Event Circus Het event vindt plaats tijdens het lesuur. Ouders zijn uitgenodigd om te komen kijken en mogen ook assisteren op de baan. Van te voren wordt kort aan de kids uitgelegd dat er deze les 5 oefeningen zijn waarbij ze stempels kunnen verdienen. Aan het einde krijgen zij een oorkonde voor het afsluiten van het desbetreffende blok. Aankleding: ballonnen, slingers, rode neuzen, jongleerspullen, Stempel van een clown Organisatie: alle oefeningen zijn van te voren uit te zetten op 1 tennisbaan. Oefening 1 vindt plaats aan het begin van de tennisbaan en bij elke volgende oefening schuiven de kids een stukje op. Zo zit er een logische volgorde in en hoeft de trainer tussendoor geen nieuwe oefeningen op te bouwen. Na elke oefening mogen de kinderen een stempel halen bij de leraar en aan het einde van de les hebben ze bij alle onderdelen een stempel staan en mogen ze de oorkonde mee naar huis nemen. De club kan er zelf voor kiezen om nog een kleinigheidje toe te voegen. De afsluitende oefeningen: Oefening 1: Leeuwentikkertje Oefening 2: Fopbal Oefening 3: De leeuw springt door het vuur Oefening 4: Clownsneuzen Oefening 5: De acrobaat en de clown 1
Oefening 1 Leeuwentikkertje Doel: De speler heeft snelle voeten. Materialen: per kind 1 stukje tenniskids-lint van ongeveer 30cm. Uitleg: Alle leeuwen lopen los binnen de circusring. Set & Let proberen de leeuwen bij hun staart te grijpen. Alle spelers, op 1 iemand na, krijgen een stuk tennislint en stoppen dit een klein stukje in de achterkant van hun broek zodat ze een staart krijgen De speler zonder staart probeert om zo snel mogelijk alle staarten te pakken De trainer klokt 1 minuut en telt hoeveel staarten de speler heeft weten te pakken Na 1 minuut krijgt iedereen zijn staart weer terug en mag iemand anders het proberen Aanwijzing: kijk naar de tikker en probeer hem niet de kont toe te keren want dan kan hij je staart makkelijk pakken Te makkelijk: de leeuwen mogen alleen maar huppelen of zijwaarts bewegen, de speler die probeert de staarten te pakken mag wel gewoon rennen. Of iedereen mag elkaars staart pakken. Als je eentje hebt gepakt, doe je die bij jezelf erbij. Te moeilijk: doe deze oefening 1 op 1 in een klein gebied 2
Oefening 2 Fopbal Doel: De speler kan een aankomende bal in stilstand vangen met 2 handen na 1 of meerdere stuiten Materialen: markeertekens, 1 bal Uitleg: De clown deelt snoepjes uit aan het publiek. Hij gooit ze vanuit de circusring zo de tribune in dus het publiek moet de snoepjes vangen. Soms doet hij alsof hij het snoepje gooit, maar dan fopt hij het publiek en gooit hij deze niet. De spelers (het publiek) staan in een halve cirkel om de trainer (de clown) heen achter een markeerteken op 3m afstand. Elke speler heeft twee handen op zijn rug, deze mag de trainer niet zien. De trainer gooit 1 van de spelers een bal (snoepje) aan en de speler probeert deze te vangen na 1 of meerdere stuiten. De trainer doet soms ook alsof hij een snoepje gooit maar maakt een schijnbeweging (fopbal). Als dat gebeurt moet de speler er niet in trappen en zijn handen op de rug houden. Als de speler de bal niet vangt of zijn handen laat zien bij een fopbal, rent de speler een rondje om de baan en sluit daarna weer aan. Aanwijzing: probeer bij het vangen je handen al voor je te hebben en als een kommetje te houden, breed staan Te makkelijk: minder stuiten, kleinere/hardere bal Te moeilijk: meer stuiten, grotere/zachtere bal 3
Oefening 3 De leeuw springt door het vuur Doel: De speler kan een horizontale zwaai laten zien Materialen: 1 foambal en 1 hoepel per tweetal Uitleg: In het circus is het de beurt aan de leeuwen om hun kunstjes te laten zien. Ze springen door een hoepel met vuur heen. Daarbij raken ze de rand van de hoepel niet! Set & Let doen de leeuwen na en proberen de bal door de hoepel te slaan zonder dat deze de rand raakt. De spelers werken in tweetallen. Een speler houdt een hoepel aan de zijkant van zijn lichaam De andere speler staat op 3m afstand en probeert de bal door de hoepel heen te slaan Als dit gelukt is, houdt de speler met de hoepel deze meer omhoog/omlaag of gaat verder/dichterbij staan Nadat dit 5 keer gelukt is, wisselen de spelers van functie Aanwijzing: wijs met je navel naar de zijkant, laat de bal schuin voor je vallen en sla dan van achter naar voren Te makkelijk: de speler met de hoepel gaat op moeilijke plekken staan Te moeilijk: hou de afstand tot de hoepel zo klein mogelijk 4
Oefening 4 Clownsneuzen Doel: De speler kan de hoogte van de aankomende bal inschatten en de positie achter-voor daar op aanpassen Materialen: 1 foambal en 3 markeertekens per tweetal Uitleg: De clown deelt clownsneuzen uit aan het publiek en probeert iedereen een rode neus toe te werpen. Ook helemaal de achterste rijen van het publiek. Set & Let moeten inschatten of de rode neus voorin of achterin het publiek terecht komt. De spelers werken in tweetallen en staan op een blauw tenniskids veld. De markeertekens liggen als een lijn op de helft van het veld waardoor er een voor en achter veld ontstaat. Een speler gooit de bal onderhands naar de overkant (de rode neus het publiek in gooien), waar de speler met racket staat. De speler met het racket roept voor of achter zodra hij ziet waar de bal gaat stuiten. Vervolgens speelt de speler vanaf daar de bal terug na 1 of meerdere stuiten. Na 5 gelukte pogingen wisselen de spelers van functie (gelukt is wanneer de speler de juiste inschatting weet te maken). Aanwijzing: roep voor of achter zodra je ziet waar de bal gaat stuiteren Te makkelijk: de bal moet na 1 stuit worden terug gespeeld Te moeilijk: als het terug spelen niet meteen lukt. Laat de speler de bal eerst stoppen en vervolgens vanaf voor of achter de bal terug spelen 5
Oefening 5 De acrobaat en de clown Doel: De speler is gericht op geen fouten maken Materialen: 1 foambal per tweetal Uitleg: Net zoals vorige week zien de clown en de acrobaat dat Set & Let goed zijn in tennissen en willen dit ook wel eens proberen. In deze oefening wordt 1 tegen 1 gespeeld op een blauw veld. De ene speler is de acrobaat en de andere speler is de clown De ene speler gooit de bal aan en de ander speelt deze na 1 of meerdere stuiten over het net en tussen de lijnen. Als dit lukt, is er niks aan de hand. Maar als dit fout gaat, dus de bal gaat in het net of buiten de lijnen, dan heeft de ander een punt. De speler aan de overkant hoeft de bal niet terug te slaan. De spelers tellen hardop. Wisselen als de aangooier 3 punten heeft. Aanwijzing: wijs met je navel naar de zijkant, laat de bal eerst 1 (of meer) keer stuiten voordat je deze slaat Te makkelijk: als het spelers al lukt om de bal meteen terug te slaan dan mogen ze dat proberen Te moeilijk: gebruik een ballon in plaats van foambal en knijpers om de stand bij te houden 6