SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer F

Vergelijkbare documenten
het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

Commissie voor geschillen CAO-BVE Jaarverslag 2012

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. E.M. Kauffman

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Commissie van Beroep PO

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

Commissie van beroep vo

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING UITSPRAAK. A, B, C, D, E, F, G, werknemers van ROC H, gevestigd te I, verzoekers, hierna te noemen de werknemers gemachtigde: de heer J

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC B te C, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim en onvoldoende functioneren: BVE SAMENVATTING

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Commissie van Beroep HBO

Commissie van Beroep BVE SAMENVATTING

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

SAMENVATTING U I T S P R A AK

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

de Centrale medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de CMR gemachtigde: mr. J.L.J.E. Koster

SAMENVATTING UITSPRAAK

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. W. Brussee

Commissie van Beroep VO

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: de heer F. Verschuren

Verzoek voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling, vacant houden functie en loondoorbetaling; HBO SAMENVATTING

Commissie van Beroep BVE

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

SAMENVATTING Bezwaar tegen de waardering als Docent B, schaal 10; HBO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING Beroep tegen mededeling beëindiging verlengd tijdelijk dienstverband; HBO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING UITSPRAAK. het bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de Hogeschool A te C, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: mr. L.C.J.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. L.R.T.

SAMENVATTING ADVIES. A, moeder van B, leerling VMBO klas 3kbad van het C te D, wonende te D, verzoeker, hierna te noemen klaagster

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. S.A. van Lammeren

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van [de school], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen de PMR.

Nalevingsgeschil; als MR-leden weigeren af te treden, kan een bevoegd gezag niet de MR ontbinden en eigenmachtig MR-verkiezingen organiseren.

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de functie van werkneemster is vervallen en er geen andere passende functie voor haar is.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

SAMENVATTING. in het geding tussen: de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van A, verzoeker, hierna te noemen de GMR

Bezwaarde benoemd in de functie van onderwijsassistent schaal 5: bezwaar gegrond

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. drs. C.A.H.

ECLI:NL:RBMNE:2016:530

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. J.M. Frons

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. P.T.M.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.L.W.G.

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder b WMS (beleid grondslag van de school)

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw L. Toering

UITSPRAAK IN VOORLOPIGE VOORZIENING

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. M.J.A. de Bruijn

SAMENVATTING Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid; BVE

Geschatte waarde veel hoger dan andere taxaties. Klacht te vroeg ingediend. Nog geen uitvoering rechterlijk vonnis.

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: de heer mr. G. Wind en voor deze de heer G. van Poppel

Transcriptie:

SAMENVATTING 105474 - Geschil over toepassing van art. H-60 CAO BVE Werknemer heeft jarenlang gewerkt als docent maar is, na een periode van arbeidsongeschiktheid, werkzaam als onderwijsassistent. De werkgever was in 2011 voornemens hem op grond van disfunctioneren als bedoeld in artikel H-60 CAO BVE te herplaatsen in de functie van onderwijsassistent. Nadien hebben partijen overeenstemming bereikt over deze functiewijziging. Dit blijkt uit de getekende akte van benoeming als onderwijsassistent. Niet gebleken is dat er sprake is geweest van dwaling aan de zijde van werknemer en/of misleiding door de werkgever. De werknemer werd ten tijde van de onderhandeling en de ondertekening van de arbeidsovereenkomst bijgestaan door zijn gemachtigde en de overeenkomst is het resultaat van een lang onderhandelingsproces. Aldus is er sprake van een overeenkomst tussen partijen en niet van een (eenzijdige) gedwongen herplaatsing als bedoeld in artikel H-60 CAO BVE. Daarom is geen sprake van een geschil betreffende de toepassing van de CAO BVE als bedoeld in artikel N-6. Verzoek niet-ontvankelijk. in het geding tussen: UITSPRAAK de heer A, wonende te B, verzoeker, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw C en het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer F 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij verzoekschrift met bijlagen van 4 juli 2012, ingekomen op 5 juli 2012 en aangevuld bij brieven van 21 augustus 2012 en 10 september 2012, heeft A een geschil voorgelegd met betrekking tot de toepassing van artikel H-60 CAO BVE. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, gedateerd 28 augustus 2012, ingekomen op 29 augustus 2012 en aangevuld bij brief van 17 september 2012. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 18 september 2012 te Utrecht. A verscheen in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer G, Afdelingsmanager Bouw en Infrastructuur, mevrouw H, HR adviseur, daartoe bijgestaan door de gemachtigde en diens kantoorgenoot, de heer mr. I. A heeft een pleitnotitie overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast. Pagina 1 van 5

2. DE FEITEN A, geboren 16 november 1955, is sinds 1 augustus 1978 werkzaam bij ROC D in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO BVE. A is benoemd als docent LB en heeft tot 13 januari 2012 werkzaamheden als docent verricht, laatstelijk als docent Burgerschap bij de afdeling Bouw van het D te E. Op 3 juli 2009 zijn partijen overeengekomen dat A een outplacementtraject zou ingaan voor de duur van 12 maanden. Van 13 januari 2010 tot 1 maart 2011 was A arbeidsongeschikt vanwege rugklachten. In het kader van zijn re-integratie heeft A werkzaamheden verricht als onderwijsassistent te J. Bij brief van 19 juli 2011, met als onderwerp functiewijziging, heeft de werkgever A het navolgende bericht: Met ingang van 5 september 2011 wijzigt uw functie ten gevolge van disfunctioneren ex artikel H-60 CAO BVE; per deze datum wordt u benoemd als onderwijsassistent. Op 8 september 2011 hebben partijen een arbeidsovereenkomst getekend waarin is opgenomen dat A met ingang van 1 september 2011 is benoemd in dienst van de werkgever in de functie van onderwijsassistent. Sinds 5 september 2011 verricht A werkzaamheden als onderwijsassistent gedurende 3 dagen per week. De overige 2 dagen is A vrijgesteld van werkzaamheden teneinde zich in te kunnen zetten voor het outplacementtraject. A ontvangt het salaris behorende bij de functie van onderwijsassistent welk salaris voor de duur van één jaar wordt aangevuld tot het salaris behorende bij de functie van docent. Op 14 juni 2012 heeft A de werkgever gedagvaard en bij wijze van voorlopige voorziening primair wedertewerkstelling als docent en subsidiair salarisbetaling op het niveau van de functie van docent LB gevorderd. Bij vonnis d.d. 23 juli 2012 is de gevraagde voorziening geweigerd omdat A naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter te Haarlem heeft ingestemd met de functie van onderwijsassistent en het daarbij behorende salaris. Op 4 juli 2012 heeft A het onderhavige geschil aan de Commissie voorgelegd met het verzoek het besluit van de werkgever van 19 juli 2011 ongegrond te verklaren dan wel te oordelen dat artikel H-60 CAO BVE ten onrechte is toegepast. Ten tijde van de mondelinge behandeling van het geschil is A nog steeds werkzaam als onderwijsassistent bij de afdeling MBO J. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoeker A voert aan dat nooit in voldoende mate is gesteld of aangetoond dat sprake was van disfunctioneren, op grond waarvan hij herplaatst zou moeten worden. A heeft 33 jaar lesgegeven op het D en er zijn geen verslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken waaruit het disfunctioneren blijkt. A is het met de door de werkgever gestelde klachten over zijn functioneren nooit eens geweest: er hebben zich slechts enkele incidenten voorgedaan. De klachten zijn inhoudelijk niet nader onderzocht, noch is onderzocht of A alleen verantwoordelijk was voor de ontstane problemen. Toen A aangaf problemen te ervaren, kreeg hij geen enkele steun maar in plaats daarvan werd hem te verstaan gegeven dat men van hem af wilde. Er is hem ook geen verbetertraject aangeboden. De werkgever voerde de druk op A steeds meer op waardoor hij, min of meer met het mes op de keel, heeft ingestemd met een outplacementtraject en het tijdelijk tegen een veel lager loon aanblijven in een lagere functie. Daarmee is sprake van een gedwongen herplaatsing. Het behoud van werk is voor A van groot belang nu hij vanwege schulden in de schuldsanering zit. Indien A had geweten wat de consequentie was van het instemmen met het Pagina 2 van 5

vervullen van de functie van onderwijsassistent voor de duur van 1 jaar had hij daar nooit mee ingestemd. Dat de werkgever thans stelt dat dit geen tijdelijke maar een structurele oplossing was, betwist A. In alle gesprekken hierover is uitgegaan van een tijdelijke oplossing. Dat destijds niet op schrift is gesteld dat het een tijdelijke functiewijziging betrof is achteraf te betreuren. Overigens is het niet geloofwaardig dat A met een blijvende functiewijziging zou instemmen terwijl zijn inkomen met ca 1.400 per maand verminderde. Vanwege de gemaakte afspraken heeft A destijds geen beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep tegen de beslissing om hem te herplaatsen. Ten onrechte verwijt de werkgever A dat het hem niet is gelukt via het outplacementtraject een andere baan te vinden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met feit dat A in economisch slechte tijden op 56-jarige leeftijd geen baan kan vinden. De insteek van de werkgever is uitsluitend gericht op beëindiging van het dienstverband zonder uitkering, terwijl andere mogelijkheden, zoals overplaatsing naar een andere school, niet benut zijn, aldus A. Standpunt werkgever De werkgever voert primair aan dat geen sprake is van een geschil over de toepassing van artikel H- 60 CAO BVE omdat zowel de functie als het salaris van A is gewijzigd na diens uitdrukkelijke instemming. Partijen hebben de afspraken ten aanzien van de wijziging van de functie en het salaris vastgelegd in een arbeidsovereenkomst d.d. 8 september 2011. Deze arbeidsovereenkomst is door A ondertekend. Ook de kantonrechter Haarlem heeft in zijn vonnis van 23 juli 2012 vastgesteld dat A met de functiewijziging heeft ingestemd. Subsidiair voert de werkgever aan dat het verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat A met het indienen van het verzoek de wettelijke beroepstermijn van 6 weken als genoemd in artikel N-3 CAO BVE tracht te omzeilen. A had destijds binnen 6 weken beroep kunnen instellen tegen het besluit van 19 juli 2011 om hem te benoemen in de functie van onderwijsassistent. Inhoudelijk stelt de werkgever dat hij al sinds 1999 klachten van deelnemers ontvangt over de wijze van functioneren van A. Sinds 2007 hebben deze klachten ernstige vormen aangenomen. A weigerde aanvankelijk hierover in gesprek te gaan terwijl een gesprek juist in zijn belang was omdat de klachten betrekking hadden op zijn houding, gedrag en functioneren. A functioneerde tot aan de functiewijziging structureel niet zoals van hem verwacht mocht worden en evenmin volgde hij redelijke instructies op. De werkgever sluit daarom een terugkeer in de functie van docent uit. De werkgever betwist dat de functiewijziging tijdelijk zou zijn. Het betrof een structurele oplossing waarbij het (gecontinueerde) outplacementtraject A een reële mogelijkheid bood om een andere passende functie te vinden buiten het D. Ter compensatie van de teruggang in salaris en mede gelet op het gegeven dat A in de schuldsanering zat, is hem financiële compensatie geboden zodat hij gedurende de periode van outplacement feitelijk het salarisniveau zou behouden alsof hij nog steeds docent was. Het enige tijdelijke aan de oplossing betrof derhalve de tijdelijke toelage gedurende de periode 1 september 2011 tot 1 september 2012 bovenop het loon van onderwijsassistent tot het docentloon. De werkzaamheden als onderwijsassistent konden ook redelijkerwijs aan hem worden opgedragen, mede gelet op het feit dat hij de desbetreffende werkzaamheden reeds uitoefende tijdens zijn reintegratie ten tijde van zijn arbeidsongeschiktheid. Als de functiewijziging zonder instemming van A was gebeurd, dan nog had de werkgever de functie mogen wijzigen op grond van artikel H-60 CAO BVE. Desgevraagd verklaart de werkgever ter zitting A niet te willen ontslaan. Hij functioneert immers goed in de functie van onderwijsassistent, aldus de werkgever. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Pagina 3 van 5

De instelling is aangesloten bij deze Commissie. Het geschil dient volgens het bepaalde in artikel N-6 van de CAO BVE betrekking te hebben op een geschil welke tussen werkgever en werknemer betreffende de toepassing van de CAO BVE mocht ontstaan. Dienaangaande overweegt de Commissie als volgt. De werkgever beroept zich primair op niet-ontvankelijkheid van het beroep omdat A zelf heeft ingestemd met de functiewijziging en er aldus geen sprake is van toepassing van artikel H-60 CAO BVE. De werkgever heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd geantwoord dat geen toestemming wordt gegeven om - voor het geval de Commissie van oordeel is dat geen sprake is van toepassing van artikel H-60 CAO BVE - een oordeel te geven op grond van artikel N-7 CAO BVE. Artikel H-60 luidt als volgt: In geval van herplaatsing in een functie met een lager salaris ten gevolge van disfunctioneren wordt de herplaatste werknemer in de nieuwe functie ingeschaald alsof er sprake is van eerste indiensttreding. Het is de Commissie gebleken dat de strekking van het voorleggen van het geschil aan de Commissie is om het door de werkgever genomen besluit tot functiewijziging ongedaan te maken en te bewerkstelligen dat A weder tewerkgesteld wordt in de functie van docent. Vaststaat dat de werkgever A bij brief van 29 juli 2011 het besluit heeft medegedeeld om hem op grond van disfunctioneren als bedoeld in artikel H-60 CAO BVE te herplaatsen in de functie van onderwijsassistent. Nadien hebben partijen overeenstemming bereikt over deze functie wijziging. Immers, uit de getekende akte van benoeming als onderwijsassistent van 8 september 2011 blijkt dat A heeft ingestemd met de wijziging van functie tot onderwijsassistent. De Commissie is niet gebleken dat sprake is van een tijdelijke oplossing voor de duur van 1 jaar. A heeft dit niet aannemelijk kunnen maken noch wordt dit standpunt gestaafd door onderliggende correspondentie. In de brief d.d. 8 september 2011, die blijkens de akte van benoeming onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst, wordt expliciet gesteld dat A gedurende maximaal 1 jaar een toelage ontvangt ter hoogte van het verschil in maandinkomen dat hij ontvangt op basis van de nieuwe inschaling en het bedrag aan salaris dat hij voor 1 september 2011 ontving. Dit is de enige overeenkomst met een beperkte tijdsduur. Voor het overige is de Commissie ook niet gebleken dat sprake is geweest van dwaling aan de zijde van A en/of misleiding door de werkgever. A werd ten tijde van de onderhandeling en de ondertekening van de arbeidsovereenkomst reeds bijgestaan door zijn gemachtigde en de overeenkomst is het resultaat van een lang onderhandelingsproces. Daarenboven heeft A ter zitting verklaard de arbeidsovereenkomst d.d. 8 september 2011 op advies van zijn gemachtigde te hebben getekend. Aldus is er sprake van een overeenkomst tussen partijen en niet van een (eenzijdige) gedwongen herplaatsing als bedoeld in artikel H-60 CAO BVE. Dientengevolge is de Commissie van oordeel dat er geen sprake is van een geschil betreffende de toepassing van de CAO BVE als bedoeld in artikel N-6. Nu partijen het geschil niet met beider goedvinden aan de Commissie hebben voorgelegd als bedoeld in artikel N-7 CAO BVE, zal de Commissie het verzoek van A niet-ontvankelijk verklaren waardoor de Commissie niet toekomt aan een verdere inhoudelijke beoordeling van het geschil. Ten slotte wenst de Commissie niet onopgemerkt te laten dat de door de werkgever aangehaalde wettelijke beroepstermijn als genoemd in artikel 4.1.5 WEB en artikel N-3 CAO BVE niet van toepassing is op de procedure als bedoeld in de artikelen N-6 en N-7 CAO BVE. Ook het gegeven dat Pagina 4 van 5

een geschil mogelijk voorgelegd had kunnen worden aan een Commissie van Beroep en/of de civiele rechter staat niet aan indiening van een geschil bij de Commissie in de weg. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie A niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Aldus gedaan te Utrecht op 25 oktober 2012 door mr. P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, L. Murray en mr. G.J. Wubs-Postma, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris. mr. P.E.M. Messer-Dinnissen voorzitter mr. R.M. de Bekker secretaris Pagina 5 van 5