107041 - Een verwijderingsbesluit kan niet in stand blijven, omdat niet is voldaan aan de hoorplicht en de zorgplicht en het onvoldoende is gemotiveerd. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te Z, verzoekster, gemachtigde: mevrouw mr. M. Hartkoorn en ADVIES de Stichting B, gevestigd te Z, het bevoegd gezag van D te Z, verweerder gemachtigde: mevrouw mr. A. Yandere-Köycü 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij verzoekschrift van 27 oktober 2015 heeft verzoekster aan de Commissie een geschil voorgelegd over het besluit van 6 oktober 2015 van verweerder om haar dochter C van D te verwijderen. Verweerder heeft op 18 november 2015 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 1 december 2015 te Utrecht. Verzoekster en C waren ter zitting aanwezig en werden vergezeld door de heer F, vertrouwd persoon, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer G, directeur/rector ad interim, en mevrouw H, teamleider zorg, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. Namens het samenwerkingsverband waren aanwezig de heer J, beleidsmedewerker en mevrouw K, consulent van het samenwerkingsverband. Het oordeel van de Commissie is reeds bij brief van 5 januari 2016 aan partijen meegedeeld. 2. DE FEITEN 1. C is het schooljaar 2013-2014 gestart op D, op het vmbo basisberoepsgerichte leerweg (vmbo bbl) met leerwegondersteuning (lwoo), leerjaar 1. Het schooljaar 2015-2016 zit C in 3 vmbo bbl. 2. Op 12 maart 2015 heeft D een ontwikkelingsperspectief (opp) voor C opgesteld in verband met dyslexie en gedrag. Het opp is op 12 mei 2015 geëvalueerd. In het verslag van de evaluatie is onder meer opgenomen dat C zich niet begeleidbaar opstelt voor werken met een gedragschrift, waarin dagelijks haar gedrag wordt genoteerd om het inzicht van C in haar gedrag te vergroten. Opgelegde sancties blijken geen resultaat te hebben. Blijkens de evaluatie escaleert het gedrag van C in de vorm van conflicten met medeleerlingen. 3. Op 30 september 2015 vond een incident plaats op D tussen C en een medeleerlinge. Dezelfde dag heeft de school aan verzoekster meegedeeld dat C voor dit incident intimidatie/bedreiging jegens een medeleerling - voor drie dagen is geschorst. In deze brief wordt de afspraak voor een gesprek op 5 oktober 2015 bevestigd. Dit gesprek vind uiteindelijk niet plaats. 107041 / advies d.d. 18 januari 2016 pagina 1 van 5
4. Bij brief van 6 oktober 2015 heeft de directeur van D aan verzoekster meegedeeld dat het schoolbestuur heeft besloten om C definitief te verwijderen van D. In de brief is opgenomen dat de redenen die ten grondslag liggen aan de definitieve verwijdering zijn: intimidatie/bedreiging jegens een medeleerling en fysiek geweld. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoekster Het besluit van verweerder voldoet niet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Zo is verweerder meteen overgegaan tot definitieve verwijdering zonder eerst een voornemen daartoe kenbaar te maken. Verzoekster en C zijn niet over de verwijdering gehoord. Ook had verweerder nog geen andere school bereid gevonden die C een passende onderwijsplek wilde bieden. Sinds C en verzoekster hebben geklaagd, dat een docent een foto van C via sociale media heeft verspreid, kan C geen goed meer doen op school. Alles wat zij doet wordt uitvergroot. De uiteindelijke aanleiding voor de verwijdering is een incident over een liniaal tussen C en de medeleerlinge op 30 september 2015. Er was slechts een woordenwisseling tussen C en de medeleerlinge. C heeft haar niet bedreigd of geïntimideerd; ook was geen sprake van fysiek geweld. Op deze woordenwisseling is alleen C aangesproken. C is geschorst zonder dat zij door de school over dit incident is gehoord. Het incident is onvoldoende grond voor een ingrijpend besluit als verwijdering. De school heeft een lijst met incidenten overgelegd. C erkent dat zij soms anders had kunnen handelen, maar zij heeft niets steeds iets verkeerds gedaan. Sommige incidenten, zoals het grapje over meneer L, kloppen, maar zijn niet altijd in de juiste context geplaatst of zijn te zwaar aangezet. C gedraagt zich niet slechter dan de andere leerlingen. De incidentenlijst is alleen maar gericht op wat C niet goed doet, maar nergens is vastgelegd wat de school hieraan heeft gedaan. Overigens is verder ook onduidelijk wat de school heeft besproken met het zorgteam en leerplicht. Verzoekster is hier onvoldoende bij betrokken. Er zou op 5 oktober 2015 een gesprek tussen verzoekster en school plaatsvinden over de schorsing van C. Verzoekster heeft in de ochtend van 5 oktober telefonisch aan de school laten weten dat zij op een ander moment het gesprek wilde hebben omdat zij haar sociaal raadsvrouw erbij aanwezig wilde hebben. De school heeft daarna geen contact meer gezocht met verzoekster en in plaats daarvan een dag later het besluit tot verwijdering genomen. Verzoekster heeft geen vertrouwen meer in de school. Zij wil C graag naar een andere reguliere school laten gaan. Verzoekster heeft ook al contact gehad met een school (E), maar die besloot na contact met D, C niet aan te nemen. Verzoekster vindt het opdc geen goede plek voor C gezien de problematiek van de andere leerlingen. Standpunt verweerder De brief van 6 oktober 2015 is wat ongelukkig geformuleerd, maar betreft een voornemen tot verwijdering. Verweerder kondigt in de brief aan dat C zal worden verwijderd. In de tussentijd gaat verweerder op zoek naar een andere school. Voordat tot definitieve verwijdering wordt overgegaan, zullen verzoekster en C ook nog worden gehoord. Nu er van een definitieve verwijdering nog geen sprake is, verzoekt verweerder de Commissie het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De redenen die ten grondslag liggen aan de voorgenomen verwijdering, zijn neergelegd in de brief van 6 oktober 2015. Het foto-incident heeft hierbij geen enkele rol gespeeld. Er was sprake van een opeenstapeling van incidenten met C. Vanaf het begin dat C op school zit, viel haar gedrag op bij docenten. Haar gedrag werd vanaf schooljaar 2014-2015 erger: zij verstoorde lessen en viel medeleerlingen lastig. Zo maakte zij de naam van een docent belachelijk, was brutaal naar docenten, moeilijk aanspreekbaar op haar gedrag, schold medeleerlingen uit en 107041 / advies d.d. 18 januari 2016 pagina 2 van 5
vertoonde intimiderend en agressief gedrag naar de medeleerlinge. Voor een aantal van de incidenten is C geschorst. Er hebben regelmatig gesprekken plaatsgevonden met C en verzoekster over het gedrag van C en om C passende ondersteuning te bieden. De leerlingbegeleider was intensief bij C betrokken. Omdat verzoekster geen toestemming gaf voor bespreking in het schoolondersteuningsteam is dit anoniem gebeurd. Er is een gedragschrift ingezet waarin dagelijks door docenten het gedrag van C kon worden genoteerd. C moest het schrift bij zich houden en telkens aan het begin van de les afgeven aan de docent. Echter, als docenten negatieve punten over C opschreven, dan scheurde C de betreffende pagina s eruit. Ook gaf zij regelmatig het schrift niet af. Verweerder heeft het samenwerkingsverband om advies gevraagd. Dat gaf aan dat C mogelijk werd overvraagd en adviseerde een IQ-test te laten afnemen. Ook adviseerde het samenwerkingsverband om C een time-out te bieden op het opdc, tevens kon op het opdc worden bekeken wat C precies nodig heeft. Verzoekster gaf geen toestemming voor de IQ-test en wilde ook niet meewerken aan plaatsing op het opdc. Verzoekster heeft wel toestemming gegeven voor contact met het CJG/jeugdverpleegkundige. Bij het laatste incident heeft C de medeleerlinge geïntimideerd, bedreigd met de dood en fysiek geweld gebruikt. Desgevraagd door de Commissie heeft verweerder verklaard dat dit fysiek geweld inhield dat C de medeleerlinge had geduwd. De medeleerlinge heeft aangifte gedaan tegen C. Alle incidenten in combinatie met het laatste incident hebben tot het voornemen tot verwijdering geleid. Verzoekster heeft het gesprek op 5 oktober 2015 afgezegd en geen contact opgenomen voor een nieuwe afspraak. Daarom heeft verweerder op 6 oktober 2015 het voornemen tot verwijdering verstuurd. Verweerder heeft wel degelijk gezocht naar een andere school. In een plaatsingsoverleg op 12 november 2015, waarbij alle scholen in Z zijn vertegenwoordigd, is aan de scholen gevraagd of zij C een passende onderwijsplek konden bieden. M is bereid C aan te nemen onder de voorwaarde dat ze op het opdc geplaatst wordt. Verzoekster is gevraagd hieraan mee te werken. De weigering door E was gebaseerd op gegevens van de basisschool, die had aangegeven dat C op de basisschool reeds gedragsproblemen had en dit moeizaam met verzoekster te bespreken was. Inbreng Samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband is om advies gevraagd over het gedrag van C. Dit heeft geleid tot het advies voor een IQ-test en plaatsing op het opdc. Doel van plaatsing op een opdc is om de leerling een time-out te geven en te onderzoeken wat de ondersteunings- en onderwijsbehoefte van de leerling is en wat de leerling nodig heeft om in dit geval met zichzelf en de docenten om te gaan. In de meeste gevallen is plaatsing op het opdc gericht op terugkeer op de eigen school, maar soms wordt op zoek gegaan naar een andere passende onderwijsplek. Bij plaatsing op het opdc blijft de leerling ingeschreven bij de school van herkomst. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Ontvankelijkheid en formele eisen samenhangend met verwijdering Verweerder stelt dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat volgens verweerder sprake is van een voornemen tot verwijdering. Hoewel de Commissie ook inhoudelijk kennis kan nemen van een voornemen tot definitieve verwijdering (zie advies 106626) en verzoekster in dat geval ontvankelijk zou zijn in haar verzoek, wijst de brief van 6 oktober 2015 op een definitief verwijderingsbesluit. De brief is namens het College van Bestuur geschreven en nergens blijkt dat gedoeld wordt op een voornemenprocedure. In de brief wordt drie keer melding gemaakt van een definitieve verwijdering, er wordt verwezen naar artikel 14 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO en de bezwaarclausule is opgenomen. Naar het oordeel van de Commissie is er dan ook sprake van een definitieve verwijdering. Het verzoek is derhalve ontvankelijk. 107041 / advies d.d. 18 januari 2016 pagina 3 van 5
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Commissie vast dat verweerder verzoekster niet in de gelegenheid heeft gesteld om over de definitieve verwijdering te worden gehoord. Verweerder had verzoekster weliswaar uitgenodigd voor een gesprek op 5 oktober 2015 maar vooraf was aan verzoekster slechts kenbaar gemaakt dat dit gesprek over de schorsing zou gaan. Nadat verzoekster de school had gebeld met de mededeling dat zij het gesprek in aanwezigheid van een sociaal raadsvrouw op een ander moment wilde voeren, heeft er geen gesprek meer plaatsgevonden. Verweerder heeft verzoekster ook niet meer uitgenodigd voor een gesprek om haar de gelegenheid te bieden over de verwijdering van C te worden gehoord. Hiermee heeft verweerder niet voldaan aan de hoorplicht zoals genoemd in artikel 14 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO. Voorts had verweerder op 6 oktober 2015 nog geen andere school bereid gevonden om C een passende onderwijsplek te bieden. Immers, in het verwijderingsbesluit schrijft verweerder dat spoedig op zoek wordt gegaan naar een andere school. Hiermee heeft verweerder niet voldaan aan artikel 27 lid 1 WVO. Inhoudelijke gronden van het verwijderingsbesluit In zijn verwijderingsbesluit van 6 oktober 2015 schrijft verweerder dat de aan de definitieve verwijdering ten grondslag liggende redenen betreffen: intimidatie/bedreiging jegens een medeleerling en fysiek geweld. Verweerder heeft verklaard dat het fysieke geweld bestond uit het bij het laatste incident duwen van de medeleerlinge door C. Uit de door verweerder afgelegde verklaring en de stukken is niet gebleken dat dit duwen zodanig was dat dit als fysiek geweld kan worden gekwalificeerd. Verweerder heeft derhalve niet in redelijkheid deze reden aan het besluit tot verwijdering ten grondslag kunnen leggen. Hierbij neemt de Commissie mee dat het duwen door C wordt betwist en zij niet over het incident is gehoord, zodat de toedracht eenzijdig is vastgesteld en het gestelde fysiek geweld niet de reden vormde voor het opleggen van de schorsing van 30 september 2015. Voorts is als reden voor de verwijdering intimidatie/bedreiging jegens de medeleerlinge ten grondslag gelegd en niet zoals verweerder ter zitting heeft betoogd - de cumulatie van incidenten in combinatie met het niet toereikend zijn van de inspanningen van de school. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat het incident van 30 september 2015 zodanig ernstig is geweest dat het op zichzelf voldoende grond vormt om tot verwijdering over te gaan. Ook hierbij geldt dat C de weergave van het incident deels betwist en niet over het incident is gehoord. De Commissie oordeelt dan ook dat het besluit onvoldoende is onderbouwd en verweerder derhalve niet in redelijkheid tot verwijdering op deze gronden heeft kunnen besluiten. Hoewel de Commissie het verzoek gegrond zal verklaren, wenst zij niet onvermeld te laten dat het ter zitting duidelijk is geworden dat partijen om verschillende redenen - terugkeer van C naar D uitsluiten. Er zal derhalve een andere passende onderwijsplek voor C moeten worden gevonden. Het samenwerkingsverband heeft zich bereid verklaard om hierin een onafhankelijke rol te spelen en verzoekster is bereid hieraan mee te werken. Het overleg tussen partijen zal dan ook gericht moeten zijn op de toekomst. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek gegrond en adviseert het bevoegd gezag met inachtneming van de overwegingen van de Commissie een nieuw besluit te nemen. 107041 / advies d.d. 18 januari 2016 pagina 4 van 5
Aldus gedaan te Utrecht op 18 januari 2016 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, drs. L.F.P. Niessen en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter mr. O.A.B. Luiken secretaris Het oordeel van de Commissie is reeds bij brief van 5 januari 2016 aan partijen meegedeeld. 107041 / advies d.d. 18 januari 2016 pagina 5 van 5