!!"#$ %###&'()) *#"+,,-.$#./01*#"+,,-.$#./, Ontheffing tot het opstellen van een MER Ontheffingsbeslissing Project: De uitbreiding van een varkensbedrijf tot 850 zeugen en 958 andere varkens Initiatiefnemer: Goethals Koen Veldstraat 12 9968 Oosteeklo (Assenede) 12 februari 2007 OHPR0104
Inleiding en mer-procedure De ontheffingsaanvraag werd opgesteld met het oog op een uitbreiding van een bestaand veeteeltbedrijf te Oosteeklo (Assenede) via gedeeltelijke overname en omvorming van een bedrijf te Hoogstraten. Het bedrijf te Oosteeklo beschikt momenteel over een vergunning voor het houden van 440 zeugen, 2 beren, 166 jonge zeugen en 750 vleesvarkens. Naast de varkenstak is het bedrijf ook actief op het gebied van akkerbouw. Het project omvat de uitbreiding tot 1804 varkens (846 zeugen, 4 beren en 954 andere varkens). Op het bedrijf zijn er ook 1680 niet vergunningspichtige biggen aanwezig die zullen uitbreiden tot 4584 in de toekomst situatie door dit project. Voor de voorziene uitbreiding zullen 3 verouderde varkensstallen afgebroken en vervangen worden door één nieuwe emissiearme zeugenstal. Het ontheffingdossier is opgesteld in toepassing van artikel 4.3.3 3 2 van het Decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project is onderworpen aan de mer-plicht volgens de rubriek 1e in bijlage II van het besluit, namelijk een gemengde inrichting voor varkens van meer dan 20 kg waarvan de verhouding van het aantal plaatsen voor zeugen t.o.v. de drempel van 900 + het aantal plaatsen voor varkens andere dan zeugen t.o.v. de drempel van 3000 groter dan 1 is. Bijgevolg kan de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen op grond de administratie geval per geval kan beslissen of een milieueffectrapport al dan niet opgesteld moet worden. De ontheffingsaanvraag is door de Dienst Mer ontvangen op 19 oktober 2006. Op vraag van de Dienst Mer werden, gezien de aard en de ligging van het project, adviezen verleend door de gemeente Assenede (8 december 2006 en 15 januari 2007), gemeente Hoogstraten (5 december 2006), VLM (8 december 2006) en Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid (14 november 2006). In de deze ontheffingsbeslissing wordt rekening gehouden met de geleverde adviezen. Bespreking ontheffingsaanvraag De ontheffingsaanvraag is naar vorm en presentatie een verzorgd document geworden met aandacht voor degelijke illustratie. Het project werd duidelijk gesitueerd op o.a. de geldende ruimtelijke uitvoeringsplannen en de topografische kaarten. Een legende bij het gewestplan ontbreekt echter. De ontheffingsaanvraag behandelt de disciplines en knelpunten die mogelijks bijkomende effecten kunnen ondervinden ten gevolge van het project. Voor de beschrijving van de mogelijke effecten, wordt een thematische indeling gevolgd, vergelijkbaar met het MIRA en het MINA-plan. De behandelde thema s zijn vermesting, verzuring, geurhinder, verdroging, verontreiniging van oppervlaktewater/bodem, geluidshinder, zwevende stoffen en visuele hinder. De ontheffingsaanvraag geeft een bespreking van de mogelijke effecten en dit op een voldoende wijze. Milderende maatregelen werden voorgesteld indien nodig. Een ingreep-effectschema ontbreekt in het dossier. In wat volgt worden een aantal opmerkingen en aandachtspunten geformuleerd. De opmerkingen zijn niet van die aard dat aanpassingen aan het verzoek nodig is, dan wel de opmerking zou leiden tot het (alsnog) opstellen van een MER. Wel kan er mee rekening gehouden worden bij toekomstige aanvragen of milieueffectrapportages. Dienst Milieueffectrapportage Ontheffingsdossier OHPR0104 2/5
In de ontheffingsnota wordt opgave gedaan van het juridische/ beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is, in de vorm van een duidelijke overzichtmatrix. Doch deze matrix beperkt zich tot het bedrijf te Oosteeklo. Over het bedrijf te Hoogstraten wordt niets vermeld ondanks dit in de verdere bespreking wel meegenomen wordt. Aangezien de uitbreiding zich situeert op het bedrijf te Oosteeklo is het uiteraard belangrijker dat alle gegevens over dit veeteeltbedrijf aanwezig zijn. Volgens artikel 8 van het Decreet Integraal Waterbeleid dient de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren te gebeuren in de milieueffectrapportage. Deze elementen zijn niet afzonderlijk teruggevonden in het dossier. In het verzoek tot ontheffing werd de drieledige aanpak voor wat de effectenbeoordeling van de geuremissies betreft gevolgd. De impact en effecten, zowel voor de huidige als toekomstige toestand, zijn in voorliggend ontheffingsdossier in beperkte mate beschreven. Er is gedeeltelijk rekening gehouden met de vernieuwde inzichten in het geurbeleid en recente meetcijfers van praktijksituaties. Het bedrijf doorstaat echter niet in alle gevallen de toetsing aan de verschillende beoordelingskaders. Uitgaande van de berekende geurcontouren zullen t.o.v. de huidige situatie bijkomend 3 tot 14 woningen matige geurhinder ondervinden. Woningen in agrarisch gebied verdienen een zekere, weliswaar beperkte mate van bescherming. Het is niet duidelijk of de draagkracht van het gebied wordt overschreden. Binnen een straal van 500 m rondom het bedrijf bevinden zich nog 3 andere (grote) veeteeltbedrijven. Het varkensbedrijf maakt bijgevolg deel uit van een bronnencluster. Er werd wetenschappelijk aangetoond dat dit een positief effect heeft op het gecumuleerde geurhindergevoel van omwonenden. De cumulatieve impact is echter niet berekend. Het bedrijf neemt in de geplande situatie een aantal milderende maatregelen. Er wordt een nieuwe, ammoniakemissiearme stal gebouwd (systeem met biologische wasser, verwachte geurreductie 40-50 %), deels ter vervanging van bestaande verouderde stallen en deels ter uitbreiding van het varkensbedrijf. Ondanks een beduidende uitbreiding (het aantal zeugen verdubbelt t.o.v. de huidige situatie, het aantal niet vergunningsplichtige biggen verdriedubbelt bijna), neemt de totale geuremissie door de biologische luchtwasser toe met ongeveer 25 % t.o.v. de huidge situatie. Het bedrijf is echter op ruime afstand gelegen (> 1100 m) tot het dichtsbijgelegen woongebied, waardoor geen extra geurbelasting verwacht wordt in de toekomstige situatie t.h.v. de woongebieden. In de onmiddellijke omgeving van het bedrijf bevinden zich echter wel een aantal woningen, al dan niet verbonden aan een agrarische activiteit. Het bedrijf te Hoogstraten, dat in zijn huidige situatie potentieel geurhinder veroorzaakt, wordt stopgezet. Het bedrijf te Oosteeklo is momenteel vergund voor een mestscheider. In de huidige situatie wordt de mest gescheiden (mobiele mestscheider) in een dunne en dikke fractie. In de toekomst zal al de mest afgevoerd worden voor verwerking en zal bijgevolg de mobiele mestscheider niet meer gebruikt worden. In de gewenste vergunningstoestand wordt deze mestscheider bijgevolg niet meer aangevraagd. De geproduceerde mest van het toekomstige varkensbedrijf zal verwerkt worden door ARKO nv. Het effluent van de mestverwerkingscyclus wordt door het bedrijf teruggenomen en zal als meststof uitgespreid worden op het akkerland van het bedrijf te Oosteeklo. Het bedrijf beschikt over 50 ha cultuurgronden. De oppervlakte en ligging (+afstand in vogelvlucht) van de akkerbouwpercelen zijn tabelmatig opgelijst in het dossier. Effecten op bemesting van percelen, alsook het verschil tussen huidige en toekomstige situatie zijn niet onderzocht. Door de mestverwerking zal echter de bemestingsdruk op deze arealen wel gevoelig afnemen. Algemeen wordt gemeld dat het uitrijden van de dunne verwerkte fractie, gezien de samenstelling, weinig risico naar verontreiniging van het oppervlaktewater inhoudt. Slechts een tweetal percelen van het beschikbare landbouwareaal grenzen aan een waterloop. Uit het dossier kan niet afgeleid worden over welke percelen het gaat. Ook wordt gesteld dat Dienst Milieueffectrapportage Ontheffingsdossier OHPR0104 3/5
uiteraard aan alle verplichtingen inzake de mestverwerking in Vlaanderen zal voldaan worden. Dit werd echter niet aangetoond. In de ontheffingsnota wordt het toekomst waterverbruik voor het bedrijf geschat op 10 345 m³ drinkwater en 1323 m³ reinigingswater. Als gewenste vergunningstoestand wordt echter slechts een uitbreiding van de grondwaterwinning gevraagd van 20 m³/dag (4200 m³/jaar) naar 40 m³/dag (8400 m³/jaar). Het drinkwater zal hoofdzakelijk bestaan uit opgepompt grondwater, aangevuld tijdens piekmomenten door leidingwater. Er wordt niet verduidelijkt hoe men dan zal bewaken dat er niet meer grondwater wordt opgepompt dan vergund. Dit kan verduidelijkt worden in de vergunningsaanvraag. Bij de effectbespreking onder de paragraaf betreffende overmatig waterverbruik wordt geen rekening gehouden met de noodzaak van dit gebruik van leidingwater. Een duidelijke waterbalans ontbreekt. Het opgevangen regenwater zal toegepast worden als reinigingswater, eveneens aangevuld met leidingwater tijdens de periode dat geen hemelwater beschikbaar is. Het hemelwater afkomstig van de nieuwbouw zeugenstal zal opgevangen worden in een hemelwaterput van 150 m³. Deze regenwaterput zal achteraan de nieuwbouw zeugenstal als het verlengde van de mestput gecreëerd worden. Als maatregel wordt een nieuwe bovengrondse infiltratiekom voorgesteld voor de afvoer van overtollig opgevangen hemelwater. Deze wordt niet gesitueerd. Voor de uitbreiding van het vergunde grondwaterdebiet wordt in de milieuvergunningsaanvraag een nieuw te boren grondwaterwinning (putdiepte +/- 60 m) aangevraagd. Aangezien de watervoerende laag waaruit gepompt wordt onder een kleilaag gelegen is, is de kans gering dat een verhoogd oppompdebiet een impact zal hebben op de grondwaterstand van de omgeving. Er wordt gesteld dat uiteraard de impact van een verhoogd pompdebiet enkel kan beoordeeld worden op basis van een grondwatermodel. In de conclusie van de grondwaterwinning wordt daarentegen beoordeeld dat het bedrijf geen negatieve beïnvloeding zal betekenen voor de omliggende ecosystemen of naburige grondwaterwinningen. Het is niet duidelijk hoe deze conclusie gestaafd wordt. Rondom het bedrijf zal het bestaand groen verder uitgebouwd worden tot volwaardige groenschermen bestaande uit streekeigen gewassen. Het dossier meldt dat er zal getracht worden het ganse varkensbedrijf te omringen met een groenscherm van 6 m. De haalbaarheid van dit groenscherm en verdere concrete invulling via bv. een inplantingsplan wordt niet beschreven. Deze informatie zou nuttig kunnen zijn bij de vergunningsaanvraag. In het dossier kunnen volgende foutieve weergaven van getallen nog meegegeven worden: - p. 6: de initiatiefnemer vraagt een milieuvergunning aan voor een bedrijf met 1804 varkens, - p. 73: in de eerste alinea wordt tweemaal foutief 20 000 leghennen voor het bedrijf te Hoogstraten vermeld. Dit moet 19 900 leghennen zijn. In deel 6 van het ontheffingsdossier wordt een synthese gegeven van de milieueffecten en milderende maatregelen. In deel 8 volgt de eindbespreking. Aangezien het gaat om een beduidende uitbreiding kan de hinder voor de omwonende vergroten. De opstellers van het dossier besluiten een neutrale impact. Eerder negatieve effecten kunnen verwacht worden voor de thema s geur- en geluidshinder. Eerder positieve effecten kunnen verwacht worden op het vlak van vermesting, verzuring en zwevende stof. Voor de overige thema s worden geen relevante effecten gedetecteerd. Het bedrijf neemt echter voor de geplande uitbreiding een aantal belangrijke milderende maatregelen. Veruit de belangrijkste hierin is een biologische luchtwasser die de uitstoot van amoniak, geur en stof van de nieuwbouw zeugenstal sterk zal beperken. Er kan nagegaan worden of er voor het thema geluidshinder geen concretere maatregelen mogelijk zijn. De college van burgemeester en schepenen van de gemeente Assenede (Oosteeklo) is van mening dat het verzoek tot ontheffing kan Dienst Milieueffectrapportage Ontheffingsdossier OHPR0104 4/5
ingewilligd worden mits de aanvrager alle omwonende inlicht betreffende de geplande uitbreiding van het bedrijf. Er kan geconcludeerd worden dat deze ontheffingsaanvraag voldoende informatie bevat om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Bijgevolg wordt een ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een MER toegekend voor de uitbreiding van de vergunning voor een varkensbedrijf tot 850 zeugen en 954 andere varkens te Oosteeklo (Assenede) door samenvoeging met en stopzetting van een bedrijf te Hoogstraten. Deze ontheffing wordt verleend voor een termijn van vier jaar. Dit verslag dient samen met de ontheffingsaanvraag deel uit te maken van de vergunningsaanvraag. Op die wijze zullen ook de omwonenden geïnformeerd worden over de milieu-impact van de geplande uitbreiding. 12 februari 2007, Het afdelingshoofd, Koen De Smet, Afdelingshoofd Milieu, Natuur, - en Natuurbeleid Dienst Milieueffectrapportage Ontheffingsdossier OHPR0104 5/5