HOOFDSTUK 2 THEORIE EN PRAKTIJK

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Arbeid = arbeiders = mensen

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Werken of vrije tijd?

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor

5,7. Samenvatting door een scholier 1259 woorden 5 april keer beoordeeld. Economie hoofdstuk 1 van module 1

Consumptiemaatschappij: -> arbeiders blijven werken ook al hebben ze hun eerste levensbehoeften bevredigd

Werkboek Werk Ver 2. Week Opgaven Bijzonderheden 5 Toetsbespreking 1.1 t/m Dit boekje elke les meenemen! t/m t/m 2.

6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt

6,7. Begrippenlijst door een scholier 1879 woorden 29 oktober keer beoordeeld

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven.

5.1 Wie is er werkloos?

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief markten 2

7,9. Samenvatting door een scholier 1248 woorden 29 september keer beoordeeld. Economie Samenvatting; de arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt hoofdstuk 1,2,3,4,5

4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld

Samenvatting Economie Werk

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

indexcijfers geven de verhouding weer tussen de omvang van een grootheid in een bepaalde periode en de op 100 gestelde omvang

4,3. Samenvatting door een scholier 2003 woorden 31 oktober keer beoordeeld

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt: begrippenlijst

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

keer beoordeeld 12 februari 2015

arbeidsparticipatiegraad: de participatiegraad geeft aan welk percentage van de potentiële beroepsbevolking deelneemt aan het

Samenvatting door een scholier 2065 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

5.2 Wie is er werkloos?

Wat kun je verwachten?

De beroepsbevolking bestaat uit werkende (zelfstandigen en werknemers) en werkelozen. aantal inactieven i/a-ratio = - x 100 aantal actieven

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

8,2. Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari keer beoordeeld

4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst

Samenvatting Werk & Werkloosheid

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1

Het deelnemingspercentage of bruto participatiegraad wordt als volgt berekend:

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

Economie hoofdstuk 1:

Samenvatting Economie Gehele boekje 'Arbeidsmarkt'

Begrippenlijst H3 Markten I: De arbeidsovereenkomst

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen)

7,9. Samenvatting door een scholier 2486 woorden 4 november keer beoordeeld. Economie samenvatting Markten deel 1

Samenvatting Economie Lesbrief arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5 Arbeidsmarkt

ALGEMENE ECONOMIE /01

arbeid inspanning van lichamelijke en/of geestelijke krachten om iets tot stand te brengen => werk

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 4

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 t/m 5

Hoofstuk 1: Naar de markt van arbeid

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Loonstarheid: lonen staan minimaal een jaar vastà vertraging à overschotten of tekorten niet meteen weggewerktà gevolg:

7,2. Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart keer beoordeeld

7,9. Samenvatting door een scholier 5554 woorden 14 april keer beoordeeld. Markten 1 Hfst 1 Naar de markt van arbeid

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

H2: Economisch denken

Samenvatting Economie Module 1

UIT loonruimte en AIQ v1.1

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Profielwerkstuk Economie Werkloosheid

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt

Eindexamen economie havo II

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

> betaald > formele sector: wit > informele sector: zwart > onbetaald > informele sector

UIT theorie ASAD

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Begrippen: - overheidsinvesteringen in de infrastructuur: bv. bruggen, wegen, elektriciteitsvoorzieningen

Katern 3 Werk en inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 t/m 6: de arbeidsmarkt

UIT groei en conjunctuur

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

samenvatting index: Werk en inkomen blz. 1 van 10

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

H1. Naar de markt van arbeid

Examen HAVO. Economie 1

Totale bevolking. Jonger dan 15 jaar 15 tot 65 (= beroepsgeschikte 65+-ers bevolking of potentiële beroepsbevolking) (= aanbod van arbeid)

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Samenvatting Economie Boek 1

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Transcriptie:

Boekverslag door M. 3014 woorden 31 mei 2011 8.4 5 keer beoordeeld Vak Economie H1 Naar de markt van arbeid Beroepsgeschikte bevolking (potentiële bevolking): iedereen tussen de 15-65 jaar. Gaat alleen uit van leeftijd. Bijvoorbeeld huisvrouwen, vutters, studenten, arbeidsongeschikten. Beroepsbevolking: iedereen tussen de 15-65 jaar die minimaal 12 uur in de week willen werken en altijd beschikbaar zijn en direct. Ze moeten wel ingeschreven staan bij het CWI, een uitzendbureau is niet voldoende. De mensen in de beroepsbevolking hoeven niet altijd werk te hebben. Beroepsbevolking = werkloze beroepsbevolking + werkzame beroepsbevolking Je bent werkloos als je bent ingeschreven bij het CWI. Mensen schrijven zich in bij CWI om uitkering te krijgen. Je krijgt pas een uitkering als je al 49 weken hebt gewerkt. Is dit niet het geval? Dan bijstand. Arbeidsethos: De betekenis die mensen toekennen aan arbeid. Je voelt je binnen de maatschappij gedwongen om te werken. Factoren: reclame (aanzuigeffect) en omgeving. Omslagstelsel: werkenden betalen voor de niet-werkenden. Bruto participatiegraad (incl. werklozen) = Beroepsbevolking : Beroepsgeschikte bevolking x 100% Netto participatiegraad (excl. werklozen) = werkzame beroepsbevolking : Beroepsgeschikte bevolking x 100% Er is dus sprake van werkloosheid als bruto niet gelijk is aan netto! Flexibiliseringcontract: Je moet een minimum uur per week werken, wat erbij op komt is mooi meegenomen. Een 0 uren contract mag op zich niet. p/a ratio = personen: arbeidsjaren Waarom is de werkloosheid in jaren lager dan de werkloosheid in personen? Antwoord: veel personen werken parttime, waardoor meerderen één arbeidsjaar opvullen. Werkloosheidspercentage = werklozen: beroepsbevolking x 100% HOOFDSTUK 2 THEORIE EN PRAKTIJK 2 belangrijke functies op de arbeidsmarkt: -Allocatiefunctie: verdeling van werk over de samenleving (wie werkt waar voor hoeveel uur) -Verdelingsfunctie: verdeling van de opbrengst wat is geproduceerd 2 theoriën: -Vrijemarkttheorie: werkgevers zijn de kopers/vragers en kijkt naar de productiviteit van de werknemers, werknemers zijn de verkopers/aanbieders en kijkt naar loon en werktijden Kritiek op de markttheorie: -Bestedingen: loon daling > minder besteedbaar inkomen > afname productie > afname werkgelegenheid https://www.scholieren.com/verslag/38874 Pagina 1 van 9

-Overweging vragers en aanbieders: werkgevers zijn soms niet in staat om de productiviteit van de werknemer vast te stellen, werknemers kijken niet alleen naar loon en werktijden maar ook naar status, vakantiedagen, collega s enz. -Arbeidsmobiliteit: is in het echt niet zo groot. Dit zijn veranderingen tussen beroepen (omscholing) of op geografisch gebied (verhuizen) -Klassieke theorie: vrije concurrentie, volledige werkgelegenheid, evenwicht tussen vraag en aanbod > evenwichtsloon Bij een stijging van evenwichtsloon Le naar een hoger loon L1: daalt de vraagt, stijgt het aanbod > stijging werkloosheid Als L1 is minimum loon, werkloosheid stijgt, daarom moet de overheid zich niet teveel met de arbeidsmarkt bemoeien, dan neemt de concurrentie toe en het evenwicht tussen vraag en aanbod ook Ontmoedigingseffect: daling loon, verkleining aanbod Aanzuigingeffect: stijging loon, vergroting aanbod Krappe arbeidsmarkt: ook wel gespannen, vraag is groter dan het aanbod > sterkere onderhandelingspositie Ruime arbeidsmarkt: aanbod is groter dan de vraag > meer werkloosheid Vraag naar arbeid = werkgelegenheid + vacatures Aanbod van arbeid = werkende + werklozen Langdurige werklozen: personen die langer dan 1 jaar werkloos zijn Overheid streeft naar: -Evenwichtige arbeidsmarkt: niemand hoeft onvrijwillig werkloos te zijn, krappe arbeidsmarkt -Rechtvaardige inkomensverdeling: werknemers met zwakke positie worden beschermd door wettelijk minimumloon Prijsmechanisme: informatiesysteem, kopers en verkopers hebben info nodig bij het nemen van hun beslissingen; de markt verschaft hun die info dmv prijzen. In de vrijemarkttheorie wordt er van uitgegaan dat: -werkloosheid op lange termijn verdwijnt door werking van prijsmechanisme -streven naar individueel eigenbelang stimuleert de werking van het prijsmechanisme -optreden van vakbonden kan werkeloosheid veroorzaken ZELFTEST -vergroting beroepsmobiliteit kan leiden tot hogere gemiddelde arbeidsproductiviteit -toename werkgelegenheid kan leiden tot groter aanbod van werk -stijging loon kan leiden tot toename van de totale bestedingen HOOFDSTUK 3 DE ARBEIDSVOORWAARDEN Arbeidsovereenkomst: contract tussen vrager en bieder waarin arbeidsvoorwaarden, rechten en plichten van beide partijen staan -Individuele: wordt afgesloten tussen de werkgever en de werknemer, hierin staan precies de plichten, rechten en voorwaarden van werkgever en werknemer -Collectieve: wordt afgesloten tussen werkgeversorganisatie en de vakbonden, hierin staan de minimum waarden van de plichten en rechten voor alle werkgevers en werknemers die in de bedrijfstak werken waar hij afgesloten is https://www.scholieren.com/verslag/38874 Pagina 2 van 9

-Centraal akkoord: wordt afgesloten tussen de vakcentrale, de werkgeverscentrale, de stichting van Arbeid en de overheid, hierin staan de hoofdlijnen tot afspraken voor arbeidsvoorwaarden Vakbonden: bonden opgericht voor de werknemers om maximale druk uit te oefenen op de werkgevers en de overheid, wie lid is moet contributie betalen maar kan rekenen op juridische ondersteuning en een (salaris)vergoeding bij staking Organisatiegraad = (aantal leden / aantal werknemers) * 100 Categorale bonden: vakbonden die niet bekend zijn bij de CBS (centraal bureau voor statistieken) Vredesplicht: werknemers mogen niet staken voor verbetering van de arbeidsvoorwaarden zolang een cao nog loopt Door bedrijfstak cao s neemt concurrentie af maar er zijn wel voordelen op meso-economisch niveau Primaire arbeidsvoorwaarden: loon en werktijden Secundaire arbeidsvoorwaarden: de rest dus vakantiedagen, pauzes, scholingsmogelijkheden enz. Poldermodel: uitvoerig overleg tussen sociale partners waarbij de overheid nauw betrokken is, deze gaat door totdat er een overeenstemming is Stichting van Arbeid: verzachtende werking op onderhandelingsklimaat werkgevers en werknemers centrales, overleg over sociaal-economische vraagstukken SER = Sociaal-Economische Raad: adviseert de overheid op sociaal-economisch gebied De minister van Sociale Zaken kan cao s -goedkeuren -afkeuren -Algemeen verbindend verklaren: een afgesloten cao wordt goedgekeurd en de werking wordt uitgebreid tot alle werknemers en werkgevers van de betreffende bedrijfstak (bij kleine bedrijven worden cao s hoger percentage avv omdat de organisatiegraad daar laag is) -Algemeen loonmaatregel: alle arbeidsvoorwaarden mogen voor een half jaar niet veranderen, dit is direct ingrijpen op een bijv. economische crisis, er wordt (bijna) geen gebruikt van gemaakt Miljoenennota: samenvatting van de financiële plannen Marco economische verkenning: samenvatting waarin staat hoe de economische variabelen (nationaal product, arbeidsproductiviteit, prijzen, koopkracht) zich komend kalenderjaar zullen ontwikkelen Prijscompensatie: loonstijging zodanig dat de prijsstijging gecompenseerd wordt en daarmee de koopkracht gelijk blijft Initiële loonstijging: extra loonstijging > reële loon, koopkracht zal stijging maar de verhouding tussen loon en winst tegenover de productie blijft gelijk VOORBEELD bedrijf met 60 arbeiders die 40 uur per week werken, 48 weken per jaar het gemiddelde loon is 40.000 de hulp en grondstoffen zijn 2.000.000 1. omzet 2. hulp en grondstoffen 3. productie 4. loon 5. winst 6. loonaandeel 7. winstaandeel 1 = 50 * 100.000 = 5.000.000 2 = 2.000.000 3 = 5.000.000 2.000.000 = 3.000.000 https://www.scholieren.com/verslag/38874 Pagina 3 van 9

4 = 60 * 40.000 = 2.400.000 5 = 3.000.000 2.400.000 = 600.000 6 = 2.400.000 : 3.000.000 * 100 = 80 % 7 = 600.000 : 3.000.000 * 100 = 20 % Na een prijsstijging van 2,5 % 1 = 1,025 5.000.000 = 5.125.000 2 = 1,025 * 2.000.000 = 2.050.000 3 = 5.125.000 2.050.000 = 3.075.000 4 = 2.400.00 5 = 3.075.000 2.400.000 = 675.000 6 = 2.400.000 : 3.075.000 * 100 = 78 % 7 = 675.000 : 3.075.000 = 22 % Na een prijsstijging van 2,5 % en een productiviteitsstijging van 2,0 % 1 = 1,02 * 5.125.000 = 5.227.500 2 = 1,02 * 2.050.000 = 2.091.000 3 = 5.227.500 2.091.000 = 3.136.500 4 = 2.400.000 5 = 3.136.500 2.400.000 = 736.00 6 = 2.400.000 : 3.136.500 * 100 = 76,5 % 7 = 736.00 : 3.136.500 * 100 = 23,5 % Na prijscompensatie 2,5 % 1 = 5.227.500 2 = 2.091.000 3 = 3.136.500 4 = 1,025 * 2.400.000 = 2.460.000 5 = 3.136.500 2.460.00 = 676.500 6 = 2.460.000 : 3.136.500 * 100 = 78.4 % 7 = 676.500 : 3.136.500 * 100 = 21.6 % Na prijscompensatie 2,5 % en doorgeven van stijging arbeidsproductiviteit 1 = 5.227.500 2 = 2.091.000 3 = 3.136.500 4 = 0,8 * 3.136.500 = 2.509.200 5 = 0,8 * 3.136.500 = 627.300 6 = 80 % 7 = 20 % Verdelingsneutraal: loonstijging komt overeen met de stijging van de nominale arbeidsproductiviteit, er https://www.scholieren.com/verslag/38874 Pagina 4 van 9

verandert niets in de verdeling Loonruimte: loonstijging, financiële ruimte die bedrijven hebben om de lonen te laten stijgen terwijl het loonaandeel niet verandert Index loonruimte = (prijsindex * arbeidsproductiviteitindex) : 100 Nominale arbeidsproductiviteit = 100 * arbeidsproductiviteit reëel * prijsstijging Koopkrachtindex = (nominaal productiviteitindex : prijsindex) *100 Loonmatiging: de loonstijging is kleiner dan de loonruimte Incidentele loonstijging: loonstijging die niet voor iedereen geldt, bijv. overurentoeslag Reëel: werkelijke productie (koopkracht) Nominaal: werkelijke productie met de prijsstijging doorberekenend Inelastische vraag: los van wat het kost willen mensen het wel hebben bijv. gezondheidszorg ZELFTEST -een vakbond is een organisatie die werknemers die lid zijn en in een bepaalde bedrijfstak werken, verenigd -een vakcentrale is een organisatie waarin bedrijfsvakbonden zijn vertegenwoordigd -cao is een overeenkomst waarin de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden staan voor werknemers in zowel de collectieve als de marktsector, wordt afgesloten door vragers en aanbieders op de arbeidsmarkt -als het aantal leden van vakbonden toeneemt en het aantal werknemers gelijk blijft, stijgt per definitie de organisatiegraad van de werknemers -door algemeen verbindend verklaren van een cao neemt de concurrentie tussen bedrijven af -stichting van arbeid is een overlegorgaan van sociale partners -stijging van cao-lonen in de marktsector leidt tot hogere inkomsten voor de overheid HOOFDSTUK 4 DE WERKELOOSHEID Doel van de overheid is evenwichtige arbeidsmarkt: arbeidsmarkt die niet te ruim maar ook niet te krap is, waar volledige werkgelegenheid is en bedrijven toch voldoende aan personeel kan komen Geregistreerde werklozen: beperktste definitie -personen van 15 tot 64 jaar -zonder werk of met werk van minder dan 12 uur per week -die ingeschreven staan bij het CWI -en die direct beschikbaar zijn voor een werkkring van 12 uur of meer per week (grote baan) Werkloze beroepsbevolking: geregistreerde werklozen maar een inschrijving bij het CWI is niet nodig, wel is actief zoeken nodig Werkeloosheidsdefinitie ILO: deze wordt gebruikt bij internationale vergelijkingen, geregistreerde werklozen maar hierin vervalt de inschrijvingseis bij het CWI en de ondergrens van 12uur Officiële werkloosheidspercentage = (aantal geregistreerde werklozen : beroepsbevolking) * 100% Kritiek op het officiële werkloosheidspercentage: -verborgen werklozen: mensen die wel werkloos zijn maar niet zijn opgenomen in de statistieken zoals https://www.scholieren.com/verslag/38874 Pagina 5 van 9

arbeidsongeschikten of mensen die niet actief op zoek zijn naar een baan (vrijwillig werkelozen) zijn niet inbegrepen bij dit percentage -bestandsvervuiling: dit is het geval als mensen wel een tijdelijke baan hebben maar nog wel ingeschreven staan bij het CWI NPG: Netto participatiegraad, wordt ook wel werkgelegenheid genoemd = (werkende beroepsbevolking : beroepsgeschikte bevolking) * 100% hier wordt bij internationale vergelijkingen naar gekeken Feitelijke werkloosheid = geregistreerde werklozen werkzame personen die nog als werkzoekend staan ingeschreven bij het CWI + verborgen werklozen Factoren hoeveel er geproduceerd wordt, en afzetmogelijkheden: -productiecapaciteit: totale hoeveelheid goederen en diensten die in een jaar maximaal kan worden voortgebracht Arbeidsplaatsen: het aantal werknemers dat bij volledige inschakeling van alle kapitaalgoederen nodig is Bezettingsgraad = (feitelijke productie : capaciteit) * 100% Baan: een arbeidsplaats die bezet is Conjunctuurbeweging: veranderingen in de percentage van de productie, conjunctureel evenwicht wil zeggen dat er een evenwicht bestaat tussen de effectieve vraag (de bestedingen) en de productiecapaciteit BBP = totale inkomen van een land in 1 jaar 1. productiecapaciteit = 100%, de kapitaalgoederen worden steeds effectiever dus de productiecapaciteit stijgt altijd 2. trendmatige bezettingsgraad van de productie = 85% 3. conjunctuurbeweging/golf: golfbeweging van de bestedingen (effectieve vraag) 4. overbesteding: ook wel hausse genoemd, de effectieve vraag is groter dan de gemiddelde bezettingsgraad van de productiecapaciteit 5. onderbesteding: ook wel recessie genoemd, de effectieve vraag is kleiner dan de gemiddelde bezettingsgraad van de productiecapaciteit - conjunctuur werkeloosheid Oorzaken van werkloosheid: 1. Conjuncturele werkloosheid: (slechte economie) werkloosheid die ontstaan door onderbesteding (laagconjunctuur) Conjunctureel werklozen = arbeidsplaatsen banen 2. Structurele werkloosheid: gevolg van verandering aan de aanbodzijde van de economie, de kwantiteit, de kwaliteit en/of de prijzen van de productiefactoren zijn veranderd. A. Kwantitatieve structuurwerkloosheid: (te veel aanbod) te weinig arbeidsplaatsen, gevolg van veranderingen in de kwantiteit (en prijzen) van productiefactoren, er zijn nog werklozen terwijl alle kapitaalgoederen volledig zijn ingeschakeld, de productiecapaciteit is volledig bezet, oorzaken: -beroepsbevolking: cultuur, wetgeving van de overheid, stijging beroepsbevolking -arbeidsplaatsen: afhankelijk van capaciteit - neemt toe door (uitbreidings)investeringen, en de arbeidsproductiviteit - neemt toe door diepte-investeringen, met hetzelfde aantal werknemers wordt meer https://www.scholieren.com/verslag/38874 Pagina 6 van 9

geproduceerd of blijft gelijk bij breedte-investeringen -banen, die weer afhankelijk zijn van de goederen vraag Structurele werkloosheid: beroepsbevolking arbeidsplaatsen Arbeidsjaar: voltijdbaan gedurende een jaar, als het arbeidsjaar wordt verkort, neemt de arbeidsproductiviteit af B. Seizoenswerkloosheid: (omdat er in een seizoen geen werk is) op en neergaande economische bedrijvigheid in de seizoenen, oorzaak door de vraagkant van de economie Correctie seizoensinvloeden: het aantal werklozen in de zomermaanden worden kunstmatig verhoogd en in de wintermaanden verlaagd, hierbij wordt gebruik gemaakt van seizoenindexcijfers De prijs van de productiefactor: loon Seizoenswerkloosheid = (werkloosheid ongecorrigeerd : seizoensindexcijfer) * (seizoensindexcijfer 100) Gecorrigeerde werkloosheid = ongecorrigeerde werkloosheid - seizoenswerkloosheid C. Kwalitatieve structuurwerkloosheid: vacatures en toch werklozen, gevolg van veranderingen in de kwaliteit van productiefactoren, oorzaak: de eisen waaraan de gezochte personen moeten voldoen voor de vacatures, komen niet overeen met de opleiding/ervaring van de werklozen of er is gebrek aan regionale arbeidsmobiliteit D. Frictiewerkloosheid: er moet een tijd overbrugd worden om een baan te vinden, werkloosheid van korte duur, wanneer je je baan verliest of van school komt Productiewaarde: aantal werken * gemiddelde arbeidsproductiviteit Desinvesteringen: treden op als bedrijven failliet gaan, bepaalde afdelingen sluiten in verband met reorganisaties, of hun productie verplaatsen naar het buitenland, er gaan arbeidsplaatsen verloren. Diepte-investeringen: mensen vervangen door machine, verhouding kapitaal en arbeid neemt toe en de arbeidsproductiviteit ook - loonkosten dalen Breedte-investeringen: arbeid niet vervangen door kapitaal, verhouding kapitaal en arbeid blijft gelijk dus de arbeidsproductiviteit ook Bestrijding werkloosheid: 1. Conjuncturele werkloosheid: het beïnvloeden van de bestedingen door de overheid op korte termijn Bestedingen: (ook wel effectieve vraag) kan worden ingedeeld in 4 categorieën: -Particuliere consumptie: de bestedingen van gezinnen/consumenten -Particuliere investeringen: de bestedingen van ondernemingen -Overheidsbestedingen: de bestedingen van de overheid -De uitvoer: de bestedingen van het buitenland 2. Structurele werkloosheid: A. Kwantitatieve structuurwerkloosheid: ingrijpen in de aanbodkant van de arbeidsmarkt door de omvang van de beroepsbevolking te beïnvloeden door bijv. emigratie en VUT-regelingen Loonmatiging: loonaandeel van de productie daalt en het winstaandeel in de productie stijgt, de loonstijging is kleiner dan de arbeidsproductiviteitsstijging De wig op de arbeidsmarkt: verschil tussen het bedrag dat de werknemer ontvangt (het nettoloon) en het bedrag dat de werkgever in totaal betaalt voor zijn arbeidskracht (arbeidskosten) Arbeidskosten = Nettoloon + WIG https://www.scholieren.com/verslag/38874 Pagina 7 van 9

Arbeidskosten = Werkgeverswig + Werknemerswig + Nettoloon Collectieve lastendruk = ((sociale premies + belasting) : BBP) * 100% B. Seizoenswerkloosheid: bijv. kassen in de tuinbouw, overkappingen in de bouw, overdekte recreatiecentra in de toerisme C. Kwalitatieve structuurwerkloosheid: mobiliteit tussen de deelmarkten toenemen: dus geografische mobiliteit vergroten door infrastructuur, verhuispremies, mobiliteit tussen beroepen: omscholing, herscholing en bijscholing D. Frictiewerkloosheid: transparanter maken van de arbeidsmarkt transparante arbeidsmarkt: de vragers en aanbieders zijn goed op de hoogte van elkaars kwaliteiten en verlangens Vergroting van de mobiliteit tussen werklozen en werkenden: door uitkeringen te bevriezen, worden mensen geprikkeld om werk te zoeken i/a-ratio: verhouding tussen het aantal inactieven en actieven - als deze stijgt, neemt de collectieve lastendruk toe inactieven: personen met een uitkering door arbeidsongeschiktheid, werkloosheid (WW, bijstand), ouderdom (AOW) of overlijden van kostwinner (Anw) actieven: personen met een primair inkomen, zij dragen sociale premies af Armoedeval: werklozen die een baan vinden, maar door verval van inkomensafhankelijke regelingen, ze nauwelijks vooruit of zelfs achteruit gaan op hun netto inkomen Ceteris parabuus: 1 variabele verandert maar de rest van de variabele blijven gelijk Functiedifferentiatie: eenvoudige taken van een functie worden afgesplitst waardoor er een nieuwe lagere functie ontstaat, weinig opleiding voor nodig ZELFTEST -De overheid streeft naar een evenwichtige arbeidsmarkt en een rechtvaardige inkomensverdeling -Als werklozen van 57.5 jaar en ouder zich niet meer in hoeven te schrijven bij het CWI voor een uitkering dan zal het aantal uitkeringen gelijk blijven maar het officiële werkloosheidspercentage zal dalen -Verborgen werkloosheid houdt in dat personen die betaald werk willen niet staan geregistreerd al werkloos -Als de feitelijke werkgelegenheid kleiner is dan de potentiële werkgelegenheid is er sprake van conjuncturele werkloosheid: er zijn wel genoeg arbeidsplaatsen maar de vraag is te klein dus deze worden niet vervuld feitelijke werkgelegenheid: feitelijke banen die vervult zijn potentiële werkgelegenheid: aantal arbeidsplaatsen -Als de feitelijke werkloosheid groter is dan de geregistreerde werkloosheid is er sprake van verborgen werkeloosheid -Een toename van de (uitbreidings)investeringen leidt tot afname van de conjuncturele werkloosheid en van de kwalitatief structurele werkloosheid, uitbreidingsinvestering - meer arbeidsplaatsen - afname conjunctuur en kwalitatief werkeloosheid -Desinvesteringen hebben tot gevolg dat de conjuncturele werkloosheid en de kwalitatieve structurele werkloosheid toenemen, desinvesteringen - sluiten deel bedrijf - toename conjunctuur en kwalitatief https://www.scholieren.com/verslag/38874 Pagina 8 van 9

werkeloosheid + = positief verband, - = negatief verband - Prijs van arbeid + Diepte-investeringen + Arbeidsproductiviteit + Structurele werkloosheid + - Een gemeenschappelijk kenmerk van alle soorten structurele werkloosheid is dat hun oorzaak ligt in de aanbodkant van de economie -In de zomer is er meer seizoenswerkgelegenheid dan in de winter -Netto arbeidsparticipatie - i/a-ratio + Collectieve lastendruk + arbeidskosten - Netto arbeidsparticipatie https://www.scholieren.com/verslag/38874 Pagina 9 van 9