Gezondheid gebaat bij 250 meter afstand tussen intensieve veehouderij en burgerwoning Vanuit gezondheidsperspectief adviseert de GGD aan gemeenten een minimumafstand van 250 meter tussen een intensieve veehouderij en een burgerwoning. Dit afstandsadvies is tot stand gekomen op basis van literatuuronderzoek naar infectierisico s, fijnstof, endotoxinen, geur- en geluidhinder in relatie tot intensieve veehouderijen. Daarnaast zijn geur- en fijnstofberekeningen uitgevoerd. Inleiding De op het gebied van de intensieve veehouderij samenwerkende GGD en in Nederland (in dit artikel kortweg aangeduid met GGD ) krijgen regelmatig vragen van burgers over de mogelijke gezondheidsrisico s van bestaande en nieuw te vestigen intensieve veehouderijen. Deze omwonenden vragen zich af of de bestaande wet- en regelgeving wel voldoende bescherming biedt als het gaat om de gezondheid. Daarnaast krijgt de GGD ook vaak adviesvragen van gemeenten en adviesbureaus over uitbreidingen en nieuwe vestigingen van intensieve veehouderijen en over actualisatie en wijzigingen van het bestemmingsplan buitengebied. De commissie m.e.r. adviseert gemeenten en adviesbureaus om in de MER ook aandacht te geven aan het aspect gezondheid 1. Gemeenten kunnen vervolgens gezondheidsadviezen (van bijvoorbeeld de GGD) betrekken bij de besluitvorming over 1 Zie hiervoor de door de commissie opgestelde factsheet Gezondheid in m.e.r. : http://api.commissiemer.nl/docs/mer/diversen/factsheet_13.pdf beleidsontwikkelingen en vergunningverlening m.b.t. de intensieve veehouderij. Bij het adviseren krijgt de GGD onder meer te maken met de volgende aspecten: Voor endotoxines (restanten van bacteriën) en zoönosen (van dier op mens overdraagbare infectieziekten) zijn (nog) geen wettelijke normen. De norm voor fijnstof is afgeleid van de blootstelling hieraan van met name wegverkeer. Bij geur- en geluidhinder spelen ook belevingsfactoren een belangrijke rol. Ook als er wordt voldaan aan de normen voor geur en geluid kunnen er klachten zijn. Dit wordt bevestigd door recent onderzoek 2. Aspecten als stalconcept, hygiënemaatregelen en antibioticagebruik kunnen zowel een positief als negatief effect hebben op de gezondheidsrisico s voor omwonenden. Deze factoren worden echter niet of nauwelijks in de omgevingsvergunning of het activiteitenbesluit meegenomen. Deze aspecten maken het voor de GGD niet eenvoudig om de mogelijke gezondheidsrisico s van intensieve veehouderijen in beeld te brengen. De berekende emissies aan fijnstof en geur zeggen vooral iets over het wel of niet voldoen van een bedrijf aan de vastgestelde emissienormen. Deze berekeningen zeggen onvoldoende over de mogelijke gezondheidsrisico s voor omwonenden van intensieve veehouderijen. Daarom heeft de GGD gezocht naar een andere manier om de hoogte van de blootstelling in beeld te brengen. Naast de emissies geeft ook de afstand van een bedrijf 2 http://www.academischewerkplaatsmmk.nl/ projecten/afgeronde_projecten/2014/geuronderzoek. De resultaten van het geuronderzoek zijn op 12 februari 2015 gepresenteerd en komen binnenkort op deze website te staan. Jaap de Wolf De auteur (j.de.wolf@ggdijsselland.nl) is senior beleidsmedewerker milieu en gezondheid bij GGD IJsselland en GGD Twente. Dit artikel is geschreven namens de landelijke GGD werkgroep Intensieve veehouderij. tot een burgerwoning een indicatie van de hoogte van de gezondheidsrisico s door de bedrijfsactiviteiten. De GGD is benieuwd vanaf welke afstand er door de activiteiten van een bepaald bedrijf een relevante blootstelling is te verwachten die - in vergelijking met de achtergrondwaarde voor de verschillende stoffen en hinderaspecten - tot effecten kan leiden. Om deze vraag te beantwoorden, heeft de landelijke GGD werkgroep Intensieve veehouderij een literatuuronderzoek verricht. Daarnaast zijn er geur- en fijnstofberekeningen uitgevoerd. Het hanteren van vaste afstanden tussen bron en blootgestelden gebeurt door de GGD ook bij de blootstelling aan luchtemissies door wegverkeer. Zo wordt onder andere geadviseerd om bij voorkeur geen gevoelige bestemmingen te realiseren op minder dan 300 meter van een snelweg (GGD-richtlijn luchtkwaliteit en gezondheid 1 ). Resultaten literatuuronderzoek Infectierisico s (zoönosen) Er is weinig onderzoek gedaan naar de infectierisico s voor omwonenden van intensieve veehouderijen 2. Daardoor is weinig bekend over de verspreiding van zoönosen rond veehouderijen en over de levensvatbaarheid en het ziekmakende vermogen van bacteriën en virussen op enige afstand van een bedrijf. Naar verwachting zal een grotere afstand tot een burgerwoning een minder groot 1
risico voor infecties geven, omdat de zoönosenverwekkers langer zijn blootgesteld aan klimatologische omstandigheden (met name zonlicht en temperatuur) en daardoor mogelijk minder ziekmakend zijn en slechts in lage concentraties aanwezig zijn 2. Er zijn wel gegevens bekend over de verspreiding van de Q-koorts-bacterie. Er zijn sterke aanwijzingen dat omwonenden van geitenhouderijen een verhoogd risico hebben deze infectie te krijgen. Tot een afstand van 10 kilometer van een geitenhouderij is de veroorzaker van de Q-koorts (Coxiellabacterie) aanwezig in de lucht 2 3. Recent onderzoek heeft aangetoond dat ook het uitrijden van besmette mest kan zorgen voor een verspreiding van de Q-koortsbacterie over grotere afstand 4. Fijnstof en gezondheid De verspreiding van fijnstof, afkomstig van intensieve veehouderijen, naar de omgeving is afhankelijk van diverse factoren, zoals de grootte en hoogte van de emissiepunten, de werking en het onderhoud van de ventilatoren, het gebruik van luchtwassers en de klimatologische omstandigheden. Deze factoren bepalen mede de blootstelling en daarmee de mogelijke gezondheidseffecten. Er is onvoldoende bekend wat de samenstelling van dit fijnstof is. Het heeft in ieder geval een andere samenstelling dan verkeersgerelateerd fijnstof, want de processen die voor de emissie zorgen verschillen sterk van elkaar. Verkeersgerelateerd fijnstof kan de volgende gezondheidseffecten veroorzaken 1 : vermindering longfunctie en toename luchtwegklachten; verergering van astma en van klachten die verband houden met hart- en vaatziekten. Het fijnstof van veehouderijen zal minder fijnere deeltjes en nauwelijks roet bevatten, maar meer (delen van) micro-organismen 5 6. Naar verwachting vertoont het spectrum van gezondheidsproblemen en -klachten daarmee ook een ander patroon. De Gezondheidsraad stelt dat het aannemelijk is dat, net als bij stedelijk stof, reductie van de stofconcentraties in de buitenlucht rond veehouderijen kan bijdragen aan terugdringing van de gezondheidsrisico s 5. Ondanks de genoemde verschillen in samenstelling van de fijnstoffracties, geldt voor zowel verkeersgerelateerd fijnstof als fijnstof afkomstig van veehouderijen dezelfde regelgeving. Endotoxinen en gezondheid Endotoxinen zijn bestanddelen van de celwand van bacteriën. Als bestanddeel van organische stofdeeltjes komen ze voor in het fijnstof in de buitenlucht. De concentratie endotoxinen in de omgeving van intensieve veehouderijen is hoger dan in stedelijke omgeving. Daarnaast is de concentratie endotoxinen gerelateerd aan het aantal bedrijven en de dieraantallen 3. Tot 250 meter afstand van agrarische bedrijven zijn de concentraties endotoxinen verhoogd 3 7 8 De verhoogde concentraties kunnen bij een deel van de omwonenden leiden tot nadelige effecten op de luchtwegen. Uit onderzoek blijkt dat de concentratie endotoxinen in woningen, die dichtbij intensieve veehouderijen staan, niet verhoogd is 3. Wanneer er wel hoge concentraties endotoxinen werden gemeten, bestond er een relatie tussen het houden van huisdieren en stofzuigen in de woning. Voor de blootstelling aan endotoxinen voor de bevolking is door de Gezondheidsraad een gezondheidskundige advieswaarde van 30 EU/m 3 gegeven 5. Of deze advieswaarde wordt overschreden in de omgeving van veehouderijen, wordt onderzocht in het RIVM-onderzoek veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO) 3. Daarnaast is in 3 http://www.rivm.nl/onderwerpen/v/veehouderij_ en_gezondheid/onderzoek_veehouderij_en_ gezondheid_omwonenden_vgo Legenda: A. 90.000 legkippen, scharrelhuisvesting B. 90.000 legkippen, 60% reductie PM 10 m.b.v. luchtwasser C. 30.000 kalkoenen, 35% reductie PM 10 m.b.v. biologische luchtwasser D. 45.000 legkippen en ± 3.200 biggen en vleesvarkens met diverse luchtwassystemen E. Achtergrondconcentratie PM 10 (24 ug/m 3 ) Figuur 1 Berekende concentraties PM10 versus de afstand tot de veehouderij 2
Legenda: 90.000 legkippen, scharrelhuisvesting en met luchtwasser (60% reductie PM 10 ): A. Optimaal functionerende luchtwasser B. 100% niet functionerende luchtwasser C. 50% niet functionerende luchtwasser D. Achtergrondconcentratie PM 10 (24 ug/m 3 ) Figuur 2 Berekende concentraties PM10 - afstand tot veehouderij en functionering luchtwasser opdracht van de ministeries van EZ en IenM door de WUR en IRAS een literatuurstudie uitgevoerd naar de emissies van endotoxinen uit de veehouderij. De resultaten worden binnenkort gepubliceerd en zullen worden gebruikt voor het ontwikkelen van een toetsingskader. Geluidhinder De ventilatoren, het intern transport (tractoren, vrachtwagens), het vullen van silo s, de afvoer van mest en het transport van dieren kunnen leiden tot geluidhinder voor omwonenden. Van transportbewegingen wordt de meeste hinder verwacht. Echter, om de minimale afstand te bepalen tussen een veehouderij en een burgerwoning worden alleen de geluiden van de inrichting zelf meegerekend. De geluidbelasting door transportbewegingen wordt hierin niet meegenomen. Er behoeft volgens het Activiteitenbesluit alleen getoetst te worden op stationaire bronnen. Mobiele bronnen worden alleen beoordeeld op piekniveaus (LA max ), met uitzondering van het laden en lossen overdag en het in- en uitrijden van landbouwvoertuigen. Voor de meeste veehouderijen ligt de geluidbelasting voor wat de stationaire bronnen betreft op een afstand van 50 meter van de veehouderij beneden de geldende geluidsnorm (ervaringen GGD Noord- en Oost- Gelderland). Als er wekelijks veel transportbewegingen zijn op het terrein kan hinder optreden tot 100 meter afstand van de veehouderij. Berekeningen Immissieberekeningen fijnstof Om te komen tot een onderbouwde minimumafstand met betrekking tot de verspreiding en immissie van fijnstof bij burgerwoningen heeft de GGD een aantal modelberekeningen uitgevoerd. Voor meerdere typen bedrijven zijn berekeningen gemaakt met het instrument GES (Gezondheideffectscreening) 4. Er zijn twee soorten berekeningen gedaan, namelijk 1) uitgaande van optimaal werkende luchtwassers (op basis van de door de fabrikant opgegeven emissiereductie) en 2) luchtwassers die minder functioneren. Immers, 50% van de luchtwassers voldoet in meer of mindere mate niet. Factoren die hierin meespelen zijn: de luchtwasser is niet aangesloten, de luchtwasser wordt niet onderhouden, de capaciteit is minder dan in de vergunning is aangegeven of de luchtwasser geeft regelmatig storing 9. 1. Optimaal functionerende luchtwassers Bij optimaal functioneren van de luchtwas- 4 Rekentabel uit het GES-Handboek 2012, blz. 257. Deze tabel is afkomstig uit de publicatie Gezondheidsaspecten bij IPPC-vergunningen, Fast et all RIVM 2008 sers blijkt uit de berekeningen het volgende: Bij de meeste bedrijven wordt vanaf 100 meter de grenswaarde voor fijnstof (40 ug/ m 3 ) niet overschreden. Vanaf een afstand van 250 meter ligt de berekende waarde dicht bij de achtergrondwaarde (24 ug/m 3 ). In figuur 1 is dit voor een aantal bedrijfstypes in beeld gebracht. Uit de immissieberekeningen die de GGD heeft gedaan blijkt dat de concentratie fijnstof in de eerste 200 tot 300 meter van een intensieve veehouderij heel snel daalt tot achtergrondniveau. Dit geldt onder verschillende voorwaarden, namelijk ruwheid terrein, beginconcentratie, windrichting en de hoogte van het emissiepunt. 2. Niet optimaal functionerende luchtwassers Bij onvoldoende functioneren van de luchtwassers blijkt uit de berekeningen het volgende: Bij de meeste bedrijven wordt vanaf 150 meter de grenswaarde voor fijnstof (40 ug/ m 3 ) niet overschreden. Bij een aantal bedrijven ligt vanaf 250 meter de berekende waarde redelijk in de buurt van de achtergrondwaarde (24,0 ug/m 3 ). In figuur 2 wordt een beeld gegeven van een bedrijfstype met drie verschillende opties voor wat betreft het functioneren van de luchtwassers. 3
Legenda: A. 3000 vleeskalveren, emissie-arme stal B. 3000 vleeskalveren, biologische luchtwasser (45% geurreductie) C. 7.500 vleesvarkens, emissie-arme stal D. 7.500 vleesvarkens,gecombineerde luchtwasser (85% geurreductie) E. GGD- advies, 250 m. Figuur 3 Inschatting contouren geurimmissies veehouderijen met of zonder luchtwasser Geurhinder De Wet Geurhinder en Veehouderij (WGV) Conclusie De aanwezigheid van intensieve veehoude- geeft de toegestane geurbelasting voor In de directe omgeving van intensieve rijen kan geurhinder veroorzaken. Geurhinder woningen aan, met daarbij een bandbreedte. veehouderijen is sprake van gezondheids- kan tot allerlei klachten leiden bij omwo- De toegestane geurbelasting is per type kundig relevante hogere blootstelling aan nenden, zoals hinder, depressie, vermin- gebied verschillend (concentratiegebied, fijnstof, geur, endotoxinen en mogelijk derde kwaliteit van leven of moeheid. Om binnen of buiten bebouwde kom ). Uit de zoönosen. Bij een minimumafstand van 250 te komen tot een onderbouwde minimum- berekeningen die de GGD heeft gedaan blijkt meter zal er niet of nauwelijks sprake zijn afstand m.b.t. de te verwachten geurhinder, dat met gebruik van luchtwassers de geur- van geluidhinder afkomstig van het bedrijf heeft de GGD een aantal modelberekeningen concentratie in de eerste 200 tot 300 meter zelf voor omwonenden. Modelberekeningen uitgevoerd. Hiervoor is het instrument GES redelijk snel daalt tot achtergrondniveau. laten zien dat de verhoogde blootstelling aan (Gezondheidseffectscreening) gebruikt (zie Dit geldt onder verschillende omstandig- geur en fijnstof vanaf een afstand van 250 noot 4). Voor meerdere type bedrijven is bere- heden, namelijk ruwheid terrein, begincon- meter vanaf een intensieve veehouderij in de kend binnen welke afstand tot het bedrijf de centratie, windrichting en de hoogte van het meeste gevallen is gereduceerd tot het achter- geuremissie gelijk is aan 14 OUE (de wettelijke emissiepunt. grondniveau. Daarnaast blijkt uit modelbe- 10 norm in concentratiegebieden) en binnen welke afstand tot het bedrijf de geuremissie gelijk is aan 6 OU E ( GGD-norm ). Daarbij is onderscheid gemaakt tussen bedrijven met en zonder luchtwassers. Uit de berekeningen blijkt: Bij de getoonde bedrijfstypen zonder luchtwassers wordt de geurnorm van 14 OU E overschreden op een afstand ruim boven de 250 m. (zelfs > 600 m.). Bij de bedrijfstypen met luchtwassers wordt de geurnorm van 14 OU E door een aantal bedrijven gehaald binnen een afstand van 250 m. Uitgaande van 6 OU E haalt nagenoeg geen van de getoonde bedrijven die norm binnen de 250 m. In figuur 3 wordt een beeld gegeven van vier bedrijfstypes, twee zonder en twee met luchtwassers. 4
rekeningen dat de blootstelling aan fijnstof Aanbevelingen (sterk) verhoogd kan zijn bij het niet of niet Op basis van de huidige kennis zou de voldoende functioneren van luchtwassers. GGD-afstandsnorm van 250 meter in het hele Op grond van bovenstaande concludeert de land als uitgangspunt gehanteerd kunnen GGD dat een minimumafstand van 250 meter worden bij nieuwe situaties. Dat wil zeggen tussen een intensieve veehouderij en woning bij de vestiging van een nieuw bedrijf of bij wenselijk is vanuit gezondheidsperspectief. een uitbreiding van een bestaand bedrijf Bij een nieuwe uitbraak van Q-koorts zou waarvoor het bestemmingsplan herzien het afstandscriterium van minimaal 250 m moet worden. te weinig beschermend kunnen zijn. Dit kan betekenen dat er aanvullende maatregelen Vervolgens kunnen partijen (gemeente, nodig zijn mochten zich opnieuw Q-koorts GGD, agrariërs en omwonenden) er lokaal uitbraken voordoen. samen voor kiezen om gemotiveerd hiervan af te wijken. Aanvullende maatregelen ten Het GGD-advies van 250 meter is overigens behoeve van hygiëne en het voorkomen van niet te vergelijken met de afstandsmaten insleep van zoönosen leiden tot een betere die het Ministerie van Economische Zaken beheersing van de uitstoot en versprei- adviseert. Het advies van de GGD is name- ding van stoffen en vermindering van de lijk gestoeld op volksgezondheid, het voor- blootstelling. komen van blootstelling van omwonenden, terwijl het advies van het Ministerie is opge- Gemeenten kunnen per gebied een eigen steld om het infecteren van dieren van een geurbeleid vaststellen. Ook kunnen zij kiezen naburig bedrijf te voorkómen. In het rapport voor maatvoorschriften voor geluid als daar van Kornalijnslijper cs. wordt gesproken gegronde redenen voor zijn. Zodoende kan over een adviesafstand van één tot twee een te grote geur- en geluidhinder tegen kilometer tussen intensieve veehoude- worden gegaan. Daarnaast benadrukt de rijen om besmetting van elkaars dieren te GGD het belang van handhaving op het func- voorkomen. tioneren van luchtwassers. 11 Referenties 1. Zee Sc van der, Walda IC (2009). GGD-richtlijn medische milieukunde. Luchtkwaliteit en gezondheid. RIVM rapport 609330008. 2. Maassen CBM et al (2012). Infectierisico s van de veehouderij voor omwonenden. RIVM rapport 609400004. 3. Heederik DJJ, IJzermans CJ (2011). Mogelijke effecten van intensieve veehouderij op de gezondheid van omwonenden: onderzoek naar potentiële blootstelling en gezondheidsproblemen. 4. Hermans T, Jeurissen L, Hackert V, Hoebe C (2014). Land-Applied Goat Manure as a Source of Human Q-Fever in the Netherlands, 2006 2010 PLOS One, 2 mei 2014. 5. Gezondheidsraad (2012/27). Gezondheidsrisico s rond veehouderijen. 6. Dusseldorp A, Sijnesael PCC, Heederik D, Doekes G, van de Giessen AW (2008). Intensieve veehouderij en gezondheid. RIVM Briefrapport 609300006. 7. Gezondheidsraad (2010/04). Endotoxins. Health-based recommended occupational exposure limit. The Hague: Health Council of the Netherlands. 8. Thorne PS, Ansley AC, Perry SS (2009). Concentrations of bioaerosols, odors and hydrogen sulfide inside and downwind from two types of swine livestock operations. 9. Inspectie Leefomgeving en Transport (2012). Toezicht- en naleeftekorten bij de IPPC branche intensieve veehouderij. Onderzoek naar luchtwassystemen en het effect op de ammoniakemissie. 10. Gezondheidseffectscreening Gezondheid en milieu in ruimtelijke planvorming. Handboek voor een gezonde inrichting van de leefomgeving. 2012, versie 1.6. Bureau Medische Milieukunde en Fast Advies. 11. Kornalijnslijper JE, RahamatLangendoen JC, van Duyvenhoven YTHP (2008). Volksgezondheidsaspecten van veehouderij-megabedrijven in Nederland; zoönosen en antibioticumresistentie. RIVM Briefrapport 215011002. 5