Geldstromen Drechtsteden in Sociaal Domein -

Vergelijkbare documenten
Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet?

Maatwerkrapport WWB in Uw Gemeente

Basismateriaal fictief budget en lasten gemeentelijk minimabeleid

In de bijgevoegde analyse wordt weergegeven waardoor de verschillen ten opzichte van de meicirculaire zijn ontstaan.

Vervolgens zijn de resultaten vergeleken met de ramingen voor de jaren , welke zijn gebaseerd op de meicirculaire 2014.

Algemene uitkering Beginstand algemene uitkering

On-line versie IROKO Rekenmodel Participatiebudget: maak uw eigen Wat als analyses

datum voor Afdeling/cluster 23 juni 2015 Leden van de Raad Bedrijfsvoering

De netto verschillen tussen de meicirculaire 2016 en de decembercirculaire 2015 zijn als volgt:

23 juni 2015 Financiële gevolgen meicirculaire 2015 gemeentefonds M.A. Bouter

1. Kennis te nemen van de maart- en meicirculaire en de (financiële) gevolgen daarvan

Onderstaand overzicht uit de voorjaarsnota 2017 is bijgewerkt met de resultaten van de meicirculaire 2016.

Sociaal domein kostte in ,4% meer dan begroot. Rekening 2017 past in meerjarige stijging uitgaven sociaal domein

Vervolgens zijn de resultaten vergeleken met de ramingen voor de jaren , welke zijn gebaseerd op de meicirculaire 2015.

Rekenmodel Participatiebudget geactualiseerd

Geld voor gemeenten in het sociaal domein. Uithoorn, 17 september 2015 Gijs Oskam, VNG/Gemeentefinanciën

Financiële effecten van de Participatiewet

C. Taakmutaties voor domeinen D. Doeluitkeringen voor domeinen E. Decentralisaties sociaal

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 15 september 2015 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2016

RAADSINFORMATIEBRIEF. De gemeenteraad. 1 juli 2014 Raadsinformatiebrief gevolgen meicirculaire 2014 gemeentefonds Financiën 57922

VNG-Bureaunotitie Bedragen voor lokale omroepen in gemeentefonds, stand van zaken juli 2018

Raadsinformatiebrief. Onderwerp Septembercirculaire 2014 algemene uitkering

Cluster Bestuursorganen in gemeentefonds is goed bemeten en goed verdeeld

: Aanvullend voorstel voor voorjaarsnota 2006 en kadernota 2007

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatssecretaris van Financiën

Algemene uitkering

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP

UITWERKING MEICIRCULAIRE bijlage -

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp

Inleiding Op 31 mei 2016 is de meicirculaire verschenen, in dit advies worden de gevolgen voor de gemeente Krimpen toegelicht.

Ons kenmerk Rfv/ Doorkiesnummer

Crisismonitor Drechtsteden juni 2010 (cijfers tot en met april 2010)

ISD. Kwartaalrapportage. Overzicht 1 e kwartaal 2013 Steenbergen

gemeente Eindhoven 0,6 1,5 3,6 4,0 2,8 5,9 7,9 8,2

Financiën Ingekomen stuk D5 (PA 13 november 2013) Concern Financiën. Ons kenmerk FA20/ Datum uw brief

daling is omgeslagen in een stijging

Aan het college van Burgemeester en wethouders van Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Onderwerp: Standaardrapport naar aanleid9ing van decembercirculaire

Workshop. Werk & Inkomen

Memo Reg.nr.: O-FIN/2014/519 / RIS

Samenvatting Voorjaarsnota - decembercirculaire

BEGROTING 2014 SOCIALE DIENST DRECHTSTEDEN

RAADSINFORMÄTIEBRIEF 18R.00419

- Daarnaast is in 2012 de bijdrage van werkgevers verhoogd van ruim 700 miljoen naar ruim 1 miljard.

Raadsinformatiebrief llllllllllllllll llll! llllllllllllllllllll illllillllillllllii

Passende Financiële Verhoudingen

Splitsing 'PGB voor Wmo en Jeugdwet' in gemeentebegrotingen 2015 o.b.v. SVB-data

2. Globale analyse 2015

Herverdeling gemeentefonds Wikken en wegen. Gijs Oskam Expertisecentrum Gemeentefinanciën VNG Utrecht, 18 november 2013

Raadsmemo. Datum: 22 oktober Gemeenteraad van Hof van Twente. Kopie aan: B.M.J. Eshuis. Jeroen te Molder, Financiële zaken

AAN DE AGENDACOMMISSIE

Crisismonitor Drechtsteden februari 2010 (cijfers tot en met december 2009)

Nadere achtergrondinformatie participatiewet

Begrotingswijziging Avres 2016

Openbaar. Verdeelmodel BUIG. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel. Onderwerp

Gemeente Langedijk. 2e Kwartaalrapportage Verzonden aan de raad 23 juli e Kwartaalrapportage Gemeente Langedijk - 1 -

2 a. Toelichting van de VNG bij de financiële aspecten van het Bestuursakkoord.

OXT.?W III III MUI MUI INI II Advies B&W. Beslissing. Bespreken. Burgemeester Gelok. Registratienummer

Q&A s naar aanleiding van het onderzoek objectief verdeelmodel Wmo Waar kan ik het onderzoeksrapport terugvinden dat AEF heeft opgesteld?

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP AANLEIDING EN DOELSTELLING PROBLEEMSTELLING OPLOSSINGSRICHTINGEN

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

Rapportage Sociaal Domein 2016 Gemeente Bergen (L) Rapportage Sociaal Domein 2016 Gemeente Bergen (L)

Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2005

Ontwikkeling bijstandsuitkeringen Drechtsteden 2014, 2015 en ,0% -7,5% -5,0% -2,5% 0,0% 2,5% 5,0% 7,5% 10,0%

Postbus AA Bezoekadres Stadsplein LZ IBAN: NL49 BNGH BIC: BNGHNL2G

Onderwerp : Verwerking septembercirculaire 2014 in de begroting, als 1 e begrotingswijziging op de programmabegroting 2015

Meicirculaire 2018 gemeentefonds

BIJSTAND BLIJFT GROEIEN

Raadsvoorstel: Onderwerp: Septembercirculaire 2015

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 19 september 2017 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2018

Begroting Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken

Bijlage 1 bij de raadsmededeling meicirculaire 2017 gemeentefonds

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2017

Maximaal meedoen. Bestuursrapportage Programma Maximaal meedoen (bedragen in ) OVERZICHT FINANCIEEL ECONOMISCHE EFFECTEN MAXIMAAL MEEDOEN

Advies aan B&W 6 november 2012

Lichte toename jaar en kinderen 0-14

Actualiteiten verdeelmodellen sociaal domein

Jeugdhulp Benchmark 1.0 Gemeente: Dummy. Regio: Regio Dummy Provincie: Provincie Dummy

gemeentefonds bekendmaking van beleid en het geven van informatie

Gemeente Bladel MEDEDELING. Aan de raad. Economisch hart van de Kempen IllililllilllllUllllililliUlll. : R : Septembercirculaire 2017

De besparing voor een gemeente als er iemand uit de bijstand stroomt

Bijlage 4. Financieel Overzicht Sociaal Domein

Aan de raad van de gemeente Lingewaard

Crisismonitor Drechtsteden april 2010 (cijfers tot en met februari 2010)

AAN DE AGENDACOMMISSIE

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20%

Crisismonitor Drechtsteden

CPB Notitie 18 september 2018

Collegebesluit. Onderwerp: Decembercirculaire 2014 Reg. Nummer: 2015/ Inleiding

Memo Reg.nr.: O-FIN/2013/16 / RIS

Voorts geven wij ook inzicht in de voorlopige financiële consequenties van de ontwerp-najaarsnota 2015.

KWARTAALRAPPORTAGE Q2 2016

i^v RAADSINFORMATIEBRIEF

Specificatie algemene uitkering Albrandswaard decembercirculaire Toelichting op mutatie Mutaties integratie-uitkering sociaal domein

Nationale rekeningen voldoen aan nieuwe internationale richtlijnen

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 8 juni 2018 U Lbr. 18/030. Hoofdpunten meicirculaire 2018.

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 25 oktober 2016

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 7 ONDERWERP

Kader Dit besluit vloeit over het algemeen voort uit de Financiële Verhoudingswet en heeft specifiek betrekking op het Gemeentefonds.

Financiering Bijstand. Bastiaan Ouwehand Tim Mulder

Transcriptie:

Geldstromen Drechtsteden in Sociaal Domein - een inventarisatie voor Sociale Dienst Drechtsteden Bruno Steiner

Samenvatting De Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) is ingesteld door Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht. De SDD voert de gemeentelijke taken uit voor bijstand en participatie en voor de WMO. Om dit financieel mogelijk te maken dragen de zes gemeenten aan de SDD budgetten over die zij van de rijksoverheid ontvangen. Dit onderzoek beantwoordt de vraag hoe de gemeentelijke ontvangsten van rijkswege zich verhouden tot wat zij doorsluizen aan de SDD. De onderzoeksperiode is 2007/16; tot en met 2014 baseren we ons op rekeningcijfers; voor 2015 en 2016 op voorlopige rekeningcijfers en (bijgestelde) begrotingscijfers. Dit onderzoek heeft betrekking op alle taken van de SDD met uitzondering van de voorziening beschermd wonen krachtens de Wmo2015. Over de hele periode 2007/16 gezien ontvangt de SDD wat meer van de gemeenten als dat de gemeenten van het rijk ontvangen; gemiddeld 1% per jaar. De trend is echter duidelijk dalend. Grafiek A brengt dit in beeld. Tot en met 2012 dragen de gemeenten meestal meer bij dan ze ontvangen. In de meeste jaren vanaf 2013 zijn de gemeentelijke bijdragen aan de SDD lager dan de ontvangsten van rijkswege. Tabel I laat zien om welke bedragen het gaat. Grafiek A. Verschil tussen gemeentelijke bijdragen aan SDD en gemeentelijke ontvangsten van rijkswege (in % van de gemeentelijke ontvangsten) 8% 6% 4% 2% 0% -2% -4% -6% Rek. 2007 Rek. 2008 Rek. 2009 Rek. 2010 Rek. 2011 Rek. 2012 Rek. 2013 Rek. 2014 Bgr. 2015 Bgr. 2016-8% Tabel I. Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten voor geldstromen Sociaal Domein volgens rekeningen 2007/14 en begrotingen 2015/16 (in 1.000.000 en in %) 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 gemiddeld 1. Ontvangsten van rijkswege 157,1 154,4 157,3 157,9 183,8 184,1 192,0 198,9 214,8 213,8 181,4 2. Doorgesluisd naar de SDD 162,7 156,3 163,4 156,9 196,4 186,5 188,8 187,3 216,2 211,5 182,6 3. Verschil (2 1) 5,6 2,0 6,1-1,0 12,6 2,4-3,2-11,6 1,5-2,3 1,2 4. Verschil in % =(2 1)/1 4% 1% 4% -1% 7% 1% -2% -6% 1% -1% 1% De achtergrond van de ontwikkeling van de gemeentelijke ontvangsten, de bijdragen aan de SDD en het verschil ertussen is divers, maar laat zich als volgt samen te vatten. 2

De bedragen naar de gemeenten, dus de ontvangsten van rijkswege, worden bepaald door de de landelijke omvang van de betreffende fondsen (de macrobudgetten ) en het aandeel van de zes gemeenten daarin. De bijdragen van de zes gemeenten aan de SDD zijn grotendeels afhankelijk van de van rijkswege ontvangen budgetten; voor een kleiner deel worden ze bepaald door autonoom gemeentelijk beleid. Daarnaast spelen allerhande zaken een rol. Specifiek zijn te noemen: o De afspraken tussen het ministerie van Sociale zaken, de VNG en de gemeenten over het macrobudget van het Fonds Werk en inkomen waren zodanig dat dit in vooral 2011 onvoldoende was om de kosten voor bijstandsuitkeringen te dekken. Dus waren gemeenten genoodzaakt uit eigen middelen bij te leggen. Dat verklaart het grote verschil in 2011 tussen wat de zes gemeenten ontvangen en wat zij aan de SDD bijdragen. o In andere jaren speelt het macrobudget geen of een beperkte rol en zijn de verschillen tussen de bedragen naar en van de gemeenten meer beïnvloed door eigen beleid. o De stijging in 2011 en in 2015 van zowel ontvangsten als van de bijdragen aan de SDD komt vooral door taakwijzigingen: Vanaf 2011 ging de SDD ook de WSW uitvoeren; vóór 2011 zijn de WSWbudgetten niet in de cijferreeksen verwerkt. Per 2015 zijn omvangrijke taken gedecentraliseerd van rijk naar gemeenten. Dat verklaart de grote stijging van baten en lasten. (Van de Wmo2015 omvat dit onderzoek uitsluitend de individuele voorzieningen; beschermd wonen blijft dus buiten beschouwing.) Overigens zijn de verschillen tussen wat gemeenten ontvangen en wat zij bijdragen aan de SDD sterk verschillend per beleidsterrein. Enerzijds ontvangt de SDD steeds minder dan wat de gemeenten via het gemeentefonds ontvangen voor apparaatskosten van bijstandsverlening en voor minimabeleid. Anderzijds ontvangt de SDD meer voor Participatie. (Zie bijlage, Deel 1, Tabel 1). Wat óók verschilt zijn de relatieve bijdragen van de zes gemeenten. Tabel II bevat de absolute en relatieve omvang van de bedragen naar en van de zes gemeenten. 3

Tabel II. Verschillen tussen ontvangsten van rijkswege en bijdragen aan SDD van de zes SDD-gemeenten volgens rekeningen 2007/14 en begrotingen 2015/16 (in 1.000.000 en in %) SD Drechtsteden 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Gmd. 1. Verschil ontvangsten van rijk en bijdragen aan de SDD Alblasserdam 0,1-0,3-0,2-0,3 0,0-0,2-0,6-1,2-0,6-0,2-0,3 Dordrecht 6,2 5,0 8,4 2,6 9,0 5,5 2,3-2,1 5,7 2,0 4,4 Hendrik Ido Ambacht -1,4-0,5-0,4-0,8-0,6-0,6-1,0-1,4-0,9-0,9-0,8 Papendracht 0,0-0,6-0,6-0,8 4,4-0,7-1,2-1,9-0,9-1,0-0,3 Sliedrecht 0,0-0,9-0,7-0,7-0,5-0,9-1,2-2,0-1,0-1,0-0,9 Zwijndrecht 0,6-0,7-0,4-1,0 0,3-0,7-1,5-3,0-0,9-1,3-0,9 Totaal verschil 5,6 2,0 6,1-1,0 12,6 2,4-3,2-11,6 1,5-2,3 1,2 2. Verschil in % van gemeentelijke ontvangsten Alblasserdam 2% -4% -2% -4% 0% -2% -6% -12% -5% -2% -3% Dordrecht 6% 5% 9% 3% 8% 5% 2% -2% 5% 2% 4% Hendrik Ido Ambacht -22% -10% -7% -13% -8% -7% -12% -16% -8% -8% -11% Papendracht 0% -6% -5% -7% 44% -5% -8% -12% -5% -6% -1% Sliedrecht 0% -9% -7% -7% -3% -7% -9% -14% -6% -6% -7% Zwijndrecht 3% -3% -2% -4% 1% -3% -5% -10% -2% -4% -3% Totaal verschil in % 4% 1% 4% -1% 7% 1% -2% -6% 1% -1% 1% Uiteraard draagt Dordrecht in euro s het meeste bij. Dat is logisch: de stad herbergt bijna de helft van het aantal inwoners en meer dan de helft van de doelgroepen in het werkgebied van de SDD. Relatief echter d.w.z. gemeten aan het percentage dat de gemeenten meer of minder doorsluizen dan ze ontvangen varieert het beeld van jaar op jaar en ook gemiddeld over de hele periode. Tabel II laat zowel de bedragen als de percentages zien. Over de hele periode draagt alleen Dordrecht meer bij dan het ontvangt; gemiddeld 4% meer per jaar. De schommelingen rond het gemiddelde zijn groot; 9% meer in 2009, in één jaar droeg Dordrecht minder bij dan het zelf ontving (2014). Bij de andere vijf gemeenten is het omgekeerde het geval, zij het in wisselende mate. Vooral Papendracht draagt relatief weinig bij: over de hele periode gemiddeld 11% per jaar minder dan het van rijkswege ontvangt. Ook bij de vijf gemeenten zijn de verschillend van jaar op jaar groot. Een punt dat in dit rapport ook wordt behandeld is het verschil tussen de ramingen in de circulaires van het gemeentefonds voorafgaand aan het begrotingsjaar T (raming in T-1 met betrekking tot begrotingsjaar T) en de nacalculaties na afloop van het begrotingsjaar. Daarbij gaat het om meerdere nacalculaties. De eerste nacalculatie wordt gemaakt in de meicirculaire van T+1, de laatste in december T+2. Over het algemeen ligt de stand van de septembercirculaire T+1 redelijk in de buurt van de definitieve vaststelling. Binnen het gemeentefonds kunnen verschillende onderdelen worden onderscheiden. Bij het ijkpunt Werk en inkomen is er geen systematisch verschil tussen raming en realisatie. Dat neemt niet weg dat de verschillen relevant kunnen zijn ze variëren van minus 11% tot plus 7% in de jaren 2007/14. Bij de integratie-uitkering van de oude WMO (excl. Wvg) is er in die zin een stelselmatig verschil dat steeds positief is, maar de omvang ervan wisselt. In de periode 2007/14 was het budget achteraf 0% tot 10% hoger dan vooraf in de meicirculaire van het gemeentefonds werd gepubliceerd. De SDD is opgericht om de diensten beter en/of goedkoper uit te voeren dan wanneer elke gemeente dat voor zich doet. Daarop richt dit onderzoek richt zich niet. 4

Dit onderzoek vergelijkt de bedragen die de gemeenten van het rijk ontvangen met hun bijdragen aan de SDD. Over de onderzochte jaren 2007/16 ontvangt de SDD gemiddeld 1% per jaar meer. Wel blijkt uit dit onderzoek dat de trend is duidelijk dalend. Dat kan eigen beleid zijn de gemeenten hebben de wettelijke beleidsruimte om minder uit te geven. Het kan ook een teken zijn dat de SDD het werk efficiënter uitvoert dan waar het rijk in zijn toedeling van middelen aan de zes gemeenten rekening mee houdt. 5

1. Inleiding Gemeenten ontvangen de gelden die zij besteden in het sociale domein uit meerdere bronnen, vooral het gemeentefonds en het Fonds Werk en Inkomen. In 2015 is een grote verschuiving opgetreden; toen is ruim 10 miljard euro toegevoegd aan het gemeentefonds voor taken op het gebied van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo2015), de Participatiewet en de Jeugdwet. Tot dan toe gingen deze middelen òf niet naar de gemeenten omdat andere instellingen voor de taken verantwoordelijk waren (Wmo2015 en Jeugdwet) òf maakten ze geen deel uit van het gemeentefonds (Participatiewet, dwz klassiek participatie en WSW). De verschuiving van verantwoordelijkheden naar de gemeenten is op zich al een enorme opgave. Daarbij komt dat er tegelijk bezuinigd werd: de taken waarvoor de gemeenten in 2015 10 miljard euro ontvingen, kostten een jaar eerder circa 12 miljard. Deze decentralisatie van taken naar de gemeenten vormt de achtergrond van de wens van de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) om de inventarisatie van de voor hem relevante geldstromen in het het sociale domein. De SDD voert twee hoofdtaken uit voor de zes aangesloten gemeenten. Ten eerste de taken die elders de gemeentelijke sociale diensten uitvoeren, zoals het verstrekken van bijstandsuitkeringen en het stimuleren dat bijstandsgerechtigden en andere doelgroepen zo snel en zo veel mogelijk deelnemen aan het arbeidsproces of aan andere maatschappelijke activiteiten. Ten tweede voert de SDD grote delen uit van de Wmo waarvoor de gemeenten sinds 2007 verantwoordelijk zijn en vanaf 2015 de individuele voorzieningen van de Wmo2015. 1 (Om deze twee Wmo-taken te onderscheiden gebruiken we in dit rapport steeds de afkortingen Wmo(oud) en Wmo2015.) Ter evaluatie wil de SDD de geldstromen in 2007/14 kennen en voor de beleidsontwikkeling wil hij een raming hebben van de jaren tot en met 2020. Deze inventarisatie betreft dus de geldstromen die met de taakopdracht van de SDD samenhangen. Globaal genomen zijn dat: voor 2007/14 de realisaties van: o ijkpunt Werk en Inkomen in het gemeentefonds o integratie-uitkering Wmo(oud) in het gemeentefonds o I-deel en W-deel uit Fonds Werk en Inkomen o Uitkering voor WSW voor 2015/16 resp. 2015/20 de ramingen van: o ijkpunt Werk en Inkomen in het gemeentefonds o integratie-uitkering Wmo(oud) in het gemeentefonds o drie onderdelen van de integratie-uitkering Sociaal Domein in het gemeentefonds: individuele voorzieningen van de Wmo2015, het onderdeel klassieke participatie (voorheen W-deel) WSW o uitkering uit het Fonds Werk en Inkomen (het zgn. I-deel, ook BUIG genoemd) Het overzicht hieronder geeft de verschillen tussen vóór en vanaf 2015 op een andere manier weer. 1 Onder de oude Wmo werden de gemeenten per 2007 verantwoordelijk voor huishoudelijke hulp en enkele andere taken. In de Wmo werden ook taken opgenomen waarvoor de gemeenten als langer verantwoordelijk waren krachtens de voormalige Wet voorzieningen gehandicapten. 6

Overzicht 1.1. Verlegging van geldstromen in het sociale domein in 2014/15 Geldstroom Eerstverantwoordelijk ministerie t/m 2014 Vanaf 2015 Gemeentefonds BZK Cluster Werk & inkomen Wmo(oud) Fonds Werk & inkomen SZW Inkomensdeel ( BUIG ) Werkdeel ( klassieke participatie) WSW-budget AWBZ en GGZ 2 VWS Voorzieningen voor volwassenen Cluster Werk & inkomen Wmo(oud) Werkdeel ( klassieke participatie) WSW-budget Wmo2015, sub algemene voorziening Inkomensdeel ( BUIG ) Dit rapport inventariseert ten eerste de geldstromen die de zes deelnemende gemeenten van rijkswege ontvangen. Ten tweede brengt dit rapport in beeld wat de corresponderende geldstromen zijn van de gemeenten aan de SDD en ten derde de mate waarin deze twee geldstromen van elkaar verschillen. Wat gemeenten ontvangen en wat zij doorsluizen naar de SDD hoeft namelijk niet gelijk te zijn. Ten eerste niet, omdat gemeenten over wettelijke beleidsvrijheid beschikken; ze mogen meer of minder uitgeven dan ze van rijkswege ontvangen, al naar gelang het lokale beleid. Ten tweede niet omdat niet alle taken zijn overgedragen aan de SDD. Zo voert de SDD een groot deel maar niet de hele Wmo(oud) uit; dan is het logisch dat niet het hele budget wordt overgedragen. Vermoedelijk zal ook de gemeente Hardinxveld-Giessendam toetreden tot de SDD. Daarom zullen ook de geldstromen van deze gemeente inzichtelijk worden gemaakt. De verdere indeling van dit rapport is al volgt: Hoofdstuk 2, Geldstromen in 2007/14, Hoofdstuk 3, Ramingen van kernvariabelen 2015/20 Hoofdstuk 4, Geldstromen in 2015/20, Hoofdstuk 5, Besluit Bijlage Tabellenboek 2 Vanuit AWBZ en GGZ gingen ook beschermd wonen voor volwassenen (nu onderdeel van Wmo2015) en diverse Jeugdvoorzieningen naar de gemeenten over. Deze laten we hier buiten beschouwing omdat ze niet door de de SDD worden uitgevoerd. 7

2. IJkpunt Werk & inkomen en Wmo(oud) in 2007/14 2.1 IJkpunt Werk & inkomen in 2007/14 Het ijkpunt Werk & inkomen van het gemeentefonds is vooral bedoeld voor de apparaatskosten, zoals de huisvestingslasten en personeelskosten van de sociale dienst. Een deel van het ijkpunt heeft betrekking op programmakosten, namelijk die van het minimabeleid, zoals bijzondere bijstand en schuldhulpverlening. Deze paragraaf is onderverdeeld in drie subparagrafen waarin de financiële uitkomsten voor de zes SDDgemeenten gezamenlijk worden behandeld. (In de Bijlage Tabellenboek staan de uitkomsten van de zes gemeenten afzonderlijk en ook voor de toekomstige deelnemer Hardinxveld-Giessendam.) De paragraaf sluit af met een vergelijking van de geldstromen van het rijk naar de gemeenten met wat de gemeenten doorsluizen naar de SDD. 2.1.1 IJkpunt Werk & inkomen: financiële uitkomsten Voor een gemeente als geheel vormt de uitkering uit het gemeentefonds (dat is de som van algemene, integratie- en decentralisatie-uitkeringen) een vrij besteedbaar bedrag. Voor de sectoren binnen of buiten de gemeente kan het interessant zijn om dieper te kijken. Het verdeelmodel van het fonds onderscheidt namelijk ijkpunten die min of meer sectoraal zijn opgebouwd. Formeel kunnen de sectoren daar geen rechten aan ontlenen, maar in de praktijk beïnvloeden de ijkpunten de discussie over interne budgetverdeling wel. Voorbeelden van ijkpunten zijn: Werk & inkomen, Bestuur en algemene ondersteuning, Educatie en als voorbeeld uit het fysieke domein Infrastructuur & gebiedsontwikkeling. In deze subparagraaf brengen we voor twee momenten in de gemeentelijke begrotingscyclus in beeld wat de zes deelnemende gemeenten samen uit het gemeentefonds ontvingen in de periode 2007/14. Het eerste moment is de mei- of junicirculaire voorafgaand aan het begrotingsjaar; op deze informatie baseren de meeste gemeenten hun begroting voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Het tweede moment is dat van de nacalculatie als het begrotingsjaar voorbij is. (Dit wijkt af van de WSW, het I-deel uit het Fonds Werk & inkomen en de klassieke participatie, waarvan de budgetten al tijdens het begrotingsjaar definitief worden vastgesteld.) Tabel 2.1 laat zien dat de zes deelnemers samen een bedrag ontvangen dat volgens de begrotingen varieert van 24,8 miljoen tot 29,1 miljoen. Ook blijkt dat de nacalculaties in 2007/14 dan eens een voordeel, dan eens een nadeel opleveren. In de eerste jaren waren de verschillen negatief en verhoudingsgewijs groot. In subparagraaf 2.1.2 komen we terug op de achtergrond van deze ontwikkeling. Tabel 2.1 Ontvangsten van de zes SDD-gemeenten uit IJkpunt Werk & Inkomen in 2007/14 (x 1.000) SD Drechtsteden 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Ontvangsten uit gemeentefonds Mei of Juni vooraf (=T-1) 27.991 28.404 29.077 26.690 25.865 24.844 27.103 28.466 Nacalculatie (T+2 waar mogelijk) 24.960 25.994 26.010 26.414 27.623 26.121 25.862 29.636 Verschil -3.031-2.410-3.067-276 1.758 1.277-1.241 1.170 idem in % -11% -8% -11% -1% 7% 5% -5% 4% 8

2.1.2 IJkpunt Werk & inkomen: voornaamste determinanten Algemene werking van het ijkpunt t/m 2014 Wat een gemeente uit het gemeentefonds ontvangt hangt af van twee elementen: de algemene stijging of daling van het gemeentefonds (het accres ) en het aandeel dat zij heeft in de diverse maatstaven die het verdeelmodel bevat. De invloed van het accres is op alle gemeenten hetzelfde, ongeacht hun aandeel in het verdeelmodel. In de jaren 2007/09 leverde het accres een positieve bijdrage aan wat de gemeenten ontvingen. In 2010 sloeg dat onder invloed van de economische ontwikkeling om. De rol van het accres is echter klein in vergelijking met de vele verdeelmaatstaven. De maatstaven die het ijkpunt Werk & inkomen in 2007/14 bevatte worden weergegeven in Overzicht 2.1, per maatstaf wordt een korte toelichting gegeven. 3 We merken op dat het ijkpunt per 2016 ingrijpend zal veranderen, zodat dit overzicht vooral van belang is om het verleden te begrijpen. Overzicht 2.1. Maatstaven die in 2007/14 de uitkomst van het IJkpunt Werk & Inkomen bepalen Maatstaven ijkpunt Werk & inkomen Toelichting op hoofdlijnen 1. Huishoudens met laag inkomen 2. Huishoudens met laag inkomen met drempel 3. bijstandsontvangers 4. ABW schaalnadeel 5. ABW schaalvoordeel 6. Uitkeringsontvangers 7. Regionaal klantenpotentieel 8. vast bedrag alle gemeenten Ad 1. Huishoudens met lage inkomens uit arbeid, vermogen, uitkeringen e.a. Ad 2. Idem als 1, maar dan boven een drempel van 10% van het aantal woonruimten. Ad 3. Het aantal huishoudens waarin een of meer bijstandsuitkering worden ontvangen. Ad 4. Dit is een rekenkundige bewerking van bijstandsontvangers. Het resultaat lijkt op een vast bedrag, zodat ook gemeenten met weinig bijstandsontvangers een basisbedrag voor de uitvoering ontvangen. Ad 5. Dit is een rekenkundige bewerking van bijstandsontvangers. Het resultaat leidt tot een maatstaf die sterk (maar niet volledig) samenhangt met bijstandsontvangers (maatstaf 3). Ad 6. Dit zijn personen met uitkeringen krachtens WSW, Wajong, WAO, WIA en enkele andere, plus huishoudens met bijstand. Ad 7. Dit is een indicator voor centrumfunctie in het gemeentefonds. Ad 8. Dit lijkt op maatstaf 4, maar werkt in het voordeel van kleine gemeenten in het algemeen, en richt zich niet specifiek op gemeenten met weinig bijstandsontvangers. Niet verrassend is dat vooral sociale variabelen geacht worden de kosten van gemeenten te beïnvloeden. Ook regionaal klantenpotentieel een indicator voor het wel of niet vervullen van een centrumfunctie hoort in het rijtje thuis omdat sociale problemen zich vaak concentreren in centrale plaatsen. De feitelijke invloed van elke maatstaf op wat een gemeente ontvangt is afhankelijk van het aantal (Q) en het bedrag per eenheid (P). Overzicht 2.2 geeft de gemiddelde invloed van elk van de maatstaven voor de zes deelnemers aan de SDD in de jaren 2007/14. 3 Enkele jaren bevatte het ijkpunt ook de maatstaf inwoners, maar voor een aandeel van minder dan 0,5%. 9

Overzicht 2.2. Financieel aandeel van maatstaven in IJkpunt Werk & Inkomen in 2007/14 voor deelnemers SDD Maatstaven ijkpunt Werk & inkomen Aandeel maatstaven (PxQ) in financiële uitkomst IJkpunt 1. Huishoudens met laag inkomen 2. Huishoudens met laag inkomen met drempel 3. bijstandsontvangers 4. ABW schaalnadeel 5. ABW schaalvoordeel 6. Uitkeringsontvangers 7. Regionaal klantenpotentieel 8. vast bedrag alle gemeenten Werk & Inkomen in 2007/14 7,7% 6,8% 37,6% 2,0% 42,0% 1,7% 2,0% 0,1% Het overzicht maakt duidelijk dat bijstandsontvangers en het daar sterk op lijkende ABW schaalvoordeel de uitkomst voor de zes SDD-gemeenten domineren: bijna 80% van de uitkomst is ermee verbonden. Verschillen zijn er tussen de zes gemeenten overigens wel. Het aantal bijstandsontvangers is in Dordrecht relatief hoog, zodat dit percentage daar meer dan 80% is, in de andere gemeenten is het juist lager. Achtergrond bij de ontwikkeling van de SDD in 2007/14 Verschillen begroting en nacalculatie In Tabel 2.1 zagen we dat de SDD-gemeenten in 2007/09 volgens de nacalculatie rond 10% minder uit het ijkpunt ontvingen dan vooraf begroot in de mei- of junicirculaire. Uit de achterliggende cijfers blijkt dat dit vooral samenhangt met het overschatten van de aantal bijstandsgerechtigden. In alle drie jaren werd (blijkbaar) de vertraagde doorwerking van de eerdere conjuncturele opleving op het aantal bijstandsgerechtigden onvoldoende in de ramingen meegenomen. Vanaf 2010 zien we een wisselend beeld, maar liggen de ramingen en realisaties van de cliëntenaantallen vrij dicht bij elkaar. Het bovenste deel van Tabel 2.2 laat de ramingen en de realisaties van het aantal huishoudens met bijstandsgerechtigden (in % van de bevolking) zien en het verschil ertussen. Het onderste deel laat de verschillen van de bijdrage via het ijkpunt in het gemeentefonds zien. Tabel 2.2 Raming en nacalculatie van bijstandsontvangers in % van bevolking van zes SDD-gemeenten in 2007/14 SD Drechtsteden 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Bijstandsontvangers (% van inwoners) 1. Mei of Juni vooraf (=T-1) 2,4% 2,2% 2,0% 1,8% 1,9% 1,8% 2,0% 2,0% 2. Nacalculatie (zo T+2 mogelijk) 2,0% 1,8% 1,7% 1,8% 2,0% 1,8% 1,9% 2,1% 3. Verschil (in %punt) 0,4% 0,4% 0,4% 0,0% -0,1% 0,0% 0,1% -0,1% Verschillen raming en realisatie van ontvangsten via ijkpunt Werk & inkomen 4. Verschil in % -11% -8% -11% -1% 7% 5% -5% 4% De vergelijking tussen de regels 3 en 4 laat zien dat de financiële uitkomst van het ijkpunt vrij sterk afhankelijk is van de ontwikkeling van het aantal bijstandsgerechtigden. Tot en met 2009 bleken die aantallen achteraf zodanig mee te vallen dat het bedrag van het ijkpunt Werk & inkomen vrij sterk neerwaarts werd bijgesteld. In hoofdstuk 4 zal blijken dat dit een van de redenen was om het ijkpunt per 2016 te herzien. 10

2.1.3 IJkpunt Werk & inkomen: geldstromen naar en van gemeenten vergeleken In deze subparagraaf vergelijken we voor de SDD hoe de ontvangsten van rijkswege zich verhouden tot de bedragen die gemeenten doorsluizen naar de SDD. Voor de jaren 2007/14 baseren we de overzichten op de rekeningcijfers. De bedragen voor de de zes gemeenten afzonderlijk en voor de toekomstige deelnemer Hardinxveld-Giessendam staan in de Bijlage Tabellenboek. Tabel 2.3 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij IJkpunt Werk & Inkomen in rekening 2007/14 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Ontvangsten van rijkswege 24.960 25.994 26.010 26.414 27.623 26.121 25.862 29.636 Doorgesluisd naar de SDD 13.408 13.141 14.256 14.153 14.846 16.179 16.442 16.417 Verschil -11.552-12.854-11.753-12.261-12.777-9.942-9.420-13.218 idem in % -46% -49% -45% -46% -46% -38% -36% -45% 2.2 Wmo(oud) in 2007/14 In 2007 werden de gemeenten verantwoordelijk voor wat we (inmiddels) aanduiden met Wmo(oud). Landelijk werd daarvoor in 2007 ruim 1 miljard in het gemeentefonds gestort, in de jaren erna steeg dat tot 1,7 miljard in 2014 maar daalde daarna weer door bezuinigingen van rijkswege. Het budget voor de Wmo(oud) heeft technisch de vorm van een integratie-uitkering in het gemeentefonds. Het wordt hoofdzakelijk aangewend voor huishoudelijke hulp. Deze uitkering kende en kent een eigen verdeelmodel en ook aparte afspraken over de ontwikkeling van het macrobudget. Al tien jaar eerder waren de gemeenten krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) verantwoordelijk geworden voor een belangrijke taak in het sociaal domein. Per 2007 werd de Wvg geïntegreerd in de toen nieuwe Wmo; deze zullen we echter aanduiden als oude Wmo, ter onderscheiding van de Wmo2015. De SDD voert ook taken uit krachtens de voormalige Wvg; dat betreft onder meer rolstoelen en collectief vervoer. Voor de in het gemeentefonds verwerkte budgetten van deze voorzieningen kiezen we een andere aanpak dan voor de andere geldstromen. De reden is dat de budgetten voor voorzieningen gehandicapten al zo lang deel uit maken van het gemeentefonds dat het praktisch ondoenlijk is hiervoor een zogeheten fictief budget vast te stellen, iets wat bij de andere geldstromen wel kan worden gedaan. Daarom veronderstellen we dat het fictieve budget dat gemeenten voor deze taken van rijkswege (via het gemeentefonds) ontvangen precies gelijk is aan wat ze aan de SDD doorsluizen. Vandaar dat in de navolgende tabellen een aparte regel veronderstelling Wvg c.a. is opgenomen. Deze paragraaf is onderverdeeld in drie subparagrafen waarin de financiële uitkomsten voor de zes SDDgemeenten gezamenlijk worden behandeld. In de Bijlage Tabellenboek staan de uitkomsten van de zes gemeenten afzonderlijk en ook voor de toekomstige deelnemer Hardinxveld-Giessendam. De paragraaf sluit af met een vergelijking van de geldstromen van het rijk naar de gemeenten, met wat de gemeenten doorsluizen naar de SDD. 2.2.1 Wmo(oud): financiële uitkomsten In deze subparagraaf brengen we voor twee momenten in de gemeentelijke begrotingscyclus in beeld wat de zes deelnemende gemeenten uit het gemeentefonds ontvingen in de periode 2007/14. Het eerste mo- 11

ment is de mei- of junicirculaire voorafgaand aan het begrotingsjaar; op deze informatie baseren de meeste gemeenten hun begroting voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Het tweede moment is dat van de nacalculatie als het begrotingsjaar voorbij is. Tabel 2.4 laat zien dat de zes deelnemers samen een bedrag ontvangen dat varieert op begrotingsbasis van 21,9 miljoen tot 25,8 miljoen. Ook blijkt dat de nacalculaties in 2007/14 bijna altijd voordeliger uitpakten dan de begroting. Tabel 2.4 Ontvangsten van zes SDD-gemeenten uit integratie-uitkering Wmo(oud) in 2007/14 (x 1.000) SD Drechtsteden 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Ontvangsten uit gemeentefonds 1. Integratie-uitkering Wmo(oud) Mei of Juni vooraf (=T-1) 21.870 22.548 24.710 25.460 25.001 25.644 25.603 26.763 Nacalculatie (zo T+2 mogelijk) 24.015 24.775 25.989 26.319 24.888 25.672 26.500 29.509 Verschil 2.145 2.227 1.279 859-113 28 897 2.746 idem in % 10% 10% 5% 3% 0% 0% 4% 10% 2. Veronderstelling WVG c.a. 12.412 11.432 12.801 12.996 12.360 8.955 8.777 8.487 Totaal Wmo(oud) (=1(nacal) +2) 36.427 36.207 38.790 39.315 37.248 34.627 35.277 37.996 2.2.2 Wmo(oud): voornaamste determinanten Algemene werking verdeelmodel Wmo(oud) Wat een gemeente uit integratie-uitkering Wmo(oud) ontvangt hangt af van twee elementen: ten eerste de algemene ontwikkeling van het macrobudget (dat een andere is dan het accres het gemeentefonds) en ten tweede het aandeel dat zij heeft in de diverse maatstaven die het verdeelmodel van Wmo(oud) bevat. De invloed van de algemene, landelijke trend is voor alle gemeenten hetzelfde, ongeacht hun aandeel in het verdeelmodel. In de hele periode 2007/15 leverde de gerealiseerde algemene trend van het macrobudget een positieve bijdrage aan wat de gemeenten ontvingen (t.o.v. de raming), al wisselde het percentage van jaar op jaar. Zoals hierna zal blijken, is het jaarlijkse verschil tussen raming en nacalculatie bij de uitkering van de Wmo(oud) in belangrijke mate door de dito verandering van het macrobudget bepaald. (Dat is dus anders dan bij het ijkpunt Werk & inkomen.) Er is slechts één jaar, waarin het verschil tussen raming en nacalculatie door een specifieke ontwikkeling van verdeelmaatstaven bij de gezamenlijke de SDD-gemeenten wordt bepaald. Het verdeelmodel van Wmo(oud) is nogal complex (onnodig complex naar onze smaak): tot 2010 telde het maar liefst 19 verdeelmaatstaven, vanaf 2011 zelfs 23. Bovendien is een groot deel van de maatstaven op zich weer een bewerking van diverse andere grootheden. We beperken ons daarom tot de hoofdlijnen. Tot en met 2010 waren er twee hoofdcomponenten in het verdeelmodel: de leeftijd van de bevolking en haar welvaart, vooral afgemeten aan het aantal huishoudens met een laag inkomen. Hoe ouder en armer de bevolking, des te hoger de uitkering voor Wmo(oud). In 2011 werd het model uitgebreid. Ten eerste werd het medicijngebruik onder de bevolking als maatstaf geïntroduceerd (hoe meer medicijngebruik, des te hoger de uitkering). Deze nieuwe maatstaf is belangrijk: hij bepaalt de uitkomst voor meer dan een kwart. De tweede, minder invloedrijke verandering betreft de invoering van het gemiddelde inkomen als een aanvullende welvaartsindicator (naast lage inkomens). Hoe lager het gemiddelde huishoudensinkomen in de gemeente, des te hoger de Wmo(oud)-uitkering. 12

Achtergrond bij de integratie-uitkering Wmo(oud van de SDD in 2007/14 Verschillen begroting en nacalculatie In Tabel 2.4 zagen we dat de SDD-gemeenten tezamen in 2007/14 volgens de nacalculatie meestal meer ontvingen dan vooraf begroot in de mei- of junicirculaire; alleen 2011 en 2012 was het procentuele verschil tussen raming en nacalculatie heel klein. Tabel 2.5 laat dat zien (regel 4). Tabel 2.5 Raming en nacalculatie integratie-uitkering Wmo(oud) zes SDD-gemeenten en macrobudget in 2007/14 SD Drechtsteden 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Ontvangsten uit gemeentefonds i.v.m. Wmo(oud) (x 1.000) 1. Mei of Juni vooraf (=T-1) 21.870 22.548 24.710 25.460 25.001 25.644 25.603 26.763 2. Nacalculatie (zo T+2 mogelijk) 24.015 24.775 25.989 26.319 24.888 25.672 26.500 29.509 3. Verschil (2 1) 2.145 2.227 1.279 859-113 28 897 2.746 4. idem in % (3/1) 9,8% 9,9% 5,2% 3,4% -0,5% 0,1% 3,5% 10,3% Macrobudget vooraf vs. achteraf 5. Verschil in % 11,7% 8,9% 4,6% 2,7% 5,3% 1,2% 4,9% 9,1% Verschil SDD en Macrobudget 6. Verschil in %punt (4 5) -1,9% 1,0% 0,6% 0,6% -5,7% -1,1% -1,4% 1,1% Op zijn beurt blijkt het verschil tussen raming en nacalculatie sterk samen te hangen met de dito ontwikkeling van het macrobudget (regel 5). Dat betekent dat in de meeste jaren het verschil tussen de regel 4 (de SDD) en 5 (macro-ontwikkeling) klein is; zie regel 6. Alleen in 2011 laat regel 6 een vrij groot percentage zien. Terwijl het macrobudget in dat jaar met 5,3% steeg, daalden de ontvangen van de zes SDD-gemeenten met 0,5%. Uit de achterliggende cijfers blijkt dat dit samenhangt met een ingewikkelde combinatie van veranderde prijzen per eenheid en maatstaven, waarin amper een patroon te herkennen is. Een rol speelt dat voor de zes gemeenten samen het gemiddelde inkomen is gestegen (waardoor minder uitkering wordt ontvangen). Tot slot benadrukken we dat de samenhang tussen bijstellingen in het macrobudget en de uitkomst voor de SDD-gemeenten tezamen niet geldt voor de zes gemeenten afzonderlijk. Dat betekent dat de financiële uitkomst voor de afzonderlijke gemeenten óók door de ontwikkelingen van aantallen en prijzen in het Wmo(oud)-verdeelmodel worden beïnvloed. 2.2.3 Wmo(oud) incl. Wvg: geldstromen naar en van gemeenten vergeleken In deze subparagraaf vergelijken we voor de SDD als geheel hoe de ontvangsten van rijkswege zich verhouden tot de bedragen die gemeenten doorsluizen naar de SDD. Voor de jaren 2007/14 baseren we de overzichten op de rekeningcijfers. De bedragen voor de zes gemeenten afzonderlijk en voor de toekomstige deelnemer Hardinxveld-Giessendam staan in de Bijlage Tabellenboek. Zoals eerder opgemerkt veronderstellen we dat wat gemeenten ontvangen i.v.m. de voormalige Wvg precies gelijk is aan wat ze aan de SDD doorsluizen. Het verschil in Tabel 2.6 heeft daardoor uitsluitend betrekking tot taken rond huishoudelijke hulp waarvoor de gemeenten sinds 2007 verantwoordelijk zijn. 13

Tabel 2.6 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij Wmo(oud) incl. Wvg in rekening 2007/14 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Ontvangsten van rijkswege 36.427 36.207 38.790 39.315 37.248 34.627 35.277 37.996 Doorgesluisd naar de SDD 37.383 36.877 40.260 40.689 37.977 38.698 33.774 31.059 Verschil 956 669 1.470 1.374 729 4.071-1.503-6.937 idem in % 3% 2% 4% 3% 2% 12% -4% -18% De tabel laat zien dat de SDD tot en met 2012 ruim 50% meer ontving dan wat de gemeenten van rijkswege binnen kregen; in 2013 en 2014 daalt het verschil echter sterk. 2.3 WSW: geldstromen naar en van gemeenten vergeleken In afwijking van de andere geldstromen beperken we ons tot de jaren 20011/14, aangezien de WSW voor 2011 niet door de SDD werd uitgevoerd. De bedragen voor de zes gemeenten afzonderlijk en voor de toekomstige deelnemer Hardinxveld-Giessendam staan in de Bijlage Tabellenboek. Tabel 2.7 laat zien dat de verschillen tussen de geldstromen naar en van de gemeenten relatief klein zijn. Tabel 2.7 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij WSW in rekening 2007/14 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Ontvangsten van rijkswege 35.504 33.679 34.161 35.148 Doorgesluisd naar de SDD 35.792 34.259 34.954 35.713 Verschil 288 580 793 565 idem in % 1% 2% 2% 2% 2.4 Klassieke participatie : geldstromen naar en van gemeenten vergeleken Tabel 2.8 laat zien dat de gemeenten tot en met 2012 circa 45% meer bijdragen aan de SDD dan ze van rijkswege binnen kregen; in 2014 stijgt het verschil tot bijna driekwart. Tabel 2.8 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij Klassieke participatie in rekening 2007/14 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Ontvangsten van rijkswege 28.568 27.925 30.090 30.952 26.862 16.238 13.923 10.894 Doorgesluisd naar de SDD 42.505 40.364 44.457 42.251 39.200 24.034 21.611 18.741 Verschil 13.937 12.439 14.367 11.299 12.338 7.796 7.688 7.847 idem in % 49% 45% 48% 37% 46% 48% 55% 72% 2.5 I-deel in Fonds Werk en inkomen: geldstromen naar en van gemeenten vergeleken In deze paragraaf vergelijken we voor de SDD hoe de ontvangsten van rijkswege zich verhouden tot de bedragen die gemeenten doorsluizen naar de SDD. De bedragen voor de de zes gemeenten afzonderlijk en voor de toekomstige deelnemer Hardinxveld-Giessendam staan in de Bijlage Tabellenboek. 14

Tabel 2.9 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij I-deel in rekening 2007/14 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Ontvangsten van rijkswege 67.139 64.270 62.388 61.245 56.519 73.470 82.780 85.252 Doorgesluisd naar de SDD 69.409 65.967 64.410 59.833 68.535 73.370 82.023 85.351 Verschil 2.270 1.697 2.022-1.412 12.016-100 -757 99 idem in % 3% 3% 3% -2% 21% 0% -1% 0% De tabel laat zien dat de verschillen meestal relatief gering zijn. Tegelijk kan het in absolute zin om flinke bedragen gaan omdat de bedragen naar en van aanzienlijk zijn. De uitschieter 2011 wordt verklaard uit het tekort schieten van het macrobudget. Dat trof dus alle Nederlandse gemeenten. Vanaf 2012 is dat probleem opgelost door nieuwe afspraken tussen het ministerie van SZW en de VNG en de gemeenten. 15

3. Ramingen van kernvariabelen 2015/20 3.1 Algemeen De bijlagen bij de circulaires van het gemeentefonds bevatten voor alle gemeenten afzonderlijk meerjarenramingen; zo bevat de septembercirculaire 2015 ramingen van 2016 t/m 2020. De omvang van de diverse uitkeringen van elke gemeente wordt door drie voorspelde factoren bepaald: de algemene ontwikkeling van de macrobudgetten van diverse onderdelen; beleidsmatige aanpassingen (bijvoorbeeld de intensivering van het armoedebeleid); specifieke, maar wel landelijke raming van de diverse verdeelmaatstaven. De eerste en de tweede factor werken voor alle gemeenten gelijk uit, de derde bepaalt de specifieke uitkomst van een gemeente. De ramingen in de circulaire houden wel rekeningen met de verschillen tussen gemeenten in het startjaar (nu 2015), maar niet met de eigen ontwikkeling vanaf het beginpeil in de jaren daarna. Voor elke gemeente wordt bij de raming 2015/20 uitgegaan van dezelfde Nederlandse gemiddelde ontwikkeling. In dit hoofdstuk zullen we daarom voor twee kernvariabelen per gemeente een meer specifieke groei (of krimp) bepalen. 3.2 Kernvariabelen: inwonersgroei en huishoudensgroei Door de landelijke gemiddelde ramingen in de septembercirculaire 2015 te corrigeren voor de specifieke ontwikkeling van inwoners en huishoudens, wordt meer recht gedaan aan de verwachte ontwikkelingen in het werkgebied van de SDD, verwachtingen die we afleiden van de bevolkingsprognose van CBS en Planbureau van de Leefomgeving (PBL). Tabellen 3.1 en 3.2 geven de prognoses van CBS en PBL van de inwoners en huishoudens in het werkgebied van de SDD (met Hardinxverld-Giessendam). Tabel 3.1. Aantal inwoners per gemeente (x 1.000), 2015-2020 Bron: PBL/CBS regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2013-2040 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Alblasserdam 19,9 20,2 20,5 20,6 20,7 20,8 Dordrecht 119,5 119,6 119,6 119,9 120,2 120,5 Hardinxveld-Giessendam 17,7 17,7 17,7 17,8 17,8 17,9 Hendrik-Ido-Ambacht 29,1 29,7 30,0 30,3 30,4 30,6 Papendrecht 32,5 32,6 32,6 32,8 33,1 33,2 Sliedrecht 24,8 25,0 25,3 25,5 25,7 25,9 Zwijndrecht 44,7 44,6 44,8 44,8 44,8 44,8 SDD (6 gemeenten, excl. H-G) 270,5 271,7 272,8 273,9 274,9 275,8 Nederland 16.871,6 16.921,1 16.972,5 17.030,3 17.086,5 17.141,9 Tabel 3.2. Aantal huishouden per gemeente (x 1.000), 2015-2020 Bron: PBL/CBS regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2013-2040 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Alblasserdam 8,1 8,2 8,3 8,3 8,4 8,4 Dordrecht 55,2 55,4 55,6 55,9 56,2 56,5 Hardinxveld-Giessendam 7,0 7,0 7,1 7,1 7,2 7,2 Hendrik-Ido-Ambacht 11,5 11,8 12,0 12,1 12,2 12,4 Papendrecht 13,9 13,9 14,0 14,2 14,3 14,4 Sliedrecht 10,4 10,5 10,6 10,7 10,8 10,9 Zwijndrecht 20,1 20,2 20,3 20,4 20,5 20,6 SDD (6 gemeenten, excl. H-G) 119,2 120,0 120,8 121,6 122,4 123,2 Nederland 7.688,8 7.745,8 7.801,4 7.858,1 7.913,2 7.965,9 16

Door het verschil te bepalen tussen de landelijke ontwikkeling en die van de SDD en de afzonderlijke gemeenten kan worden bepaald in welke mate de ramingen in de septembercirculaire moeten worden bijgesteld om meer recht te doen aan de verwachte regionale ontwikkelingen. Het resultaat is te zien in de tabellen 3.3 en 3.4. Tabel 3.3. Ontwikkeling inwoners per gemeente in afwijking van het landelijk gemiddelde 2015-2020 (2015 = 100) Bron: PBL/CBS regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2013-2040 en eigen bewerking 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Alblasserdam 100,0 101,2 102,4 102,6 102,7 102,9 Dordrecht 100,0 99,8 99,5 99,4 99,3 99,2 Hardinxveld-Giessendam 100,0 99,7 99,4 99,6 99,3 99,5 Hendrik-Ido-Ambacht 100,0 101,8 102,5 103,2 103,2 103,5 Papendrecht 100,0 100,0 99,7 100,0 100,6 100,5 Sliedrecht 100,0 100,5 101,4 101,9 102,3 102,8 Zwijndrecht 100,0 99,5 99,6 99,3 99,0 98,6 SDD (6 gemeenten, excl. H-G) 100,0 100,1 100,3 100,3 100,3 100,4 Tabel 3.3 laat zien dat de ontwikkeling van het inwonertal voor heel de SDD (6 gemeenten) bijna gelijk is aan die van Nederland. In vijf jaar tijd verwachten CBS/PBL in het gebied een iets grotere groei dan in Nederland, namelijk 0,4% meer. Tussen de gemeenten zijn er wel verschillen: het inwonertal van Zwijndrecht zal volgens de ramingen in vijf jaar tijd met 1,4% dalen, in Hendrik-Ido-Ambacht wordt juist enige groei verwacht, nl. 3,5% in vijf jaar. In heel Nederland is de verwachte groei van het aantal huishoudens wat groter dan van het inwonertal in 2015/20 verwachten CBS/PBL 1,6% meer inwoners en 3,6% meer huishoudens. Voor het de SDD-gebied zijn de verwachtingen wat anders: 2,0% meer inwoners en 3,4% meer huishouden; de inwoners groei is wat sterker, de huishoudens groei wat minder sterk. Daarom vinden we voor heel de SDD in 2020 het indexcijfers 99,8. Er komen wel huishoudens bij, maar in vergelijking met het land iets minder (0,2% minder). Tussen de gemeenten zien we bij de verwachte huishoudensontwikkeling vergelijkbare verschillen als bij de inwoners. Tabel 3.4. Ontwikkeling huishoudens per gemeente in afwijking van het landelijk gemiddelde 2015-2020 (2015 = 100) Bron: PBL/CBS regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2013-2040 en eigen bewerking 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Alblasserdam 100,0 100,5 101,0 100,3 100,8 100,1 Dordrecht 100,0 99,6 99,3 99,1 98,9 98,8 Hardinxveld-Giessendam 100,0 99,3 100,0 99,2 99,9 99,3 Hendrik-Ido-Ambacht 100,0 101,9 102,8 103,0 103,1 104,1 Papendrecht 100,0 99,3 99,3 100,0 100,0 100,0 Sliedrecht 100,0 100,2 100,5 100,7 100,9 101,2 Zwijndrecht 100,0 99,8 99,5 99,3 99,1 98,9 SDD (6 gemeenten, excl. H-G) 100,0 99,9 99,9 99,8 99,8 99,8 In het volgende hoofdstuk zullen we de verhoudingscijfers uit de tabellen 3.3 en 3.4 gebruiken om de prognose uit de circulaires wat aan te passen. De manier waarop we dat doen is in alle gevallen dezelfde: we corrigeren voor 1/3 op basis van de inwoners (Tabel 3.3) en 2/3 op basis van de huishoudens (Tabel 3.4). Dat betekent dat er voor heel de SDD vrijwel geen afwijking van de landelijke ontwikkeling zal zijn. Voor de afzonderlijke gemeenten is er wel een verschil. 17

4. Geldstromen in 2015/16 en 2015/20 4.1 Algemeen In de (bijlagen bij de) septembercirculaire 2015 worden ramingen gegeven voor 2016 tot en met 2020, alsook de meest actuele (maar nog niet definitieve) stand van 2015. 4 Gecombineerd met de globale prognoses voor kernvariabelen tot en met 2020 (zie hoofdstuk 3) biedt dat de mogelijkheid tot een financiële vooruitblik 2015/20 van wat de gemeenten kunnen verwachten. Om uiteenlopende redenen moet dit met een slag om de arm worden genomen; bij elk onderdeel gaan we in op de onzekerheden die daarbij gelden. Evenals in hoofdstuk 2 over de jaren 2007/14 presenteren we hier het verschil tussen wat gemeenten ontvangen van het rijk en wat ze doorsluizen naar de SDD. Uiteraard betreft het nu verwachtingen en geen realisaties. Bij deze vergelijking beperken we ons tot de jaren 2015 en 2016 omdat daarvoor voor het doel van dit onderzoek bruikbare begrotingen van de SDD beschikbaar zijn. Daarbij verdisconteren we dat een klein deel van de taken van de Wmo2015 lokaal, dus door de gemeenten zelf en niet door de SDD wordt uitgevoerd. Voor de ontvangsten van rijkswege sluiten we aan bij de prognosetermijn van de septembercirculaire 2015, namelijk van 2015 tot en met 2020. Over de inhoud van de prognoses het volgende: a. Per definitie zijn prognoses met onzekerheden omgeven en moeten voorzichtig worden gebruikt. b. Specifiek komt daarbij dat over het verdeelmodel van het Fonds Werk & inkomen discussie is die kan leiden tot aanpassingen c. De effecten van een regiospecifieke prognose van de kernvariabelen huishoudens en inwoners (zie hoofdstuk 4) blijken beperkt te zijn. Voor de zes SDD-gemeenten tezamen blijkt het effect praktisch verwaarloosbaar: meestal minder dan 1% verschil in 2020; in eerdere jaren is het verschil nog kleiner. Voor de afzonderlijke gemeenten zijn de verschillen wat groter. (De uitkomsten per gemeente staan in de Bijlage Tabellenboek en niet in dit hoofdstuk.) 4.2 IJkpunt Werk & inkomen: geldstromen naar en van gemeenten vergeleken De bijdrage van de zes gemeenten aan de SDD in verband met het gemeentefondsijkpunt Werk & inkomen is twee derde van wat ze van het rijk ontvangen. Daarmee wordt het patroon van 2007/14 voortgezet, al is het verschil wat kleiner. Tabel 4.1 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij gemeentefonds-ijkpunt Werk & Inkomen in begrotingen 2015/20 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Ontvangsten van rijkswege 28.812 30.296 30.638 31.232 31.875 32.561 Idem na correctie regionale ontw. 28.812 30.297 30.639 31.226 31.864 32.547 Doorgesluisd naar de SDD 18.739 19.448 Verschil -10.073-10.849 idem in % -35% -36% 4 Er verscheen in 2015 ook een decembercirculaire van het gemeentefonds. De wijzigingen daarin ten opzicht van de septembercirculaire zijn in dit rapport niet verwerkt. 18

4.3 Wmo(oud): geldstromen naar en van gemeenten vergeleken Het bedrag dat de zes gemeenten aan de SDD in verband met de taken van de oude Wmo (inclusief voormalige) Wvg bijdragen is in 2015/10 8% tot 18% hoger dan wat ze van het rijk ontvangen. Daarmee wordt het patroon van 2007/14 voortgezet, het verschil wordt zelfs wat groter. Tabel 4.2 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij WMO(oud) in begrotingen 2015/20 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2015 2016 2017 2018 2019 2020 1. Integratie-uitkering Wmo(oud) 22.140 19.638 20.340 20.340 20.340 20.340 1.a Idem na correctie regionale 22.140 19.639 20.341 20.336 20.333 20.331 2. Veronderstelling WVG c.a. 7.787 7.787 7.787 7.787 7.787 7.787 Wmo(oud) (=1a+2) 29.927 27.426 28.128 28.123 28.120 28.118 Doorgesluisd naar de SDD 32.287 32.314 Verschil 2.360 4.888 idem in % 8% 18% 4.4 WSW: geldstromen naar en van gemeenten vergeleken De SDD voert de WSW sinds 2011 uit. In dat jaar was het verschil tussen wat gemeenten ontvingen en wat ze doorsluisden 1%. Geleidelijk aan is het verschil gegroeid naar 3% tot 4% in 2015/16. Tabel 4.3 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij WSW in begrotingen 2015/20 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Ontvangsten van rijkswege 34.135 31.568 29.025 26.663 24.922 23.171 Idem na correctie regionale ontw. 34.135 31.570 29.026 26.658 24.913 23.161 Doorgesluisd naar de SDD 35.353 32.582 Verschil 1.219 1.012 idem in % 4% 3% 4.5 Participatie: geldstromen naar en van gemeenten vergeleken Wat de zes gemeenten aan de SDD overdragen in verband met klassieke participatie is circa tweemaal zo hoog als wat ze van rijkswege ontvangen. In euro s en procenten is dat meer resp. veel meer dan in de laatste jaren van de periode 2007/14. Tabel 4.4 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij Participatie in begrotingen 2015/20 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Ontvangsten van rijkswege 9.459 9.364 9.242 9.445 9.834 10.104 Idem na correctie regionale ontw. 9.459 9.704 9.365 9.242 9.444 10.099 Doorgesluisd naar de SDD 20.636 17.841 Verschil 11.177 8.137 idem in % 118% 84% 19

4.6 Wmo2015 (IV): geldstromen naar en van gemeenten vergeleken De gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor omvangrijke nieuwe taken in het sociaal domein, waarvan de taken voor individuele voorzieningen krachtens de Wmo2015 een groot deel uitmaken. Van het bedrag dat de SDD-gemeenten samen ontvangen gebruiken ze in 2015 4,8 miljoen en in 2016 5,7 miljoen om lokale taken uit te voeren; dat beslaat rond een zevende van wat ze van rijkswege ontvangen. De verdeling tussen lokale en SDD-taken is als volgt samen te vatten: Taak Uitvoering Sociale wijkteams Gemeenten Mantelzorgwaardering Cliëntondersteuning Inloop GGZ Begeleiding/Persoonlijke verzorging SDD Na aftrek van het budget voor de lokale taken resteert in beide jaren rond 28 miljoen voor taken die de SDD uitvoert. Van dat bedrag wordt ruim 90 procent doorgesluisd naar de SDD. Tabel 4.5 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij Wmo2015 (IV) in begrotingen 2015/20 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Ontvangsten van rijkswege 32.565 33.774 33.586 32.369 32.007 32.115 Idem na correctie regionale ontw. 32.565 33.775 33.587 32.363 31.996 32.101 Af: budget lokale taken 4.810 5.682 Ontvangsten, excl lokale taken 27.755 28.093 Doorgesluisd naar de SDD 25.324 25.283 Verschil -2.431-2.810 idem in % -9% -10% 4.7 I-deel: geldstromen naar en van gemeenten vergeleken Het bedrag dat de zes -gemeenten aan de SDD in verband met bijstandsverlening bijdragen is wat lager dan wat zij in 2015 en (naar verwachting) in 2016 ontvangen uit het Fonds Werk & inkomen. Een duidelijke lijn is overigens over de gehele periode 2007/16 niet te zien. Dan eens is de bijdrage hoger, dan eens lager dan de ontvangsten van rijkswege. Wellicht is dit mede het gevolg van enige wisselvalligheid van de uitkomsten van het vorige verdeelmodel. Op theoretische gronden kan verwacht worden dat de stabiliteit van het pas ingevoerde multi level verdeelmodel van het SCP groter is. Hoe dat in de praktijk uitpakt is nu nog niet te zeggen. Daar komt bij dat allerlei aspecten van het model momenteel nog ter discussie staan. Afhankelijk van de uitkomst van die discussie kunnen er kleine of grote aanpassingen worden gedaan. Of dit gebeurt en welke gevolgen dat heeft voor de Drechtsteden is niet te voorspellen. Tabel 4.6 Bedragen naar en van zes SDD-gemeenten bij I-deel Fonds W&I in begrotingen 2015/20 (x 1.000) SD Drechtsteden /6 gemeenten 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Ontvangsten van rijkswege 84.684 87.079 88.537 90.553 92.579 94.479 Idem na correctie regionale ontw. 84.684 87.082 88.540 90.536 92.546 94.439 Doorgesluisd naar de SDD 83.896 84.021 Verschil -788-3.061 idem in % -1% -4% 20

5. Besluit De SDD is opgericht om de diensten beter en/of goedkoper uit te voeren dan wanneer elke gemeente dat voor zich doet. Dit onderzoek richt zich niet op de doelmatigheid van de uitgaven van de SDD en evenmin op de kwaliteit van de dienstverlening. Dit onderzoek vergelijkt de bedragen die de gemeenten van het rijk ontvangen met hun bijdragen aan de SDD. Over de onderzochte jaren 2007/16 ontvangt de SDD gemiddeld 1% per jaar meer. Wel blijkt uit dit onderzoek dat de trend duidelijk dalend is. In het eerste deel van de periode ontving de SDD gemiddeld meer dan wat de gemeenten zelf kregen, het het tweede deel minder. Dat kan eigen beleid zijn de gemeenten hebben de wettelijke beleidsruimte om minder uit te geven. Het kan ook een teken zijn dat de SDD het werk efficiënter uitvoert dan waar het rijk in zijn toedeling van middelen aan de zes gemeenten rekening mee houdt. 21

BIJLAGE: TABELLENBOEK Dit tabellenboek bevat: Deel 1: Samenvattende tabellen Deel 2: Tabellen voor 2007/14 IJkpunt Werk & Inkomen Integratie-uitkering Wmo(oud) en Wvg c.a. WSW Klassieke participatie I-deel Fonds Werk & inkomen: Deel 3: Tabellen voor 2015/20 IJkpunt Werk & Inkomen Integratie-uitkering Wmo(oud) en Wvg c.a. Integratie-uitkering Sociaal Domein o WSW o Klassieke participatie o Wmo2015 (individuele voorzieningen) I-deel Fonds Werk & inkomen: Deel 4: Tabellen programma- en apparaatskosten IJkpunt Werk & Inkomen Integratie-uitkering Wmo(oud) en Wvg c.a. WSW Klassieke participatie Wmo2015 (individuele voorzieningen) I-deel Fonds Werk & inkomen: 22