de risico s werd gemaakt. Via de workshops en de bijbehorende rapportage heeft het bestuur een concreet middel om de kwaliteit van zijn bestuurlijk functioneren te verbeteren. Het pensioenfonds heeft begin 2010 laten onderzoeken of de huidige communicatie voldoet aan de wensen en behoeften van aangesloten werkgevers en deelnemers. En zo niet, hoe het fonds het communicatiebeleid en /of de middelenmix kan verbeteren. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek heeft het bestuur meerdere nieuwsbrieven uitgegeven voor actieven, gepensioneerden en werkgevers. In hoofdstuk 2 wordt hier nader op ingegaan. Financieel beleid Om aan de doelstelling van het fonds te voldoen moet er voldoende vermogen zijn om toekomstige pensioenuitgaven te kunnen dekken. Het bestuur hanteert daarbij de volgende beleidsinstrumenten: het premiebeleid; het toeslagen- of indexatiebeleid; het beleggingsbeleid; De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst die wordt gefinancierd met een doorsneepremie. Als de financiële middelen van het fonds het toelaten, streeft het bestuur ernaar om jaarlijks de pensioenrechten en de pensioenaanspraken aan te passen aan de stijging van de CBS-index voor de regelingslonen. Het bestuur heeft, gezien de financiële positie van het fonds, besloten om per 1 oktober 2010 geen toeslag te verlenen. Het bestuur beoordeelt jaarlijks of de financiële middelen van het fonds toereikend zijn om de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen te verhogen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en er is dus geen zekerheid of en in hoeverre het fonds in de toekomst een toeslag kan verlenen. Het fonds reserveert namelijk geen gelden voor toekomstige toeslagen. In hoofdstuk 3 wordt nader op het financieel beleid ingegaan. 04

Uitvoering van de pensioenregeling In de uitvoering van de pensioenregeling hebben zich in 2010 geen relevante veranderingen voorgedaan. In hoofdstuk 4 leest u meer over de uitvoering van de regeling. Verslag verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening inzake het verslagjaar 2010 kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2010, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen en de ABTN in 2010. Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur voldoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen, het handelen van het bestuur in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen, het bestuur in 2010 een consistent beleid heeft gevoerd waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn en het bestuur gedegen en logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt. In hoofdstuk 5 leest u hier meer over. Verslag deelnemersraad De deelnemersraad is in het verslagjaar vijfmaal bijeengekomen. Zij heeft hierbij gebruik gemaakt van haar recht tot advisering en van het recht om van gedachten te wisselen met het bestuur over zaken die nu en in de toekomst van belang zijn voor deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Daarnaast heeft de deelnemersraad in 2010 over een groot aantal onderwerpen geadviseerd. In hoofdstuk 6 leest u hier meer over. 05

Kerncijfers (bedragen x EUR 1.000) 2010 2009 EUR EUR Pensioenvermogen 359.900 333.746 Technische voorziening 368.628 302.838 Aanwezige dekkingsgraad ultimo jaar 97,6% 110,2% Deelnemers 22.091 22.303 Gewezen deelnemers 34.532 42.357 Pensioengerechtigden 1.653 1.206 Werkgevers 6.237 6.280 06

Voorwoord 07

Het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf, hierna het fonds, geeft in dit jaarverslag inzage in de werkzaamheden, het beleid en de pensioenontwikkelingen gedurende het jaar 2010. Het bestuur verstrekt duidelijkheid over de financiële positie en resultaten van het fonds. Dit jaarverslag is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Het jaar 2010 was geen goed jaar voor het fonds. De belangrijkste oorzaak is de dalende rente in 2010. Dit heeft tot gevolg dat de dekkingsgraad is gedaald van 110,2% eind 2009 naar 97,6% aan het eind van het boekjaar 2010. Er is dus sprake van een dekkingstekort. Hierdoor is de financiële situatie als slecht te kwalificeren. De dalende rente heeft er ook toe bijgedragen dat de in 2010 geïnde premie onvoldoende was om de stijging van de pensioenen te financieren. Het bestuur heeft in 2010 en de eerste maanden van 2011 de volgende maatregelen genomen. Het bestuur volgt de ontwikkeling van de rente op de voet. Het bestuur is zich ervan bewust dat een dalende rente grote gevolgen heeft voor de dekkingsgraad, maar heeft er voor gekozen om het indekken van het renterisico vanwege de hoge kosten niet te doen. Door het verminderen van het renterisico, worden namelijk niet alleen de negatieve gevolgen van een rentedaling beperkt, maar kan het fonds ook minder profiteren van een stijgende rente. Op basis van de dekkingsgraad is het helaas niet mogelijk om de gepensioneerden, de actieven en de gewezen deelnemers een toeslag te verlenen per oktober 2010. In overleg met de sociale partners is de premie voor 2011 verhoogd. Het bestuur heeft in 2010 geconstateerd dat de huidige premie niet kostendekkend zal zijn en heeft hier in het najaar van 2010 uitgebreid met de sociale partners over gesproken. Het resultaat is dat de premie met ingang van 1 januari 2011 is verhoogd van 6,2% naar 7,2% van het pensioengevend salaris. De premie is in 2011 naar verwachting kostendekkend. Het fonds heeft een crisisplan opgesteld. Dit crisisplan, dat is afgestemd met de sociale partners en De Nederlandsche Bank, beschrijft op welke wijze het fonds omgaat met een lage dekkingsgraad. Op pagina 19 van dit jaarverslag wordt de inhoud van het crisisplan omschreven. Naast bovengenoemde maatregelen heeft het bestuur in het jaar 2010 volop aandacht besteed aan het onderwerp risicomanagement. Hiervoor zijn een tweetal workshops georganiseerd. Via de workshops en de bijbehorende rapportage heeft het bestuur een concreet middel om de kwaliteit van zijn bestuurlijk functioneren te verbeteren. Verder heeft het pensioenfonds in 2010 laten onderzoeken of de huidige communicatie voldoet aan de wensen en behoeften van aangesloten werkgevers en deelnemers. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vertaald naar verbeteringen die in het communicatiejaarplan voor 2011 zijn opgenomen. Het onderwerp deskundigheid vormde ook in 2010 een belangrijk aandachtspunt van het bestuur. De bestuurders volgden daartoe niet alleen opleidingen, zij bezochten ook regelmatig themabijeenkomsten van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) of andere organisaties. Deze bijeenkomsten bieden de bestuursleden daarnaast de mogelijkheid met andere bestuursleden te overleggen over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van pensioen en vermogensbeheer. Tot slot bedanken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het fonds. 08

Inhoud 09

1 Het fonds 11 2 Ontwikkelingen 17 3 Financieel beleid 27 4 Pensioenregeling 39 5 Verantwoordingsorgaan 43 6 Deelnemersraad 47 7 Jaarrekening 51 8 Actuariële verklaring 99 9 Controleverklaring 103 Bijlagen 107 10

1 Het fonds 11

1.1 Inleiding Het fonds heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is een aantal externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de betrokken organisaties en externe partijen voor. Allereerst volgen een aantal algemene gegevens en de doelstelling van het fonds. 1.2 Over het fonds 1.2.1 Naam en vestigingsplaats Het fonds is opgericht op 1 januari 1970 en statutair gevestigd in Utrecht. Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Utrecht onder nummer 41178953. De laatste statutenwijziging vond plaats op 17 augustus 2010. Het fonds is aangesloten bij de Vereniging voor Bedrijfstakpensioenfondsen (VB). 1.2.2 Doelstelling Doelstelling van het fonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden met inachtneming van de statuten en reglementen. Het fonds bereikt dit doel door premies te innen bij de aangesloten ondernemingen. De gelden worden belegd en beheerd en het fonds doet daaruit uitkeringen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. 1.2.3 Betrokken organisaties De volgende organisaties benoemen leden in het bestuur en/of de deelnemersraad: 1. Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO) Postbus 212 1270 AE Huizen telefoonnummer: (035) 525 95 00 2. FNV Mooi Nachtegaalstraat 37 3581 AC Utrecht telefoonnummer: (030) 231 42 21 3. CNV Vakmensen Postbus 2525 3500 GM Utrecht telefoonnummer: (030) 751 10 07 12

1.2.4 Externe partijen Het fonds werkt samen met de volgende externe partijen. Uitvoeringsorganisatie Pensioenbeheer Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Vermogensbeheer Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Syntrus Achmea Vastgoed B.V. Adviserend actuaris L. Roodenburg AAG, Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Certificerend actuaris E.W.J.M. Schokker AAG, Towers Watson B.V. Externe accountant H.C. van der Rijst RA, PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. 1.3 Het bestuur 1.3.1 Samenstelling Het paritaire bestuur is op 31 december 2010 als volgt samengesteld: Leden werkgevers Benoemd tot Organisatie G. ter Avest 31 december 2013 ANKO K. Boekhorst 31 december 2011 ANKO R.F.M. van der Weerd 31 december 2012 ANKO Leden werknemers Benoemd tot Organisatie E.H.W. Bosman 31 december 2013 FNV Mooi A.A.M. Steijaert 31 december 2011 FNV Mooi G.J. van Valkenburg 31 december 2012 CNV Vakmensen In 2010 was G.J. van Valkenburg voorzitter van het fonds. G. ter Avest was het hele verslagjaar secretaris. De samenstelling van het bestuur is in 2010 niet gewijzigd. Compliance officer Met ingang van 2009 heeft het bestuur besloten zelf haar compliance werkzaamheden uit te voeren. 13

De voorzitter fungeert als compliance officer. 1.3.2 Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten Het bestuur heeft in 2010 vijf keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 26 maart, 27 april, 18 juni, 1 oktober en 3 december. Tevens is het bestuur bijeen geweest voor zelfevaluatie en twee workshops over risicomanagement. Deze bijeenkomsten vonden plaats op 15 september en 12 november 2010. 1.3.3 Bestuurlijke commissies In verband met toenemende complexiteit en de vele taken van het bestuur heeft het fonds een aantal bestuurlijke commissies ingesteld. Deze commissies doen voorbereidend werk in kwesties waarover het bestuur een besluit neemt. Zij kunnen in de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en consequenties van te nemen beleidsbeslissingen. Tevens kan voor verdere uitvoering van besluiten een specifiek mandaat aan de commissies worden verleend. De leden van de bestuurlijke commissies kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen. De commissies zijn altijd paritair samengesteld. In 2010 waren de volgende bestuurlijke commissies werkzaam: Voorzittersoverleg Het voorzittersoverleg van het fonds bestaat uit de voorzitter G.J. van Valkenburg en de secretaris G. ter Avest. Het voorzittersoverleg vergadert minimaal vier keer per jaar of zoveel vaker als nodig is. In het voorzittersoverleg bespreken de voorzitter en de secretaris de agenda van de eerstvolgende bestuursvergadering en de dienstverleningsovereenkomsten (DVO s). De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening van Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. zijn vastgelegd in DVO s. Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. rapporteert over de DVO-afspraken tijdens het voorzittersoverleg. Het voorzittersoverleg heeft plaatsgevonden op 1 maart, 28 mei, 10 september en 12 november 2010. Beleggingsadviescommissie Het bestuur van het fonds laat zich op het gebied van vermogensbeheer ondersteunen door de Beleggingsadviescommissie. De Beleggingsadviescommissie geeft gevraagd en ongevraagd adviezen aan het bestuur ten behoeve van het door het bestuur vast te stellen beleggingsbeleid en de uitvoering ervan. De commissie bestaat uit E.H.W. Bosman en G. ter Avest. De commissie heeft vergaderd op 5 maart, 28 mei, 10 september en 12 november 2010. Het bestuur heeft besloten de beleggingsadviescommissie per 1 januari 2011 te integreren in het bestuur. Jaarverslagcommissie De jaarverslagcommissie bespreekt zowel de inhoud als de lay-out van het jaarverslag. De jaarverslagcommissie van het fonds bestaat uit twee leden van het bestuur te weten K. Boekhorst en E.H.W. Bosman. Het bestuur van het fonds laat zich door de jaarverslagcommissie adviseren. Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten De adviescommissie is bevoegd tot het adviseren van het bestuur bij het nemen van een beslissing over een door belanghebbende ingediend bezwaarschrift tegen een vrijstellingsbesluit. De commissie hoefde in 2010 niet bijeen te komen. 14

1.4 De visitatiecommissie De visitatiecommissie bestaat uit drie leden. De visitatiecommissie was op 1 januari 2010 als volgt samengesteld: R. Bakker E.E. van de Lustgraaf R. Nagtegaal De visitatiecommissie heeft het fonds in januari 2010 gevisiteerd over de voorafgaande jaren. Het rapport is verwerkt in het jaarverslag 2009. Een onderzoek door de visitatiecommissie vindt driejaarlijks plaats. 1.5 Het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden: één deelnemer, één gepensioneerde en één werkgever. De leden zijn benoemd door de volgende organisaties: ANKO CNV Vakmensen FNV Mooi Het verantwoordingsorgaan is op 31 december 2010 als volgt samengesteld: Leden Benoemd tot Organisatie Afgevaardigd namens C.B. de Groot 31 december 2011 ANKO werkgevers P. Kalle 31 december 2011 CNV Vakmensen / FNV Mooi gepensioneerden R. van Uden 31 december 2011 CNV Vakmensen / FNV Mooi deelnemers Het verantwoordingsorgaan vergaderde in 2010 op 25 maart, 31 mei, 27 september en 3 december. 1.6 De deelnemersraad De deelnemersraad bestaat uit drie leden: twee deelnemers en één gepensioneerde. De leden zijn benoemd door de volgende organisaties: CNV Vakmensen FNV Mooi De deelnemersraad is op 31 december 2010 als volgt samengesteld: Leden Benoemd tot Organisatie Afgevaardigd namens P. Kalle 31 december 2011 CNV Vakmensen / FNV Mooi gepensioneerden R. van Uden 31 december 2011 CNV Vakmensen / FNV Mooi deelnemers W.H. Wemmers 31 december 2011 CNV Vakmensen / FNV Mooi gepensioneerden 15

De deelnemersraad heeft in 2010 vier keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 25 maart, 31 mei, 27 september en 3 december. Tevens heeft de deelnemersraad driemaal gezamenlijk met het bestuur vergaderd: 25 maart, 18 juni en 3 december. 1.7 Uitbesteding Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer en het vermogens- en vastgoedbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea. Het bestuur heeft deze uitvoeringsorganisatie gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Syntrus Achmea bestaat uit drie rechtspersonen: Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Syntrus Achmea Vastgoed B.V. Het fonds en Syntrus Achmea hebben hun afspraken over uitbesteding vastgelegd in een uitvoerings overeenkomst. Bij deze overeenkomst is het fonds en de genoemde bedrijfsonderdelen van Syntrus Achmea partij. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten (DVO s) voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Alle overeenkomsten bieden de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerder leggen eventuele nieuwe afspraken altijd contractueel vast. Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. heeft in 2010 elk kwartaal aan het bestuur gerapporteerd over de DVO-afspraken. Van Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. ontving het bestuur elk kwartaal een rapportage. 16

2 Ontwikkelingen 17

2.1 Ontwikkelingen in de branche Verwachtingen In 2009 veroorzaakte een zwak tweede halfjaar een daling van de omzet van -1% tot -3%. Het volume blijft in de eerste helft van 2010 wat achter t.o.v. 2009. Door prijsaanpassingen blijft het omzetniveau nagenoeg gelijk of stijgt licht in sommige gevallen. Dit zal voor de persoonlijke dienstverleners meer druk in de branche brengen. Consumenten zullen ook nu hun uitgavenpatroon zorgvuldig blijven afwegen. Het aantal kapsalons neemt toe, terwijl het aantal kappersbezoeken daalt. Dit leidt tot een sterkere lokale concurrentie. Voor de zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) vormen de kappersopbrengsten vaak neveninkomsten. Het aantal ZZP-ers zal blijven toenemen. Ook nieuwe formules doen hun intrede in de markt en concurreren vaak op prijs en openingstijden. Professionele kappers zullen vaker aansluiting zoeken bij samenwerkingsverbanden. (bron: ANKO) Trends Het aantal kappersvestigingen neemt al jaren toe door vooral een toename van ZZP-ers en formules die goedkoper zijn en ruimere openingstijden hanteren; Kappers met personeel wijzigen openstellingstijden op basis van de behoefte van de klant; De kappersbranche kent een hoog personeelsverloop; Uitbreiding van het dienstenpakket met schoonheids- en nagelverzorging, visagie en zonnebanken. Kansen en bedreigingen Arbeidsomstandigheden in de kapsalon zijn belangrijk voor de gezondheid van het personeel; Allochtonen zijn interessante doelgroep als ondernemer en consument. Als ondernemer zijn steeds meer Oost Europeanen als kapper actief. Als consument liggen er kansen bij Surinamers en Antilianen, waaraan een intensieve behandeling en veel haarverzorgingsproducten worden aangeboden; Het aantrekken en behouden van personeel (stylisten) is moeilijk, ondanks het grote aantal kappersleerlingen. Meer aandacht voor de productiviteit van personeel leidt tot een beter rendement; Buitenlandse commerciële formules zijn actief in Nederland en streven naar uitbreiding van hun marktaandeel; CRM systemen inzetten om klanten persoonlijker te kunnen benaderen met acties en het doen van op maat gemaakte gepersonaliseerde aanbiedingen; Combinaties van diensten leveren die op elkaar aansluiten, bijvoorbeeld Hair & Fashion. Maak afspraken over samenwerking met naastgelegen modewinkels. 2.2 Ontwikkelingen financiële positie Financiële positie Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf Vanwege de financiële situatie heeft het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf in 2009 een herstelplan bij de toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) ingediend. Ultimo 2013 moet het pensioenfonds een dekkingsgraad van 105,3% hebben. In 2009 leek de dekkingsgraad van het pensioenfonds zich te herstellen van de effecten van de economische crisis. In het eerste kwartaal van 2010 stegen de verplichtingen ten opzicht van het vermogen van het fonds. Dat kwam door de dalende rente en door een sneller stijgende levensverwachting dan eerder werd voorzien. Na het derde kwartaal is de rente gaan stijgen. Ondanks het feit dat het fonds een rendement van 5,5% op de beleggingsportefeuille behaalde en de waarde van de bezitting van het fonds daardoor steeg van 328,9 miljoen naar 357,3 miljoen steeg de dekkingsgraad van het fonds niet. Aan het einde van 2010 steeg de marktrente waardoor het fonds op 31 december 2010 een dekkingsgraad van 97,6% had. 18

De Pensioenwet stelt regels voor het geval de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is. Pensioenfondsen zijn verplicht een onderdekking of reservetekort direct te melden bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Het fonds heeft een onderdekking als de dekkingsgraad lager is dan 105% en een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad (ultimo 2009: 129%; ultimo 2010: 127%) Herstelplan Het herstel van de financiële positie van het fonds verliep gedurende het jaar met de nodige schommelingen. In augustus 2010 stond de dekkingsgraad nog op 77,4%. Per ultimo 2010 bedroeg de dekkingsgraad van het fonds 97,6%. Hiermee loopt de ontwikkeling van de dekkingsgraad achter op het herstelpad zoals dit is vastgelegd in het herstelplan. Dekkingsgraad 120% 110% 100% 90% 80% 70% 60% 1-1-2010 Februari April Juni Augustus Oktober December Om herstel van de financiële positie van het fonds te borgen en bevorderen heeft het bestuur in overleg met de sociale partners besloten per 1 januari 2011 een premieverhoging door te voeren. In overeenstemming met het herstelplan en het huidige toeslagenbeleid heeft het bestuur besloten geen toeslagen te verlenen zolang de dekkingsgraad zich onder de Financieel Toetsingskader (FTK) vereiste dekkingsgraad bevindt. Crisisplan Naar aanleiding van de financiële positie van het fonds in augustus 2010 heeft DNB het pensioenfonds verzocht een crisisplan op te stellen. In het crisisplan omschrijft het fonds de maatregelen die het bestuur neemt wanneer het fonds in een crisissituatie komt. Van een crisissituatie is sprake wanneer het pensioenfonds niet of niet volledig kan indexeren, de premie moet verhogen, de pensioenopbouw moet verlagen of de pensioenrechten moet korten. Het bestuur heeft in overleg met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan de mogelijke maatregelen geïnventariseerd. Bij het selecteren van de maatregelen heeft het bestuur van het fonds rekening gehouden met de evenwichtige belangenbehartiging. Het bestuur heeft het crisisplan aan de sociale partners voorgelegd. Op het moment dat aanvullende maatregelen volgens het plan in werking moeten treden, zal het bestuur in overleg treden met de sociale partners. Indien een maatregel als premieverhoging niet kan worden doorgevoerd, zal het bestuur de volgende maatregel in de prioritering doorvoeren. 19

De voorgestelde maatregelen in volgorde van prioriteit zijn: Handhaving van het niet verlenen van toeslag; Het bevriezen van de voortzetting van premiebetaling bij werkloosheid voor werknemers jonger dan 40 jaar; Structurele premieverhoging (mits akkoord sociale partners); Tijdelijke premieverhoging van 1% tot het bereiken van de minimaal vereiste dekkingsgraad (mits akkoord sociale partners); (Tijdelijk) verlagen van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen tot 0,68%; Korten van de pensioenrechten. Opslag voor langer leven Het Actuarieel Genootschap heeft in 2010 een nieuwe prognosetafel gepubliceerd die is gebaseerd op de actuele overlevingsverwachtingen. Vooruitlopend op de publicatie van de nieuwe tafel heeft het fonds besloten de technische voorzieningen per 31 december 2009 met 4% te verhogen. Bij publicatie van de nieuwe tafels is gebleken dat 2,6% (uiteindelijk is 2,5% extra nodig geweest) extra gereserveerd dient te worden. In 2010 is volledig rekening gehouden met de nieuwste prognosetafel. Afkoop kleine pensioenen Het fonds is in 2010 gestart met het afkopen van kleine pensioenen van gewezen deelnemers. Op 31 december 2010 hadden 10.111 gewezen deelnemers inmiddels gebruik gemaakt van het aanbod tot afkoop van hun kleine pensioen. Het afkopen van kleine pensioenen van gewezen deelnemers heeft geleid tot een verhoging van de uitvoeringskosten van 0,5 miljoen. Dit heeft er mede toe geleid dat de premie in 2010 niet kostendekkend is. Het bestuur heeft toch besloten over te gaan tot het afkopen van rechten van gewezen deelnemers omdat de vrijval uit de voorziening groter is dan het saldo van de gedane afkopen en de extra kosten. Per saldo draagt de afkoop bij aan het herstel van het fonds. 2.3 Ontwikkelingen regelgeving en overheidsbeleid Waardeoverdracht en onderdekking Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenfonds. Dit heet waardeoverdracht. Als de dekkingsgraad van een pensioenfonds dat bij waardeoverdracht is betrokken lager is dan 100%, dan mag het pensioenfonds de betreffende waardeoverdracht niet uitvoeren. De waardeoverdracht moet dan worden opgeschort. Ook het fonds had in de periode vanaf mei 2010 een dekkingsgraad lager dan 100%, waardoor alle waardeoverdrachten moesten worden opgeschort. Kabinet wil AOW-leeftijd verhogen, maar valt Het pensioen dat via het fonds is verzekerd is een aanvulling op de AOW-uitkering van de overheid. Sociale partners stemmen de aanvullende pensioenregeling af op de ingangsdatum en de hoogte van de AOW. De inhoud van de AOW-regeling is daarom van belang voor de pensioenregeling (in de bedrijfstak). Het kabinet Balkenende IV kondigde in 2009 plannen aan om de AOW-leeftijd in twee stappen te verhogen naar 67 jaar. Maar op 20 februari 2010 viel het kabinet en de AOW-onderwerpen werden vervolgens controversieel verklaard. Ondertussen schoven sociale partners bij elkaar aan tafel en sloten op 4 juni een Pensioenakkoord. In dit akkoord geven zij hun visie op de aanvullende pensioenen én de AOW. Inhoud Pensioenakkoord Sociale partners willen dat de AOW- en pensioenleeftijd structureel gekoppeld worden aan de levensverwachting. 20

De eerste twee stappen in de verhoging van de AOW leeftijd naar 67 jaar zijn gepland. Sociale partners willen dat de AOW wordt gekoppeld aan de verdiende lonen. De AOW-leeftijd wordt flexibel vanaf 65 jaar. Na verhoging van de AOW-leeftijd kan de werknemer een jaar eerder stoppen met een 6,5% lagere uitkering, voor twee jaar eerder is de korting 13%. Uitstel levert andersom per jaar 6,5% op. Sociale partners willen voor de aanvulling op de AOW naar een pensioencontract dat opeenvolgende generaties dezelfde uitkeringsrechten geeft bij hetzelfde aantal opbouwjaren. Dit moet premieneutraal gebeuren op grond van de fondsspecifieke situatie. In juni 2010 was de bedoeling dat per 2012 de pensioencontracten gemoderniseerd zijn om uitgaande van een stabiele premie schokken op de financiële markten (rente, inflatie en rendement) te kunnen opvangen. Het kabinet Rutte startte op 14 oktober. In het regeerakkoord is aangekondigd dat de AOW-leeftijd wordt verhoogd naar 66 jaar en wordt gekoppeld aan de levensverwachting. Ook is afgesproken dat de fiscale bijdrage aan de pensioenopbouw die maximaal mogelijk is wordt verlaagd in verband met de verhoging van de pensioenleeftijd. Op 1 december schreef minister Kamp aan de Tweede Kamer dat hij in het voorjaar van 2011 met sociale partners en toezichthouders na wil gaan welke aanpassingen nodig zijn in de pensioenwetgeving om voorwaardelijke pensioenen mogelijk te maken en welke communicatievoorschriften daarbij moeten gelden. Opzet nieuw pensioenstelsel In de Pensioenwet is voor de financiering van pensioenfondsen een Financieel Toetsingskader (FTK) vastgesteld. Hierin staat met welke financiële randvoorwaarden (parameters) pensioenfondsen rekening moeten houden. In 2010 is veel gediscussieerd over de rendementen waarmee een pensioenfonds maximaal rekening mag houden en over de manier waarop de rente verwerkt mag worden in de berekening van de benodigde premie. De uitkomst is dat een pensioenfonds vanaf januari 2012 moet rekenen met de nieuwe parameters. Rente van invloed op dekkingsgraad De rentestand is van belang voor het bepalen van de hoogte van de verplichtingen van het fonds. Is de rente laag dan moet er meer geld in kas zijn dan wanneer de rente hoog is. De Stichting van de Arbeid (STAR), de Pensioenfederatie en diverse wetenschappers vinden dat de marktrente verstoord is. Minister Kamp kondigde in zijn brief van 12 november aan de Tweede Kamer aan dat onderzoek zal plaatsvinden naar alternatieve risicovrije rentes. Minister Kamp vond het niet verstandig de rekenrente meteen aan te passen. De uitkomsten van dit onderzoek worden ingebracht in het overleg met sociale partners over de houdbaarheid van het pensioenstelsel. Kosten vermogensbeheer Het bestuur heeft aandacht voor de kosten van vermogensbeheer. In het kader van transparantie zal het bestuur in de loop van 2011 haar communicatiebeleid uitbreiden met betrekking tot de onderwerpen: kosten van vermogensbeheer, de rendementen en het verantwoord beleggen. FVP regeling: bijdrage werklozen 2010 waarschijnlijk gehalveerd De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) helpt werklozen van 40 jaar en ouder pensioen op te bouwen. Het FVP-bestuur maakte op 20 mei bekend dat de FVP-bijdrage lager dan 50% is voor alle instroom na 1 januari 2010. Het uiteindelijke verstrekkingspercentage hangt af van de werkelijke ontwikkelingen. Begin 2013 neemt het FVP-bestuur daarover een definitieve beslissing. De instroom in de FVP-regeling is geheel gestopt per 1 januari 2011. Nieuwe beleidsregel toezichthouders betekent aanscherping toetsing deskundigheid De toezichthouders Autoriteit Financiële Markten (AFM) en DNB hebben op 1 september 2010 een gezamenlijke Beleidsregel deskundigheid ter consultatie aangeboden. De nieuwe beleidsregel gaat per 1 januari 2011 in. Bestuursleden van pensioenfondsen krijgen te maken met aangescherpte deskundigheidseisen. De toezichthouders houden met twee dingen rekening. 21

Ten eerste de functie van de beleidsbepaler en ten tweede de aard, de omvang, de complexiteit en het risicoprofiel van het pensioenfonds. Ieder pensioenfonds moet een risicoprofiel opstellen. Pensioenfondsen moeten ook een functieprofiel opstellen voor ieder bestuurslid. Er is geen ruimte meer voor een inwerkjaar voor nieuwe bestuurders. Anders dan nu toetst DNB niet alleen voordat een bestuurslid benoemd wordt, maar ook tussentijds. Als de toezichthouder daartoe aanleiding ziet, kan een bestuurslid op een later moment nogmaals getoetst worden. Functionarissen van toezichthoudende organen van pensioenfondsen krijgen niet met de toetsing te maken. Er was tot en met 31 oktober 2010 de tijd om te reageren op de consultatieversie van de beleidsregel. De Pensioenfederatie heeft daarvan gebruik gemaakt. De indruk is dat de beleidsregel een hoog abstractieniveau heeft, weinig concreet is en daardoor voor potentiële bestuurders weinig houvast biedt. De Pensioenfederatie is begin 2011 met een uitgewerkt Plan van Aanpak Deskundig n Goed Pensioenfondsbestuur gekomen, op basis waarvan het deskundigheidsplan kan worden aangescherpt. Commissies voor de toekomst van het pensioenstelsel De Commissie Toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen (Commissie Goudswaard) heeft op 27 januari 2010 een rapport uitgebracht. Daarin geeft de commissie te kennen dat zij het Nederlands pensioenstelsel niet toekomstbestendig vindt. Door de vergrijzing en de langere levensverwachting en de kwetsbaarheid voor financiële risico s zijn schokken aan het systeem minder goed met premies op te vangen. De commissie ziet mogelijke oplossingen in het bieden van een lager ambitieniveau of de pensioentoezegging zachter (voorwaardelijker) te maken. Met een zachtere pensioentoezegging zijn er meer risico s voor de deelnemer. De Commissie beleggingsbeleid en risicobeheer (ook wel bekend als de Commissie Frijns) heeft het beleggingsbeleid van pensioenfondsen, de uitvoering en governance onderzocht en vestigde speciale aandacht op de beheersing van risico s. Op 19 januari 2010 werd een rapport door deze commissie uitgebracht. Ook toezichthouder DNB heeft het beleggingsbeleid van pensioenfondsen onderzocht. DNB stuurde op 15 maart een brief aan alle pensioenfondsen met daarin de hoofdlijnen van het DNB onderzoek. DNB heeft met individuele pensioenfondsen afspraken gemaakt om de tekortkomingen bij die fondsen te adresseren. Voor de Pensioenfederatie is dit aanleiding geweest good practices te ontwikkelen. Hiermee kunnen pensioenfondsen concreet aan de slag met de verbetering van het beleggingsbeleid en het risicomanagement. DNB juicht dit initiatief toe en gaat er van uit dat deze good practices straks voor pensioenfondsbesturen een belangrijk hulpmiddel vormen voor het doorvoeren van verbeteringen. Vertegenwoordiging in de Klantenraad In 2010 is de Klantenraad van Syntrus Achmea, de uitvoeringsorganisatie van het fonds, twee keer bijeen gekomen. Het belangrijkste doel van de raad is om gezamenlijk na te denken over belangrijke thema s in de pensioenwereld en de gevolgen voor vastgoedbeleggingen, vermogensbeheer en pensioenbeheer. Daarnaast is de Klantenraad een platform om veranderingen in de dienstverlening en nieuwe innovaties van Syntrus Achmea te toetsen. Zo is de raad betrokken bij de invulling van de dienstverlening op het gebied van risicomanagement. Ook stond de oprichting van het nieuwe bedrijfsonderdeel Strategisch Pensioenmanagement op de agenda. Het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf is lid van de Klantenraad. De leden van de Klantenraad kiezen uit hun midden een Raad van Advies, die ook in 2010 gevraagd en ongevraagd de directie van Syntrus Achmea heeft geadviseerd. 22

2.4 Goed pensioenfondsbestuur Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) In 2010 werd een wetsvoorstel van D66 en VVD door de Tweede Kamer aangenomen. Als de Eerste Kamer hier ook mee akkoord gaat, krijgen pensioengerechtigden ook bij bedrijfstakpensioenfondsen de mogelijkheid om bestuurslid te worden. Het nieuwe kabinet wil medezeggenschap echter in samenhang met de gehele governance van pensioenfondsen oppakken. Intern toezicht: visitatiecommissie Het intern toezicht is vormgegeven via een visitatiecommissie. De visitatiecommissie heeft als opdracht om eens per drie jaar het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds kritisch te bezien. De leden worden benoemd door het bestuur. De leden van de visitatiecommissie dienen te beschikken over meerjarige bestuurlijke ervaring en dienen in staat te zijn het functioneren van het bestuur te beoordelen. De visitatiecommissie dient een onafhankelijk oordeel te vellen over het functioneren van het bestuur als zodanig. In die beoordeling dienen de volgende zaken te worden betrokken: het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks and balances binnen het pensioenfonds; het beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd; het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico s op de langere termijn. De visitatiecommissie heeft na afronding van de visitatie in 2010 aan het bestuur gerapporteerd. De samenvatting van de rapportage is opgenomen in het jaarverslag 2009. Ten behoeve van het eerstvolgende onderzoek benoemt het bestuur nieuwe leden voor de visitatiecommissie. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in de statuten en verder uitgewerkt in een reglement. Zelfevaluatie bestuur Besturen moeten een procedure vaststellen voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat om het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur in stand te houden en/of te verbeteren. De zelfevaluatie heeft plaatsgevonden op 12 november 2010. Naleving van de gedragscode Sinds 2001 heeft het bestuur een gedragscode. Doel van deze gedragscode is het stellen van regels en richtlijnen voor bestuursleden. Deze regels moeten belangenconflicten tussen het fonds en betrokkenen in privé voorkomen. Daarnaast regelen zij hoe bestuursleden moeten omgaan met vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevordert de transparantie en zorgt ervoor dat alle betrokkenen, ook voor hun eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en niet geoorloofd is. Elk bestuurslid verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen naleven. De compliance officer bewaakt verder de naleving van de gedragscode. Vanaf 2009 laat het bestuur de compliance werkzaamheden door haar eigen voorzitter verrichten. Het bestuur is van mening dat compliance beter tot uitdrukking komt in eigen beheer omdat dit open en transparant is. Deskundigheidsbevordering Het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf heeft een deskundigheidsplan waarin de kaders van het toetsen en bevorderen van de collectieve- en individuele deskundigheid van de bestuursleden zijn opgenomen. In het jaar 2010 heeft het bestuur aandacht besteed aan deskundigheid. Er dient immers een afdoende waarborg te bestaan voor het op een behoorlijke wijze besturen van het pensioenfonds. Het bestuur acht het van het grootste belang om haar deskundigheid voldoende te blijven waarborgen. Twee bestuursleden hebben de Opleiding Besturen van een Pensioenfonds gevolgd. 23

Permanente scholing op het gebied van pensioen- en vermogensbeheer is noodzakelijk. De bestuurders volgen daartoe niet alleen opleidingen. Zij bezoeken ook regelmatig themabijeenkomsten van VB, DNB, AFM of andere organisaties. Deze bijeenkomsten bieden de bestuursleden daarnaast de mogelijkheid met andere bestuursleden te overleggen over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van pensioen en vermogensbeheer. Externe toetsing van de bestuursdeskundigheid heeft in het verslagjaar niet plaatsgevonden. Risicobeheer Pensioenfondsen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico s die zich voordoen. DNB hanteert hiervoor het FIRM-model met een beschrijving van tien risicocategorieën. FIRM staat voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode; dit is een methode om de risico s in kaart te brengen. In 2010 is aan de hand van vragenlijsten de risicoperceptie van het bestuur in kaart gebracht. Daarna vonden twee workshops plaats waarin de uitkomsten uit de vragenlijsten werden besproken en waarin vanuit de gedeelde risicoperceptie een rangorde van de risico s werd gemaakt. Via de workshops en de bijbehorende rapportage heeft het bestuur een concreet middel om de kwaliteit van zijn bestuurlijk functioneren te verbeteren. Daarnaast wordt er aantoonbaar invulling gegeven aan de wettelijke eis van DNB tot risicobeheersing. 2.5 Communicatie Ontwikkeling nieuw communicatiebeleid Het pensioenfonds heeft begin 2010 laten onderzoeken of de huidige communicatie voldoet aan de wensen en behoeften van aangesloten werkgevers en deelnemers. En zo niet, hoe het fonds het communicatiebeleid en /of de middelenmix kan verbeteren. Daarvoor zijn 150 werkgevers en deelnemers telefonisch ondervraagd. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek heeft het bestuur de volgende keuzes gemaakt op gebied van communicatiebeleid: In 2010 - In het voorjaar van 2010 is een nieuwsbrief voor deelnemers verzonden; - In het najaar van 2010 is een nieuwsbrief voor deelnemers en gepensioneerden en een brief voor werkgevers met als bijlage de nieuwsbrief voor deelnemers en gepensioneerden verzonden. Met ingang van 2011 - Twee keer per jaar een nieuwsbrief aan deelnemers en gepensioneerden; - Toetsen van communicatie door een klantpanel; - Communicatie rondom maatregelen, bijvoorbeeld extra nieuwsbrief of bijeenkomst; - Twee keer per jaar een nieuwsbrief voor werkgevers; - Pensioenwaaier voor werkgevers. Tijdige verzending UPO s Volgens de Beleidsregel tijdigheid UPO s moesten alle pensioenuitvoerders hun actieve deelnemers uiterlijk 30 september schriftelijk informeren over hun pensioenopbouw met een Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Eind juni 2010 waren alle UPO s van het fonds door de pensioenuitvoerder verzonden. Website Op www.pensioenkappers.nl kunnen werkgevers, (gewezen) deelnemers en hun (ex-)partners informatie vinden over hun pensioenregeling. Het pensioenfonds houdt via de website deelnemers en werkgevers door middel van nieuwsberichten en actualiteiten op de hoogte van ontwikkelingen binnen en buiten het fonds. In augustus 2010 is de website vernieuwd. Op de website zijn actuele nieuwsberichten terug te vinden. De indeling en navigatie zijn aanzienlijk verbeterd. 24

Er kan sneller ingespeeld worden op de ontwikkelingen in de markt door het plaatsen van ondersteunend materiaal. Bovendien is de nieuwe website sneller door technologische aanpassingen. Samen sta jij sterk Op 1 maart startte onder de slogan Jouw Pensioenfonds. Samen sta jij sterk! de VB-publiciteitscampagne van de bedrijfstakpensioenfondsen. Er is een site en er zijn advertenties verschenen in kranten en op populaire internetsites. Het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf heeft op de website een banner opgenomen die rechtstreeks verwijst naar de website www.samenstajijsterk.nl. Pensioenregister van start Het pensioenregister ging op 6 januari 2011 van start. Hierin kan elke Nederlander met zijn DigiD een overzicht van zijn pensioen opvragen. De bedoeling is dat iemand een overzicht krijgt van alle pensioenen die hij of zij in het verleden heeft opgebouwd. Het fonds is op tijd aangesloten bij het pensioenregister. Het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf heeft gegevens aangeleverd aan het Pensioenregister en heeft er mede voor gezorgd dat alle kappers hun pensioensituatie kunnen raadplegen op de website www.mijnpensioenoverzicht.nl. Het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf heeft ook hiervoor op de website een banner opgenomen die rechtstreeks verwijst naar de website www.mijnpensioenoverzicht.nl. 2.6 Toezichthouder AFM en DNB Autoriteit Financiële Markten (AFM) De AFM houdt toezicht op de communicatie van pensioenfondsen. In 2010 heeft de AFM onderzoek gedaan naar de startbrieven van pensioenfondsen en de resultaten van dit onderzoek gepubliceerd. Ook verschenen in 2010 rapportages naar aanleiding van het onderzoek naar de juistheid van de UPO s (2008). De UPO s van het fonds zijn door AFM niet gecontroleerd. Uiteraard is in de UPO s rekening gehouden met de opmerkingen uit het rapport van de AFM. Het fonds is in 2010 niet betrokken geweest bij het onderzoek naar de startbrieven. De Nederlandsche Bank (DNB) DNB is als toezichthouder belast met het prudentieel toezicht. Dit toezicht richt zich op de financiële stevigheid van financiële ondernemingen. Doel is bij te dragen aan de stabiliteit van de financiële sector. Het fonds legt structureel alle wijzigingen in statuten, reglementen, actuariële en bedrijftechnische nota (ABTN) en de jaarstukken aan DNB voor. Ook benoemingen van (plaatsvervangende) bestuursleden worden vooraf getoetst door DNB. 25

26

3 Financieel beleid 27

3.1 Inleiding Doelstelling van het fonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden met inachtneming van de statuten en reglementen. Het is dus belangrijk dat het fonds voldoende geld in kas heeft, zodat er altijd genoeg middelen zijn om toekomstige uitkeringen te kunnen betalen. Het bestuur gebruikt hiervoor de beleidsinstrumenten premiebeleid, toeslagenbeleid, beleggingsbeleid en de pensioenregeling. In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het bestuur inzicht in de voorzieningen en reserves. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid. De pensioenregeling komt aan bod in hoofdstuk 4. 3.2 Premie De premie voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen bedroeg in 2010 6,2% van de pensioengrondslag. Hiervan kan de werkgever maximaal 3,1% op het loon van de werknemer inhouden. Bij de pensioengrondslag gaat het fonds uit van het loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). De maximumgrens waarover premie wordt geheven bedroeg in 2010 48.715. Het bestuur toetst of de premie-inkomsten voldoende zijn om de pensioenregeling uit te voeren. Indien de premie in de toekomst onvoldoende blijkt te zijn, zal het bestuur in overleg gaan met de sociale partners om of de pensioenregeling of de premieruimte aan te passen. Het bestuur heeft besloten met ingang van 1 januari 2011 de premie te verhogen naar 7,2% om zorg te dragen voor een kostendekkende premie. 3.3 Toeslag In 2010 heeft het bestuur besloten geen toeslagen te verlenen over dit jaar. Door de financiële crisis is de dekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad gebleven. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre het de ingegane pensioenen en de opgebouwde pensioenaanspraken verhoogt door het verlenen van een toeslag. Dit is alleen mogelijk voor zover de beschikbare financiële middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Daarnaast moet het bestuur rekening houden met de strikte eisen die het Financieel Toetsingskader (FTK), onderdeel van de Pensioenwet, aan de dekkingsgraad van het fonds stelt. Het besluit van het bestuur vindt mede plaats op basis van een schriftelijk advies van de actuaris. Toeslagen zijn altijd voorwaardelijk. Het bestuur hanteert de volgende staffel als leidraad voor toeslagverlening: bij een dekkingsgraad onder de door het FTK vereiste dekkingsgraad: geen toeslag; bij een dekkingsgraad boven de door het FTK vereiste dekkingsgraad: volledige toeslag. Het toeslagenbeleid van het fonds voorziet niet in onvoorwaardelijke inhaalindexatie. Het bestuur streeft naar jaarlijkse verlening van een toeslag die maximaal gelijk is aan de stijging van het indexcijfer loonontwikkeling zoals het CBS dit hanteert. De jaarlijkse toeslag wordt in beginsel verleend per 1 oktober. 28

Het CBS gaat uit van het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers in particuliere bedrijven, inclusief bijzondere uitkeringen, over de periode van december tot december voorafgaand aan 1 oktober. Per 1 oktober 2010 heeft het fonds de pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen over 2009 niet verhoogd. In de voorgaande twee jaren heeft het fonds de pensioenaanspraken eveneens niet kunnen verhogen. Dit heeft tot gevolg dat zowel per 1 oktober 2009 als per 1 oktober 2008 0% toeslag is verleend. Het fonds financiert de toeslagen uit overrendementen. Het fonds houdt geen bestemmingsreserve aan voor toeslagen en berekent geen premie voor de vorming van een dergelijke reserve. 3.4 Pensioenvermogen en voorzieningen Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar. Pensioen- Bedragen x 1.000 euro vermogen Technische voorzieningen Dekkingsgraad Stand per 1 januari 2010 333.746 302.838 110,2% Beleggingsresultaten 17.925 4.048 Premiebijdragen 20.222 15.692 Uitkeringen -8.666-10.161 Wijziging marktrente - 49.875 Wijziging actuariële uitgangspunten - 7.606 Overige -3.328-1.270 Stand per 31 december 2010 359.899 368.628 97,6% Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. De uitkomsten van de nieuwe AG prognosetafel 2010-2060 laten een duidelijke verbetering van de levensverwachting zien ten opzichte van de uitkomsten uit de AG Prognosetafel 2005 2050. De publicatie van de nieuwe prognosetafel is aanleiding geweest om ook de grondslag voor ervaringssterfte te evalueren. Het fonds heeft daarvoor in 2010 een onderzoek verricht naar de gehanteerde ervaringssterfte. Het onderzoek is gebaseerd op data van de branche Retail over de periode 2001 tot en met 2009. Op basis van het onderzoek heeft het fonds besloten de ervaringssterfte voor hoofdverzekerden en medeverzekerden aan te passen. De overgang naar de nieuwe prognosetafel en nieuwe ervaringssterfte zorgt voor een stijging van de technische voorzieningen van 6,5% per 31 december 2009. In de jaarrekening 2009 was, in afwachting op de publicatie van de nieuwe AG prognosetafel, een opslag voor verwachte verbeterde overlevingskansen genomen van 4,0%. Per saldo resulteert een verdere verhoging van de technische voorziening met 7,2 miljoen in het huidig boekjaar. Dit is onderdeel van de wijziging actuariële uitgangspunten in bovenstaande tabel. 29

Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: Bedragen x 1.000 euro 2010 2009 2008 2007 2006 Premieresultaat 1.380-304 5.692 3.239 2.759 Interestresultaat -35.998 67.417-140.911 22.074 17.300 Overig resultaat -5.018-8.053-1.927-4.499-246 -39.636 59.060-137.146 20.814 19.813 De vergelijkende cijfers tot en met 2006 zijn niet gecorrigeerd voor het effect van de per 1 januari 2007 doorgevoerde stelselwijziging FTK. De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: 2010 2009 2008 2007 2006 Dekkingsgraad ultimo 97,6% 110,2% 90,9% 156,3% 139,8% Gemiddelde interest van verplichtingen 3,3% 4,0% 3,5% 5,0% 4,0% De per ultimo 2010 bepaalde voorziening kan gevonden worden door het actuarieel contant maken van de verworven pensioenaanspraken tegen een gelijkblijvende rekenrente van 3,3% (2009: 3,8%). Vanaf 2010 vermelden wij in bovenstaand overzicht deze constante rente in plaats van de rente die uitgaande van de duration gevonden wordt in de ultimo van het boekjaar geldende rentetermijnstructuur. De dekkingsgraad wordt als volgt berekend: de som van de technische voorzieningen, het stichtingskapitaal en de reserves, gedeeld door de technische voorzieningen. De cijfers over 2006 gaan voor vaststelling van de aanwezige dekkingsgraad uit van de Actuariële Principes Pensioenfondsen. Sinds 2007 gaan alle fondsen uit van het in de Pensioenwet opgenomen Financiële Toetsingskader Pensioenfondsen (FTK). Het fonds bevindt zich ultimo 2010 in een situatie van reservetekort aangezien de dekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad van 127%. Er is eveneens sprake van een dekkingstekort omdat de dekkingsgraad lager is dan 105%. 30

3.5 Actuariële analyse 2010 2009 Bedragen x 1.000 EUR EUR Premieresultaat Premiebijdragen gecorrigeerd voor premievrijstelling 20.221 22.328 Pensioenopbouw -15.692-20.035 Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitvoerings kosten -96-332 Pensioenuitvoeringskosten -3.053-2.265 Totaal 1.380-304 Interestresultaat Beleggingsresultaten 17.925 34.268 Rentetoevoeging technische voorziening -4.048-7.838 Wijziging marktrente -49.875 40.987 Totaal -35.998 67.417 Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdacht van rechten) 98 166 Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) 974 3.570 Resultaat op uitkeringen 1.495-1 Indexering en overige toeslagen -11-4 Wijziging overige actuariële uitgangspunten -7.606-12.149 Overige baten 93 132 Overige lasten -61 233 Totaal -5.018-8.053 Totaal saldo van baten en lasten -39.636 59.060 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De solvabiliteit van het fonds is niet toereikend. Er is zowel sprake van een reservetekort als een dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen maakt het fonds gebruik van het standaard model van DNB. 31

Oordeel van de waarmerkend actuaris over de vermogenspositie De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Ten aanzien van de financiering van de voorwaardelijke toeslagverlening wordt opgemerkt dat het pensioenfonds niet voldoet aan de wettelijke consistentie vereisten met betrekking tot het voorwaardelijk toeslagbeleid. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf is naar de mening van de waarmerkend actuaris slecht, vanwege het dekkingstekort. 3.6 Beleggingen 3.6.1 Terugblik economie en financiële markten Van bankencrisis naar landencrisis in 2010 Het jaar 2010 was weer een turbulent jaar. Nadat overheden in Europa en de VS tijdens de kredietcrisis miljarden spendeerden aan het redden van de financiële sector, werd duidelijk dat ook staatsschulden niet onbeperkt kunnen oplopen. Voor veel landen liep de schuld al decennia lang op en het was de vraag hoe lang de obligatiemarkt nog genoeg vertrouwen in deze landen zou hebben om deze van kapitaal te voorzien. Voor Griekenland werd deze vraag al vroeg in 2010 beantwoord. De risico-opslag op de rente (versus Duitsland) liep enorm op en het land dreigde zichzelf niet meer te kunnen financieren op de kapitaalmarkt. De EU en het IMF kwamen uiteindelijk op 2 mei overeen om voor 110 miljard Euro noodkredieten aan Griekenland te verstrekken. Kort daarop werd de Europees Financieel Stabiliteits Faciliteit (EFSF) gecreëerd waar ook andere landen gebruik van konden maken, want ook het vertrouwen in Ierland en Portugal nam al snel af. Het grootste risico was dat landen als Spanje en Italië ook in de problemen kwamen omdat voor het redden van landen met deze omvang er waarschijnlijk te weinig draagvlak zou zijn bij het electoraat in de overige landen. Ondanks alle problemen was de groei in de Eurozone nog positief en het IMF schat dat die voor 2010 ongeveer 1,7% zal bedragen. Het herstel in de VS zette zelfs verder door en het BBP groeide op basis van de laatste schattingen met 2,7%. De groei in de meeste opkomende markten was zelfs weer veel hoger. Echter in een aantal opkomende markten begint inflatie weer een probleem te worden. De aandelenbeurzen in de VS en opkomende markten lieten tegen deze achtergrond ook weer gezonde stijgingen zien. De beurzen in Europa hadden veel last van de Europese schuldencrisis en bewogen zijwaarts. De verschillen binnen Europa waren echter groot want de Duitse economie deed het bijzonder goed in 2010 (ca. 3,5% groei) en de Duitse aandelenbeurs deed het veel beter dan de andere Europese beurzen. Daarbij kwam dat Duitse staatsobligaties ook nog eens zeer geliefd waren doordat zij als een vluchthaven fungeerden voor beleggers die uit het staatspapier van de Europese probleemlanden stapten. De Duitse 10-jaars rente daalde tot ca. 2,1% in augustus. Het dalen van de lange rente zorgde in 2010 ook voor een daling van de dekkingsgraden van veel pensioenfondsen die hun verplichtingen beperkt hadden afgedekt. In het vierde kwartaal steeg de lange rente echter fors naar bijna 3% waardoor de druk op de dekkingsgraden weer wat afnam. 3.6.2 Gevoerd beleid Gedurende 2010 is het beleggingsbeleid aan de hand van de uitkomsten van de ALM-studie vorm gegeven. Hierbij zijn meerdere scenario s bekeken. Vastrentende waarden en aandelen zijn in de beleggingsportefeuille de belangrijkste vermogenscategorieën, maar in mindere mate ook private equity en vastgoed. Het jaar werd afgesloten met een overweging in aandelen ten opzichte van vastrentende waarden. 32

Per saldo werd een totaal rendement behaald van 5,8% op de vermogensbeheerportefeuille. Door de gedaalde rente over geheel 2010 namen de pensioenverplichtingen toe. Het renterisico is niet afgedekt en deze dalende rente heeft hierdoor een negatief effect op de dekkingsgraad gehad. Portefeuillewaarde De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel: 2010 2009 Bedragen x 1.000.000 Bedrag Percentage Normportefeuille Bedrag Percentage Aandelen 98,9 27,7% 22,0% 81,9 24,9% Vastrentende waarden 230,3 64,5% 62,0% 201,1 61,1% Alternatieve beleggingen 5,7 1,6% 1,0% 4,1 1,3% Vastgoed 21,5 6,0% 14,0% 38,7 11,8% Liquide middelen 0,9 0,2% 1,0% 3,1 0,9% Totaal 357,3 100% 100,0% 328,9 100% Rendementen Onderstaande tabel geeft de performance weer, uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin voor het pensioenfonds wordt belegd. 2010 2010 Portefeuille Benchmark Aandelen 14,9% 15,1% Vastrentende waarden 3,0% 1,9% Alternatieve beleggingen 0,0% 1,5% Vastgoed 1,7% 3,8% Liquide middelen 2,0% 0,4% Totaal 5,8% 5,4% Aansluiting met de jaarrekening In bovenstaande tabel wordt een voor vermogensbeheer gebruikelijke rubricering gehanteerd die echter afwijkt van die in de jaarrekening. De volgende posten vanuit de jaarrekening worden meegenomen in bovenstaand overzicht: belegde waarden in betreffende beleggingscategorie verminderd met de negatieve derivaten vermeerderd met de liquide middelen vermeerderd met de opgelopen rente in de beleggingsdebiteuren. 33

Tactische Asset Allocatie (TAA) 2010 werd ingegaan met een overwogen positie op aandelen ten opzichte van vastrentende waarden. Deze werd in het derde kwartaal verminderd vanwege de oplopende volatiliteit en risico s in de aandelenmarkten. Per saldo heeft TAA over 2010 een negatieve bijdrage geleverd aan het resultaat. Vastrentende waarden De schuldencrisis in de Eurozone zorgde in 2010 voor veel onrust op de kapitaalmarkt. Het wantrouwen van beleggers in de Europese overheidsfinanciën bleef de gemoederen bezig houden. De trend van oplopende risicopremies van Spanje, Portugal, Ierland en Griekenland werd in de tweede helft van het jaar nog eens versterkt, nadat deze in de eerste helft al flink was opgelopen. Het oplopen van de landenrisicopremies werd veroorzaakt door grotere risicoaversie bij beleggers, de zogenaamde flight to quality in Duitse- en Nederlandse staatsleningen. Door de daling van de creditrating van Griekenland, verdween dit land zelfs uit de benchmark van de vastrentende waarden. Het gevoerde beleid binnen de Europese vastrentende waarden portefeuille kenmerkte zich door een onderweging van de posities in de zgn. PIIGS landen (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland en Spanje). Vooral door deze positie wist de vastrentende waarden manager een rendement te behalen van 3,0%, een outperformance van 1% (afgerond) ten opzichte van het benchmark rendement van 1,9%. Aandelen De aandelenmarkten hebben in 2010, net als in 2009, stevig positieve rendementen laten zien. De eerste helft van 2010 begon nog negatief en beweeglijk, voornamelijk als gevolg van de Europese schuldencrisis. In de tweede helft van 2010 echter lieten de aandelenmarkten een gestage stijging zien, nadat de angst bij beleggers voor een double-dip scenario afnam. Grote uitzondering hierop waren de aandelenmarkten van landen die hoofdrolspelers zijn in de Europese schuldencrisis. Deze markten wisten het verlies eerder in het jaar in de tweede helft van 2010 niet in te lopen. Mede vanwege de sterker wordende dollar bleef de Europese aandelenmarkt met een rendement van 11% achter bij de Amerikaanse aandelenmarkt en de aandelenmarkten in Azië (respectievelijk rendement van bijna 23% en ruim 23%). In het algemeen hebben vooral aandelen met sterke groeikarakteristieken en blootstelling naar opkomende markten goed gepresteerd. De aandelenportefeuille van het pensioenfonds was in beperkte mate minder gepositioneerd naar zulke ondernemingen waardoor met een rendement van 14,9% een underperformance resulteerde ten opzichte van het benchmarkrendement dat uitkwam op 15,1%. Private Equity In 2010 trokken de Private Equity markten weer aan en was er bijna een verdubbeling van nieuwe investeringen te zien ten opzichte van 2009. Fondsen konden lastig nieuw geld aantrekken bij investeerders, maar naar verwachting is er van onder andere pensioenfondsen oplopende belangstelling om in Private Equity te investeren. Zowel in de VS als Europa werd nieuwe regelgeving met betrekking tot alternatieve investeringen ontwikkeld. In november 2010 is het Alternative Investment Managers Directive goedgekeurd. Deze regelgeving gaat vanaf 2013 in wanneer de lidstaten de lokale regelgeving hebben aangepast. Vastgoed De dynamiek op de beleggingsmarkt is in 2010 verbeterd, echter het beleggingsvolume ligt nog onder het langjarige gemiddelde. In de periode 2000 2009 lag dit volume op 6,9 miljard. Vooral de vraag naar vastgoed op A-locaties is in 2010 aanzienlijk geweest. Aanvangsrendementen in dit A-locatie segment zijn hierdoor gedaald. De B-en C-locaties laten echter een ander beeld zien, waarbij actuele waarden en huurniveaus dalen. 34

De gebruikersmarkten laten een verdeeld beeld zien, met enerzijds gebruikers die kosten besparingen doorvoeren en het ruimtegebruik efficiënter inzetten en anderzijds gebruikers die vol vertrouwen op zoek zijn naar uitbreiding. De verwachting is dat de vastgoedmarkt in 2011 een doorzettend maar gematigd herstel zal laten zien. Het secundaire vastgoed zal onder druk blijven staan. Het rendement over 2010 kwam uit op 1,7%, een underperformance vanwege tegenvallende waarderingen. 3.6.3 Corporate governance en verantwoord beleggen Het pensioenfonds vindt het belangrijk invulling te geven aan verantwoord beleggen. Het verantwoord beleggen beleid bestaat uit de volgende onderdelen: Uitsluiten van controversiële wapens Het gaat hier om bedrijven die kernwapens, biologische wapens, chemische wapens, anti persoonsmijnen of clusterbommen produceren. Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds belegt aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema s gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. In 2010 stonden twee nieuwe thema s centraal, Global Compact milieuschendingen en Medewerkertevredenheid en gezondheid. Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Syntrus Achmea Vermogensbeheer stemde voor de beleggingspools in 2010 op 892 vergaderingen. In totaal passeerden 11.358 agendapunten de revue. In 2010 werd in ongeveer 10% van alle agendapunten tegen het management gestemd. Op de website van het fonds (www.pensioenfondskappers.nl) wordt uitgebreid gerapporteerd over het verantwoord beleggen beleid, het uitsluitingsbeleid en het stembeleid. 3.6.4 Vooruitzichten Het grote thema van de komende jaren zal, net als de afgelopen jaren, het afbouwen van schulden blijven (bij banken en overheden). Dit zal een negatief effect op de economische groei hebben en zal in grote delen van Europa versterkt worden door een krimpende beroepsbevolking ten gevolge van de vergrijzing. Daarom wordt de komende ca. 5 jaar een nieuw (lager) groeipad voor de Eurozone (gemiddeld 1,5% groei) en de VS (gemiddeld 2,25% groei) verwacht, een lage inflatie van gemiddeld 1,8% in Europa en de VS in combinatie met zeer lage korte rentes verwacht. Door deze lage rentes en onconventionele maatregelen door centrale banken is het risico op een forse inflatie (>5%) wel toegenomen op de wat langere termijn, de komende 2 jaar wordt dit nog niet verwacht. Niet voor alle landen en sectoren zal afbouw van schulden nodig zijn en in sommige landen is er zelfs ruimte voor een daling van de spaarquote of een stijging van de schulden van huishoudens en overheden. Dit geldt vooral voor Opkomende Markten die een steeds grotere impact op de wereldeconomie krijgen. Een omgeving van lage rentes en een op mondiale schaal redelijke groei is gunstig voor aandelen. Daarbij komt dat veel bedrijven (behalve financiële instellingen) in tegenstelling tot overheden slechts weinig schulden hebben. Er wordt niet uitgesloten dat de grote hoeveelheden cash op de balansen van non-financials in 2011 tot een golf van fusie en overnames zullen leiden. Al met al is de situatie positief voor aandelen, zij het dat de Europese schuldencrisis nog regelmatig voor hoge volatiliteit zal zorgen. 35

Voor de lange rente van de kernlanden in Europa (Duitsland, Frankrijk, Nederland) is de situatie minder positief. Deze rentes zijn te laag doordat de obligaties van deze landen lange tijd als veilige haven voor beleggers fungeerden. Echter ook deze landen kennen kredietrisico en kunnen daarnaast met een stijgende inflatie te maken krijgen. Voor deze risico s wordt men bij de huidige rente niveaus onvoldoende gecompenseerd. 3.6.5 Z-SCORE Op 24 april 1998 is de Vrijstellings- en boetebesluit Wet BPF 2000 officieel in werking getreden. Deze regeling is uitgevaardigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en heeft als belangrijkste doel ondernemingen vrijstelling te verlenen van de verplichtstelling van deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds indien de beleggingsperformance van het fonds ontoereikend is. Op basis van artikel 5 lid 1a Vrijstellingsregeling moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Volgens de vrijstellingsregeling zal de performancetoets worden toegepast over de periode 2006 tot en met 2010. Indien de uitkomst van de performancetoets lager valt dan de waarde 0 kan een werkgever vanaf 1 januari 2011 een verzoek indienen tot vrijstelling van deelname. De performancetoets over de periode 2006 tot en met december 2010 bedraagt -0,15. Daarmee blijft de performancetoets achter bij het vereiste minimum. Over 2010 is een z-score behaald van 0,06. Gedurende het jaar is er sprake geweest van een zwevende benchmark (floating benchmark). De benchmarkgewichten zweven als gevolg van de benchmarkrendementen die weer het gevolg zijn van de marktbeweging. Van floating benchmarks is sprake als de asset allocatie van de portefeuille meebeweegt met de asset allocatie van de benchmark. Hierbij zal de asset allocatie van de portefeuille aan het einde van de maand gebruikt worden als de norm voor de asset allocatie van de benchmark voor de komende maand. Er is hierbij vanuit het oogpunt van risicovermindering geen sprake meer van tactische asset allocatie. 3.7 Risicoparagraaf Het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de Pensioenwet. De regelgeving van het FTK werkt de economische risico s voor pensioenfondsen verbonden aan onder meer aandelen, valuta s en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet, binnen de kaders van het geformuleerde risicobeleid, in op maximalisatie van het rendement op het vermogen. Bij de analyses en afwegingen wordt het pensioenfonds geadviseerd door Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Actuarieelrisico Door toepassing van de prognosetafels AG 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte wordt gereserveerd voor een in de toekomst verwachte verbetering van de overlevingskansen (langleven risico). Overige relevante actuariële risico s waar rekening mee wordt gehouden zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico s. Renterisico Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. 36

Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat inflatie de waarde van de beleggingen aantast in termen van koopkracht. Het inflatierisico kan worden verkleind door meer inflatiegevoelige beleggingen in de portefeuille op te nemen. Keerzijde daarvan is dat zulke inflatiegevoelige beleggingen de kans kunnen vergroten dat het fonds niet aan haar nominale pensioenverplichtingen kan voldoen. Valutarisico Valutarisico is het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Dit risico is voor het fonds beperkt, aangezien het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille bestaat uit in euro s genoteerde waarden. Aandelen- en onroerend goed risico Dit is voornamelijk het koersrisico van beleggingen in de verschillende onroerend goed- en aandelenmarkten. Door dit risico te lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een extra rendement gehaald dat het fonds gebruikt om aan haar doelstellingen te voldoen. Dit risico wordt beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en spreiding over regio s en sectoren. Met het risico dat uiteindelijk overblijft wordt rekening gehouden in de ALM-studie. Tegenpartij-/kredietrisico Het risico dat de tegenpartij niet (meer) aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen worden de tegenpartijen nauwgezet geselecteerd. Daarnaast worden transacties over meerdere aanbieders gespreid en wordt in sommige gevallen onderpand geëist. Liquiditeitsrisico Het risico dat een belegging niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd. Ook dit risico wordt beheerst doordat de vermogensbeheerder de beleggingsportefeuille op zo een manier opzet dat het naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare, gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten. Operationele risico s Het fonds beheerst operationele risico s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan haar dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels voor procuratie, functiescheiding, chinese walls, enzovoort. In de jaarrekening worden de risico s van het fonds uitgebreid toegelicht in paragraaf 7.5.7. 37

38

4 Pensioenregeling 39

4.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in statuten en reglementen die in 2010 zijn doorgevoerd aan de orde. 4.2 De kenmerken van de pensioenregeling Pensioensysteem Het pensioensysteem is een middelloonregeling. Toetredingsleeftijd Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het pensioenfonds, neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt. Pensioenrichtleeftijd De pensioenrichtleeftijd is 65 jaar. Pensioengrondslag De pensioengrondslag is het bruto jaarsalaris met een maximum van 47.802,-,. Opbouwpercentage ouderdomspensioen Elk jaar wordt 0,85% van de pensioengrondslag opgebouwd aan ouderdomspensioen. Partnerpensioen Het partnerpensioen bedraagt 70% van het te behalen ouderdomspensioen. Wezenpensioen Het halfwezenpensioen bedraagt 20% van het te behalen partnerpensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar of tot 27 jaar voor studerende kinderen. Als beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen verdubbeld. Premie De premie bedraagt 6,2% van de pensioengrondslag. Zie voor verdere informatie ook paragraaf 3.2. Toeslagenbeleid Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre de ingegane pensioenen en de opgebouwde pensioenaanspraken verhoogd worden door het verlenen van een toeslag. Toeslagen zijn altijd voorwaardelijk. Premievrijstelling Als een deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw is over dit inkomensgedeelte geen bijdrage verschuldigd. 40

4.3 Wijzigingen reglementen Pensioenreglement Het pensioenreglement werd per 1 januari 2010 op een aantal punten gewijzigd: aanpassing van de begrippenlijst voor wat betreft het begrip werknemer met daarin opgenomen dat een stagiair met een stage overeenkomst niet als werknemer in de zin van de sociale werknemersverzekeringen wordt aangemerkt; aanpassing van het begrip aanvang deelneming met de woorden : op de eerste dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt ; aanpassing van artikel 11 lid 4 met de toevoeging dat de deelnemer geboren moet zijn in de periode tot en met 31 december 1984; aanpassing van de periode genoemd in de bepalingen met betrekking tot afkoop, uitruil en vervroeging. Het pensioenreglement werd per 1 april 2010 op een aantal punten gewijzigd: een verduidelijking van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor ANW-gat-pensioen; verduidelijking van het beleid omtrent niet uitgekeerde pensioentermijnen; aanpassing van het pensioenreglement conform Wet verevening bij pensioenrechten. Uitvoeringsreglement Het uitvoeringsreglement werd per 1 april 2010 gewijzigd: het uitvoeringsreglement is in overeenstemming gebracht met de toeslagenmatrix. Huishoudelijk reglement bestuurlijke commissies Per 1 oktober 2010 werd een huishoudelijk reglement voor bestuurlijke commissies ingevoerd. Reglementswijzigingen per 1 januari 2011 Het pensioenreglement wordt per 1 januari 2011 op een aantal punten gewijzigd: aanpassing van de hoogte van de premie naar 7,2% van de pensioengrondslag; aanpassing van het reglement zodat in uitzonderlijke gevallen een beroep kan worden gedaan op geen premie geen recht ; het vervallen van de premievrije voortzetting bij werkloosheid als gevolg van de afschaffing van de FVP-regeling; het vervallen van de beleggingsadviescommissie. 41

4.4 Slotopmerkingen In de op de volgende pagina s opgenomen jaarrekening staan de financiële gegevens over het boekjaar 2010 vermeld. Met vriendelijke groet, namens het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf, De Meern, 24 juni 2011 R.F.M. van der Weerd Voorzitter G.J. van Valkenburg Secretaris 42

5 Verantwoordingsorgaan 43

5.1 Oordeel 2010 Algemeen Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds is met ingang van 1 januari 2009 ingesteld. Op basis van de Principes voor goed pensioenfonds-bestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van: het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening inzake het verslagjaar 2010 kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2010, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen en de ABTN in 2010. Bevindingen Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Wetgeving en reglementen Het verantwoordingsorgaan heeft ten aanzien van de doorvoering van wijzigingen in wet- en regelgeving in reglementen en het beleid van het fonds geen opmerkingen of bevindingen. Wel verzoekt het verantwoordingsorgaan het bestuur aandacht te besteden aan de opmerkingen en aanbevelingen van de certificerend actuaris. Toeslagbeleid Het verantwoordingsorgaan heeft gekeken naar het gevoerde toeslagbeleid en heeft geconstateerd dat er een weloverwogen keuze is gemaakt om geen toeslag te verlenen. Premiebeleid Het verantwoordingsorgaan is geïnformeerd over de stappen die het bestuur op het gebied van premiebeleid heeft genomen. Het verantwoordingsorgaan staat achter de verhoging van de premie per 1 januari 2011. 44

Beleggingsbeleid (inclusief Corporate Governance en Verantwoord Beleggen) In de vergaderingen van 31 mei en 27 september heeft het verantwoordingsorgaan naar het beleggingsbeleid en fiduciair pensioenmanagement gekeken. Het verantwoordingsorgaan verzoekt het bestuur de aanbevelingen van de certificerend actuaris op te volgen. Risicobeleid Het verantwoordingsorgaan constateert dat het bestuur onderzoek heeft gedaan naar - en beleid heeft geformuleerd ten aanzien van - de risico s waar het fonds nu en in de toekomst mee te maken kan krijgen. Het verantwoordingsorgaan merkt tevens op dat er nog steeds sprake is van een renterisico en verzoekt het bestuur mogelijkheden om dit risico te verkleinen, te onderzoeken. Financiële positie van het pensioenfonds Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de financiële positie van het fonds aan de hand van de geleverde documenten over 2010 goed is weergegeven. Het verantwoordingsorgaan constateert dat er een verschil is tussen de voorzieningen en de verplichtingen die het fonds heeft. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de financiële positie van het fonds in 2010 zorgelijk was en dat het bestuur hierop passende maatregelen heeft genomen. Communicatiebeleid Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur goede stappen heeft ondernomen op het gebied van communicatie. In de bestuursvergadering van 3 december heeft het verantwoordingsorgaan het bestuur geadviseerd het ingezette communicatiebeleid structureel vast te houden. Oordeel Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel. Het verantwoordingsorgaan van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf is van oordeel dat: het bestuur voldoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; het handelen van het bestuur in 2010 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen; het bestuur in 2010 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn; het bestuur gedegen en logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt. De Meern, 27 mei 2011 Het Verantwoordingsorgaan van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf De heer mr. C.B. de Groot De heer P. Kalle De heer R. van Uden 45

46

6 Deelnemersraad 47

Verslag van de deelnemersraad De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd of ongevraagd over aangelegenheden die het fonds betreffen. Het bestuur van het fonds stelt de deelnemersraad in de gelegenheid een advies uit te brengen over besluiten met betrekking tot onder andere: wijziging van de statuten en reglementen van het fonds; vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de ABTN en een langetermijnherstelplan; vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten; vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid, danwel het verlenen van toeslagen; het terugstorten van premie of geven van premiekorting. De deelnemersraad is in het verslagjaar viermaal bijeengekomen. Zij heeft hierbij gebruik gemaakt van haar recht tot advisering en van het recht om van gedachten te wisselen met het bestuur over zaken die nu en in de toekomst van belang zijn voor deelnemers, oud deelnemers en gepensioneerden. De deelnemersraad heeft in 2010 over een groot aantal onderwerpen geadviseerd. Op een aantal onderwerpen wordt nader ingegaan: Jaarverslag 2010 Toeslagverlening Crisisplan Communicatiebeleid Sterftetafels Opleiding Jaarverslag 2010 De deelnemersraad heeft tijdens een gezamenlijke vergadering met de voorzitters van het bestuur van het fonds kennis genomen van de inhoud van het jaarverslag en de jaarrekening 2010. De deelnemersraad is van mening dat het jaarverslag en de jaarrekening een overzichtelijk beeld geven van de ontwikkelingen van het fonds in het jaar 2010. Toeslagverlening De deelnemersraad heeft op basis van een notitie inzake het verlenen van toeslag over de opgebouwde rechten tot en met 31 december 2009 het bestuur geadviseerd: per 1 oktober 2010 geen toeslag te verlenen; toeslag te verlenen als de dekkingsgraad van het fonds weer boven het vereiste niveau ligt. Crisisplan Op verzoek van De Nederlandsche Bank heeft het fonds een crisisplan opgesteld. De leden van de deelnemersraad hebben samen met het bestuur intenstief gediscussieerd over mogelijke maatregelen die een fonds kan nemen in een crisissituatie. De deelnemersraad heeft hierbij met name gelet op een evenwichtige belangenafweging tussen deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. De deelnemersraad heeft ingestemd met de door het bestuur ingediende maatregelen. Communicatiebeleid De leden van de deelnemersraad geven aan tevreden te zijn met het initiatief van het bestuur om een nieuwsbrief aan deelnemers te verzenden. De deelnemersraad is van mening dat de leesbaarheid van het uniform pensioenoverzicht sterk verbeterd is en heeft deze mening met het bestuur gedeeld. 48

Sterftetafels Inzake de publicatie van nieuwe sterftetafels door het Actuarieel Genootschap (AG), heeft de deelnemersraad het bestuur geadviseerd: Akkoord te gaan met gebruik van de nieuwe AG prognosetafel; Akkoord te gaan met het door Syntrus Achmea verrichte onderzoek met betrekking tot de ervaringssterfte. Opleiding De deelnemersraad heeft op 12 oktober 2010 een opleiding gevolgd over risicomanagement en vermogensbeheer. Daarnaast heeft de deelnemersraad advies uitgebracht over de volgende onderwerpen: ABTN FVP regeling Wijzigingen pensioenreglement Incassobeleid Opslag excassokosten Pension Fund Governance Rapport visitatiecommissie Rapport communicatie 0- meting Jaarplanning 2011 Premie 2011 Huishoudelijk reglement en statuten De Meern, 27 mei 2011 De deelnemersraad van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf De heer P. Kalle De heer W.H. Wemmers De heer R. Van Uden 49

50

7 Jaarrekening 51

In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf de jaarrekening. In de eerste paragrafen vindt u de jaarrekening. In hoofdstuk 8 en 9 volgen de verklaringen van de waarmerkend actuaris en accountant van het fonds. De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro s, tenzij anders is aangegeven. 7.1 Balans per 31 december 2010 BALANS (na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten) Toelichting 2010 2009 (x 1.000) *) EUR EUR Activa Beleggingen voor risico fonds 7.5.1 357.285 328.922 Vorderingen en overlopende activa 7.5.2 2.123 4.490 Overige activa 7.5.3 1.042 847 360.450 334.259 Passiva Stichtingskapitaal en reserves 7.5.4-8.728 30.908 Technische voorzieningen 7.5.5 366.301 301.557 Overige voorzieningen 7.5.5 2.327 1.281 Overige schulden en overlopende passiva 7.5.6 550 513 360.450 334.259 *) De nummering verwijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in %) 97,6 110,2 52

7.2 Staat van baten en lasten over 2010 Toelichting 2010 2009 (x 1.000) EUR EUR Baten Premiebijdragen risico fonds 7.6.1 20.221 22.328 Beleggingsresultaten risico fonds 7.6.2 17.925 34.268 Overige baten 7.6.3 93 132 38.239 56.728 Lasten Pensioenuitkeringen 7.6.7 8.666 2.947 Pensioenuitvoeringskosten 7.6.8 3.053 2.265 Mutatie technische voorzieningen: Pensioenopbouw 7.6.4 15.692 20.035 Indexering en overige toeslagen 7.6.5 11 4 Rentetoevoeging 7.6.6 4.049 7.838 Onttrekking pensioenuitkeringen -10.161-2.946 Mutatie pensioenuitvoeringskosten 96 332 Wijziging marktrente 7.6.11 49.875-40.987 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 7.6.14-403 -394 Wijziging overige actuariële uitgangspunten 7.6.12 7.606 12.149 Overige wijzigingen in de technische voorzieningen 7.6.13-975 -3.570 65.790-7.539 Saldo overdrachten van rechten 7.6.14 305 228 Overige lasten 7.6.15 61-233 77.875-2.332 Saldo van baten en lasten -39.636 59.060 53

Samenvatting van de actuariële analyse 2010 2009 (x 1.000) EUR EUR Premieresultaat 1.380-304 Interestresultaat -35.999 67.416 Overig resultaat -5.017-8.052 Saldo van baten en lasten -39.636 59.060 Bestemming van het saldo van baten en lasten 2010 2009 (x 1.000) EUR EUR Beleidsreserves -52.094 51.093 Bestemmingsreserve beleggingen 12.182 8.237 Bestemmingsreserve AOP regeling 276-270 Saldo van baten en lasten -39.636 59.060 54

7.3 Kasstroomoverzicht over 2010 2010 2009 (x 1.000) EUR EUR Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies 22.532 20.489 Ontvangen waardeoverdrachten 3 1 Betaalde pensioenuitkeringen -8.625-2.931 Betaalde waardeoverdrachten -367-232 Betaalde pensioenuitvoeringskosten -2.882-2.166 Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten 10.661 15.161 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen 236.752 184.518 Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 10.606 11.385 Aankopen beleggingen -259.454-209.046 Betaalde kosten van vermogensbeheer -624-703 Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten -12.720-13.846 Mutatie liquide middelen -2.059 1.315 Stand liquide middelen per 1 januari 3.983 2.668 Stand liquide middelen per 31 december *) 1.924 3.983 *) De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd: - deel opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds 880 3.136 - overige liquide middelen (opgenomen onder de Overige activa) 1.044 847 1.924 3.983 In de jaarrekening 2010 zijn in het kasstroomoverzicht onder liquide middelen zowel de liquide middelen die verantwoord zijn onder beleggingen voor risico fonds als de liquide middelen die verantwoord zijn onder overige activa aangemerkt als liquide middelen. De vergelijkende cijfers voor 2009 zijn aangepast. 55

7.4 Algemene toelichting 7.4.1 Inleiding Het doel van het fonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in branche verplicht gestelde aangesloten werkgevers. 7.4.2 Overeenstemmingverklaring De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de Pensioenwet en Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Overeenkomstig de wijziging van artikel 146 van de Pensioenwet per 2 juli 2009 is artikel 390 Titel 9 Boek 2 BW niet langer van toepassing. Hiermee vervalt voor de pensioenfondsen vanaf 1 januari 2009 de verplichting tot het opnemen van een herwaarderingsreserve. Het bestuur heeft op 17 juni 2011 de jaarrekening opgemaakt 7.4.3 Grondslagen voor de waardering Algemeen Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op reële waarde. Slechts indien de reële waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Voor de overige activa en passiva geldt, tenzij in de specifieke grondslagen hieronder anders is aangegeven, dat deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Deze boekwaarde benadert de reële waarde als gevolg van het korte termijnkarakter van deze vorderingen en schulden. De gehanteerde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en de Pensioenwet vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. 56

Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid BW vereiste inzicht noodzakelijk geacht wordt, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen nader toegelicht in de toelichting bij de jaarrekening. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post nog af te wikkelen transacties. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. 57

31 december 2010 gemiddeld 2010 31 december 2009 gemiddeld 2009 31 december 2008 EUR EUR EUR EUR EUR AUD 1,309 1,452 1,595 1,775 1,955 CAD 1,333 1,419 1,504 1,616 1,728 CHF 1,250 1,367 1,483 1,496 1,509 DKK 7,452 7,447 7,441 7,444 7,447 GBP 0,857 0,873 0,888 0,902 0,916 HKD 10,429 10,777 11,125 10,923 10,721 JPY 108,806 121,187 133,568 131,637 129,706 NOK 7,798 8,043 8,288 9,017 9,746 SEK 9,019 9,632 10,244 10,701 11,158 USD 1,342 1,388 1,435 1,409 1,383 Beleggingen voor risico fonds Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op reële waarde. Participaties in beleggingspools en -instellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de reële waarde. De reële waarde wordt gebaseerd op taxatiewaarde. De taxaties worden verricht door onafhankelijke deskundigen. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. Beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurskoers per balansdatum. Niet-beursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen. Indien de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken van de waarderings - grondslagen van het fonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van kostprijs of lagere marktwaarde. De kostprijs zijn de gedane uitgaven, inclusief bouwrente. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar reële waarde geherwaardeerd Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. 58

De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de per balansdatum geldende beurskoers, onder toevoeging van opgelopen rente. Leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito s en vorderingen op banken worden gewaardeerd op nominale waarde Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Creditposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden. Overige beleggingen Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Stichtingskapitaal en reserves Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de technische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. 59

In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel ToetsingsKader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het tekort. Beleidsreserve De Beleidsreserve is gelijk aan de totale reserve onder aftrek van de Bestemmingsreserve beleggingen en de Bestemmingsreserve AOP regeling. Bestemmingsreserve beleggingen Deze gebonden reserve wordt aangehouden als buffer voor neerwaartse koersfluctuaties van beleggingen. De omvang van deze reserve wordt bepaald aan de hand van de standaardtoets van DNB. Zie hiervoor de paragraaf solvabiliteitsrisico in het hoofdstuk Risicobeheer en derivaten (7.5.7 Toelichting op de balans.) Bestemmingsreserve AOP regeling Als onderdeel van de algehele technische voorziening wordt een voorziening van AOP gevormd op gelijke sterfte-en interestgrondslagen als de voorziening van de basisregeling. Voor revalidatie hanteren wij (net als bij premievrijstelling) 90%. Het resultaat op de AOP regeling wordt jaarlijks gedoteerd of onttrokken aan de AOP reserve. Technische voorzieningen voor risico fonds Technische voorzieningen De technische voorzieningen wordt gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door de DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Bij de berekening van de technische voorzieningen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31 december 2010: Rekenrente: De per 2010 bepaalde voorziening wordt ook gevonden door het actuarieel contant maken van de verworven pensioenaanspraken tegen een gelijkblijvende rekenrente van 3,34% (2009: 3,80%). Overlevingstafels: AG prognosetafels 2010-2060, waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een leeftijdsafhankelijke factor die zijn gebaseerd op de ervaringssterfte van het fonds. Voor de berekening van de technische voorzieningen voor nog niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt een partnerfrequentie gehanteerd volgens de sterftetafel GBM/V 1985-1990, met uitzondering van de leeftijden 60 tot en met 65. 60

Voor deze leeftijden wordt 100% gehanteerd. Vanaf leeftijd 65 wordt de werkelijke burgerlijke staat gehanteerd. Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Kostenopslag ter grootte van 2,0 % van de technische voorzieningen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is uitgegaan van een revalidatiekans van 10 %. Niet opgevraagd pensioen: Voor pensioen dat nog niet is ingegaan omdat de deelnemer onvindbaar is of niet reageert wordt de reservering 5 jaar volledig in stand gehouden en vervolgens in 10 jaar lineair afgeschreven tot nihil. Schattingswijziging technische voorzieningen voor risico fonds De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de reële marktwaarde van de technische voorzieningen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. De huidige grondslag voor overlevingskansen is gebaseerd op de door het Actuarieel Genootschap (AG) in 2010 gepubliceerde Prognosetafel 2010-2060. De AG Prognosetafel 2010-2060 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De publicatie van de nieuwe prognosetafel is aanleiding geweest om de sterftegrondslagen die het fonds hanteert te herzien. Het fonds heeft daarvoor in 2010 een onderzoek verricht naar de gehanteerde ervaringssterfte. Op basis van het onderzoek heeft het fonds besloten de ervaringssterfte voor hoofdverzekerden en medeverzekerden aan te passen. De overgang naar de nieuwe prognosetafel gewijzigde ervaringssterfte leidt tot een stijging van de TV van 6,5% per 31 december 2009. In de jaarrekening 2009 was in afwachting op de publicatie van de nieuwe AG prognosetafel een opslag voor verwachte verbeterde overlevingskansen genomen van 4,0%. Per saldo resulteert een vermeerdering van de TV van 7,2 miljoen in het huidig boekjaar. In het mutatieoverzicht Technische voorzieningen is dit verantwoord onder de regel wijziging actuariële uitgangspunten. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze schattingswijzigingen is verantwoord in het resultaat van het verslagjaar. Overige technische voorzieningen Onder het hoofd Overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico s voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Hierin zijn voor dit pensioenfonds begrepen de overgangsmaatregel voor deelnemers die zijn geboren in de periode 1948 tot en met 1955 en onafgebroken deelnemers zijn vanaf 31 december 2006. Er wordt extra ouderdomspensioen over het verleden ingekocht. De inkoop vindt plaats op de pensioneringsdatum. 7.4.4 Grondslagen voor de resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. 61

Premiebijdragen risico fonds Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen, alsmede premies van de Stichting Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico fonds (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten De kosten uit hoofde van beheervergoeding alsmede transactiekosten gerelateerd aan beleggingen zijn in mindering gebracht op de directe en indirecte beleggingsopbrengsten. Pensioenopbouw De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar. Rentetoevoeging technische voorzieningen De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijn structuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar. Onttrekking uit technische voorzieningen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorzieningen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. 62

Mutatie technische voorzieningen voor pensioenuitvoeringskosten Jaarlijks valt een percentage van de uitkeringen vrij uit de technische voorzieningen ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten). Daarnaast wordt een percentage van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de reële rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Overige baten en lasten De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen. 7.4.5 Grondslagen kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. De kasstromen worden derhalve bepaald op basis van de staat van baten en lasten, gecorrigeerd voor de mutatie van de daarmee samenhangende balansposities. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten. 63

7.5 Toelichting op de Balans 7.5.1 Beleggingen voor risico fonds Overzicht totale waarde per beleggingscategorie Vastgoed- Aandelen Vastrentende Derivaten Overige Totaal beleggingen waarden beleggingen Ultimo 2010 EUR EUR EUR EUR EUR EUR Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie 21.085 98.866 225.268 14 5.707 350.940 Beleggingsdebiteuren 389 76 5.015 - - 5.480 Liquide middelen 308 - - 128 444 880 Beleggingscrediteuren -12-2 - -1 - -15 Stand per 31 december 2010 21.770 98.940 230.283 141 6.151 357.285 Vastgoed- Aandelen Vastrentende Derivaten Overige Totaal beleggingen waarden beleggingen Ultimo 2009 EUR EUR EUR EUR EUR EUR Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie 38.689 81.775 196.463 7 4.075 321.009 Beleggingsdebiteuren 157 121 4.646 - - 4.924 Liquide middelen 1.528 - - 458 1.149 3.135 Beleggingscrediteuren -145 - - -1 - -146 Stand per 31 december 2009 40.229 81.896 201.109 464 5.224 328.922 64

Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie Vastgoed- Aandelen Vastrentende Derivaten Overige Totaal beleggingen waarden (1) beleggingen Ultimo 2010 EUR EUR EUR EUR EUR EUR Stand per 1 januari 2010 38.689 81.775 196.463 7 4.075 321.009 Aankopen / verstrekkingen 2.790 56.711 117.742 55.411 26.800 259.454 Verkopen / aflossingen -20.746-50.256-86.634-54.011-25.199-236.846 Overige mutaties 1.457-1.457 - - - - Gerealiseerde herwaardering -835 304-239 -1.388 20-2.138 Ongerealiseerde herwaardering -270 11.789-2.064 20 11 9.486 21.085 98.866 225.268 39 5.707 350.965 Mutatie derivaten passiva - - - -25 - -25 Stand per 31 december 2010 21.085 98.866 225.268 14 5.707 350.940 (1) De hieronder opgenomen waarden betreffen belegde gelden in derivaten welke onder de activa zijn opgenomen onder de beleggingen voor risico pensioenfonds, met daarop in mindering gebracht de derivaten welke onder de passiva als onderdeel van de overige schulden zijn opgenomen. 65

Vastgoed- Aandelen Vastrentende Derivaten Overige Totaal beleggingen waarden beleggingen Ultimo 2009 EUR EUR EUR EUR EUR EUR Stand per 1 januari 2009 37.110 49.296 179.373-8 6.985 272.756 Aankopen / verstrekkingen 5.433 25.168 100.835 45.101 32.499 209.036 Verkopen / aflossingen -6.084-8.152-89.708-45.123-35.572-184.639 Overige mutaties 161-245 3-92 11 Gerealiseerde herwaardering 249 1.086 940 8 62 2.345 Ongerealiseerde herwaardering 1.820 14.622 5.020-3 9 21.468 38.689 81.775 196.463-25 4.075 320.977 Mutatie derivaten passiva - - - 32-32 Stand per 31 december 2009 38.689 81.775 196.463 7 4.075 321.009 Reële waarde Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de reële waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: 66

marktnoteringen waarderingsmodellen- totaal (direct en afgeleid) en technieken EUR EUR EUR Actief per 31 december 2010 Vastgoedbeleggingen 34 21.051 21.085 Aandelen 98.866-98.866 Vastrentende waarden 223.004 2.264 225.268 Derivaten - 14 14 Overige beleggingen 5.707-5.707 Passief per 31 december 2010 327.611 23.329 350.940 Derivaten -7-7 Actief per 31 december 2009 Vastgoedbeleggingen 13.243 25.446 38.689 Aandelen 81.775-81.775 Vastrentende waarden 195.907 556 196.463 Derivaten - 7 7 Overige beleggingen 4.075-4.075 Passief per 31 december 2009 295.000 26.009 321.009 Derivaten -32-32 Schattingen van de reële waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Schatting van reële waarde Vastgoed Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en technieken betreft voornamelijk direct vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert binnen, de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen. 67

Aandelen Van de belegde waarde in aandelen staat de waarde van private equity beleggingen opgenomen als vastgesteld op basis van waarderingsmodellen en technieken. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving. Vastrentende waarden Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld betreft hoofdzakelijk de leningen op schuldbekentenis en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat reeds vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de rentevoet welke hierbij wordt gehanteerd: 2010 2009 % % Vastrentende waarden 3,15 3,56 Derivaten Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen. Deze kasstromen worden op basis van de zero coupon swapcurve contant gemaakt. Overige beleggingen Het niet marktgenoteerde deel van de overige beleggingen betreft beleggingen in infrastructuur. Het fonds neemt alleen via tussenkomst van externe fondsbeheerders deel in infrastructurele beleggingen. Voor de waardering van deze beleggingen wordt uitgegaan van de waardebepaling welke is opgesteld ten behoeve van deze externe fondsbeheerders. De waardering vindt plaats op basis van fair value. De wijze waarop de fair value wordt bepaald is afhankelijk van de externe fondsbeheerder en van de aard van de belegging. De volgende variabelen kunnen hierbij een rol spelen: de aanschafwaarde voor wat betreft recente investeringen; toekomstige kasstromen; waarde van de activa; waardering van vergelijkbare objecten. Belegde waarden in vastgoed 2010 2009 EUR EUR Direct vastgoed 15.225 22.105 Indirect vastgoed 5.860 16.584 Stand per 31 december 21.085 38.689 100% van het direct vastgoed is getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs. De directe vastgoedportefeuille is voor 100% in Nederland belegd. In hoofdstuk 7.5.7 is de segmentatie van vastgoed naar regio opgenomen. Objecten in het boekjaar verkocht maar met levering in het volgende boekjaar zijn niet als verkoop in het boekjaar verantwoord. 68

Belegde waarden in aandelen 2010 2009 EUR EUR Zelfstandig beursgenoteerde aandelen 32.365 39.639 Aandelenbeleggingsfondsen 66.501 42.136 Stand per 31 december 98.866 81.775 Per balansdatum zijn net als in 2009 geen aandelen uitgeleend. Belegde waarden in vastrentende waarden 2010 2009 EUR EUR Obligaties 162.490 135.209 Credit funds 58.801 53.602 Leningen op schuldbekentenissen 2.264 3.308 Hypotheken - 464 Inflation linked bonds 1.713 3.880 Stand per 31 december 225.268 196.463 Per balansdatum zijn net als in 2009 geen obligaties uitgeleend. Belegde waarden in derivaten 2010 2009 EUR EUR Overige derivaten 14 7 Stand per 31 december 14 7 Belegde waarden in overige beleggingen 2010 2009 EUR EUR Beleggingsfondsen 5.707 4.075 Stand per 31 december 5.707 4.075 69

Beleggingsdebiteuren 2010 2009 EUR EUR Nog af te wikkelen transacties 357 126 Te vorderen bedragen uit hoofde van: - dividend 39 43 - dividend- en couponbelasting 46 78 - interest 5.015 4.646 - huur 23 31 Stand per 31 december 5.480 4.924 Beleggingscrediteuren 2010 2009 EUR EUR Nog af te wikkelen transacties -2-91 Te betalen bedragen uit hoofde van: - dividend- en couponbelasting - -34 - interest -1 - - huur -10-15 Overige -2-6 Stand per 31 december -15-146 7.5.2 Vorderingen en overlopende activa Specificatie vorderingen en overlopende activa 2010 2009 EUR EUR Vordering op werkgevers 460 670 Nog te factureren premie 1.629 3.808 Overige vorderingen 34 12 Stand per 31 december 2.123 4.490 70

Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar Nadere specificatie Vorderingen op werkgevers 2010 2009 EUR EUR Werkgevers 1.884 2.218 Voorziening dubieuze debiteuren -1.424-1.548 Stand per 31 december 460 670 In 2010 is een bedrag van 124 onttrokken aan de voorziening (2009: onttrekking 233). Er werd een bedrag van 185 aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2009: 40). 7.5.3 Overige activa 2010 2009 EUR EUR Liquide middelen 1.042 847 Stand per 31 december 1.042 847 Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing. 71

7.5.4 Stichtingskapitaal en reserves Mutatieoverzicht eigen vermogen Beleids Bestemmings Bestemmings Totaal reserves -reserve -reserve beleggingen AOP regeling Ultimo 2010 EUR EUR EUR EUR Stand per 31 december 2009-58.776 87.383 2.301 30.908 Uit bestemming saldo van baten en lasten -52.094 12.182 276-39.636 Stand per 31 december 2010-110.870 99.565 2.577-8.728 Overeenkomstig de wijziging van artikel 146 van de Pensioenwet per 2 juli 2009 is artikel 390 Titel 9 Boek 2 BW niet langer van toepassing. Hiermee vervalt voor de pensioenfondsen vanaf 1 januari 2009 de verplichting tot het opnemen van een herwaarderings reserve. Het fonds had per ultimo 2008 geen afzonderlijke herwaarderingsreserve omdat de bestemmingsreserve hoger was dan het wettelijk minimum van de herwaarderingsreserve. Beleids Bestemmings Bestemmings Totaal reserves -reserve -reserve beleggingen AOP regeling Ultimo 2009 EUR EUR EUR EUR Stand per 31 december 2008-109.869 79.146 2.571-28.152 Uit bestemming saldo van baten en lasten 51.093 8.237-270 59.060 Stand per 31 december 2009-58.776 87.383 2.301 30.908 72

Solvabiliteit 31 december 2010 31 december 2009 EUR % EUR % Aanwezig vermogen 359.900 98 333.746 110 Af: technische voorzieningen op FTK-waardering 368.628 100 302.838 100 Eigen vermogen -8.728-2 30.908 10 Af: vereist eigen vermogen 99.565 27 87.383 29 Vrij vermogen -108.293-29 -56.475-19 Minimaal vereist eigen vermogen 20.354 6 16.258 5 Dekkingsgraad 97,6 110,2 Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het fonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel ten minste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het fonds zich in een situatie van reservetekort. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB. Herstelplan Het herstelplan is opgesteld in 2009 en 1 juli 2009 goedgekeurd door toezichthouder DNB. Het herstelplan is in het boekjaar onverkort van toepassing. In het kortetermijnherstelplan wordt uitgegaan van een stijging van de dekkingsgraad per 31 december 2013 tot het niveau van het minimaal vereiste eigen vermogen. De dekkingsgraad per 31 december 2010 is 97,6% en ligt daarmee achter op de verwachting van het herstelplan (ultimo 2010 97,8%). Eind 2010 heeft het fonds een crisisplan opgesteld. In het langetermijnherstelplan is uitgegaan van een stijging van de dekkingsgraad per 31 december 2023 tot het niveau van het vereiste eigen vermogen (bij vaststelling per 31 december 2008 was dit 125%). Het herstel van het vermogen van het pensioenfonds is gebaseerd op het op 30 maart 2009 bij DNB ingediende herstelplan. Op 1 juli 2009 is dit herstelplan door DNB ongewijzigd goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: Geen toeslag te verlenen zolang de dekkingsgraad zich meer dan 5%-punt onder de FTK vereiste dekkingsgraad bevindt. Mocht het herstel achterblijven wordt daarna eerst gekeken naar de premie. Daarna worden maatregelen genomen als het verlagen van de opbouw en het invoeren van een franchise. Als laatste wordt het korten van de opgebouwde pensioenrechten ingezet. 73

Daarnaast heeft het bestuur een crisisplan opgesteld. Indien met de herstelopslag in de premie de hersteltermijnen nog niet gehaald kunnen worden, zal het bestuur het opbouwpercentage verlagen van 0,85% naar 0,68%. Het bestuur zal alleen tot het korten van de uitkeringen overgaan als voorgaande maatregelen niet voldoende bijdragen aan het korte termijn herstel. Het bestuur heeft het volgende besluit genomen: Zolang als het fonds in een situatie van herstel zit, zal de voortzetting bij werkloosheid worden bevroren. Als er sprake is van onderdekking, moet de premie minimaal bijdragen aan herstel tot de minimaal vereiste dekkingsgraad. Daarnaast is het uitgangspunt een herstelopslag op de premie van 1,0 procentpunt zolang als zonder aanvullende maatregelen niet aan de hersteltermijnen kan worden voldaan. Indien met de herstelopslag in de premie de hersteltermijnen nog niet gehaald kunnen worden, zal het bestuur het opbouwpercentage tijdelijk verlagen. Het bestuur zal alleen tot het korten van de uitkeringen overgaan als voorgaande maatregelen niet voldoende bijdragen aan het korte termijn herstel. Het bestuur past differentiatie toe in de te verlenen korting om zo goed mogelijk rekening te houden met de belangen van de diverse groepen. In beginsel zullen de actieve deelnemers niet gekort worden gezien het feit dat de hierboven genoemde maatregelen deze groep ook al volledig raken. Gepensioneerden worden met de helft minder gekort dan de slapers, omdat gepensioneerden de korting direct in de uitkering merken, terwijl slapers veelal nog tijd hebben om een aanvullende voorziening te treffen of te kunnen herstellen. 7.5.5 Technische voorzieningen Specificatie technische voorzieningen naar aard 2010 2009 EUR EUR Basisregeling 359.839 295.827 Voorziening (A)AOP 45 47 Voorziening premievrijstelling / IBNR 6.417 5.683 Voorziening inkoop OM 2.327 1.281 Stand per 31 december 368.628 302.838 74

Mutatieoverzicht technische voorzieningen 2010 2009 EUR EUR Stand per 1 januari 302.838 310.377 Pensioenopbouw 15.692 20.035 Indexering en overige toeslagen 11 4 Rentetoevoegingen 4.049 7.838 Onttrekking voor pensioenuitkeringen -10.161-2.946 Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten 96 332 Wijziging marktrente 49.875-40.987 Wijziging overige actuariële uitgangspunten 7.606 12.149 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten -403-394 Overige wijzigingen -975-3.570 Stand per 31 december 368.628 302.838 Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten lasten. Specificatie technische voorzieningen naar categorieën deelnemers 2010 2009 EUR EUR Actieve deelnemers 161.846 126.985 Pensioengerechtigden 38.224 32.482 Gewezen deelnemers 154.996 131.815 Overigen 6.334 5.618 Netto pensioenverplichtingen 361.400 296.900 Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling 7.228 5.938 Stand per 31 december 368.628 302.838 De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. 75

Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 0,85% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het loon Wfsv tot maximaal het maximum loon Wfsv. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is verplicht vanaf de leeftijd van 21 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre de ingegane pensioenen en de opgebouwde pensioenaanspraken verhoogd worden door middel van het verlenen van een toeslag. Een toeslag wordt alleen verleend voor zover de beschikbare financiële middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Deze beoordeling vindt mede plaats op basis van een schriftelijk advies van de actuaris. Het bestuur streeft ernaar jaarlijks een toeslag te verlenen die maximaal gelijk is aan de stijging van het CBS-indexcijfer. De jaarlijkse toeslag wordt in beginsel verleend per 1 oktober. Onder het CBS-indexcijfer wordt verstaan: het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers in particuliere bedrijven, inclusief bijzondere uitkeringen, over de periode van december tot december voorafgaand aan 1 oktober. De voorwaardelijke toeslagen worden gefinancierd uit overrendementen. De premie bevat dus geen opslag voor toeslagen. Voor de voorwaardelijke toeslagen is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Het bestuur hanteert als leidraad de volgende staffel: bij een dekkingsgraad onder de FTK vereiste dekkingsgraad: geen toeslag bij een dekkingsgraad hoger dan de FTK vereiste dekkingsgraad: volledige toeslag Per 1 oktober 2010 zijn de pensioenen niet verhoogd. In de voorgaande drie jaren zijn de pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen verhoogd met respectievelijk 0% per 1 oktober 2009, met 0% per 1 oktober 2008, en met 1,7% per 1 oktober 2007. 7.5.6 Overige schulden en overlopende passiva Specificatie overige schulden en overlopende passiva 2010 2009 EUR EUR Schulden aan werkgevers 65 81 Uitkeringen -2 1 Derivaten 7 32 Belastingen en premies sociale verzekeringen 98 55 Waardeoverdrachten 28 88 Overige schulden 354 256 Stand per 31 december 550 513 76

Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De overlopende passiva bestaan overwegend uit nog te betalen kosten aan uitvoerder/accountant/actuaris. Nadere specificatie Derivaten 2010 2009 EUR EUR Overige derivaten 7 32 Stand per 31 december 7 32 7.5.7 Risicobeheer en derivaten Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. 77

Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt: 31 december 2010 31 december 2009 EUR EUR EUR EUR Technische voorzieningen (FTK-waardering) 368.628 302.838 Buffers: S1 Renterisico 73.242 66.781 S2 Risico zakelijke waarden 35.948 29.069 S3 Valutarisico 16.661 12.666 S4 Grondstoffenrisico - - S5 Kredietrisico 6.344 2.234 S6 Verzekeringstechnisch risico 17.486 14.976 S7 Liquiditeitsrisico - - S8 Concentratierisico - - S9 Operationeel risico - - Diversificatie-effect -50.116-38.343 Aanvulling tot minimum vereist vermogen - - Totaal S (vereist eigen vermogen conform art. 132 PW) 99.565 87.383 Vereist vermogen 468.193 390.221 Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden) 359.900 333.746 Tekort -108.293-56.475 Het pensioenfonds heeft er niet voor gekozen risico s af te dekken met derivatencontracten. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe, waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen in evenwichtssituatie, gebaseerd op de strategische asset mix. 78

Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: beleggingsbeleid premiebeleid herverzekeringsbeleid toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het fonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico s die het fonds loopt nader toegelicht. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden, directe vastgoed en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de marktwaarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer. Waarde balanspost 31 december 2010 31 december 2010 31 december 2009 EUR Duration van de vastrentende waarden 225.268 5 5 Duration van de technische voorzieningen 368.628 29 28 79

Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde duration-mismatch. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de reële marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de duration-mismatch. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de duration-mismatch verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaald. Met een swaption kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Hiervoor betaalt het fonds een premie. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico s worden afgedekt en worden nieuwe risico s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico). Het pensioenfonds heeft er voor gekozen om het renterisico niet af te dekken middels derivaten. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31 december 2010 31 december 2009 EUR % EUR % Resterende looptijd < 1 jaar 8.976 4,0 9.776 5,0 Resterende looptijd <> 5 jaar 97.242 43,2 85.980 43,8 Resterende looptijd > 5 jaar 119.050 52,8 100.707 51,2 225.268 100 196.463 100 Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico gehedged worden middels het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. 80

De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt: 31 december 2010 31 december 2009 EUR % EUR % Winkels 3.270 15,5 7.955 20,6 Woningen 11.955 56,7 14.150 36,6 Participaties in vastgoedmaatschappijen 5.860 27,8 16.584 42,8 21.085 100 38.689 100 De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: 31 december 2010 31 december 2009 EUR % EUR % Nederland 21.050 99,8 26.211 67,8 Buitenland binnen EU 26 0,1 12.042 31,1 Buitenland buiten EU 9 0,0 436 1,1 21.085 100 38.689 100 De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: 31 december 2010 31 december 2009 EUR % EUR % Beleggingsinstelling 45.779 46,2 42.136 51,4 Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) 10.436 10,6 9.133 11,2 Nijverheid en industrie 15.821 16,0 10.241 12,5 Handel 11.242 11,4 7.569 9,3 Overige dienstverlening 13.010 13,2 10.597 13,0 Diversen 2.578 2,6 2.099 2,6 98.866 100 81.775 100 81

De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: 31 december 2010 31 december 2009 EUR % EUR % Nederland 21.736 22,0 4.336 5,3 Buitenland binnen EU 31.508 31,9 22.692 27,7 Buitenland buiten EU 45.622 46,1 54.747 67,0 98.866 100 81.775 100 Valutarisico Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2010 circa 63.571 (2009: 53.381). Van dit bedrag is 0% (2009: 0%) afgedekt naar de euro. Het strategische beleid van het fonds is om geen valutaposities af te dekken. Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. 31 december 31 december 2010 2009 EUR EUR EUR EUR vóór valutaderivaten netto netto positie (na) positie (na) EUR 293.705-293.705 275.514 AUD - - - -161 CHF 4.697-4.697 3.262 DKK 1.730-1.730 5.680 GBP 13.067-13.067 14.872 HKD - - - 159 JPY 5.525-5.525 5.611 NOK 2.650-2.650 204 SEK 1.297-1.297 888 USD 34.605-34.605 22.866 Overige - - - -5 357.276-357.276 328.890 Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Over beursgenoteerde derivaten wordt geen kredietrisico gelopen. 82

Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven: 2010 2009 EUR EUR Nederlandse overheidsinstellingen 16.324 10.849 Buitenlandse overheidsinstellingen 150.851 128.896 Beleggingsinstellingen 1.973 - Financiële instellingen 38.933 31.356 Handel- en industriële bedrijven 9.369 - Andere instellingen 7.818 25.362 225.268 196.463 De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel: 2010 2009 EUR EUR Mature markets 222.943 194.355 Emerging markets 2.325 2.108 225.268 196.463 Beleggingen waarvan de uitgevende partij is gevestigd in Azië (exclusief Japan), Latijns Amerika of Rusland worden gerekend tot de regio Emerging Markets. Beleggingen uit de beleggingsportefeuille waarvan van uitgevende partijen in overige landen zijn gevestigd, worden gerekend tot beleggingen in Mature markets. 83

Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven: 31 december 2010 31 december 2009 EUR % EUR % AAA 122.607 54,4 110.992 56,5 AA 34.187 15,2 17.993 9,2 A 56.621 25,1 54.412 27,7 BBB 8.318 3,7 7.562 3,8 BB 836 0,4 288 0,1 C - 0,0 5.216 2,7 Overig 2.699 1,2-0,0 225.268 100 196.463 100 Verzekeringtechnisch risico (actuariële risico s) Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorzieningen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het fonds is om het overlijden- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet her te verzekeren. Indexatierisico (actuariële risico s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in looninflatie, demografie, de rente, en het rendement. Hierbij wordt rekening gehouden met de strategische beleggingsmix 2011. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Het beleid en de ambitie inzake indexatie en toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post Indexering en overige toeslagen. 84

Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het fonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal of welke meer dan 5% van de beleggingscategorie waartoe de belegging behoort, uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2010 de volgende posten (percentage ten opzichte van het totaal van de betreffende assetcategorie in 2010 respectievelijk 2009): 31 december 2010 31 december 2009 EUR % EUR % Frankrijk (Sovereigns) 30.501 13,5 28.181 14,3 Duitsland (Sovereigns) 37.328 16,6 37.058 18,9 Italie (Sovereigns) 31.563 14,0 29.238 14,9 Nederland (Sovereigns) 13.698 6,1 8.301 4,2 Spanje (Sovereigns) 12.329 5,5-0,0 Griekenland - 0,0 5.881 3,0 Nederland (Corporates) 8.024 3,6-0,0 Verenigde Staten (Corporates) 6.919 3,1-0,0 Belgie (Sovereigns) 8.478 3,8 6.067 3,1 Duitsland (Sub-Sovereigns) 5.965 2,6-0,0 Spanje (Collateralized) 4.843 2,1-0,0 159.647 71 114.726 58 In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Overige niet-financiële risico s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. 85

Dergelijke risico s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert. Hierdoor zijn beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar en kunnen zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekent inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten voornamelijk om het valutarisico en het renterisico af te dekken. Een van de belangrijkste risico s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik wordt gemaakt van onder meer het volgende instrument: Credit Default Swaps (CDS): dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij het risico op het niet nakomen van de rente- en aflossingsverplichtingen op een bedrijfsobligatie wordt geruild tegen een vaste risicovergoeding. Het is ook mogelijk dat het fonds zo n vergoeding ontvangt om juist het risico te willen lopen. Met behulp van deze instrumenten kan de blootstelling naar bedrijven in de vastrentende waarden portefeuille worden beheerd. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2010: Type contract Contractomvang Actuele waarde activa Actuele waarde passiva EUR EUR EUR Overige derivaten 3.900 14 7 Dit betreft credit default swaps ter afdekking van een kredietrisico. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2009: Type contract Contractomvang Actuele waarde activa Actuele waarde passiva EUR EUR EUR Overige derivaten 2.600 7 32 Dit betreft credit default swaps ter afdekking van een kredietrisico. 86

7.5.8 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Ontvangen zekerheden en garanties Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. voor een periode van november 2005 tot en met 31 december 2011. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt 2.746 (2009: 2.591). De totale verplichting voor de resterende looptijd bedraagt 2.174. Investering- en stortingsverplichtingen Er bestaan per balansdatum geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). Voorwaardelijke verplichtingen Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het fonds en heeft het fonds tevens geen juridische procedures aangespannen tegenover derden. Verstrekte zekerheden en garanties Het fonds heeft per balansdatum geen zekerheden of garanties ontvangen. 87

7.6 Toelichting op de staat van baten en lasten 7.6.1 Premiebijdragen risico fonds 2010 2009 EUR EUR Werkgeversgedeelte 10.063 11.143 Werknemersgedeelte 10.063 11.143 FVP bijdragen 95 42 20.221 22.328 De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 6,2% van de loonsom. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2010 2009 EUR EUR Kostendekkende premie 22.523 27.842 Feitelijke premie 20.221 22.328 Gedempte premie 20.945 21.857 De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december 2009 gepubliceerd door DNB). Het bestuur heeft de gedempte premie vastgesteld op 4% rekenrente. Dit is een prudente inschatting van het toekomstige rendement. De feitelijke premie is lager dan de gedempte premie. De premie is derhalve niet kostendekkend. Het bestuur heeft de premie vanaf 1 januari 2011 verhoogd naar 7,2%. 88

De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: 2010 2009 EUR EUR Kosten pensioenopbouw 15.692 20.035 Pensioenuitvoeringskosten 3.053 2.265 Solvabiliteitsopslag 4.624 5.210 Mutatie technische voorzieningen voor excassokosten 96 332 Afslag i.v.m. toetsing op oude grondslagen -942-22.523 27.842 Bij de opstelling in bovenstaande tabel is rekening gehouden met het feit dat het fonds andere sterftegrondslagen (AG Prognosetafel 2005-2050) hanteerde toen de premie werd vastgesteld. Het verschil tussen de benodigde premie op oude en huidige grondslagen (AG Prognosetafel 2010-2060 en gewijzigde ervaringssterfte) is opgenomen onder Afslag in verband met toetsing op oude grondslagen. De solvabiliteitsopslag wordt berekend door het percentage vereist vermogen per 31 december 2009 (28,9%) te vermenigvuldigen met de kosten pensioenopbouw. 7.6.2 Beleggingsresultaten risico fonds Directe Indirecte Kosten van Totaal beleggings- beleggings- vermogensbeheer opbrengsten opbrengsten 2010 EUR EUR EUR EUR Vastgoedbeleggingen 1.356-1.105-50 201 Aandelen 1.087 12.093-158 13.022 Vastrentende waarden 8.856-2.303-300 6.253 Derivaten - -1.367-8 -1.375 Overige beleggingen -6 30-107 -83 11.293 7.348-623 18.018 Valutaresultaten - -93 - -93 11.293 7.255-623 17.925 89

Directe Indirecte Kosten van Totaal beleggings- beleggings- vermogensbeheer opbrengsten opbrengsten 2009 EUR EUR EUR EUR Vastgoedbeleggingen 1.891 2.069 2 3.962 Aandelen 1.109 15.827-8 16.928 Vastrentende waarden 8.284 5.959-14.243 Derivaten - 5-7 -2 Overige beleggingen -5-48 -690-743 11.279 23.812-703 34.388 Valutaresultaten - -120 - -120 11.279 23.692-703 34.268 7.6.3 Overige baten 2010 2009 EUR EUR Interest 93 132 93 132 7.6.4 Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de technische voorzieningen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. 90

7.6.5 Indexering en overige toeslagen In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de CAO. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is. In onderstaande tabel is de gerealiseerde indexatie ten opzichte van de ambitie weergegeven: Deelnemerscategorie Indexatie Indexatie Indexatie 1 oktober 2010 1 oktober 2009 1 oktober 2008 % % % Actieve deelnemers Ambitie 2,2 3,5 2,2 Realisatie 0 0 0 Pensioengerechtigden Ambitie 2,2 3,5 2,2 Realisatie 0 0 0 Gewezen deelnemers Ambitie 2,2 3,5 2,2 Realisatie 0 0 0 Over 2010 is geen toeslag verleend omdat de dekkingsgraad, ondanks het herstel, nog steeds onder de vereiste dekkingsgraad lag. 7.6.6 Rentetoevoeging technische voorzieningen De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,303% (2009: 2,544% ), zijnde 4.048 (2009: 19.793). Het rentepercentage is afgeleid van de eenjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB. 91

7.6.7 Pensioenuitkeringen 2010 2009 EUR EUR Ouderdomspensioen 1.918 1.687 Partnerpensioen 709 692 Wezenpensioen 14 14 Invaliditeitspensioen 3 3 Afkopen 6.022 551 8.666 2.947 De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 420,- (2009: 418,-) per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66). 7.6.8 Pensioenuitvoeringskosten 2010 2009 EUR EUR Bestuurskosten 48 26 Administratiekostenvergoeding 2.773 2.076 Actuariskosten 26 44 Accountantskosten 28 34 Contributies en bijdragen 70 40 Incassokosten 85 15 Overig 23 30 3.053 2.265 92

De accountantskosten, zoals hierboven opgenomen als onderdeel van de pensioenuitvoeringskosten, kunnen als volgt worden gespecificeerd: 2010 2009 EUR EUR Controle van de jaarrekening 28 31 Andere controle opdrachten - 3 28 34 7.6.9 Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. 7.6.10 Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuursen commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, overige kosten bestuur en overige bestuurskosten 2010: 45 (2009: 24). In 2009 is een verantwoordingsorgaan samengesteld. De beloning voor de leden van het verantwoordingsorgaan bedroeg over 2010 3 (2009: 2). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend. 7.6.11 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. 7.6.12 Wijziging overige actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de reële waarde van de technische voorziening. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. 93

De huidige grondslag voor overlevingskansen is gebaseerd op de door het Actuarieel Genootschap (AG) in 2010 gepubliceerde Prognosetafel 2010-2060. De AG Prognosetafel 2010-2060 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De publicatie van de nieuwe prognosetafel is aanleiding geweest om de sterftegrondslagen die het fonds hanteert te herzien. Het fonds heeft daarvoor in 2010 een onderzoek verricht naar de gehanteerde ervaringssterfte. Het onderzoek is gebaseerd op data van het fonds over de periode 2001 tot en met 2009. Op basis van het onderzoek heeft het fonds besloten de ervaringssterfte voor hoofdverzekerden en medeverzekerden aan te passen. De overgang naar de nieuwe prognosetafel gewijzigde ervaringssterfte leidt tot een stijging van de technische voorziening van 6,5% per 31 december 2009. In de jaarrekening 2009 was in afwachting op de publicatie van de nieuwe AG prognosetafel een opslag voor verwachte verbeterde overlevingskansen genomen van 4,0%. Per saldo resulteert een vrijval van de technische voorziening van 7,2 miljoen in het huidig boekjaar. Dit is opgenomen in het Effect schattingswijziging. Twee andere componenten die onderdeel uitmaken van dit effect zijn toevoeging voor voorziening voor nog niet ingegaan partnerpensioen van reeds overleden deelnemers ( 0,3 miljoen) en een extra voorziening voor inkoop verleden diensttijd ( 0,1 miljoen). De wijziging van de voorziening door toepassing van deze nieuwe sterftegrondslagen is als volgt: 2010 EUR Voorziening per 31 december 2009 op oude sterftegrondslagen 302.838 Effect schattingswijziging sterftegrondslagen(2,5%) 7.205 Effect schattingswijziging niet toegekende aanspraken 253 Effect schattingswijziging inkoop verleden diensttijd 148 Voorziening per 1 januari 2010 op nieuwe sterftegrondslagen 310.444 De vaststelling van de toereikendheid van de technische voorzieningen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze schattingswijzigingen is verantwoord in het resultaat van het verslagjaar. Verder is de methode voor de waardering van niet uitgekeerde pensioenen is dit jaar veranderd. Het gaat hier om gewezen deelnemers die ouder zijn dan 65 jaar en aan wie geen pensioen wordt uitgekeerd, bijvoorbeeld als gevolg van het ontbreken van gegevens. De waardering voor de voorziening van deze groep deelnemers is verzwaard, met name doordat kan worden verwacht dat door de instelling van het Pensioenregister in de toekomst meer van dergelijk pensioenen opgevraagd zullen worden. 94

7.6.13 Overige wijzigingen in de technische voorzieningen 2010 2009 EUR EUR Resultaat op kanssystemen Sterfte -624-469 Arbeidsongeschiktheid -93-2.713 Mutaties -218-118 Totaal resultaat op kanssystemen -935-3.300 Overige resultaten Overig -40-270 Totaal overige resultaten -40-270 Totaal overige wijzigingen in de technische voorzieningen -975-3.570 7.6.14 Saldo overdracht van rechten 2010 2009 EUR EUR Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten -1-4 Uitgaande waardeoverdrachten 306 232 Subtotaal 305 228 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen 2 18 Onttrekking aan de technische voorzieningen -405-412 Totaal overige resultaten -403-394 Saldo overdracht van rechten -98-166 95

Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. Als gevolg van onderdekking bij pensioenfondsen was de onderlinge afrekening van waardeoverdrachten tot stilstand gekomen. Dit is weer hervat zodra de financiële positie van een pensioenfonds dit toeliet. 7.6.15 Overige lasten 2010 2009 EUR EUR Dotatie voorziening dubieuze debiteuren 61-233 61-233 7.6.16 Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. 7.6.17 Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur Het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf heeft de jaarrekening 2010 vastgesteld. De Meern, 24 juni 2011 R.F.M. van der Weerd Voorzitter G.J. van Valkenburg Secretaris 96

7.7 Overige gegevens 7.7.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel resultaatbestemming 2010 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening. 7.7.2 Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben geen gebeurtenissen na balansdatum plaatsgevonden. 97

98

8 Actuariële verklaring 99

(a) Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf te Utrecht is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2010. (b) Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. (c) Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. (d) Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 128 (hoogte kostendekkende premie), 129 (premiekorting), 131 (minimaal vereist eigen vermogen), 132 (vereist eigen vermogen), 133 (dekking door waarden) en 135 (eisen ten aanzien van beleggingen). Met betrekking tot artikel 132 merk ik op dat het risicoprofiel van het pensioenfonds, als gevolg van het actieve beleggingsbeleid, naar mijn mening afwijkt van de uitgangspunten voor het gebruik van het standaardmodel. Hoewel dit hoogstwaarschijnlijk een nietmateriële invloed heeft op het vereist eigen vermogen, is het naar mijn mening verstandig te onderzoeken of en in welke mate het standaardmodel kan worden aangepast om zo goed mogelijk rekening te houden met deze risico s. 100

Bij artikel 137 (financiering voorwaardelijke toeslagverlening) merk ik op dat het pensioenfonds niet voldoet aan de consistentie vereisten met betrekking tot het voorwaardelijk toeslagbeleid als bedoeld in artikel 95, lid 1 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Purmerend, 24 juni 2011 E.W.J.M. Schokker AAG verbonden aan Towers Watson B.V. 101

102

9 Controleverklaring 103

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf te Utrecht gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. 104

Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf per 31 december 2010 en van het saldo van baten en lasten over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 24 juni 2011 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel ondertekend door drs. H.C. van der Rijst RA 105

106

Bijlage 1 Samenstelling bestuurlijke commissies 107

Voorzittersoverleg Samenstelling op 31 december 2010: G. ter Avest G.J. van Valkenburg Beleggingsadviescommissie Samenstelling op 31 december 2010: G. ter Avest E.H.W. Bosman Jaarwerkcommissie Samenstelling op 31 december 2010 E.H.W. Bosman K. Boekhorst 108

Bijlage 2 Meerjarenoverzicht 109

2010 2009 2008 2007 2006 Aantallen Werkgevers ultimo 6.237 6.280 5.910 5.761 5.621 Deelnemers ultimo 22.091 22.303 19.725 18.276 16.442 Gewezen deelnemers 34.532 42.357 40.023 36.067 34.658 Gepensioneerden Ouderdomspensioen 902 779 671 599 549 Partnerpensioen 413 402 387 363 336 Wezenpensioen 28 25 21 29 24 Zonder uitkering 310 246 - - - Premiepercentage Ouderdoms- en partnerpensioen 6,20% 6,20% 6,20% 5,60% 5,60% Arbeidsongeschiktheidspensioen - - - - - Opbouwpercentage per dienstjaar Ouderdomspensioen 0,85% 0,85% 0,85% 0,68% 0,68% Toeslag op pensioen en pensioenaanspraken Actieven 0,00% 0,00% 0,00% 1,70% 0,80% Gewezen deelnemers 0,00% 0,00% 0,00% 1,70% 0,80% Gepensioneerden 0,00% 0,00% 0,00% 1,70% 0,80% 110

Financiële gegevens 2010 2009 2008 2007 2006 (bedragen x EUR 1.000) EUR EUR EUR EUR EUR Feitelijke premie 20.221 22.328 16.781 14.065 12.717 Kostendekkende premie 22.523 27.842 13.899 11.972 11.054 Gedempte premie 20.945 21.857 15.926 12.658 11.054 Uitkeringen 8.666 2.947 2.459 2.230 1.928 Pensioenuitvoeringskosten 3.053 2.265 2.056 1.717 1.560 Belegd vermogen 357.285 328.890 279.004 292.324 289.365 Beleggingsopbrengsten 17.925 34.268-31.552-118 12.904 Gemiddeld rendement op beleggingen 5,80% 12,10% -10,10% 0,00% 4,90% Benchmark 5,40% 10,60% -6,50% 2,00% 5,10% Z-score 0,06 1,09-2,69-1,45-0,21 Reserves -8.728 30.908-28.152 108.994 83.351 Technische voorziening 368.628 302.838 310.377 193.720 209.209 Aanwezige dekkingsgraad 97,60% 110,20% 90,90% 156,30% 139,80% Vereiste dekkingsgraad 127,00% 129,00% 125,50% 132,80% 127,00% Resultaat -39.636 59.060-137.146 20.814 19.813 Toelichting meerjarenoverzicht Vermogenssituatie en solvabiliteit Bij de cijfers over 2005 en 2006 wordt voor het begrip dekkingsgraad uitgegaan van de Actuariële Principes Pensioenfondsen. Sinds 2007 hanteren alle pensioenfondsen het in de Pensioenwet opgenomen Financiële Toetsingskader Pensioenfondsen voor de bepaling van de hoogte van de dekkingsgraad. 111

112

Bijlage 3 Volumeveranderingen 113

Pensioenuitkeringen De hoogte van het jaarlijks ouderdomspensioen was gemiddeld 1.933 (2009: 2.086), van het nabestaandenpensioen 1.635 (2009: 1.658), van het wezenpensioen 427 (2009: 457). Hierbij dient bedacht te worden dat een en ander afhankelijk is van de in de bedrijfstak doorgebrachte diensttijd en het genoten salaris. Afkoop van het pensioen Bij kleine pensioenen bestaat bij ingang van het pensioen de mogelijkheid tot afkoop van het pensioen. De afkoopgrens is in 2010 verhoogd van 418,- naar 420,- per jaar. In 2010 werd in 10.420 gevallen afgekocht. Dit aantal heeft betrekking op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en afkoop aanspraken slapers (gewezen deelnemers). Individuele waardeoverdracht Het bedrijfstakpensioenfonds werkt mee aan individuele waardeoverdracht bij wisseling van dienstverband. Het doel hiervan is de bestrijding van pensioenbreuk alsook het voorkomen van versnippering van pensioenaanspraken In 2010 was er sprake van 8 (2009: 3) inkomende en 93 (2009: 58) uitgaande waardeoverdrachten. Pensioenopbouw tijdens werkloosheid Deelnemers die werkloos zijn geworden komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor voortzetting van de opbouw van hun pensioenaanspraken. Werklozen van 40 jaar en ouder komen voor een bijdrage van de Stichting Financiering Voorheffing Pensioenverzekering in aanmerking. In 2010 zijn voor 74 (2009: 43) werkloze deelnemers betalingen van de Stichting FVP ontvangen ten behoeve van voortzetting van de opbouw van hun pensioenaanspraken. Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid Voor deelnemers die arbeidsongeschikt zijn geworden, wordt de pensioenopbouw vanaf de eerste WAO- c.q. WIA-dag zonder verdere premiebetaling voortgezet. Deze pensioenopbouw wordt afhankelijk van het percentage van arbeidsongeschiktheid volledig of gedeeltelijk voortgezet. Hierbij wordt uitgegaan van de laatst bekende pensioengrondslag. Deze regeling had in 2010 op 476 deelnemers betrekking (2009: 482). 114

Mutatieoverzicht Deelnemers Gewezen deelnemers Arbeidsongeschikte deelnemers Gepensioneerden Gepensioneerden zonder uitkering Totaal Stand per 1 januari 2010 21.871 42.357 432 1.206 246 66.112 Hertoetreding 925-925 0 0 0 0 Uittreding -2.875 2.875 0 0 0 0 Arbeidsongeschiktheid -7-3 10 0 0 0 Revalidering 3 1-4 0 0 0 Pensionering -32-151 -12 140 55 0 Toetreding 2.075 445 0 525 0 3.045 Overlijden -7-71 -3-26 -2-109 Waardeoverdracht -3-74 0 0 0-77 Afkoop emigratie / klein pensioen -14-9.903-1 -502 0-10.420 Beëindiging tijdelijke uitkering 0 0 0 0 0 0 Overige oorzaken -267-19 0 0 11-275 Stand per 31 december 2010 21.669 34.532 422 1.343 310 58.276 Toelichting bij het overzicht Deelnemers: de ultimostand betreft de werknemers die op 31 december vanwege een dienstverband in de bedrijfstak of vanwege vrijwillige voortzetting deelnemer zijn. Arbeidsongeschikte deelnemers: het aantal betreft deelnemers die alleen pensioen opbouwen vanwege de regeling van premievrije opbouw wegens arbeidsongeschiktheid. Het kan dan gaan om volledige arbeidsongeschiktheid of om gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en geen dienstverband in de branche. Gepensioneerden: het aantal betreft de periodieke pensioenuitkeringen. Deelnemers die 65 worden, worden afgeboekt met de mutatie pensionering bij Deelnemers, Gewezen deelnemers of Arbeidsongeschikte deelnemers. Vervolgens worden deze deelnemers met dezelfde mutatie opgeboekt bij Gepensioneerden. De mutatie toetredingen bij Gepensioneerden betreft dus niet deelnemers die pensioneren, maar alleen de ingang van het nabestaanden- en wezenpensioen. Gepensioneerden zonder uitkering: dit zijn gepensioneerden waaraan de uitkering niet kan worden toegekend omdat deze personen niet traceerbaar zijn danwel hun uitkering niet hebben opgevraagd. Afkoop: wanneer een deelnemer of gewezen deelnemer 65 wordt en zijn pensioen direct wordt afgekocht, wordt deze afkoop vermeld in de kolom Deelnemers of Gewezen deelnemers. Een afkoop van het nabestaanden- en wezenpensioen staat vermeld in de kolom Gepensioneerden. 115

Waardeoverdrachten: bij de waardeoverdrachten staan in dit mutatieoverzicht alleen de uitgaande waardeoverdrachten vermeld. Deelnemers met een inkomende waardeoverdracht hebben geen invloed op het aantal. De mutatie overige oorzaken bestaat voornamelijk uit een correctie van in het verleden ten onrechte opgenomen deelnemers. 116

Bijlage 4 Begrippenlijst 117