Dienst Water en Milieu Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Gedide B.V. T.a.v. A. van Opijnen Bochumstraat 6 7418 EK Deventer Tel. 030-2589111 Fax 030-2583140 http://www.provincie-utrecht.nl Datum 30 mei 2006 Nummer 2006WEM002183i Uw brief van 19 april 2006 Uw nummer 06012041 DRN.ITO.SAN Bijlages 1: kadastrale tekening 2: verzendlijst Geachte heer, mevrouw Van Opijnen, Sector MBS Referentie C.P.Nieman Doorkiesnummer 030-258 2014 Faxnummer 030-258 3042 E-mailadres bodemsanering@provincie-utrecht.nl Onderwerp Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming Leersumsestraatweg 9 te Doorn gemeente Utrechtse Heuvelrug UT/0315/00056 1 Inleiding Gedeputeerde staten van Utrecht hebben op 20 april 2006 een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van Gedide B.V. te Deventer. Op twee plaatsen op het perceel bekend gemeente Doorn, sectie B, nummer 3532 is bodemverontreiniging aangetroffen: deellocatie F (voormalig pompeiland met ondergrondse 40.000 liter opslagtank voor diesel en ondergrondse 3.000 liter opslagtank voor benzine) en deellocatie E (voormalige werkplaats met smeerput en bankwerkplaats). De melder is voornemens de ernstige en niet-ernstige bodemverontreinigingen ter plaatse van het perceel, gelegen aan de Leersumsestraatweg 9 te Doorn, kadastraal bekend gemeente Doorn, sectie B, nummer 3532 te saneren, dan wel handelingen te verrichten als gevolg waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst. Bij deze melding zijn diverse bodemonderzoeksrapporten, alsmede een saneringsplan bijgevoegd. Deze rapporten zijn opgesomd in paragraaf 4.1 van deze beschikking. De bodemonderzoeken zijn uitgevoerd op de volgende kadastrale percelen gemeente Doorn, sectie B, nummers 3136, 3531 en 3532. 2 Beschikking De hierboven bedoelde bodemonderzoeksrapporten, alsmede het saneringsplan hebben wij op volledigheid en op inhoud beoordeeld. Aan de hand van deze gegevens besluit ons college het volgende. Ter plaatse van het perceel kadastraal bekend gemeente Doorn sectie B, nummer 3532 is bij deellocatie F en deellocatie E sprake van twee verontreinigingskernen die als een geval van ernstige verontreiniging worden beschouwd als bedoeld in artikel 29 van de Wbb.
Gelet op het huidige of het toekomstige gebruik van deze ernstig verontreinigde bodem is er geen sprake van zodanige risico s voor mens, plant of dier dan wel van verspreiding van deze verontreiniging dat spoedige sanering als bedoeld in artikel 37 van de Wbb, noodzakelijk is. Op grond van artikel 39 lid 2 van de Wbb stemmen wij in met het saneringplan. Met toepassing van dit artikellid hebben wij in hoofdstuk 5 van deze beschikking voorschriften aan onze instemming verbonden. 3 Inspraak Bij de voorbereiding van deze beschikking hebben wij met toepassing van artikel 6.1 lid 3 van de Provinciale milieuverordening Utrecht, afgezien van het toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). We hebben dan ook geen ontwerpbeschikking ter inzage gelegd. 4 Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking 4.1 Rapporten De volgende rapporten liggen ten grondslag aan deze beschikking: Verkennend en nader bodemonderzoek Leersumsestraatweg 9 gemeente Doorn, Econsultancy B.V., rapportnummer 05032158, 31 augustus 2005, in opdracht van Van Opijnen BV; Saneringplan Leersumsestraatweg 9 te Doorn gemeente Utrechtse Heuvelrug, Econsultancy B.V., rapportnummer 06012041, in opdracht van Van Geenhuizen Peeters Advies en Ontwikkeling B.V.. 4.2 Toetsingskader geval van ernstige bodemverontreiniging Van een geval van verontreiniging is sprake indien de verontreiniging van de bodem betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen (zie artikel 1 van de Wbb). Van een geval van ernstige bodemverontreiniging is sprake indien in minimaal 25 m 3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging of in 100 m 3 bodemvolume in het geval van grondwaterverontreiniging voor tenminste één stof de gemiddelde gemeten concentratie hoger is dan de interventiewaarde (zie Circulaire saneringsregeling bodembescherming van 1 mei 2006 (Stcrt 2006, 83 1 mei 2006), alsmede de Circulaire Streef- en interventiewaarden bodemsanering van 4 februari 2000 (Stcrt. 24 februari 2000)). 4.3 Verontreinigingen grond en grondwater Uit de hierboven genoemde bodemonderzoeksrapporten blijkt dat in de grond van het in paragraaf 2 genoemde perceel minerale olie is aangetroffen in concentraties die hoger zijn dan de vastgestelde interventiewaarden. Ter plaatse van deellocatie F (voormalig pompeiland met ondergrondse 40.000 liter opslagtank voor diesel en ondergrondse 3.000 liter opslagtank voor benzine) is circa 260 m 3 grond verontreinigd met art. 39 Wet bodembescherming (Leersumsestraatweg 9 te Doorn, UT/0315/00056) pagina 2
minerale olie, waarvan totaal circa 150 m 3 sterk verontreinigd is met minerale olie (rondom peilbuis 100 en boring F 101). Ter plaatse van deellocatie E (voormalige werkplaats met smeerput en bankwerkplaats) is alleen zintuiglijk (en niet analytisch) een sterke verontreiniging aangetroffen met minerale olie ter plaatse van boring E 106. In de kern van de verontreiniging is over het traject 0,5-2,5 m beneden maaiveld een sterke oliewaterreactie waargenomen en tot 11,7 m beneden maaiveld een zwakke tot plaatselijk matige oliewaterreactie. De omvang van de sterk met minerale olie verontreinigde grond bedraagt circa 8 m 3 (circa 3 m 2 * 2,5 m diepte). De omvang van de totale met minerale olie verontreinigde grond boven de streefwaarde bedraagt naar verwachting 12 m 3. In het grondwater, dat zich op de locatie op een diepte van circa 9 m beneden maaiveld bevindt, is geen verontreiniging aangetroffen. De aangetoonde verontreinigingen in de grond van zowel deellocatie F als deellocatie E hangen in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samen. De verontreinigingen in de grond zijn op basis van de interventiewaarde en streefwaarde contour voor minerale olie aangegeven op de kadastrale kaart die als bijlage 1 aan deze beschikking is gehecht. Conclusie De verrichte bodemonderzoeken voldoen naar het oordeel van ons college aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde eisen. Omdat de gemiddelde concentratie minerale olie gemeten in grond bij deellocatie F in minimaal 25 m 3 hoger is dan de interventiewaarde voor deze stof, is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Omdat de gemiddelde concentratie minerale olie gemeten in grond bij deellocatie E in minimaal 25 m 3 lager is dan de interventiewaarde voor deze stof, is er sprake van een geval van niet-ernstige bodemverontreiniging. 4.4 Risicobeoordeling, spoed en saneringstijdstip Het toetsingskader voor de risicobeoordeling is vastgelegd in de Circulaire bodemsanering van 1 mei 2006 (Stcrt 2006, 83 1 mei 2006). De standaard- en de locatiespecifieke risicobeoordeling betreffen de vraag of de aangetroffen ernstige verontreiniging al dan niet acceptabele risico s oplevert voor de mens, het ecosysteem of van verspreiding, gelet op de huidige of toekomstige gebruiksfunctie van het perceel. Conclusie Uit de uitgevoerde standaard risicobeoordeling blijkt dat de aangetroffen verontreiniging geen onacceptabele risico s voor de mens, het ecosysteem of van verspreiding oplevert. Volledigheidshalve verwijzen wij naar de risicobeoordeling op pagina 19-20, vastgelegd in het hierboven vermelde verkennend en nader onderzoeksrapport van 31 augustus 2005, opgesteld door Econsultancy B.V.. Omdat er geen sprake is van onacceptabel risico stellen wij geen saneringstijdstip vast. 5 Saneringsdoelstelling art. 39 Wet bodembescherming (Leersumsestraatweg 9 te Doorn, UT/0315/00056) pagina 3
5.1 Algemeen De saneringsdoelstelling dient er volgens artikel 38 van de Wbb primair op gericht te zijn: de verontreinigde bodem in ieder geval geschikt te maken voor de gebruiksfunctie; het risico van verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk te beperken, en; de nazorg en gebruiksbeperkingen, bedoeld in artikel 39d van de Wbb zoveel mogelijk te beperken. In artikel 39 van de Wbb en artikel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening Utrecht (PMV) is voorgeschreven waaraan een saneringsplan moet voldoen. 5.2 Immobiele verontreiniging en bodemgebruikswaarde De waarschijnlijk toekomstige gebruiksfunctie van de onderhavige saneringslocatie is: wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen (bodemgebruiksvorm I). Daarom wordt in principe multifunctioneel gesaneerd door middel van ontgraven. De totale duur van de saneringswerkzaamheden zal circa acht dagen bedragen. Op het terrein worden alle aanwezige negen brandstoftanks ontgraven en afgevoerd, ook degene waarbij geen verontreiniging is aangetroffen. Deellocatie F: Deellocatie F bevat een tweetal verontreinigingskernen. In de eerste instantie zal trapsgewijs tot een diepte van circa 7 m beneden maaiveld worden ontgraven (totaal circa 3500 m 3 schone grond en 260 m 3 met olie verontreinigde grond). Als terugsaneerwaarde voor in elk geval de eerste 7 m wordt de streefwaarde voor minerale olie gehanteerd. Bij het bereiken van deze diepte zal vervolgens aanvullend onderzoek plaatsvinden naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem over het traject 7-10 m beneden maaiveld. Indien blijkt dat de bodem over het taject 7-10 m beneden maaiveld slechts in beperkte mate is verontreinigd (gehalten tot circa de tussenwaarde) zal de ontgraving worden beëindigd. Het ontgraven van licht verontreinigde grond is vanuit kostenefficient oogpunt niet gewenst. Daarbij vormen dergelijke verontreinigingen op deze diepten geen enkele belemmering voor het gebruik van de locatie ten behoeve van het meest gevoelige gebruik, zijnde wonen met (moes)tuin. Deellocatie E: Na verwijdering van het straatwerk zal de schone (boven)grond worden ontgraven en in depot worden gezet (circa 15 m 3 ). Vervolgens wordt de zintuiglijk met minerale olie verontreinigde grond tot circa 2,5 m beneden maaiveld, voor zover technisch mogelijk in verband met de nabijgelegen bebouwing, ontgraven en in depot geplaatst (circa 12 m 3 ). Indien uit de controlebemonstering blijkt dat de verontreiniging tot de terugsaneerwaarde is verwijderd worden de ontgravingswerkzaamheden beëindigd. De ontgraving wordt aangevuld met te leveren schoon zand en de schone grond uit het depot (circa 15 m 3 ). 5.3 Nazorg en gebruiksbeperkingen (globaal) Omdat er na sanering geen ernstig verontreinigde grond op het bovengenoemde perceel achterblijft rust geen nazorgverplichting op de saneerder. Conclusie Het saneringsplan voldoet aan de eisen die bij of krachtens de Wbb zijn gesteld. art. 39 Wet bodembescherming (Leersumsestraatweg 9 te Doorn, UT/0315/00056) pagina 4
6 Saneringsuitvoering De sanering wordt uitgevoerd overeenkomstig: de Beoordelingsrichtlijn uitvoering bodemsanering: BRL SIKB 7000 van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB); het SIKB protocol 7001: Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden; het SIKB protocol 7002: Uitvoering van landbodemsanering met in-situ methoden. 7 Melding start en afronding saneringswerkzaamheden De saneerder dient de datum en het tijdstip van de feitelijke aanvang van de werkzaamheden uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang te melden: schriftelijk: gedeputeerde staten van Utrecht, sector Vergunningen en Handhaving (ketenbeheer), Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of per fax: via de fax van de sector Vergunningen en Handhaving (ketenbeheer), 030-258 2121. De saneerder dient de datum van voltooiing van de sanering schriftelijk binnen twee weken na de datum van beëindiging van de saneringswerkzaamheden aan onze sector Bodemsanering te melden. De milieukundig toezichthouder dient, in uw opdracht, na afloop van de sanering een evaluatierapport op te stellen dat voldoet aan de eisen van de Provincie Utrecht. U dient het evaluatierapport in ieder geval binnen drie maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college in te dienen, in drievoud. 8 Opslag en aan- en afvoer van grond De tijdelijke opslag van verontreinigde grond dient minimaal te voldoen aan de volgende eisen: Het is niet toegestaan een depot voor de opslag van bij de sanering vrijkomend materiaal in werking te hebben na het beëindigen van de grondsanering. Het is niet toegestaan partijen verontreinigde grond van verschillende kwaliteit en samenstelling te mengen. Partijen verontreinigde grond dienen naar aard, samenstelling en verontreiniging in te onderscheiden deelpartijen te worden opgeslagen. Tussen deze deelpartijen dient een afstand van ten minste een meter te worden aangehouden of een fysieke scheidingswand te worden aangebracht. Vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal dient uiterlijk vier werkweken na het vrijkomen afgevoerd te worden naar een erkende verwerker. 9 Milieukundige begeleiding De werkzaamheden worden milieukundig begeleid. De milieukundige begeleiding wordt uitgevoerd overeenkomstig: de beoordelingsrichtlijn milieukundige begeleiding: BRL SIKB 6000 van de SIKB; het VKB-protocol 6001: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met conventinele methoden van de SIKB; het VKB-protocol 6002: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met in situ methoden. art. 39 Wet bodembescherming (Leersumsestraatweg 9 te Doorn, UT/0315/00056) pagina 5
10 Kadastrale registratie en publicatie Op grond van artikel 55 van de Wbb zendt ons college een afschrift van deze beschikking aan de Rijksdienst van het Kadaster. De verontreiniging wordt kadastraal geregistreerd op basis van de ligging van de interventie- en streefwaarde contour voor minerale olie in de grond. Deze contour is weergegeven op de als bijlage 1 bijgevoegde kadastrale kaart. Het te registreren kadastrale perceel is: Kadastraal bekend gemeente Doorn: Sectie Nummer Grootte perceel Code * B 3532 30 m 2 WBD * WBD = het besluit betreft een deel van het perceel 11 Bezwaar Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij gedeputeerde staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie Water en Milieu, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED Den Haag. Aan een verzoek om voorlopige voorziening, zijn kosten verbonden, het griffierecht. Deze bedragen 141,- voor een natuurlijk persoon en 281,- voor een rechtspersoon. Onder vermelding van de code UT/0315/00056 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij de sector Bodemsanering van onze provincie, telefonisch bereikbaar: 030-2583945. Gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen, drs. J.W. Strookappe hoofd sector Bodemsanering art. 39 Wet bodembescherming (Leersumsestraatweg 9 te Doorn, UT/0315/00056) pagina 6
Bijlage 2: Verzendlijst Een kopie van deze beschikking is verzonden aan: Melder/eigenaar: Gedide B.V., t.a.v. de heer A.M. van Opijnen, Bochumstraat 6, 7418 EK Deventer; Gemeente Utrechtse Heuvelrug, Postbus 200, 3949 AE Doorn; Adviesbureau: Milieudienst Zuidoost-Utrecht, Postbus 461, 3700 AL Zeist; VROM Inspectie, Regio Noord-West, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; Kadaster en Openbare Registers, Postbus 85001, 3508 AA Utrecht; Toekomstig eigenaar: G. van Kooten, Haarweg 10, 3953 BH Maarsbergen; Toekomstig eigenaar: C.L. van Vliet, Maarsbergseweg 53, 3956 KV Leersum; Overige betrokkenen: KDb architecten BV, t.a.v. de heer J.G. van Geenhuizen, Ir. Visstraat 3, 7001 CR Doetichem; Overige betrokkenen: S. van der Laan en A.A.G.U. van der Meer, Leersumsestraatweg 7, 3941 ML Doorn; Overige betrokkenen: de heer J. van Versseveld, Leersumsestraatweg 5, 3941 ML Doorn; Overige betrokkenen: de heer J. van Vulpen, Sandenburgerlaan 1, 3941 ME Doorn. art. 39 Wet bodembescherming (Leersumsestraatweg 9 te Doorn, UT/0315/00056) pagina 7