Betaalbaarheid in de regio West- Brabant, Tholen en Bevelanden

Vergelijkbare documenten
Woonlastenonderzoek regio Zuid-Holland Zuid

Woonlasten- en behoefteonderzoek

Betaalbaarheid Haaglanden

Doelgroepen en woonlasten

1. VOORRAAD. Samenstelling woningvoorraad in %

30,3 27,5. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning. Vught Noordoost Brabant Nederland

Woonruimteverdeling in Breda

30,3 29,2 17,1 10,9. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning Son en Breugel Metropoolregio Eindhoven Nederland

** Meer rapporten en actuele overheidsinformatie over gemeente Eindhoven, vindt u op WSJG.nl: Cijfers Gemeente Eindhoven

31,4 30,3. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning. Nijmegen Arnhem/Nijmegen Nederland

16,5. Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning Nuenen, Gerwen en Nederwetten Metropoolregio Eindhoven Nederland

Betty Boerman en Inge Huiskers, Regio Gooi en Vechtstreek. Sjoerd Zeelenberg en Elien Smeulders, RIGO Research en Advies

Koopwoning Corporatiewoning Particuliere huurwoning Deurne Metropoolregio Eindhoven Nederland

30,3 29,2. Koopwoningen Corporatiewoningen Particuliere huurwoningen Heeze-Leende Metropoolregio Eindhoven Nederland

Bijlagen bij Analyse benodigde voorraad sociale huurwoningen

Lokale Monitor Wonen Gemeente Lelystad ( )

30,3 29,2 15 9,7. Koopwoningen Corporatiewoningen Particuliere huurwoningen Heeze-Leende Metropoolregio Eindhoven Nederland

Regionaal Platform Woonconsumenten Noord Kennemerland

Doelgroepen TREND A variant

Omvang doelgroep en omvang kernvoorraad in 2008

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden

Woonlasten Onderzoek HV Franeker

Woningstichting Eigen Haard t.a.v.: mw. E. Heidrich Postbus JB Amsterdam. Betreft: Notitie Betaalbaarheid Huren. Amsterdam, 3 december 2014

Woonlastenonderzoek Breda

LANDELIJKE RAPPORTAGE. Op basis van de Lokale Monitor Wonen Versie 17 oktober 2016

André Buys en Steven Kromhout RIGO Research en Advies Juli 2007

Onderbouwing huur-inkomenstabellen per

Betaalbaar Wonen Woonlasten en kwaliteit in de sociale huursector

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Woonlasten in Den Bosch 3.0

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Huur beleid Ru t te II. Een overzicht van de impact. van het huidige huurbeleid op huurders, woningzoekenden en de huursector.

VERHALEN ACHTER DE CIJFERS

Nibud Vaste Lasten 2019

Betaalbaarheid van wonen, een gemeentelijke opgave? Inzicht en handvatten voor gemeenten

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Betaalbaarheid van wonen, een gemeentelijke opgave? Inzicht en handvatten voor gemeenten

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE OLST-WIJHE

Kengetallen woningtoewijzing in de gemeente Utrecht

Nibud minimumvoorbeeldbegrotingen

Woonlasten van huurders

ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data

de gemeenten in de regio Alkmaar Woonwaard, Kennemer Wonen, Van Alckmaer, Wooncompagnie en Ymere

Inzoomen op betaalbaarheid

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012

Inkomens in Helmond RIO 2013

Gevolgen passendheidstoets

Afsprakenmonitor regio Haaglanden > Jaarmonitor 2017 > kerngegevens

Hoofdstuk 10. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 11. Financiële situatie

LANDELIJKE RAPPORTAGE. Op basis van de Lokale Monitor Wonen

Beantwoording art 33 vragen bereikbare en betaalbare voorraad sociale huurwoningen

juli 2013 Extra hypotheek voor energieneutrale woningen

(Onder)benutting zorgtoeslag en huurtoeslag door senioren

Enquête woonlasten Huurdersvereniging de Vijfhoek en Huurderskoepel Schagen en omstreken

Gezamenlijke reactie Aedes en Woonbond op internetconsultatie Wetsvoorstel Huur en inkomensgrenzen

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2018

Betaalbaarheid van het huren in Den Helder

Gisteren ontvingen we de beantwoording van het College van indringende raadsvragen over de Ontwikkeling van de Woonlasten in Leiden.

HUURBELEID 2015 Maart 2015

Nibud minimum-voorbeeldbegrotingen 2015 / 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Hoofdstuk 24 Financiële situatie

Hoofdstuk 19. Financiële situatie

Onderzoek betaalbaarheid Gemeente Velsen

Minimuminkomens in Leiden

Hoofdstuk 7. Financiële situatie

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2018

1Betaalbaarheid, Discussienotitie,werkconferentie,Regionale,Woonvisie!!! 17!maart!2015!!!!!!!

Reader Zomer4 daagse dag 2

HBO De Peel. Woonlastenonderzoek. De huurder in beeld. 18 maart 2014

Raming van de omvang van de kernvoorraad in 2015

Datum: 23 oktober 2015 Betreft: Doorrekening standaardkoopkracht voorbeeldhuishoudens

Deze notitie is bedoeld om de schaarste en de verdringing in Gouda aan te tonen, als bijlage bij de Huisvestingsverordening 2019.

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HATTEM

Sociale woningvoorraad en doelgroep in Zuidoost-Brabant

Fact sheet Wonen in Weesp 2017

Enquête woonlasten Lefier. 26 november

Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

WoON in Vogelvlucht Uitkomsten van het WoON 2015: Woningvoorraad en bewoners

Informatie 17 december 2015

Datum: 26 oktober 2016 Betreft: Doorrekening standaardkoopkracht voorbeeldhuishoudens (actualisatie 2017)

Minimuminkomens in Leiden

Armoede en de rol van corporaties vanuit huurdersperspectief

Hoe gaan mensen om met hoge woonlasten?

Verduurzaming woningportefeuille: de woonbundel. 4 maart 2013

Jaarrapportage Woonruimtebemiddeling Dinteloord, 2016 April 2017

Bijlage veelgestelde vragen Passend Toewijzen

Datum: 26 oktober 2016 Betreft: Doorrekening standaardkoopkracht voorbeeldhuishoudens (actualisatie 2017)

HUISHOUDENS IN ALMERE MET EEN LAAG INKOMEN Wat zijn hun eigenschappen?

de huurders van verschillende inkomensgroepen met het rninimale huishoudbudget rond kunnen

Doelgroepen en woonlasten in Etten-Leur

M e m o. Samenvatting. Stad versus ommeland

Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017

Doelgroepen en woningbehoefte

Woningmarktonderzoek IJsselstein. 24 november 2015 Johan van Iersel en Marlies van der Vlugt

Fact sheet Wonen in Zaanstad 2017

2 In het kort: onderzoek en analyse

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Woononderzoek Nederland 2009

Transcriptie:

RAPPORT 12 JULI 2017 RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving www.rigo.nl Betaalbaarheid in de West- Brabant, Tholen en Een integraal overzicht over de s

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. RIGO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

RAPPORT 12 JULI 2017 RIGO Research en Advies Woon- werk- leefomgeving www.rigo.nl Betaalbaarheid in de West- Brabant, Tholen en Een integraal overzicht over de s Opdrachtgever Woonkwartier, namens de samenwerkende corporaties Contactpersoon Dhr. N. Smulders Projectnummer P35820 Datum 12 juli 2017 Auteurs Johan van Iersel Marlies van der Vlugt Roxanne Mulder

Inhoud 0. Samenvatting 1 Inleiding 6 Aanleiding onderzoek 6 Leeswijzer 6 Vergelijking methoden 7 Actuele woonlasten 9 Inleiding 9 Componenten van woonlasten 9 Woonlasten en woonquoten van huurders 10 De bestedingsruimte van de 14 Inleiding 14 Methode 14 Inkomensvariatie binnen de van beleid in het corporatiebezit 16 Bestedingsruimte van de 17 Bestedingsruimte versus woonsituatie 22 Huurders met een betaalrisico 24 Bijlage 1 Kosten primair levensonderhoud 26 Bijlage 2 Factsheets gemeenten 28 Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en

0. Samenvatting Vanuit het perspectief van de bestedingsruimte van (zittende) huurders is er krapte aan de onderkant van de markt (de goedkope huur). Er is enige ruimte voor huurverhogingen aan de bovenkant van de markt, al moet deze ruimte niet worden overschat. Ongeveer een kwart van de huurders heeft een betaalrisico en daarmee moeite om maandelijks rond te komen. Dit soort algemeenheden gelden over het gehele van de corporaties in West-Brabant, Tholen en. Maar er zijn ook relevante verschillen tussen de gemeenten. Deze laten onder meer zien dat betaalbaarheidsproblemen zich vooral manifesteren in de steden. Dit niet alleen vanwege de lagere inkomens en de huurprijssamenstelling, ook de hogere gemeentelijke lasten dragen hieraan bij. Eind 2016 heeft Rigo het rapport Actualisatie woningmarktonderzoek; Grondslag voor de actualisatie van de Visie op Wonen en Leven in West-Brabant, Tholen en opgeleverd. Deze rapportage is te zien als een vervolg op dit woningmarktonderzoek. Op basis van het destijds opgebouwde databestand is een analyse verricht van de woonlasten en de bestedingsruimte van huurders van de corporaties. De budgetbenadering De bestedingsruimte van huurders is in deze studie bepaald volgens de budgetbenadering. De budgetbenadering is een gangbare benadering die RIGO in verschillende onderzoeken heeft toegepast. De benadering is grofweg als volgt: Het uitgangspunt is het besteedbaar inkomen van de ; Hiervan worden afgetrokken de niet aan het wonen gerelateerde kosten van het primaire levensonderhoud volgens twee varianten. Via deze weg ontstaat inzicht in de bedragen die men aan wonen kan besteden (volgens de en de ). Van dit bedrag worden de overige woonlasten (water, energie en belastingen van gemeenten en waterschappen) afgetrokken om te komen tot het bedrag dat men beschikbaar heeft om de huur van te betalen. Hierbij wordt ook de betrokken, omdat de afhankelijkheid van de groot is en er niet zelden op is bezuinigd. In deze benadering wordt de huur dus als restpost beschouwd. Bij het gedrag van mensen is de huur echter vaak het eerste dat men betaalt en van wat men vervolgens overhoudt probeert men rond te komen. Vaak slaagt men hierin, soms leidt het tot problemen. Dat de huur methodisch als restpost wordt gezien, betekent niet dat de eventuele problemen ook altijd te herleiden zijn tot de hoogte van de huur. En ze zijn dus ook lang niet altijd (alleen) op te lossen met huurbeleid, er kan ook worden gedacht aan inkomensondersteuning en/of het verlagen van andere kostenposten. Voor wat betreft dit laatste geldt dat in ieder geval de overige woonlasten bij de analyse moeten worden betrokken. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 1

Grote verschillen in overige woonlasten De overige woonlasten van huurders verschillen sterk tussen de gemeenten. Dit geldt zeker in Rucphen, waar niet de huurders maar de corporatie de rioolafvoerheffing betaalt. Dit terwijl bijvoorbeeld huurders in hier 305 per jaar aan kwijt zijn. Zeker voor de lagere inkomens is een bedrag van 25 per maand een flinke uitgavepost. Ook andere gemeentelijke heffingen zijn in de steden en Bergen relatief hoog. In liggen de gemeentelijke heffingen daardoor voor alleenstaanden rond de 650 per jaar en voor meerpersoonshuishoudens rond de 795. In alle andere gemeenten liggen deze bedragen minimaal 100 lager. Woonquoten: een gevarieerd beeld In het verleden werd er bij woonlastenonderzoeken vaak een woonquotebenadering gehanteerd. Vanwege de vergelijkbaarheid met dit soort studies is er in dit onderzoek ook een beknopte analyse uitgevoerd van de actuele huur- en woonquoten van huurders. Mede als gevolg van de lage gemeentelijke heffingen zijn de woon - en huurquoten in Rucphen relatief laag. De hoogste woon- en huurquoten zijn te vinden in de gemeente. Terwijl de verschillen tussen gemeenten soms groot zijn, geldt dit niet voor de nale totalen. Zo besteedt in elk van de drie s een huishouden dat behoort tot de primaire circa 38% van het besteedbaar inkomen aan woonlasten en 25% aan de huur. De huurquote ligt bij de secundaire met rond de 26% hoger, omdat men geen ontvangt. De woonquote ligt bij deze groep niet hoger (rond de 36%). Grote verschillen in besteedbare inkomens Bij de analyses van de bestedingsruimte van de huurders zijn de zogenoemde goedkope scheefwoners buiten beschouwing gelaten. Zij hebben vrijwel per definitie voldoende inkomen om de huur te kunnen betalen. Binnen de resterende groep (met een inkomen beneden de 35.739) is veel inkomensvariatie. Rond de 37% heeft per maand meer dan 1.800 te besteden en 34% moet het met minder dan 1.400 doen. Onder de huurders in de is de laatste groep (met 39%) sterk vertegenwoordigd en de eerste groep is hier relatief klein (3). Binnen deze is Kapelle een uitzondering, daar hebben juist veel huurders een besteedbaar maandinkomen boven de 1.800. Beperkte verschillen in bestedingsruimte voor het wonen De verschillen in besteedbaar inkomen hebben voor een belangrijk deel te maken met de huishoudenssamenstelling. Meerpersoonshuishoudens hebben vaker een hoger inkomen (met uitzondering van grote gezinnen in de ), maar ook hogere lasten. Als de kosten voor het primaire levensonderhoud van het inkomen worden afgetrokken dan vervagen de verschillen tussen en binnen de s. In elk van de s kan rond de 44% van de huurders () meer dan 711 aan wonen besteden en niet meer dan 410. Deze laatste groep is wat groter in de steden (Bergen, en Goes). Gezinnen en alleenstaanden houden weinig over Als naast de kosten voor het primaire levensonderhoud ook de kosten voor de overige woonlasten van het inkomen worden afgetrokken ontstaat inzicht in de bestedingsruimte die men heeft voor het betalen van de huur. Ook hier zijn de verschillen tussen de s Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 2

beperkt: circa 35% tot 37% van de kan niet meer dan 410 betalen. Het gaat relatief vaak om gezinnen en eenpersoonshuishoudens tot 65 jaar. Inclusief neemt de groep die niet meer dan 410 huur per maand kan betalen af tot 17 a 18%. In het totale kan circa 32% () tot 44% () van de meer dan 629 betalen, waarbij het relatief vaak om oudere stellen gaat (49% tot 61%). Inclusief neemt de groep die meer dan 629 kan betalen toe tot 48% bij de en 56% bij de. Beperkte bestedingsruimte vooral in de steden De verschillen tussen de drie s zijn klein, zowel exclusief als inclusief (huidige). Binnen de drie s zijn er wel degelijk verschillen tussen de gemeenten. Exclusief is de groep met een beperkte bestedingsruimte in de steden het grootst, vooral in Bergen en (rond de ). In Rucphen is de groep met 29% het kleinst. Inclusief is de groep met het grootst in en Reimerswaal, op de voet gevolgd door Noord-Beveland en Bergen. In de gemeenten Rucphen, Woensdrecht en Steenbergen hebben huurders een ruimere bestedingsruimte: een grote meerderheid heeft meer dan 587 per maand te besteden voor de huur (inclusief ). De groep met een beperkte bestedingsruimte woont niet alleen maar in goedkope huurwoningen: de maakt het (voor zittende huurders) mogelijk om ook een duurdere woning te huren, ook boven de eerste aftoppingsgrens. In de woont de groep met een beperkte bestedingsruimte het meest passend (84% in een huurwoning tot 587); in de Bergen het minst (77%). Tekorten aan de onderkant, ruimte aan de bovenkant Bij de betalingsmogelijkheden van huurders speelt de dus een belangrijke rol. Zonder de zou in de Bergen rond de 36% niet meer dan 410 per maand kunnen betalen, terwijl de slechts voor 18% in deze woningen woont. De maakt wat dit betreft veel goed, maar woningen aan d e onderkant zijn nog altijd schaars. In de andere twee s is een soortgelijk beeld zichtbaar. Voor de andere onderscheiden segmenten geldt dat minder. Er lijkt zelfs ruimte te zijn voor enige huurverhoging, maar die moet niet worden overschat. Vaak kan men slechts enkele euro s meer betalen dan de opgenomen prijsgrenzen. Daarnaast geldt dat de kostenposten vrij minimaal zijn ingevuld en er bijvoorbeeld geen rekening is gehouden met de noodzaak om te kunnen sparen. Huurders met een betaalrisico Van de totale huurderspopulatie in het totale heeft 22% tot 26% te maken met een betaalrisico: bij deze huurders liggen hun woonlasten boven de geraamde bestedingsruimte. Zij hebben moeite om rond te komen en besparen mogelijk op andere noodzakelijke uitgaven. Ook kan het zijn dat deze huishoudens aanvullende inkomensbronnen hebben die niet uit de cijfers naar voren komen, bijvoorbeeld giften van vrienden of familie. De verschillen tussen de s zijn beperkt, maar in de is de groep met 21% tot 25% marginaal kleiner. Binnen de groep met een betaalrisico lopen de mogelijke tekorten uiteen. Circa de helft van de huurders met een betaalrisico komt mogelijk meer dan 100 per maand tekort, de andere helft komt tot 100 per maand tekort. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 3

Binnen de gemeenten is het vooral de primaire in en Bergen die vaak te maken heeft met een betaalrisico. In Rucphen wonen relatief de minste huurders met een betaalrisico. Steeds meer passen en meten In het woningmarktonderzoek is geconstateerd de van beleid (de huishoudens met een inkomen beneden de 35.739) in de periode 2011 tot 2016 in omvang is toegenomen. Dit terwijl het aantal woningen in het bezit van corporaties gelijk is gebleven. Deze op het oog strijdige trends hebben niet tot grote problemen geleid, omdat het corporatiebezit steeds meer wordt benut om de te huisvesten. De goedkope scheefheid is dan ook sterk afgenomen. Geconcludeerd is dat sociale verhuur steeds meer een specialisme wordt. Of ook binnen de sociale huursector de hoogte van de huur beter of juist slechter is afgestemd op de inkomens (ofwel: zijn de betaalrisico s toe- of afgenomen) is moeilijk exact te zeggen. Door verschillen in methoden en definities zijn de onderzoeken uit he t verleden niet exact te vergelijken met de voorliggende studie. Wat we uit het woningmarktonderzoek wél weten is dat de het aantal woningen beneden de eerste aftoppingsgrens in de s Bergen en is afgenomen. Daarmee is de kans op be taalrisico s groter geworden. Naar de toekomst toe zal de behoefte aan woningen beneden de eerste aftoppingsgrens verder toenemen en (bij ongewijzigd beleid) geldt dit ook voor de kans op betaalrisico s. Er zijn geen indicaties dat het aantal huurders met betaalrisico s de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Wél is het zo dat ook binnen het daeb -segment de matching tussen huur en inkomen steeds belangrijker wordt. De regels van het passend toewijzen zijn daarop gericht, maar er moet uiteraard ook voldoende aanbod in de goedkopere segmenten zijn. De afgelopen jaren is dit aantal echter afgenomen. In deze studie wordt gewerkt met de huur die de zittende huurders betalen, niet zelden worden deze huren bij mutatie opgetrokken naar de streefhuur. Het kan zijn dat daardoor het aanbod beneden de eerste aftoppingsgrens nog verder gaat afnemen. Naast monitoring van de betaalbaarheidsproblematiek is monitoring van de kansen van de laagste inkomens dan ook gewenst (in deze studie is geen analyse van de woonruimteverdeling gemaakt). Conclusies De sociale verhuur is steeds meer een specialisme: Alleen de echt lage inkomens zijn nog aangewezen op en hebben toegang tot de sociale huursector. Vanuit het perspectief van de bestedingsruimte van (zittende) huurders zijn goedkope huurwoningen tot 410 schaars. De speelt voor de primaire een belangrijke rol. Kleine (toekomstige) wijzigingen in het landelijk beleid kunnen hierdoor lokaal grote gevolgen hebben. Ongeveer een kwart van de huurders heeft een betaalrisico en daarmee moeite om maandelijks rond te komen. Vaak bezuinigen zij eerder op andere uitgaven dan dat ze de huur niet betalen. Betaalbaarheidsproblemen manifesteren zich vooral in de steden. Dit niet alleen vanwege de lagere inkomens en de huurprijssamenstelling, ook de hogere gemeentelijke lasten dragen hieraan bij. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 4

Een groot deel van de huurders met een beperkte bestedingsruimte woont volgens gangbare normen passend qua huurprijs, maar doordat het inkomen laag is, heeft men mogelijk problemen om rond te komen. De problemen van deze groep zijn hierdoor niet (puur) door regulier huurbeleid op te lossen. Ook inkomens- en armoedebeleid speelt een rol, net als het verlagen van andere kostenposten. Ook kan gedacht worden aan meer individuele benaderingen, zoals vormen van inkomensondersteuning. Bijvoorbeeld via een woonlastenfonds of een geldloket zoals is opgezet in Amersfoort. Mogelijk kan ook een individuele huurprijsbepaling worden overwogen. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 5

Inleiding Aanleiding onderzoek Vorig jaar heeft Rigo het rapport Actualisatie woningmarktonderzoek; Grondslag voor de actualisatie van de Visie op Wonen en Leven in West-Brabant, Tholen en opgeleverd. In dat onderzoek wordt een beeld geschetst van de consequenties van de verwachte demografische en economische ontwikkelingen op de woningbehoefte. Bij dit onderzoek is een bestand opgebouwd waarin lokale gegevens (over inkomens, vermogens, voorraadsamenstelling) aan elkaar zijn gekoppeld. Met dit bestand is het ook mogelijk om een analyse te verrichten van de woonlasten en de bestedingsruimte van huurders. Dit soort analyses zijn vanuit het oogpunt van het thema betaalbaarheid uitermate interessant. Vandaar dat de samenwerkende corporaties aan RIGO hebben gevraagd om dergelijk aanvullend onderzoek te verrichten. Kader Een aantal van de corporaties heeft dit soort analyses al laten uitvoeren, door RIGO of (mogelijk) een ander bureau. Ook voor deze corporaties heeft een nale studie echter meerwaarde. Dit omdat men de eigen situatie/huurderspopulatie goed kan vergelijken met andere corporaties, maar ook omdat inzichtelijk wordt in hoeverre de gemeentelijke belastingen verschillen. Dat kan helpen om gemeenten te overtuigen van het feit dat betaalbaarheid niet alleen een kwestie is van huurbeleid. Het is van belang dat de uitkomsten vergelijkbaar zijn met andere uitgevoerde studies, binnen en uit buiten het gebied. Om deze reden: Is qua methodiek en uitgangspunten aangesloten op de studies die Rigo vorig jaar verrichtte in de gemeenten Tilburg, Breda en. Bij deze laatste studie was AlleeWonen een van de opdrachtgevers. In een recente studie in Etten-Leur is ook een gelijke methodiek gehanteerd. Wordt in paragraaf 1.3 ingegaan op de verschillende methodieken en definities die in omloop zijn en hoe deze zich verhouden tot de door ons toegepaste methode. Hierbij wordt ook stilgestaan bij de verschillen met eerdere Rigo-onderzoeken, zoals de studies die in de voorbije jaren voor Stadlander en RWS zijn verricht. Leeswijzer De snelle lezer wordt doorverwezen naar de integrale samenvatting aan het begin van dit rapport. Het rapport kent de volgende opbouw: In hoofdstuk 2 worden de actuele huur- en woonlasten van de huurders in het corporatiebezit weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt de methode van de budgetbenadering toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de bestedingsruimte van de, en hoe dit zich verhoudt tot de woonsituatie van de. Ten slotte wordt de omvang van de groep huurders met een betaalrisico weergegeven. In bovenstaande hoofdstukken wordt ingegaan op de ontwikkelingen op het niveau van de drie s (zie ook figuur 1-1). Op het niveau van de gemeenten worden enkele highlights besproken. In bijlage 2 worden de uitkomsten per gemeente gedetailleerd weergegeven in zogenoemde factsheets. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 6

f i gu u r 1-1 H e t w e r k g e b ie d v a n d e d e e l n e m e n d e c o r p o r a t ies Vergelijking methoden Van woonquote naar bestedingsruimte Een tiental jaar geleden werd bij studies naar betaalbaarheid vooral gebruik gemaakt van (woon- en huur)quoten. Deze quoten geven het percentage aan dat bepaalde inkomensgroepen aan hun woonlasten kwijtraakten. Hierbij werd een grenswaarde vastgesteld (bijvoorbeeld 35%) en als men daarboven uitkwam, werd dat als probleem gezien. Tegenstanders van deze methode gaven aan dat het iemands goed recht is om meer aan wonen te besteden: de ene geeft geld uit aan een mooie auto, de ander kiest voor woongenot. Als reactie op dit soort kritiek is een andere methode ontwikkeld, waarbij de absolute bestedingsruimte van huishoudens centraal is komen te staan. Daarbij worden van het besteedbaar inkomen allerlei andere essentiële kostenposten afgetrokken om inzichtelijk te maken welk bedrag voor wonen resteert. Voortschrijdende inzichten In dit onderzoek is deze methode toe gepast. Deze methode is de afgelopen jaren steeds verder doorontwikkeld: De inkomenspositie van huishoudens wordt steeds verfijnder in beeld gebracht (en daarbij ook de uitgangswaarde van deze berekeningsmethode); Er is veel discussie geweest over welke kostenposten als primair moeten worden beschouwd én welke bedragen bij deze kosten hoorden. Dan gaat het bijvoorbeeld om vragen als: moeten de kinderen ook lid kunnen zijn van een sportvereniging en zo ja welke sport? Inmiddels is over dit soort zaken een bepaald consensus ontstaan in de vorm van normbedragen van het Nibud. Daarbij worden per post twee varianten gehanteerd: een Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 7

basisbedrag (het bedrag dat men redelijkerwijs echt nodig heeft) en een adviesbedrag (waarbij men rekening houdt met een toename van de uitgaven naarmate het inkomen toeneemt). Ook is er veel discussie geweest over hoe de groep met een beperkte bestedingsruimte (lager dat de huidige huur) moet worden genoemd. Is dat een groep met een betaalrisico, een betaalbaarheidsrisico of een armoede(risico)? In dit onderzoek gebruiken we de term betaalrisico maar er zijn dus meerdere termen in omloop. Ten slotte is er veel discussie geweest over de vraag of het wel terecht is dat de huur als restpost wordt gezien. Men zou evengoed de huur eerder in de berekening kunnen invoeren en vervolgens bijvoorbeeld kunnen berekenen wat men aan lokale belastingen kan opbrengen. De berekeningswijze is hetzelfde gebleven, maar de uitkomsten worden wel met meer nuance geïnterpreteerd: het aanpassen van de huren wordt niet direct als enige oplossing beschouwd. Vergelijking eerdere onderzoeken In dit onderzoek is uitgegaan van de meest actuele inzichten. Dit heeft uiteraard vele voordelen, maar ook een nadeel: het is niet altijd eenvoudig om de uitkomsten te vergelijken met oude onderzoeken om ontwikkelingen in de bestedingsruimte inzichtelijk te maken. De voordelen wegen uiteraard op tegen dit nadeel, maar het is wel belangrijk stil te staan bij de verschillen met de eerder door Rigo uitgevoerde onderzoeken in de : Stadlander 2015. De focus in dit onderzoek lag (nog) op een normquotebenadering voor alleen de huurlasten, met uitgangspunten uit 2012. Er is echter ook een raming van de bestedingsruimte van de toegevoegd. Hierbij is alleen de doorgerekend. In de voorliggende studie zijn (a) twee varianten doorgerekend, (b) is het inkomen zuiverder bepaald (beter rekening gehouden met zorgtoeslag) en (c) is gebruik gemaakt van meer actuele bronnen (de nieuwe normbedragen van het Nibud en het nieuwe WoON 2015). RWS 2016. In dit onderzoek is net als in deze studie gekeken naar de absolute normbedragen van het Nibud. De hierbij gehanteerde uitgangspunten dateren uit 2015, in de voorliggende studie zijn de meest actuele inzichten meegenomen (zowel qua inkomensdefinities als qua normbedragen). In de studie voor RWS is geen specifieke analyse van de bestedingsruimte van de met een inkomen beneden de 35.739 verricht. In de recent uitgevoerde onderzoeken in de gemeenten Tilburg, Breda, Etten -Leur en 1 is een exact gelijke methode gehanteerd. Deze uitkomsten zijn dus goed vergelijkbaar. 1 Bij de overige woonlasten is er een kleine post aangepast/ verbeterd. Daardoor komen de uitkomsten niet overeen. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 8

tot 587 Actuele woonlasten Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de actuele woonlasten van huurders in het daeb-segment van de corporaties in de s en de gemeenten. In paragraaf 2.2 wordt aangegeven uit welke componenten de woonlasten bestaan en welke verschillen er zijn tussen de gemeenten. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de woonlasten van de verschillende inkomensgroepen en welk aandeel van het inkomen men kwijt is aan woonlasten. Componenten van woonlasten De huur De woonlasten van huurders bestaan in de eerste plaats uit de huur. In figuur 2-1 is aan de linkerkant de samenstelling van het daeb-bezit van de corporaties tot 711 naar weergegeven. In de Bergen is de voorraad tot de eerste aftoppingsgrens ( 587, prijspeil 2016) met 75% het kleinst en in de met 83% het grootst. Aan de rechterzijde van figuur 2-1 staan de scores per gemeente weergegeven. Niet elke gemeente is hierin direct te herkennen, vandaar ook dat er in de bijlage van dit rapport factsheets per gemeente zijn opgenomen. In deze rapportage is gekozen voor spreidingsfiguren, die een goed inzicht bieden in de mate waarin gemeenten van elkaar verschillen. De assen (de donkere lijnen) zijn op het gemiddelde gezet van het totale. De figuur laat zien dat met name in Rucphen (88%) en Noord-Beveland (86%) het aandeel woningen beneden de eerste aftoppingsgrens groot is. Een aanzienlijk deel van de woningen (circa 3) heeft in deze gemeenten een huurprijs beneden de tot 410. In Kapelle zijn er ook flink wat woningen beneden de eerste aftoppingsgrens, maar is de omvang van het goedkope bezit tot 410 klein. In en Woensdrecht is het corporatiebezit tot zowel 410 als tot 587 kleiner van omvang dan in het. f i gu u r 2-1 C o r p o r a t ie b e z i t d a e b - se g m e n t n a a r h u u r p r i j s, i n d e r e g i o s ( l ink s) en d e g e m e e n t e n ( r e c h t s), 2 0 1 6 6 14% 12% 8% 12% 9% 11% 1 1 59% 58% 65% 6 17% 19% 18% 18% Bergen tot 410 410 tot 587 587 tot 629 629 tot 711 95% 9 85% 75% 7 65% Kapelle corpratiebezit corporatiebezit naar huurprijs Borsele Woensdrecht Rucphen Noord-Beveland 6 5% 1 15% 25% 3 35% tot 410 Bergen Steenbergen Tholen Woensdrecht Bergen Halderberge Moerdijk Rucphen Borsele Goes Kapelle Reimerswaal Noord-Beveland Bron: corporaties, bewerking RIGO, WoON 2015 Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 9

Overige woonlasten Naast de huur hebben huurders te maken met kostenposten als water en energie en belastingen van de gemeenten en waterschappen. De kosten van deze belastingen staan per gemeente weergegeven in tabel 2-1, voor zowel eenpersoonshuishoudens (links) als meerpersoonshuishoudens (rechts). De gemeentelijke belastingen (reinigingsheffing en rioolafvoerheffing) zijn in de meeste woonplaatsen grote kostenposten voor huurders. Vooral de hoogte van de rioolafvoerheffing verschilt tussen de gemeenten. In de gemeenten Bergen en betaalt een eenpersoonshuishouden rond de 310 per jaar, in Kapelle 200 en in Tholen 70. In Rucphen wordt deze belasting niet betaald door de huurders, maar door corporatie T huisvester. Dat scheelt de huurders in vergelijking met de situatie in Bergen en 25 per maand in de woonlasten. Ook de reinigingsheffing in Rucphen ligt lager. t ab e l 2-1 B e la st in g e n va n d e g e m e e n t e n e n w a t e r sc h a p p e n, 2 0 1 6 2 Bergen Steenbergen Tholen Woensdrecht Halderberge Moerdijk Rucphen Borsele Goes Kapelle Reimerswaal Noord-Beveland eenpersoons reinigingsheffing 227 249 234 178 187 194 237 149 213 188 159 227 190 rioolafvoerheffing 319 147 72 144 149 175 305 0 52 106 195 125 163 zuiveringsheffing 53 53 56 53 53 53 53 53 56 56 56 56 56 ingezetenenheffing 52 52 94 52 52 52 52 52 94 94 94 94 94 651 501 456 427 441 473 647 254 415 444 504 502 503 meerpersoons reinigingsheffing 264 331 302 219 249 258 277 223 318 251 248 342 249 rioolafvoerheffing 319 147 102 192 198 233 305 0 67 106 260 181 163 zuiveringsheffing 158 158 167 158 158 158 158 158 167 167 167 167 167 ingezetenenheffing 52 52 94 52 52 52 52 52 94 94 94 94 94 794 689 665 622 658 702 793 434 646 619 769 784 673 Bron: COELO, Eneco, Nuon, Essent, Brabant Water, Enexis, Evides en Enduris, bewerking RIGO Woonlasten en woonquoten van huurders Een doorsnee huurder in het daeb-segment van de corporaties in de is 605 in de maand kwijt aan wonen. Het grootste deel van de woonlasten bestaat uit de netto huur (inclusief ): 425. De energierekening van huurders in de sociale huursector bedraagt circa 110 per maand en de lokale heffingen 65. De doorsnee huurquote bedraagt 23%: het percentage van het besteedbaar inkomen dat huurders uitgeven aan de huur (rekening houdend met eventueel ontvangen ). De woonquote (het percentage van het besteedbaar inkomen dat huurders uitgeven aan de totale woonlasten) bedraagt 35%. 2 Voor de laagste inkomens wordt rekening gehouden met kwijtschelding. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 10

t ab e l 2-2 W o o n l a s t e n, q u o t e n e n b e s t e e d b a a r h u is h o u d e n s in k o m e n p e r m a a n d va n h u u r d e r s in h e t da e b - s e g m e n t v a n d e c o r p o r a t ie s, 2 0 1 6, i n m e d i a n e n 3 Bergen primaire secundaire Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO midden inkomens hogere inkomens huishoudens tot 35.739 netto huur (incl. ) 335 515 535 560 430 390 gas en electriciteit 105 100 120 130 110 105 lokale belastingen en water 65 65 70 75 65 65 netto woonlasten 515 680 740 765 610 570 besteedbaar huishoudensinkomen 1.320 1.805 2.530 3.465 1.690 1.505 woonquote 38% 36% 29% 21% 35% 38% huurquote 25% 26% 15% 23% 25% energiequote 8% 6% 5% 4% 6% 7% belastingquote 4% 3% 3% 2% 4% 4% primaire secundaire midden inkomens hogere inkomens huishoudens tot 35.739 netto huur (incl. ) 335 505 530 550 420 390 gas en electriciteit 110 105 125 135 110 105 lokale belastingen en water 65 65 70 70 65 65 netto woonlasten 510 670 730 750 605 560 besteedbaar huishoudensinkomen 1.330 1.785 2.540 3.560 1.690 1.505 woonquote 38% 36% 28% 21% 34% 37% huurquote 25% 25% 14% 23% 25% energiequote 8% 6% 5% 4% 6% 7% belastingquote 4% 3% 3% 2% 3% 4% primaire secundaire midden inkomens hogere inkomens huishoudens tot 35.739 netto huur (incl. ) 330 500 535 540 425 385 gas en electriciteit 110 105 120 130 110 110 lokale belastingen en water 55 55 70 70 55 55 netto woonlasten 505 660 725 750 600 560 besteedbaar huishoudensinkomen 1.300 1.750 2.505 3.530 1.660 1.485 woonquote 38% 37% 28% 21% 35% 37% huurquote 25% 26% 14% 23% 25% energiequote 8% 6% 5% 4% 6% 7% belastingquote 4% 3% 3% 2% 3% 4% 3 Omdat in de tabel medianen zijn weergegeven tellen de netto huur en de overige woonlasten niet exact op tot de totale woonlasten. De mediaan is de middelste waarde in een reeks getallen die gerangschikt zijn naar grootte. Dat wil zeggen dat 5 van de getallen onder de mediaan li gt en 5 van de getallen boven de mediaan. Het voordeel van een mediaan is dat deze minder gevoelig is voor uitschieters dan het gemiddelde. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 11

secundaire De woonlasten van de huurders zijn in tabel 2-2 uitgesplitst naar en inkomensgroep. De primaire is in elke ongeveer een kwart van het inkomen kwijt aan de huur. Omdat de secundaire geen ontvangt ligt dit percentage voor deze groep een half procent hoger. Dit is met name het geval in s Bergen en. De midden- en de hogere inkomens hebben vanwege een hoger inkomen een (veel) lagere huurquote. f i gu u r 2-2 H u u r q u o t e p e r g e m e e n t e e n r e g i o, 2 0 1 6 28% 27% 26% 25% 24% Rucphen huurquote Kapelle Reimerswaal Woensdrecht 23% 22% 23% 24% 25% 26% 27% primaire Bergen Steenbergen Tholen Woensdrecht Bergen Halderberge Moerdijk Rucphen Borsele Goes Kapelle Reimerswaal Noord-Beveland Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO Hoewel de verschillen tussen de s klein zijn, zijn er wel degelijk verschillen tussen de gemeenten (figuur 2-2). In Rucphen en Reimerswaal met relatief veel goedkope huurwoningen is de huurquote van zowel de primaire als de secundaire lager dan in het gehele. In Woensdrecht en met relatief weinig goedkope huurwoningen is de huurquote van beide groepen hoger. In Kapelle heeft met name de secundaire een relatief hoge huurquote. De woonquote van de primaire bedraagt in elke 38%. De woonquote van de secundaire bedraagt 36% in de s Bergen en en 37% in de. Binnen de gemeenten springt vooral Rucphen eruit met een lage woonquote voor zowel de primaire en secundaire ( figuur 2-3). Dit heeft te maken met de relatief lage huren in combinatie met lage overige woonlasten. In en Noord-Beveland is de woonquote van beide groepen relatief hoog. In Kapelle geldt dit alleen voor de secundaire. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 12

secundaire f i gu u r 2-3 W o o n q u o t e p e r g e m e e n t e e n r e g io, 2 0 1 6 woonquote 39% Noord-Beveland 38% Kapelle 38% 37% 37% 36% 36% 35% Rucphen 35% 34% 34% 35% 36% 37% 38% 39% primaire Bergen Steenbergen Tholen Woensdrecht Bergen Halderberge Moerdijk Rucphen Borsele Goes Kapelle Reimerswaal Noord-Beveland Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 13

De bestedingsruimte van de Inleiding In dit hoofdstuk staat de bestedingsruimte van de met een inkomen tot 35.739 centraal. In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op de gehanteerde methode en in paragraaf 3.3 op de inkomensvariatie binnen de. In paragaaf 3.4 en 3.5 wordt de budgetbenadering toegepast. Hierbij wordt uitgaande van het besteedbaar inkomen berekend wat men aan woonlasten en aan de huur zou kunnen betalen, uitgaande van bepaalde vaste uitgaven aan primaire levensonderhoud. In paragraaf 3.6 wordt stilgestaan bij de groep die volgens deze beredenering te weinig heeft: de groep met een betaalrisico. Methode Bij het voorgaande onderzoek in de is een bestand opgebouwd waarin lokale gegeve ns (over inkomens, vermogens, voorraadsamenstelling) aan elkaar zijn gekoppeld. Dit databestand is in deze studie gecombineerd met aannamen volgens de budgetbenadering. Hiervoor is gebruik gemaakt van gegevens van het NIBUD, COELO en informatie van energie leveranciers en waterbedrijven in de. In het vervolg van deze paragraaf worden de budgetbenadering en de hier gehanteerde uitgangspunten nader toegelicht. Budgetbenadering De budgetbenadering kan in Nederland op veel draagvlak rekenen en wordt veelv uldig toegepast. De ruimte voor woonlasten wordt hierbij berekend door de kosten voor overige uitgaven van het besteedbaar inkomen af te trekken. Daarbij is van belang a) welke overige uitgavenposten worden meegenomen en b) hoe hoog de kosten van die uitga ven worden ingeschat. De uitgaven die het Nibud standaard meeneemt zijn vaste lasten (bijvoorbeeld telefoon, verzekeringen), reserveringsuitgaven (kleding, inventaris) en huishoudelijke uitgaven (voeding, persoonlijke verzorging). De hoogte van de kosten voor overige uitgaven verschilt per type huishouden. Daarbij houdt het Nibud rekening met de leeftijd en de samenstelling van het huishouden. De leeftijd is vooral van belang voor leeftijdsspecifieke belasting - en inkomensregelingen, zoals de AOW. Het aantal volwassenen en kinderen in een huishouden is sterk bepalend voor de hoogte van de overige uitgaven, zoals de kosten van voedsel en kleding. Twee varianten voor overige uitgaven Voor het berekenen van de benodigde uitgaven per type huishouden maakt het Nibud gebruik van twee bedragen: basisbedragen en voorbeeldbedragen. De basisbedragen zijn de minimale kosten (volgens het Nibud) voor elk huishouden, onafhankelijk van het inkomen. Daarbij houdt het Nibud rekening met de leeftijd en de samenstelling van het huishouden. De voorbeeldbedragen staan voor een representatief bestedingsniveau bij een bepaald inkomen (o.b.v. het budgetonderzoek van het CBS) en nemen toe met het inkomen. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 14

Deze bedragen van het Nibud zijn gebruikt bij het berekenen van de ruimte voor woonlasten per huishoudenstype. Deze benadering is schematisch weergegeven in figuur 3-1. In deze studie worden twee varianten gehanteerd: 1. Een (de donkergroene pijl in figuur 3-1), uitgaande van de basisbedragen van het Nibud (de blauwe lijn in figuur 3-1). Naarmate het inkomen stijgt, wordt de ontstane extra bestedingsruimte bij de ruimte voor woonlasten gerekend. 2. Een (de donkerblauwe pijl in figuur 3-1). Het Nibud adviseert om bij het bepalen van de ruimte voor woonlasten voor de overige uitgaven uit te gaan van het gemiddelde tussen de (minimale) basisbedragen en de voorbeeldbedragen die afhankelijk zijn van het inkomen (oranje lijn in figuur 3-1). Dit gemiddelde hanteert het Nibud als norm voor de overige uitgaven (normbedragen, de groene lijn in figuur 3-1). Naarmate het inkomen stijgt, wordt de ontstane extra bestedingsruimte gedeeltelijk bij de ruimte voor woonlasten gerekend (). In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de gebruikte normbedragen per huishoudenstype en inkomensgroep. f i gu u r 3-1 S c h e m a t isc h e w e e r g a v e b e t a a lb a a r h e i d sn o r m e n ruimte voor woonlasten Inzicht in de bestedingsruimte van de Op basis van de budgetbenadering onderzoeken is onderzocht wat een bepaald type huishouden aan huur zou kunnen betalen. De benadering is grofweg als volgt: Het uitgangspunt is het besteedbaar inkomen van de ; Hiervan worden afgetrokken de niet aan het wonen gerelateerde kosten van het primaire levensonderhoud ( en ). Via deze weg ontstaat inzicht in de bedragen die men aan wonen kan besteden. Daar worden dan de overige woonlasten vanaf getrokken om te komen tot het bedrag dat men beschikbaar heeft om de huur van te betalen. We geven de bestedingsruimte weer exclusief de en inclusief de die men op dit moment ontvangt. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 15

% meer dan 1.800 Inkomensvariatie binnen de van beleid in het corporatiebezit Onder de inkomensgrens van 35.739 is er een grote variatie in besteedbare inkomens. Een klein deel van de in het totale (5%, 1.800 huishoudens) heeft niet meer dan 1.000 per maand te besteden ( figuur 3-2). Vooral onder jongere eenpersoonshuishoudens zijn de inkomens laag, maar zij hebben ook minder uitgaven. Tweepersoonshuishoudens en gezinnen hebben meestal meer dan 1.800 te bestede n (tabel 3-1). Tussen de s Bergen en zijn weinig verschillen in de inkomensverdeling van de. In de wonen relatief weinig huurders met een besteedbaar inkomen van meer dan 1.800 per maand, met uitzondering van de gemeente Kapelle. In de drie steden Bergen, en Goes wonen veel huurders met een laag besteedbaar inkomen tot 1.200 per maand. In Rucphen is deze groep relatief klein. In Reimerswaal en in mindere mate Noord-Beveland wonen relatief veel huishoudens met een inkomen tussen 1.200 en 1.800 per maand. f i gu u r 3-2 D e in k o m e n s verde li n g ( b e s t e e d b a a r in k o m e n p e r m a a n d ) o n d e r d e d o e l g r o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t ie b e z it, in d e r e g io s ( li n k s) e n d e g e m e e n t e n ( r e c h t s ), 2 0 1 6 6 38% 37% 14% 14% 15% 16% 14% 14% 3 15% 15% 37% 14% 15% 14% 15% 14% 16% 15% 5% 5% 3% 5% Bergen tot 1.000 1.000 tot 1.200 1.200 tot 1.400 1.400 tot 1.600 1.600 tot 1.800 > 1.800 44% 42% Kapelle 38% Rucphen Bergen 36% 34% Goes 32% Reimerswaal 3 Noord-Beveland 28% 12% 14% 16% 18% 22% 24% 26% 28% % tot 1.200 Bergen Steenbergen Tholen Woensdrecht Bergen Halderberge Moerdijk Rucphen Borsele Goes Kapelle Reimerswaal Noord-Beveland Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO t ab e l 3-1 D e ink o m e n s verde l in g ( b e s t e e d b a a r i n k o m e n p e r m a a n d ) o n d e r d e d o e l g r o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t ie b e z it i n h e t t o t a le w e r k g e b ied, n a a r h u is h o u d e n styp e, 2 0 1 6 tot 1.000 1.000 tot 1.200 Bron: WoON 2015, RIGO woningmarktsimulatie 1.200 tot 1.400 1.400 tot 1.600 1.600 tot 1.800 > 1.800 aantal = eenpersoons tot 65 jaar 11% 31% 12% 14% 14% 19% 12.310 eenpersoons 65+ 1% 13% 3 24% 15% 17% 10.920 paren tot 65 jaar 6% 2% 2% 14% 12% 64% 2.040 paren 65+ 3% 1 87% 5.130 eenoudergezin 3% 4% 9% 44% 4.410 gezin 1% 1% 2% 3% 12% 81% 2.290 5% 15% 14% 15% 14% 37% 37.100 aantal = 1.810 5.490 5.170 5.720 5.210 13.690 37.100 Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 16

Bestedingsruimte van de Bestedingsruimte voor wonen Als de kosten voor primair levensonderhoud worden afgetrokken van het best eedbaar inkomen, ontstaat een restbedrag dat aan wonen kan worden besteed. Circa 18% tot van de in het totale heeft minder dan 410 per maand beschikbaar voor wonen (figuur 3-3). Het zijn vooral jongere huishoudens tot 65 jaar met kleine budgetten (tabel 3-2). Ouderen zitten zeker als beide partners nog leven vaak ruimer bij kas. Volgens beide varianten kan circa 84% van de oudere stellen meer d an 629 aan wonen besteden. De verschillen tussen de drie s zijn klein. Binnen de drie s hebben vooral huurders in de drie steden een beperkte bestedingsruimte voor wonen (figuur 3-4). In Goes, Bergen en kan rond de 22% van de huurders niet meer dan 410 per maand aan wonen besteden. In alle andere gemeenten ligt dit aandeel onder het nale gemiddelde van. Rucphen zit met bijna 15% helemaal aan de andere kant van het spectrum. Ongeveer tweederde van de huurders kan hier meer dan 587 per maand aan wonen besteden. f i gu u r 3-3 B e ste d i n g sr u imte vo o r w o n e n v a n d e d o e lgr o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t iebez it, e x c lu sie f h u u r t o e s la g, v o lge n s t w e e v a r i a n t e n 51% 52% 51% 51% > 711 629 tot 44% 711 44% 44% 44% > 711 629 tot 711 6 8% 8% 7% 8% 4% 4% 4% 4% 19% 18% 19% 18% 18% 18% 18% 18% Bergen 6 587 tot 629 11% 12% 11% 12% 410 tot 6% 587 6% 6% 6% tot 410 18% 18% 19% 18% Bergen 587 tot 629 410 tot 587 tot 410 Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO t ab e l 3-2 B e s t e d i n g sr u imte vo o r w o n e n v a n d e d o e lgr o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t iebez it i n h e t t o t a le w e r k g e b ied, e x c lu sie f h u u r t o e s la g, v o lge n s t w e e v a r i a n t e n tot 410 410 tot 629 > 629 tot 410 410 tot 629 > 629 eenpersoons tot 65 jaar 33% 16% 5 38% 14% 47% eenpersoons 65+ 3% 36% 61% 3% 42% 55% paren tot 65 jaar 23% 12% 64% 24% 15% 61% paren 65+ 4% 12% 84% 4% 12% 84% eenoudergezin 25% 26% 49% 25% 28% 47% gezin 25% 16% 6 25% 25% 5 18% 22% 59% 25% 55% Bron: WoON 2015, RIGO woningmarktsimulatie Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 17

tot 587 f i gu u r 3-4 B e ste d i n g sr u imte vo o r w o n e n v a n d e d o e lgr o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t iebez it, e x c lu sie f h u u r t o e s la g, v o lge n s d e a d v ie sv a r i a n t 44% 42% 38% 36% bestedingsruimte voor wonen Kapelle Noord-Beveland Goes Bergen op Zoom 34% Steenbergen Rucphen 32% 12% 14% 16% 18% 22% 24% tot 410 Bergen Steenbergen Tholen Woensdrecht Bergen Halderberge Moerdijk Rucphen Borsele Goes Kapelle Reimerswaal Noord-Beveland Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO Bestedingsruimte voor de huur Als het voor wonen beschikbare inkomen wordt verminderd met de overige woonlasten (water, energie en belastingen van gemeenten en waterschappen), dan ontstaat de verdeling zoals weergegeven in figuur 3-5. Circa 35% tot 37% van de in het totale kan onder gedane aannamen, zonder ondersteuning van de niet meer dan 410 per maand aan huur betalen. Het gaat relatief vaak om gezinnen en eenpersoonshuishoudens tot 65 jaar (tabel 3-3). Circa 32% tot 44% kan meer dan 629 betalen, waarbij het relatief vaak gaat om oudere stellen. Inclusief neemt de groep die niet meer dan 410 huur per maand kan betalen af tot 17% a 18% (figuur 3-6), waarover meer in het vervolg van deze paragraaf. De verschillen tussen de drie s zijn klein, zowel exclusief als inclusief (huidige). Binnen de drie s zijn er wel degelijk verschillen tussen de gemeenten. Exclusief hebben vooral huurders in Bergen en (rond de ) en in mindere mate Goes (38%) een beperkte bestedingsruimte voor de huur (figuur 3-4). In Rucphen, aan de andere kant van het spectrum, gaat het om 29%. Inclusief halveert het aandeel in van tot, maar is nog steeds relatief hoog (figuur 3-8). Ook in Reimerswaal gaat het om, op de voet gevolgd door Noord -Beveland en Bergen. Goes ligt dicht bij het gemiddelde voor de. In de gemeenten Rucphen, Woensdrecht en Steenbergen hebben huurders een ruimere bestedingsr uimte: een grote meerderheid heeft meer dan 587 per maand te besteden voor de huur (inclusief ). Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 18

tot 587 f i gu u r 3-5 B e ste d i n g sr u imte vo o r d e h u u r v a n d e d o e l g r o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t i e b e z it, e x c lu sie f h u u r t o e s la g, v o lge n s t w e e v a r i a n t e n 6 37% 38% 37% 37% 6% 4% 7% 4% 7% 4% 7% 4% 17% 16% 17% 17% > 711 21% 22% 21% 22% 629 tot 11% 711 1 11% 11% 5% 5% 6% 5% 6 587 tot 629 25% 25% 26% 25% 410 tot 587 > 711 629 tot 711 587 tot 629 410 tot 587 36% 35% 35% 35% tot 410 37% 37% 37% 37% tot 410 Bergen Bergen Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO t ab e l 3-3 B e s t e d i n g sr u imte vo o r d e h u u r v a n d e d o e l g r o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t i e b e z it i n h e t t o t a le w e r k g e b ied, e x c lu sie f h u u r t o e s la g, v o lge n s t w e e v a r i a n t e n tot 410 410 tot 629 > 629 tot 410 410 tot 629 > 629 eenpersoons tot 65 jaar 45% 14% 41% 47% 24% 3 eenpersoons 65+ 27% 31% 41% 27% 47% 26% paren tot 65 jaar 34% 17% 49% 37% 43% paren 65+ 14% 24% 61% 14% 37% 49% eenoudergezin 5 16% 34% 51% 19% 3 gezin 41% 14% 45% 5 12% 38% 35% 21% 44% 37% 31% 32% Bron: WoON 2015, RIGO woningmarktsimulatie f i gu u r 3-6 B e ste d i n g sr u imte vo o r d e h u u r v a n d e d o e l g r o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t i e b e z it, e x c lu sie f h u u r t o e s la g, v o lge n s d e a d v ie sv a r i a n t 68% 66% 64% 62% 6 58% bestedingsruimte voor de huur (excl. Reimerswaal Woensdrecht Noord-Beveland Bergen op Zoom Goes Rucphen 56% 28% 3 32% 34% 36% 38% 42% tot 410 Bergen Steenbergen Tholen Woensdrecht Bergen Halderberge Moerdijk Rucphen Borsele Goes Kapelle Reimerswaal Noord-Beveland Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 19

tot 587 f i gu u r 3-7 B e ste d i n g sr u imte vo o r d e h u u r v a n d e d o e l g r o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t i e b e z it, inc lu si e f h u u r t o e s l a g, vo lge n s t w e e v a r i a n t e n 6 37% 38% 37% 37% 19% 19% 18% 19% 5% 5% 6% 5% 22% 21% 21% 21% 16% 17% 18% 17% Bergen > 711 21% 22% 21% 22% 629 tot 711 26% 6 587 tot 629 26% 26% 26% 7% 8% 7% 410 tot 587 8% 27% 27% 27% 27% tot 410 18% 18% 18% 18% Bergen > 711 629 tot 711 587 tot 629 410 tot 587 tot 410 Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO t ab e l 3-4 B e s t e d i n g sr u imte vo o r d e h u u r v a n d e d o e l g r o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t i e b e z it i n h e t t o t a le w e r k g e b ied, inc lu sie f h u u r t o e s la g, v o lge n s t w e e v a r i a n t e n tot 410 410 tot 629 > 629 tot 410 410 tot 629 > 629 eenpersoons tot 65 jaar 23% 31% 46% 25% 35% eenpersoons 65+ 8% 3 62% 8% 42% 5 paren tot 65 jaar 23% 22% 55% 26% 24% 49% paren 65+ 6% 14% 79% 6% 74% eenoudergezin 24% 28% 48% 24% 31% 46% gezin 29% 18% 53% 33% 23% 44% 17% 27% 56% 18% 34% 48% Bron: WoON 2015, RIGO woningmarktsimulatie f i gu u r 3-8 B e ste d i n g sr u imte vo o r d e h u u r v a n d e d o e l g r o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t c o r p o r a t i e b e z it, inc lu si e f h u u r t o e s l a g, v o lge n s d e a d v ie sv a r i a n t 54% bestedingsruimte voor de huur (incl. ) Noord-Beveland 52% 5 Reimerswaal 48% 46% 44% 42% Steenbergen Rucphen 38% Woensdrecht 12% 14% 16% 18% 22% tot 410 Bergen Steenbergen Tholen Woensdrecht Bergen Halderberge Moerdijk Rucphen Borsele Goes Kapelle Reimerswaal Noord-Beveland Bron: WoON 2015, woningmarktsimulatie RIGO Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 20

tot 410 410-587 587-629 629-711 > 711 Samenstelling huurders, naar bestedingsruimte voor de huur Als men de groep met een beperkte bestedingsruimte met specifieke regelingen tegemoet wil komen, is het relevant te weten om wat voor type huishoudens het gaat. In figuur 3-9 is aangeven om welke huishoudenstypen het hier gaat in het totale. De groep met een bestedingsruimte van minder dan 410 per maand (exclusief ) bestaat voor het grootste deel uit jongere alleenstaanden, gevolgd door eenoudergezinnen en oudere alleenstaanden. In klasse 410 tot 587 zien we deze laatste groep vaker terug. f i gu u r 3-9 G e d e t a i l leerde o p b o u w va n d e b e s t e d in g sr u im t e vo o r d e h u u r ( e x c l u s ief h u u r t o e s l a g ) va n de d o e lgr o e p t o t 3 5. 7 3 9 i n h e t t o t a le w e r k g e b ie d, n a a r h u is h o u d e n styp e ( a d vi e sv a r i a n t ) 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 gezin eenoudergezin paren 65+ paren tot 65 jaar eenpersoons 65+ eenpersoons tot 65 jaar Bron: WoON 2015, RIGO woningmarktsimulatie In figuur 3-10 is de huishoudenssamenstelling van de groep met een beperkte bestedingsruimte tot 410 per weergegeven. In de is de groep eenpersoonshuishoudens met 45% het grootst (42% in het totale ). In de s Bergen op Zoom en gaat het wat vaker om eenoudergezinnen. In figuur 3-11 is de woonsituatie van de groep met een beperkte bestedingsruimte tot 410 weergegeven. In het totale woont 22% van deze groep in een huurwoning met een huurprijs beneden de 410 per maand en 57% betaalt een huurprijs tussen de 410 en 587. Een groot deel woont dus volgens gangbare normen passend qua huurprijs, maar doordat het inkomen laag is, heeft men mogelijk problemen om rond te komen. De afhankelijkheid van de is bij deze groep dan ook groot. De stelt een deel van de groep (ruim een vijfde) ook in staat om een huurprijs boven de eerste aftoppingsgrens te huren. In de woont de groep met een beperkte bestedingsruimte het meest passend; in de Bergen het minst. Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 21

f i gu u r 3-10 H u i sh o u d e n ss a m e n s t e l l in g va n d e g r o e p m e t e e n m in imale b e ste d in g sr u i m t e v o o r de h u u r ( t o t 4 1 0, e x c lu s ief h u u r t o e s l a g, a d vie s var ia n t ) 6 7% 7% 7% 7% 17% 18% 15% 17% 6% 5% 6% 6% 5% 4% 6% 5% 23% 22% 23% 23% 41% 42% 45% 42% Bergen gezin eenoudergezin paren 65+ paren tot 65 jaar eenpersoons 65+ eenpersoons tot 65 jaar Bron: WoON 2015, RIGO woningmarktsimulatie f i gu u r 3-11 W o o n s it u a t ie n a a r h u u r p r ij s v a n d e g r o e p m e t e e n m in i m a le b e ste d in g sr u im t e vo o r de h u u r ( t o t 4 1 0, e x c l u s ief h u u r t o e sl a g, a d v iesva r ia n t ) 6 1 4% 11% 3% 6% 8% 1 3% 9% 9% 9% 57% 54% 61% 57% 22% 23% 22% Bergen > 711 629 tot 711 587 tot 629 410 tot 587 tot 410 Bron: WoON 2015, RIGO woningmarktsimulatie Bestedingsruimte versus woonsituatie Bij de betalingsmogelijkheden van huurders speelt de een belangrijke rol. In figuur 3-12 t/m figuur 3-14 staat de verdeling aangegeven van het voor huur beschikbare bedrag exclusief en inclusief de die men ontvangt. Deze bestedingsruimte is afgezet tegen de huurprijzen van het bezit waarin de op dit moment woont. De figuur maakt direct de grote afhankelijkheid van de duidelijk. Zonder de zou in de Bergen rond de 36% niet meer dan 410 per maand kunnen betalen, terwijl de voor slechts 18% in deze woningen woont. De maakt wat dit betreft veel goed, maar woningen aan de onderkant zijn nog altijd schaars. In de andere twee s is een soortgelijk beeld zichtbaar. Voor de andere onderscheiden segmenten geldt dat minder. Er lijkt zelfs ruimte te zijn voor enige huurverhoging, maar die moet niet worden overschat. Vaak kan men slechts enkele euro s meer betalen dan de opgenomen prijsgrenzen. Daarnaast geldt dat de kostenposten Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 22

vrij minimaal zijn ingevuld en er bijvoorbeeld geen rekening is gehouden met de noodzaak om te kunnen sparen. In de andere twee s is een soortgelijk beeld zichtbaar. In de factsheets staan de overzichten per gemeente weergegeven. Ten slotte geldt dat deze figuur niet inzichtelijk maakt wie in welke woningen woont. Ook binnen het daeb-segment geldt dat het inkomen niet altijd aansluit op de hu urprijs. Dit is een van de redenen geweest om in de Woningwet de regels van het passend toewijzen op te nemen. f i gu u r 3-12 D e o p b o u w va n d e b e s t e d in g sr u imte va n d e d o e lgr o e p t o t 3 5. 7 3 9, a f g e z e t t e g e n de h u u r p r i j s d ie me n w e r k e l i j k b e t a a lt, vo l g e n s t w e e var ia n t e n in d e r e g io B e r g e n o p Z o o m 6 37% 37% 6% 4% 17% 36% exclusief 19% 5% 22% 4% 12% 9% 57% 16% 18% incl. ontvangen woonsituatie 6 21% > 711 21% 11% 5% 25% 37% exclusief 26% 7% 27% 4% 12% 9% 57% 18% 18% incl. ontvangen woonsituatie > 711 629 tot 711 587 tot 629 410 tot 587 < 410 Bron: WoON 2015, RIGO woningmarktsimulatie Leesvoorbeeld: zonder kan bij de 36% van de niet meer dan 410 betalen (het donkerblauwe blokje aan de linkerkant). Als wel rekening wordt gehouden met de (de kolom inclusief ontvangen ), daalt dit aandeel tot 16%. Van de woont 18% in een woning met een dergelijke huurprijs (de kolom woonsituatie ). f i gu u r 3-13 D e o p b o u w va n d e b e s t e d in g sr u imte va n d e d o e lgr o e p t o t 3 5. 7 3 9, a f g e z e t t e g e n de h u u r p r i j s d ie me n w e r k e l i j k b e t a a lt, vo l g e n s t w e e var ia n t e n in d e r e g io R o o se n d a a l 6 38% 38% 7% 4% 16% 35% exclusief 19% 5% 21% 3% 11% 9% 56% 17% 21% incl. ontvangen woonsituatie 6 22% > 711 22% 1 5% 25% 37% exclusief 26% 8% 27% 3% 11% 9% 56% 18% 21% incl. ontvangen woonsituatie > 711 629 tot 711 587 tot 629 410 tot 587 < 410 Bron: WoON 2015, RIGO woningmarktsimulatie Rapport 12 juli 2017 Betaalbaarheid in de West-Brabant, Tholen en 23