'GPÂQPFGT\QGMÂKPÂQRFTCEJVÂXCPÂFGÂ8NCCOUGÂOKPKUVGTÂXCPÂ9GTMIGNGIGPJGKF GPÂ6QGTKUOGÂKPÂJGVÂMCFGTÂXCPÂJGVÂ8+10#QPFGT\QGMURTQITCOOC



Vergelijkbare documenten
Gepubliceerd Arbeidsmarkt

Van aankoopverantwoordelijke tot zandstraalreiniger

De oorzaak van knelpunten steeds meer kwalitatief

VACATURES Hoofdstuk 7

KNELPUNTBEROEPEN LOKALE BESTUREN Focus op een aantal knelpuntfuncties

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt in de logistiek

Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. ANALYSE VACATURES en KNELPUNTBEROEPEN Algemene Trends 2002

De arbeidsmarkt in Vlaanderen: een ruimer (arbeidsmarkt)kader

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

FEBRUARI 2016 BAROMETER

Toename knelpuntjobs leidt niet tot grotere vervullingsproblemen

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

NOVEMBER 2014 BAROMETER

1. Op welke manier wordt deze samenwerking tussen steden/gemeenten, de VDAB en de bouwsector concreet ingevuld?

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Arbeidsmarkt in beeld

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

5. Van werkloosheid gesproken

Arbeidsmarktbarometer 2011 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4149, pagina 344, 24 april 1998 (datum) De arbeidsmarkt voor informatici is krap en zal nog krapper worden.

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

Graag het absolute aantal en het groeipercentage in de periode eind mei eind mei 2017.

STUDIE. Faillissementen januari 2017

I B O. Een werknemer op maat gemaakt. 1. IBO = training-on-the-job. IBO = 'werkplekleren' IBO = 'een werknemer op maat'

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

HOOFDSTUK 2. Onze opdracht.

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Arbeidsmarktbarometer 2012 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

Wachten tot de witte raaf aan de deur komt kloppen? Een analyse van het instroom- en retentiebeleid bij bedrijven

De arbeidsmarkt in april 2015

De regionale impact van de economische crisis

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

Wervings- en selectieprocedures en discriminatie: een bevraging van HRpersoneel. Lieve Eeman en Miet Lamberts - HIVA

DE GEHARMONISEERDE WERKLOOSHEID IN RUIME ZIN

HOOFDSTUK 2. Onze opdracht

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Knelpuntberoepen in 2003

De arbeidsmarkt in februari 2015

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

De arbeidsmarkt in mei 2015

STUDIE Faillissementen 3 oktober Stijgende faillissementscijfers in september

De arbeidsmarkt in oktober 2013

DE VACATUREMARKT IN DE REGIO S Hoofdstuk 13

Hoe zoeken werkzoekenden?

STUDIE Faillissementen mei 2016

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

RAPPORT. Is er werk na Ford? De Limburgse arbeidsmarkt eind OKTOBER VKW Limburg & UNIZO-Limburg 1

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

De arbeidsmarkt in december 2014

De arbeidsmarkt in maart 2015

Gepubliceerd. CRB evalueert interprofessioneel akkoord Arbeidsmarktbeleid. Inhoud van het Technisch Verslag 2003

De arbeidsmarkt in juni 2015

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De arbeidsmarkt in augustus 2013

BAROMETER. Taalgebruik in de Vlaamse Rand

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

Conjunctuur - nulgroei in 2015

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Zuidoost-Drentse arbeidsmarkt van zorg en welzijn Een regionaal arbeidsmarktonderzoek voor de zorg- en welzijnssector in Zuidoost- Drenthe

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt in de bouw

De arbeidsmarkt in juli 2014

De arbeidsmarkt in augustus 2015

Werkgeversreacties bij krapte

De Grote Uittocht Herzien. Een nieuwe verkenning van de arbeidsmarkt voor het openbaar bestuur

EEN BEELD VAN DE METAALSECTOR DE METAALMOEHEID VOORBIJ? Hoofdstuk 10

4. Werkloosheid in historisch perspectief

Hoog ziekteverzuim in Limburg

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Persmededeling Hoe zoeken werkzoekenden?

De arbeidsmarkt in augustus 2017

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017

Zorg voor werk Asse. Tess Poppe. 26 maart 2015

nr. 269 van AXEL RONSE datum: 23 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Arbeidsmarkt - Knelpuntberoepen en competenties

EVOLUTIE VAN DE WERKLOOSHEID Hoofdstuk 5

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013

De arbeidsmarkt in mei 2017

Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao.

De arbeidsmarkt in maart 2016

De arbeidsmarkt in november 2015

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Samenvatting UWV Arbeidsmarktprognose Met een doorkijk naar 2018

Voorkomen van handicaps en arbeidsdeelname op basis van EAK

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

De arbeidsmarkt in 2019 Een korte terugblik op 2018 en verwachtingen van UWV en werkgevers voor januari 2019

opgeleiden te Brussel. Trends naar Arbeidsmarktontwikkeling voor hoger 6 juni 2006 Studiedag onderwijsvernieuwing

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

2. Globale analyse 2015

Arbeidsmarkt Onderwijs

Mag het wat meer (ervaring) zijn? - Werkloze 45-plussers bevraagd -

De arbeidsmarkt in april 2017

Transcriptie:

-#6*1.+'-' 70+8'45+6'+6.'78'0 &GVGEVKGXCPMPGNRWPVXCECVWTGU 'GPXTQGIVKLFKIGFGVGEVKGXCPMPGNRWPVXCECVWTGUGPGGPCCP\GVVQV FGQPVYKMMGNKPIGPKORNGOGPVCVKGXCPGGPKPUVTWOGPVCTKWOVGT XQQTURGNNKPIXCPFGCTDGKFUOCTMVGXQNWVKGU,QQUV$QNNGPU 5VGXGP8QU 2TQLGEVNGKFKPI,QQUV$QNNGPU 'GPÂQPFGT\QGMÂKPÂQRFTCEJVÂXCPÂFGÂ8NCCOUGÂOKPKUVGTÂXCPÂ9GTMIGNGIGPJGKF GPÂ6QGTKUOGÂKPÂJGVÂMCFGTÂXCPÂJGVÂ8+10#QPFGT\QGMURTQITCOOC /GVÂQPFGTUVGWPKPIÂXCPÂFGÂCFOKPKUVTCVKGÂ9GTMIGNGIGPJGKFÂGPÂJGVÂ'5( '5(ÂFGÂ'WTQRGUGÂDKLFTCIGÂVQVÂFGÂQPVYKMMGNKPIÂXCPÂFGÂYGTMIGNGIGPJGKFÂFQQT KP\GVDCCTJGKFÂQPFGTPGOGTUEJCRÂCCPRCUDCCTJGKFÂGPÂIGNKLMGÂMCPUGPÂVGÂDGXQTFGTGP GPÂFQQTÂVGÂKPXGUVGTGPÂKPÂOGPUGNKLMGÂJWNRDTQPPGP *QIGTÂKPUVKVWWV XQQTÂFGÂCTDGKF

%+2ÂÂÂ-QPKPMNKLMGÂ$KDNKQVJGGMÂ#NDGTVÂ+ $QNNGPUÂ,QQUV &GVGEVKGÂXCPÂMPGNRWPVXCECVWTGUÂ'GPÂXTQGIVKLFKIGÂFGVGEVKGÂXCPÂMPGNRWPVXCECVWTGUÂGP GGPÂCCP\GVÂVQVÂFGÂQPVYKMMGNKPIÂGPÂKORNGOGPVCVKGÂXCPÂGGPÂKPUVTWOGPVCTKWOÂVGT XQQTURGNNKPIÂXCPÂFGÂCTDGKFUOCTMVGXQNWVKGUÂÂ,QQUVÂ$QNNGPUÂÈÂ5VGXGPÂ8QUÂÂ.GWXGP -CVJQNKGMGÂ7PKXGTUKVGKVÂ.GWXGPÂ*QIGTÂKPUVKVWWVÂXQQTÂFGÂCTDGKFÂÂÂR +5$0Â & 1OUNCIQPVYGTRÂ&CPPKÂ'NUMGPU %QR[TKIJVÂ *QIGTÂKPUVKVWWVÂXQQTÂFGÂCTDGKFÂ-7.GWXGP 'Â8CPÂ'XGPUVTCCVÂGÂÂ.GWXGP 0KGVUÂWKVÂFG\GÂWKVICXGÂOCIÂYQTFGPÂXGTXGGNXWNFKIFÂGPQHÂQRGPDCCTÂIGOCCMVÂFQQT OKFFGNÂXCPÂFTWMÂHQVQEQRKGÂOKETQHKNOÂQHÂQRÂYGNMGÂCPFGTGÂYKL\GÂQQMÂ\QPFGT XQQTCHICCPFGÂUEJTKHVGNKLMGÂVQGUVGOOKPIÂXCPÂFGÂWKVIGXGT 0QÂRCTVÂQHÂVJKUÂDQQMÂOC[ÂDGÂTGRTQFWEGFÂKPÂCP[ÂHQTOÂD[ÂOKOGQITCRJÂHKNOÂQTÂCP[ QVJGTÂOGCPUÂYKVJQWVÂRGTOKUUKQPÂKPÂYTKVKPIÂHTQOÂVJGÂRWDNKUJGT

iii WOORD VOORAF Eind jaren 90 werd een opvallende groei in de werkgelegenheid vastgesteld die gepaard ging met een daling in de werkloosheid. Deze positieve evoluties op de arbeidsmarkt zorgden ervoor dat de signalen over een toename van het aantal knelpuntvacatures steeds sterker werden, met een top in 2000. Dit roept de vraag op of deze knelpunten niet op voorhand kunnen ingeschat worden, waardoor er vlugger (overheids)initiatieven kunnen ontplooid worden om het probleem te beperken. Dit rapport brengt verslag uit van het onderzoek m.b.t. de voorspelbaarheid van knelpunten op korte en middellange termijn dat door het HIVA werd uitgevoerd. Het onderzoek werd gefinancierd in het kader van het VIONA-onderzoeksprogramma. Een goede samenwerking met de VDAB was voor dit onderzoeksproject een vereiste. We willen VDAB Databeheer & -analyse danken voor het vertrouwen dat zij in ons stelden bij het beschikbaar stellen van de vacaturebestanden en de door hun gebruikte programmatuur en voor de bereidwilligheid om onze vragen te beantwoorden. De inhoud van dit rapport blijft natuurlijk volledig de verantwoordelijkheid van de auteurs. Op beslissende momenten konden we ook terugvallen op de gedegen databronnenkennis van het Steunpunt WAV, zonder het welk arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen niet hetzelfde zou zijn.

v INHOUD Hoofdstuk 1 / Situering en afbakening van het onderzoeksdomein 1 1. Inleiding 1 2. Arbeidsmarktsituatie in Vlaanderen 1 2.1 Een paradoxale situatie? 2 2.2 Vacatures geraken moeilijk ingevuld 3 3. Het korte-termijnperspectief 5 3.1 Wat is een knelpunt: definitie probleem 5 3.2 Knelpunten: preventieve versus curatieve aanpak 7 3.3 Onderzoeksvragen m.b.t. het korte-termijnperspectief 10 4. Het middellange-termijnperspectief 10 4.1 Een globaal prognosesysteem 10 4.2 Verschillende partijen zijn betrokken 11 4.3 De modellen zijn complex 11 4.4 Onderzoeksvragen m.b.t. het lange-termijnperspectief 11 Hoofdstuk 2 / Operationalisering van knelpunten in Vlaanderen 13 1. Verschillende informatiebronnen 13 1.1 Administratieve informatiebronnen: VDAB vacaturebestanden 13 1.2 Krantenadvertenties 14 1.3 Survey-onderzoek 14 2. Verschillen in methodes in Vlaanderen 15 2.1 HIVA: Hoe werven bedrijven? 15 2.2 CEVORA EN UPEDI 18 2.3 VDAB vacatureanalyse 21 3. De meting van knelpunten buiten Vlaanderen 30 3.1 Brussel en Wallonië 30 3.2 Nederland 30

vi Inhoud 4. Besluit 31 Hoofdstuk 3 / Aanzet tot een uniforme benadering van knelpunten 33 1. Inleiding 33 2. Theoretische beschouwing 33 2.1 Gebruikte data 33 2.2 Methodologie en resultaten 35 3. Welke data en methodologie worden er gebruikt? 38 3.1 Survey-onderzoek 39 3.2 Administratieve bestanden: VDAB 40 3.3 Krantenadvertenties 43 4. Een overzicht van een aantal objectieve en subjectieve criteria 43 4.1 Subjectieve criteria 44 4.2 Objectieve criteria 44 4.3 Een combinatie van objectieve en subjectieve criteria 48 5. Een aantal vaststellingen 48 Hoofdstuk 4 / Analyses op basis van de vacaturebestanden van de VDAB 51 1. Inleiding 51 2. Voordelen en beperkingen van de VDAB-vacaturebestanden 51 3. Evolutie 1990-2000 52 3.1 Totaal aantal afgehandelde vacatures 53 3.2 Circuit 55 3.3 Scholing 55 3.4 Instroom van vacatures 57 3.5 Voorraad aan vacatures 58 3.6 De looptijd 59 4. De robuustheid van de VDAB-methodologie 62 4.1 Inleiding 62 4.2 Subjectieve beoordeling (VIII) 71 4.3 Het gebruik van gewichten (IV) 72 4.4 Het uitsluiten van nog niet afgesloten vacatures (III) 75 4.5 Het verschil tussen knelpuntberoepen en knelpuntvacatures 82 4.6 Het gebruik van een ondergrens (VI) 93 4.7 Het gebruik van relatieve criteria (V) 94 4.8 Enkel vaste circuits (II) 94 4.9 Het gebruik van medianen (V) 96 4.10 De relevantie van de VDAB-plaatsingen (VII) 97

Inhoud vii 5. Vroegtijdige detectie van knelpuntvacatures 103 5.1 Inleiding 103 5.2 Tijdreeksanalyses: basisidee 104 5.3 Geselecteerde beroepen 107 5.4 De evolutie van het aantal vacatures: een eerste blik 108 5.5 Filiaalhouder of handelszaakbeheerder (m/v) 115 5.6 Monteur centrale verwarming (m/v) 116 5.7 Technicus mechanica (m/v) 117 5.8 Technicus bouwwerfleider (m/v) 118 5.9 Technicus elektriciteit (m/v) 119 5.10 Bouwkundig tekenaar (m/v) 120 5.11 Bestuurder zware vrachtwagen met aanhangwagen (m/v) 121 5.12 Insteller - bediener draaibank (m/v) 122 5.13 Bouwelektricien (residentieel elektrotechnisch installateur) (m/v) 123 5.14 Broodbakker (m/v) 124 5.15 Besluit 125 Hoofdstuk 5 / Arbeidsmarktprognoses op middellange-termijn 127 1. Inleiding 127 2. Prognoses en projecties in België 127 2.1 Basisprojectie van het Federaal Planbureau (2000-2005) 128 2.2 Projecties voor specifieke beroepsgroepen 128 3. Systemen voor arbeidsmarktprognoses: Hoe en wat? 129 3.1 Wie heeft er baat bij en wat is het nut ervan? 129 3.2 Verschillende methodes worden onderscheiden 131 3.3 Wanneer is een prognosesysteem succesvol? 132 3.4 Aandacht voor de kwaliteit van prognoses 133 4. Bestaande voorspellingsmodellen 134 4.1 Algemene structuur van een voorspellingsmodel 134 4.2 Een kort overzicht van een aantal bestaande systemen 136 4.3 Kiezen tussen de verschillende systemen 139 Hoofdstuk 6 / De arbeidsmarktprognoses van het ROA 141 1. Inleiding 141 2. Opzet van de arbeidsmarktprognoses 141 2.1 Arbeidsmarktprognoses en indicatoren: uitgangspunten 142 3. Hoe zien de prognoses er uit? 143 3.1 Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt 1999-2004 144 3.2 Aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt 146

viii Inhoud 4. Het model voor middellange-termijnprognoses: de aanpak 148 4.1 Basisgegevens als punt van vertrek 148 4.2 Opzet van de prognoses: hoe gaat men tewerk? 149 5. Vereiste statistische basisgegevens 155 6. Evaluatie van de arbeidsmarktprognoses 156 Hoofdstuk 7 / Mogelijkheden en beperkingen voor arbeidsmarktprognoses in Vlaanderen 157 1. Inleiding 157 2. De voornaamste gegevensbronnen in Vlaanderen 158 2.1 Vraagzijde 158 2.2 Aanbodzijde 160 3. Wat is haalbaar in Vlaanderen m.b.t. arbeidsmarktprognoses? 163 3.1 Vergelijking basisgegevens ROA met beschikbare gegevens in Vlaanderen 163 3.2 Methodologie van het ROA 166 3.3 Wat is er op dit moment eventueel wel mogelijk in Vlaanderen? 168 3.4 Het lokale niveau 170 4. Conclusie 172 Hoofdstuk 8 / Voornaamste vaststellingen en aanbevelingen 173 1. Structuur van het onderzoek 173 2. De voornaamste bevindingen en beleidsaanbevelingen 174 2.1 Korte-termijn 174 2.2 Middellange-termijn 178 Bijlagen 183 Bijlage 1 / De evolutie van de knelpuntintensiteit 183 Bibliografie 193

1 HOOFDSTUK 1 SITUERING EN AFBAKENING VAN HET ONDERZOEKSDOMEIN 1. Inleiding In dit eerste hoofdstuk wordt de context waarin het onderzoek naar knelpuntvacatures/beroepen verlopen is gesitueerd en wordt het kader waarbinnen het onderzoek gebeurde geschetst. Het onderzoeksrapport bestaat uit twee grote delen. Deze indeling is afhankelijk van de termijn waarop men knelpunten kan trachten te voorspellen. Het eerste deel (hoofdstukken 1 t.e.m. 4) van het rapport beschrijft de mogelijkheden om knelpunten op korte-termijn te voorspellen of vroegtijdig te detecteren. Er wordt onder meer aandacht besteed aan de manier waarop het begrip knelpunt geoperationaliseerd wordt in Vlaanderen en eventuele beperkingen die hieraan verbonden zijn. De VDAB-methode voor het bepalen van knelpuntberoepen wordt onder de loep genomen en er wordt gekeken naar de voorspelbaarheid van knelpunten. Het tweede deel (hoofdstukken 5 t.e.m. 7) van dit rapport behandelt het middellange-termijnperspectief. Er wordt ingegaan op de mogelijkheden t.a.v. het ontwikkelen van een instrument ter voorspelling van de arbeidsmarktsituatie op middellange termijn. Hierbij zal een overzicht gegeven worden van beschikbare prognosesystemen. In het laatste hoofdstuk van dit rapport worden tenslotte de voornaamste bevindingen uit het onderzoek vertaald in een aantal aanbevelingen. 2. Arbeidsmarktsituatie in Vlaanderen Deze paragraaf beschrijft de arbeidsmarktsituatie in Vlaanderen. 1 De bedoeling is een beknopte beschrijving te geven van de arbeidsmarktcontext waarin de notie knelpunt dient gesitueerd te worden. 1 In 2001 kunnen we spreken van een gewijzigde arbeidsmarktsituatie.

2 Hoofdstuk 1 2.1 Een paradoxale situatie? De laatste jaren kon er in Vlaanderen door de conjuncturele heropleving een groei in de werkgelegenheid worden vastgesteld. Met deze groei in de werkgelegenheid ging een daling in de werkloosheid gepaard. Opvallend hierin was vooral het herstel van de werkgelegenheid in de industrie (verminderd banenverlies) en de groei van het aantal banen (baancreatie) in de dienstensector (Steunpunt WAV, 2000). Deze positieve evoluties op de arbeidsmarkt gaan evenwel niet op voor alle groepen op de arbeidsmarkt. Ondanks de vaststelling dat steeds meer bedrijven een stijgend aantal knelpuntvacatures signaleren (anno 2000), blijft nog steeds een relatief grote groep van mensen in de werkloosheid zitten. Het gelijktijdig voorkomen van een niet gering aantal openstaande vacatures enerzijds en werkloosheid anderzijds, wijst op een matchingprobleem tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Dit matchingprobleem kan zich op verschillende vlakken voordoen, we onderscheiden o.a. skill mismatch, regionale mismatch, sectorale mismatch, leeftijdsmismatch, enz. 270000 240000 210000 180000 150000 120000 90000 60000 30000 0 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Bron: Cijfers VDAB-studiedienst Figuur 1.1 Evolutie van het aantal NWWZ 1994-2001 (jaargemiddelden) Anno 2001 telde Vlaanderen 169 651 (169 647 in 2000) niet-werkende werkzoekenden; in 1999 waren dit er nog 192 096 en 269 115 in 1994. Sedert 1994 is er duidelijk een daling van het aantal niet-werkende werkzoekenden. Deze daling is zowel te verklaren door een daling van de duur van de werkloosheid, als door het gegeven dat minder mensen werkloos worden. Bovendien is deze daling niet enkel meer

Situering en afbakening van het onderzoeksdomein 3 toe te schrijven aan schorsingen en uitschrijvingen van ouderen, maar zeker en vast ook aan de effectieve doorstroom van werkloosheid naar werk (Steunpunt WAV, 2000). Ondanks het feit dat de dalende trend in het aantal NWWZ zich dus doorzet, kunnen we dit aantal toch ook niet echt gering noemen. Deze vaststelling staat in schril contrast met de stijging van het aantal (knelpunt)vacatures. In 1997 ontving de VDAB nog 114 126 vacatures, in 2001 is dit aantal opgelopen tot 215 471. De groei van het aantal vacatures heeft samen met de inkrimping van de arbeidsreserve geleid tot een verhoging van de spanning op de arbeidsmarkt. De signalen van bedrijven en sectoren over moeilijkheden in de personeelsvoorziening zijn dan in de loop van 1998 plots sterk toegenomen. De laatste jaren kunnen we evenwel een vertraging vaststellen. De VDAB (2001) stelt dat in 2000 voor een deel van de arbeidsmarkt de arbeidsmarktparadox niet meer opgaat. Anno 2000 vormen de technische beroepen en de informatici de zwaarste knelpunten. Daar tegenover staat dat in een aantal regio s in Vlaanderen het aantal mannelijke werkzoekenden teruggevallen is tot op het niveau van de frictiewerkloosheid. 2.2 Vacatures geraken moeilijk ingevuld De oorzaken voor het aantal knelpuntvacatures zijn divers (cf. supra). De dynamiek van de laatste jaren op het vlak van aanwervingen heeft een krappe arbeidsmarkt teweeggebracht. De afgelopen jaren groeide de arbeidsvraag sterker dan het arbeidsaanbod. Het gemiddeld aantal werkzoekenden per vacature is sterk gedaald en voor sommige knelpuntberoepen zijn er nog nauwelijks geschikte kandidaten te vinden (VDAB, 2000 en 2001; Steunpunt WAV, 1999 en 2000). De evolutie van het aantal knelpuntvacatures kan worden uitgedrukt als de verhouding tussen het aantal openstaande vacatures op het einde van de maand en het aantal ontvangen vacatures tijdens deze maand. Het gemiddeld aantal openstaande vacatures bij de VDAB evolueerde de laatste jaren min of meer parallel aan de werkgelegenheid. In 1998 was er een plotse versnelling met 40% meer openstaande vacatures dan het jaar voordien; in 1999 was dit nog eens 33% hoger (Steunpunt WAV, 2000). 2 Een mogelijke verklaring hiervoor is wellicht de uitbreiding en de verbetering van de dienstverlening van de VDAB, maar ook de groei op de totale vacaturemarkt omwille van de conjuncturele heropleving, als ook de toename van het aantal niet vervulde banen en het feit dat vacatures veel langer dan voorheen blijven openstaan. In 2000 duurde het 2 In 1998 stonden er gemiddeld 23 222 vacatures in het Normaal Economisch Circuit open bij de VDAB. Voor 1999 waren dat er gemiddeld 31 082.

4 Hoofdstuk 1 invullen van een vacature door de VDAB gemiddeld 3 53 dagen, in vergelijking met 37 dagen in 1998 en 32 dagen in 1997. Het aantal niet-werkende werkzoekenden per VDAB-vacature kende de laatste jaren een sterke daling; een daling die zich drastisch manifesteerde in 1998 en 1999 (respectievelijk 9 en 6). In 2000 is deze verhouding gedaald tot amper 4. In figuur 1.2 wordt deze spanningsindex geografisch (naar STC) weergegeven. Een donkere kleur wijst op een grotere spanning. Spanningsindex 0-2 2-4 4-6 +6 Bron: Eigen bewerking van gegevens van het Steunpunt WAV (cijfers 2000) Figuur 1.2 Grafische weergave van de spanningsindex naar STC Uit de figuur blijkt dat de verhouding van het aantal NWWZ per VDAB-vacature geen uniform gegeven is: er zijn heel wat regionale verschillen. Vlaams-Brabant (Leuven en Halle-Vilvoorde) heeft duidelijk te kampen met een grotere spanning dan de andere regio s. Voor Leuven is de spanningsindex zelfs maar 0,5. De rekrutering voor Brusselse bedrijven in Vlaams Brabant speelt hierbij wellicht een niet te onderschatten rol. Hasselt, Tongeren en Aalst-Oudenaarde hebben duidelijk minder te kampen met deze spanning. In het LKC Hasselt waren er in 2000 gemiddelde 7 niet-werkende werkzoekenden per VDAB-vacature. Brugge en Kortrijk-Roeselare situeren zich duidelijk in de middenzone. Op jaarbasis is er weliswaar bij de VDAB (1999) een stijging van het aantal ingevulde vacatures met 25%, maar is er anderzijds ook een stijging van het aantal openstaande vacatures met 27%. Opvallend is ook de stijging van het aantal geannuleerde vacatures (10,4% in 1999). 44,2% van de vacatures horen in 2000 tot de knelpuntberoepen waarvan toch 74,7% ingevuld geraakt. 3 Mediane duur.

Situering en afbakening van het onderzoeksdomein 5 De cijfers die weergegeven worden zijn evenwel geaggregeerde cijfers. Achter deze cijfers zitten heel wat verschillen: o.a. leeftijdsverschillen en regionale differentiatie. In Vlaanderen is er naar regio een sterke differentiatie in werkloosheid. Dit gegeven staat in contrast met de geringe mobiliteit van minstens een deel van de werklozenpopulatie. Maar ook de vraagzijde wordt gekenmerkt door geringe mobiliteit. In Limburg en stedelijke gebieden zoals Brussel, Gent en Antwerpen is er een sterke concentratie van de werkloosheid. In andere regio s heeft men daarentegen te kampen met personeelstekorten. Deze krapte komt onder meer sterk tot uiting in Zuid-West-Vlaanderen en de regio Halle-Vilvoorde. 3. Het korte-termijnperspectief In het eerste deel van het rapport staat het korte-termijnperspectief centraal. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de verschillende topics die in het eerste deel zullen behandeld worden. 3.1 Wat is een knelpunt: definitie probleem 3.1.1 Uitgangspunt: geen uniforme definitie In het hedendaagse arbeidsmarktdiscours zijn begrippen als knelpuntberoepen en knelpuntvacatures schering en inslag. Toch bestaan er nogal wat verschillen in het gebruik van deze termen. Deze verschillen leiden niet alleen tot begripsverwarring, maar hebben ook belangrijke implicaties voor de interpretatie van de verschillende vacatureanalyses. Lamberts et al. (2000) geven een overzicht van verschillende studies en gebruikte definities m.b.t. de notie knelpunt. De auteurs concluderen dat er duidelijk een gebrek is aan een uniforme definiëring van de notie knelpunt. Nochtans is een uniforme definitie een essentiële voorwaarde voor de ontwikkeling en het gebruik van een methodologie voor de opvolging en de voorspelling van knelpunten. 3.1.2 Knelpuntberoepen en knelpuntvacatures Om begripsverwarring te vermijden is het niet onbelangrijk om eerst het onderscheid tussen knelpuntberoepen en knelpuntvacatures aan te geven. Een knelpuntberoep kan bestempeld worden als een beroep waarvan de vacatures moeilijk kunnen worden ingevuld. Het zijn m.a.w. beroepen waarvoor moeilijk - op basis van een aantal criteria - geschikte werknemers gevonden worden. Men kan stellen dat er voor dergelijke beroepen een discrepantie kan worden vastgesteld tussen vraag en aanbod, in die zin dat de vraag het aanbod overstijgt. Een knelpunt mag evenwel niet zonder meer gelijkgesteld worden aan een tekort aan

6 Hoofdstuk 1 arbeidskrachten met de juiste kwalificaties. Het kan ook zijn dat de beschikbare groep voldoende groot is, maar dat het aandeel dat zich effectief aanbiedt kleiner is dan de vraag (bv. ten gevolge van ongunstige arbeidsomstandigheden). Het is aangewezen om ook een duidelijk onderscheid te maken tussen het begrip knelpunt en het begrip krapte (de Koning et al., 1999). Krapte betekent dat er te weinig aanbod van arbeid is om aan de vraag naar arbeid te voldoen. Indien er krapte is, zijn er dus ook knelpunten. Het omgekeerde is evenwel niet steeds het geval. Het aanbod kan dus voldoende groot zijn (met de vereiste vaardigheden), en desondanks kunnen er zich toch personeelsknelpunten voordoen. Dit kan onder meer het gevolg zijn van de ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt (bv. aansluitingsproblemen op de arbeidsmarkt). Het feit dat een beroep als knelpunt wordt gedetecteerd, impliceert geenszins dat de individuele vacatures ook allemaal een knelpunt vormen. Het betekent daarentegen wel dat doorgaans langer moet gezocht worden om een geschikte kandidaat te vinden. 4 Er kunnen ook vacatures geannuleerd worden. Een knelpuntvacature betreft een vacature die niet gemakkelijk ingevuld kan worden. Voor één beroep kunnen er verschillende vacatures zijn. 5 Het is evenwel niet zo dat het aantal vacatures voor knelpuntberoepen gelijk is aan het aantal moeilijk vervulbare vacatures (Steunpunt WAV, 1999). 6 Over de oorzaken van knelpuntberoepen bestaat net als over de definitie geen eensgezindheid (o.a. Steunpunt WAV, 1999; Denolf et al., 1999, Lamberts et al. 2000). Een aantal studies onderscheiden kwalitatieve en kwantitatieve oorzaken en oorzaken m.b.t. ongunstige arbeidsomstandigheden. Bij andere studies maakt men niet gebruik van deze drie categorieën. CEVORA (1999, 2001) beschrijft bijvoorbeeld telkens per knelpuntkarakter de verschillende redenen en geeft ook snel veranderende vereisten aan als bijkomende oorzaak. Het moge duidelijk zijn dat er zowel in het gebruik van definities als van criteria voor de notie knelpunt weinig of geen eensgezindheid bestaat. In dit rapport zullen we gebruik maken van de notie knelpunt, waarmee we hoofdzakelijk zullen verwijzen naar knelpuntvacatures. Aangezien we in onze analyses voornamelijk gebruik zullen maken van de vacaturebestanden van de 4 Analyse vacatures 2000 (VDAB), Nieuwsbrief Steunpunt WAV, nr. 4, 1998, p 51. 5 Het kan ook dat een vacature uit verschillende banen bestaat. Deze moeten dan echter aan dezelfde kwalitatieve kenmerken voldoen. Indien dit niet het geval is, is er sprake van verschillende vacatures. 6 De VDAB-methode laat geen uitspraken toe over het aantal knelpuntvacatures, enkel over de vacatures voor knelpuntberoepen. Ze hebben immers voor de knelpuntberoepen geen informatie over het aantal vacatures dat niet vervuld werd of waarvoor de plaatsingstijd- of looptijd de mediaan overschreed. Deze informatie kan evenwel door de VDAB opgezocht worden voor iedere vacature horend tot een knelpuntberoep.

Situering en afbakening van het onderzoeksdomein 7 VDAB (Deel 1), zullen we in hoofdstuk 2 uitvoerig ingaan op de door hen gehanteerde criteria. 3.2 Knelpunten: preventieve versus curatieve aanpak 3.2.1 Een verschil in aanpak Moet men opteren voor een preventieve of een curatieve aanpak van knelpunten? Op het ogenblik dat een knelpunt vastgesteld wordt, rijst logischerwijze de vraag hoe men het probleem kan oplossen of - nog beter - hoe men het kan voorkomen. De metingen van dergelijke problemen gebeuren ná of tijdens de feiten. Er is met andere woorden eerst een meting van de feiten en vervolgens kan het beleid curatief gericht worden. De vraag is dan ook of knelpunten vermijdbaar zijn (= preventieve aanpak) en hoe het beleid - voor zover ze vermijdbaar zijn - kan bijdragen tot een oplossing ervan. We stellen vast dat in de praktijk de knelpuntenproblematiek hoofdzakelijk curatief wordt benaderd. Onderzoek van Lamberts et al. (2000) belicht strategieën die bedrijven hanteren om knelpuntvacatures op te lossen. Bedrijven grijpen in eerste instantie vaak naar reactieve strategieën die op korte termijn een oplossing kunnen bieden. Voorbeelden van dergelijke strategieën zijn het uitbreiden van wervingsplannen en het weglokken van werknemers in andere bedrijven. Een ander voorbeeld is de zogenaamde groenpluk, waarbij studenten van de schoolbanken geplukt worden (zonder diploma) door werkgevers (Douterlungne et al., 2001). Dergelijke aanpak zorgt evenwel enkel voor een tijdelijke oplossing en verschuift alleen maar het probleem. Er wordt op deze manier dus geen structurele oplossing geboden voor de knelpuntenproblematiek. Een ander voorbeeld zijn allerhande instanties en opleidingscentra die een aanbod uitbouwen als oplossing voor een tekort aan. Eén van de nadelen van een dergelijke, curatieve benadering van het knelpuntenprobleem is mogelijk het gevaar dat men voortdurend achter de feiten gaat nahollen. Het is bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat, indien men op het moment van detectie een actie onderneemt, het knelpunt niet langer zal bestaan op het moment dat de actie tot resultaten leidt. Het is belangrijk om hierbij een onderscheid te maken tussen conjuncturele en structurele knelpunten. Structurele knelpunten zijn knelpunten waarvan men al jaren weet dat ze een probleem vormen. Men kan er logischerwijze vanuit gaan dat voor dit soort knelpunten acties ondernomen worden. Toch stellen we vast dat er weinig op dat vlak beweegt. Tegenover een curatieve aanpak staat een preventieve benadering waarbij het de betrachting is het probleem te voorkomen of aan te pakken vooraleer het zich concreet stelt. Indien het niet mogelijk is om een probleem voortijdig te detecteren, kan het op zijn minst wenselijk zijn om het vroegtijdig te detecteren.

8 Hoofdstuk 1 Eén niet te miskennen voordeel van een preventieve aanpak is dat het probleem weinig of geen kans krijgt om te ontluiken en bijgevolg dus strikt genomen ook niet echt dient opgelost te worden. Op basis van deze redenering zou het evident zijn om te opteren voor een preventieve aanpak; in realiteit is deze keuze echter niet zo eenduidig te bepalen. Een afweging van de haalbaarheid van een bepaalde aanpak en de kosten en baten van beide strategieën zijn hierbij niet te verwaarlozen aspecten. Beperkingen van groeimogelijkheden van bedrijven en de kostprijs van plotse opleidingsprogramma s zijn twee voorbeelden van kosten bij een curatieve benadering. Kosten verbonden aan de ontwikkeling van een preventiestrategie of valse alarmen 7 zijn voorbeelden van kosten die kunnen verbonden zijn aan een preventieve strategie. In Vlaanderen wordt dus hoofdzakelijk aandacht besteed aan de curatieve benadering voor het probleem van de knelpunten. In deze studie willen we de mogelijkheden van een preventiefgerichte benadering onder de loep nemen (cf. Deel 2). 3.2.2 Early warning 3.2.2.1 Ruimte om te handelen Traditioneel worden op vaste tijdstippen lijsten met een overzicht van de knelpuntberoepen gepresenteerd. Zoals reeds aangegeven werd, is één van de nadelen hieraan het na de feiten komen van de lijst. Men kan zich afvragen of het knelpuntprobleem in mindere mate of zelfs niet aanwezig zou zijn geweest indien men het op basis van een voorspelling op middellange termijn zou hebben zien aankomen. Het zou alleszins wellicht meer optimaal zijn indien een knelpunt op voorhand of vroegtijdig gedetecteerd zou kunnen worden. Indien bepaalde patronen en regulariteiten teruggevonden kunnen worden in het ontstaan en verdwijnen van knelpunten kan er gekeken worden naar de voorspelbaarheid van knelpunten. Deze informatie zou dan op haar beurt gebruikt kunnen worden voor de constructie van een systeem van early warning of vroegtijdige detectie. Een vroegtijdige detectie van een knelpunt heeft als niet te miskennen voordeel dat het vooral ruimte om te handelen en te remediëren biedt. Het ontstaan van knelpunten kan aldus op korte-termijn voorkomen worden of de ernst van de knelpunten kan op zijn minst zo klein mogelijk gehouden worden. 7 Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen een vals alarm en een zichzelf vernietigende voorspelling. We spreken van een vals alarm indien een knelpuntberoep voorspeld wordt, maar uiteindelijk toch geen knelpuntberoep zou geworden zijn. Dergelijke foute voorspellingen willen we dus zoveel mogelijk vermijden. Een zichzelf vernietigende voorspelling is daarentegen wat wenselijk is. M.a.w. een knelpunt wordt voorspeld en op basis hiervan wordt een actie ondernomen. Door deze ingreep zal het knelpunt zich uiteindelijk niet stellen.

Situering en afbakening van het onderzoeksdomein 9 3.2.3 Verschillende partijen zijn betrokken De ontwikkeling van een early warning systeem is iets waarbij verschillende partijen gebaat zijn. Een dergelijk systeem heeft geen betrekking op structurele knelpunten, maar is gericht op knelpunten met een tijdelijk karakter. Een early warning systeem dient dan ook duidelijk onderscheiden te worden van een meer globaal systeem waarbij structurele knelpunten kunnen opgenomen worden en waarbij er ook een sterke focus is op het opleidingsbeleid (cf. globale prognosemodellen met een lange-termijnperspectief). Voor beide soorten van systemen geldt dat verschillende partijen er baat bij hebben. In de eerste plaats zijn natuurlijk werkgevers en werknemers (werkzoekenden) betrokken partijen in de knelpuntenproblematiek. Dit betekent evenwel niet dat deze problematiek louter een zaak is van deze partijen alleen. Daarnaast is de overheid ook een betrokken partij. Het is dus veeleer een probleem met maatschappelijk belang. Wilson (1999) onderscheidt twee voorname functies van arbeidsmarktvoorspellingen: (1) het sturen van beleidsbeslissingen en (2) hulp voor individuele arbeidsmarktactoren bij het maken van beslissingen. Het systeem kan als uitgangspunt gebruikt worden om te werken aan een beter functionerende arbeidsmarkt. Minder knelpunten en dus meer werkenden betekent o.a. meer inkomsten uit de sociale zekerheid en een vermindering van het aantal uitkeringen. Bovendien zou productieverlies en een beperking van de economische groei voorkomen kunnen worden door gepast te anticiperen. Tot op zekere hoogte kan ook het opleidingsbeleid m.b.t. het niet-traditionele onderwijs bij de belanghebbenden gerekend worden. 3.2.4 Kwaliteit is essentieel Het ontwikkelen en het gebruik van een systeem van vroegtijdige detectie is natuurlijk afhankelijk van en wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. De basisvoorwaarde voor een dergelijk systeem is de intrinsieke voorspelbaarheid van niet structurele knelpunten. Initieel zal dus moeten nagegaan worden of dergelijke knelpunten überhaupt voorspelbaar zijn. Naast deze voorspelbaarheid zijn er nog een aantal andere voorwaarden voor het opstellen van een model van vroegtijdige detectie. We onderscheiden hier twee essentiële voorwaarden: Beschikbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van data. Kwaliteit van technieken en methodologie van dataverwerking. Deze voorwaarden zijn natuurlijk niet de enige voorwaarden die de kwaliteit van een dergelijke voorspelling beïnvloeden, maar zijn wel essentiële elementen voor een dergelijk systeem. Verderop in dit rapport (zie Deel 2) wordt uitvoerig inge-

10 Hoofdstuk 1 gaan op beide voorwaarden en op andere factoren die een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van prognosemodellen. 3.3 Onderzoeksvragen m.b.t. het korte-termijnperspectief Het eerste deel van het rapport zal dus gericht zijn op de notie knelpunt en de manier waarop zij geoperationaliseerd wordt in Vlaanderen. Naast een kritisch doorlichting van deze notie en haar operationalisatie, zal door middel van analyses op vacaturebestanden van de VDAB nagegaan worden of er bepaalde patronen kunnen gevonden worden in het ontstaan en het verdwijnen van knelpunten. Deze informatie zou idealiter het uitgangspunt kunnen vormen voor de constructie van een systeem van early warning. Concreet onderscheiden we voor Deel 1 o.a. volgende onderzoeksvragen: Op welke manier worden op dit moment knelpunten geoperationaliseerd in Vlaanderen? Zijn er beperkingen verbonden aan deze operationalisatie en zijn er eventuele verbeteringen mogelijk? Is er een vaststelbare evolutie van knelpunten over de tijd heen? Kan er een onderscheid gemaakt worden tussen conjuncturele en structurele knelpunten en op welke wijze ontstaan de verschillende knelpunten? Kan de bekomen informatie gebruikt worden om knelpunten te voorspellen? 4. Het middellange-termijnperspectief In deze paragraaf wordt een beknopt overzicht gegeven van de thema s die in het tweede deel van dit rapport aan bod komen. 4.1 Een globaal prognosesysteem Prognoses m.b.t. knelpunten kunnen dus een korte-termijnperspectief hebben, maar kunnen ook een ruimer perspectief voor ogen hebben. Systemen van vroegtijdige detectie hebben als groot voordeel dat zij toelaten om te anticiperen op aangekondigde problemen. Enerzijds kan er dan voor gezorgd worden dat aangekondigde problemen, in termen van tekorten of overschotten, vermeden worden. Anderzijds kan men op basis van de gemaakte prognoses zijn handelen zodanig aanpassen dat de aangekondigde evoluties, zelfs als ze zich inderdaad manifesteren, minimale impact hebben. Systemen die een korte-termijnperspectief voor ogen hebben (early warning) laten toe om te anticiperen op plotse veranderingen en kunnen relatief snel resultaten aanleveren. Anderzijds kan men ook prognoses doen op middellange-termijn. Deze prognoses hebben als groot voordeel dat ze voldoende ruimte laten om te anticiperen op

Situering en afbakening van het onderzoeksdomein 11 eventuele problemen en dat ze de mogelijkheid bieden om planningen te maken op langere termijn. Deze prognosesystemen geven meestal een globaal beeld van de te verwachten evoluties op de arbeidsmarkt. D.w.z. dat ze de toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zowel in termen van beroepen als in termen van opleidingen weergeven. 4.2 Verschillende partijen zijn betrokken Net als bij een systeem van vroegtijdige detectie kunnen ook bij een meer globaal prognosesysteem een aantal belanghebbende partijen onderscheiden worden. In hoofdstuk 5 zullen we deze partijen en hun baten bij een dergelijk systeem meer in detail bespreken. 4.3 De modellen zijn complex De meer globale prognosemodellen (zie hoofdstuk 5) zijn op zijn minst vrij complex te noemen. Naast het feit dat zij een rijke data-input vragen, worden zij gekenmerkt door een sterke statistische onderbouw. Landen zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland hebben een rijke traditie met betrekking tot het voorspellen van middellange-termijnevoluties van de arbeidsvraag en het arbeidsaanbod. Dit impliceert dat er in deze landen over de jaren heen dan ook sprake is van een aanzienlijke gecumuleerde investering. Men mag dan ook niet verwachten dat een dergelijk werk in het kader van een relatief kortlopende opdracht in één trek kan worden getransponeerd naar de Vlaamse context. Temeer omdat er in de literatuur een vrij duidelijke consensus is dat betrouwbare voorspellingen maar mogelijk zijn als ze gebaseerd zijn op een goede theoretische onderbouw. In het kader van deze onderzoeksopdracht zou het dan ook niet mogelijk zijn om een dergelijk model zelf op poten te zetten. Wij opteren er dan ook voor om in dit rapport een overzicht te geven van goede voorbeelden van prognosemodellen. Vervolgens zal aangegeven worden wat de mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van een dergelijk model voor Vlaanderen. Hierbij zal er onder meer gekeken worden welke data er nodig zijn en welke data er momenteel beschikbaar zijn. 4.4 Onderzoeksvragen m.b.t. het lange-termijnperspectief In Deel 2 van dit rapport zal dus nagegaan worden wat de mogelijkheden en de beperkingen zijn voor het ontwikkelen van een instrument ter voorspelling van de arbeidsmarktsituatie op middellange-termijn. Hierbij wordt vertrokken van bestaande systemen (internationaal). Vervolgens wordt gekeken naar de kosten en de baten van een dergelijk systeem en de transponeerbaarheid ervan naar de Vlaamse context.

12 Hoofdstuk 1 In het tweede deel worden onder meer volgende vragen onderscheiden: Wat is een succesvol systeem van arbeidsmarktprognose? Welke systemen onderscheiden we, welke informatie-input is nodig en hoe functioneren ze? In welke mate is een dergelijk systeem transponeerbaar naar de Vlaamse context?